SIBW8- tl IhVEliTEM lERLill fWR 8MS Eli «I8TWE LI De LeVensredder. Zaterdag 6 Juni 1903. 58e Jaargang. ITo. 45. o Uitgever: B. FALKENA Mzn., Singel, Sneek. EEN JAAR GELEDEN. FEUILLETON. BEKENDMAKING. Slot volgt, I Hit blad verschijnt WOENSDAGS en ZATERDAGS. ABONNEMENTSPRIJS voor Sneek f 0,40 per 3 maanden, franco per post f0,50. Abonnementen worden te allen tijde aangenomen. Toen het Zondag-Pinksteren was en christen en jood, ieder met zijne intenties, dezen feest dag herdacht, was ’t juist een jaar geleden, dat te Vereeniging, aan de riviel de Vaal, juist waar de groote spoorweg van Bloemfontein naar Pretoria den Vrijstaat verlaat en Trans vaals gebied ingaat, de vrede gesloten werd, die aan een vreeselijken oorlog een einde maakte. NOVELLE. Bewerkt door AM0. Verkiezing voor den Gemeenteraad. De BURGEMEESTER der Gemeente Sneek, Brengt ter algemeene kennis, d»t eene verkiezing van vijf leden van den Raad dezer Gemeente zal plaats hebben op Dinsdag 30 Juni e.k.; dat op dien dag, van des voormiddags negen uur tot des namiddags vier uur. daartoe bij hem kunnen worden ingeleverd opgaven van Candida ten. Deze opgaven moeten inhouden den naam, de voor letters en de woonplaats van den Candidaat en onder- teekend zijn door ten minste vijf en twintig kiezers, bevoegd tot deelneming aan deze verkiezing. De tot invulling bestemde formulieren voor deze op gaven zijn kosteloos ter secretarie dezer gemeente ver. krijgbaaren wel op de gewone bureau-uren gedurende veertien dagen vóór en op den dag der verkiezing. De inlevering der opgaven moet geschieden persoon lijk door een of meer der personen, die haar hebben onderteekend. De Candidaat kan daarbij tegenwoordig zijn. De Burgemeester brengt hierbij in herinnering art. 151 der Kieswet, luidende als volgt: Kieswet Art. 151. Hij, die eene opgave, als be doeld in art. 51 inlevert, wetende dat zij voorzien is van handteekeningen van personen, die niet bevoegd zijn tot deelneming aan de verkiezing, waarvoor de inleve ring geschiedt, terwijl zonder die handteekeningen geen voldoend aantal voor eene wettige opgave zou over blijven, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste drie maanden of eene geldboete van ten hoog ste honderd twintig gulden. Met gelijke straf wordt gestraft hij, die wetende dat hij niet bevoegd is tot deelneming aan de verkiezing, eene voor die verkiezing ter inlevering bestemde op gave, als bedoeld bij art. 51, heeft onderteekend. Voorts maakt hij bekend dat, zoo noodig, de stem ming en de herstemming resp. zullen geschieden op Donderdag 9 en Woensdag 22 Juli a. s. SNEEK, den 5 Juni 1903. De Burgemeester voornoemd, ALMA. ri bemin. Ja, ik bemin haar hartstochtelij k »Ei, ei! dat ging vlug, ’t Is jammer, dat het daarbij moet blijven, want van een huwelijk kan geen sprake zijn.* Waarom? «Omdat haar vader haar niet geeft en je den toegang tot zijn huis ontzegt.* «En als ik hem het verlof daartoe afdwing?* «Dat kon je slecht bekomen, vriend, want de oude ijzervreter verstaat op dit punt geen scherts. In ge heel S. is niemand te vinden, die in de laatste drie ja- ren zijn gast is geweest, laat staan dan een vreemde ling zooals jij. Ik zelf ontmoet hem tweemaal per week en schertsenderwijs heb ik hem dikwijls tot zijn huis willen vergezellen, maar hij verstond altijd meesterlijk de kunst om mij bijtijds af te schepen.* De schilder sprong op en wrong de handen als een wanhopige. «Zij moet de mijne worden,* riep hij uit: «Zij moet! Ik gevoel dat zij mij wederliefde schenkt. Als het zijn moet haal ik de duif met geweld uit haar vergulde kooi. Daarvan kan niemand mij een verwjjt maken. Zoo’n gevangenschap is in strijd met de algemeene menschenrechten; het is zuiver slavernij!* «Zacht wat, mijn waarde! Met geweld richt je niets uit en ik zou je niet gaarne wegens inbraak veroordeelen, maar misschien helpt ons een list. Ik heb namelijk reeds een plan, maar je moet eerst wat kalmer wor den voor ik je dat mededeel. Vóór alles moet je mijn beschikkingen blindelings volgen en mij on voor waarde lijk gehoorzaamheid beloven.* «Ik beloof je alles, alles! Beveel slechts en ik zal ge hoorzamen!* «Goed! Ga dan nu naar bed!* «Maar, Alfred?* ADVERTENTIëN 4 cent per regel. Bij abonnement van 500 regels 3 cent en van 1000 regels 2 7, cent. Groote letters naar plaatsruimte. mijn hoed het water uit het vaartuig; over dit laatste had zij niet weinig schik. Intusschen dondert en regent het dat het een lust is, maar de jonge dame laat zich daardoor niet verjagen. Onbeschroomd vertelt ze mij, dat zij zich de mannen, waarvan zij alleen haar papa en den ouden knecht van nabij gezien heeft, veel slech ter had voorgesteld, want ik schijn haar een onschul dig mensch toe, die zich laat nat regenen om haar een voudig gebabbel te hooren. Daarbij ziet ze mij zoo trouwhartig aan met haar diepblauwe oogen, dat ik daardoor in een eigenaardige stemming geraak.* «Hoe was die stemming dan?* «Ja, kon ik dat eens beschrijven! Kort en goed, met al mijn routine sta ik voor het onschuldige kind als een domme schooljongen, tot onverwachts een zware don derslag mij te hulp komt. Van schrik gaf zij een luide gil. Om haar te steunen, grijp ik haar om haar mid del en spreek haar moed in. Bij den volgenden bliksem straal leunde haar lief kopje tegen mijn schouder. Ik wilde haar juist nog iets zeggen daar rukt zij zich los en na een groet met de hand verdwijnt zij in de villa. «En wat verder?* vroeg de rechter, terwijl hij zijn vriend onderzoekend aankeek. De schilder greep zijn hand. «Veroorloof mij eerst een vraag, die ge volgens eer en geweten moet beantwoorden, vóór ik verder ga. Ken je het meisje?* «Wel zeker ken ik juffrouw Hagedoorn.* «Bemin je haar?* De rechter barstte in lachen uit. «Hoe zou ik daartoe komen? De oude beschermt haar als een oogappel en dreigt ieder voor den kop te schie ten, die haar tracht te naderen.» «Goddank! Dan durf ik je ook bekennen, dat ik haar «Je moet naar bed hoor je niet? Kom mee, ik zal je naar je kamer brengen. Later zullen wij wel verder praten.* Toen de rechter eindelijk ter ruste ging, sprak hij glimlachend tot zich zei ven: «Een verduivelde kerel, die Paul! Hij komt hier, gaat een wandeling doen, raakt verliefd op een meisje dat anderen reeds jaren lang vergeefs trachten tenaderen, en wil haar nu hals over kop trouwen. Nu hij is een knappe jongen en ik wil graag gelooven, dat hij bij juffer Hagedoorn in den smaak is gevallen. Als de oude zeerob maar niet zoo’n bar heer was. Maar kom, hij heeft toch een kwetsbare plaats en ik hoop hem in zijn eigen strikken te vangen. Den volgenden Zaterdagavond stapten de twee vrien den arm in arm naar «Den vliegenden Hollander.* Onder weg examineerde de rechter zijn leerling nog eens en scheen over den uitslag tevreden, althans zijn gelaat toonde een schelmschen, tevreden glimlach. «Maar om Gods wil pas vooral op, speel je niet tot het laatst je rol goed, dan is alles verloren!* Een honderd passen van «De vliegende Hollander* bleef de schilder staan en zeide halfluid: «Voordat wij in den slag gaan moet ik je een beken tenis doen, dien ik je niet mag onthouden, want je bent veel te goed en opofferend voor me. Er is iets dat me drukt; ik ben ongehoorzaam geweest aan je bevelen.* «Dat is wat moois! heb je soms stappen gedaan zo- der mijn voorkennis?* «Ja, dat heb ik gedaan, maar ik kon niet anders. Gis teravond legde ik een briefje neer op de plaats waar ik met haar gestaan had en van morgen in de vroeg te was het verdwenen.* «Heb je dat gedaan, ongelukkige? O, als de oude het eens gevonden had!* «Ik geniet daar van het uitzicht op de zee en be merk in de verte een kleinen kotter, die door eene dame naar de kust wordt gestuurd. Onder het naderen zie ik, dat de moedige bestuurster nog jong en zeer schoon is. Dat is interessant, denk ik, en haal mijn schetsboek te voorschijn, om in de villa niet gehouden te worden voor een straatroover, die de dochter des huizes ontvoeren wil. Natuurlijk kijk ik bij het schetsen telkens over het boek heen naar de zee. Het dametje moest zich haas ten, om nog te landen vóór de dreigende bui losbrak. Werkelijk was zij bijna in veiligheid; daar schiet de wind uit en jaagt den kotter met razende vaart naar het strand. Daar stoot hij op den bodem en kantelt. Ik laat mijn schetsboek vallen en spring haar te hulp. Ik waad tot aan de knieën in het zoute water, om de schipbreukelinge op het droge te helpen, zij voorkomt mij reeds, en toen ik haar mijn leedwezen over het on geval betuig, lacht zij mij in het gezicht uit. «O, dat beteekent niets*, zei ze. «Was de kotter maar weer in orde, anders knort pa pa. Hij mag volstrekt niet weten, dat ik zonder hem een zeetochtje gedaan heb.* Zoo goed en zoo kwaad als het gaat, help ik haar toen den kotter recht overeind zetten, ik maak de zeilen vast en schep met Een vreeselijke oorlog! ’t Moge waar zijn, dat wij, Nederlanders, door onze verwantschap met de Boeren en onze antipathie tegen Engeland, niet mogen geacht worden onpartijdig te kunnen oordeelen in deze zaak, toch blijft het een vreeselijke strijd, waarin gedurende twee en dertig lange maanden een klein volk een levenskwestie uit vocht tegen de geweldigste koloniale macht, die ooit bestaan heeft. ’t Is thans niet meer noodig, uit te weiden over ’t verloop van dien strijd, over de vreug de, die ’t vasteland van Europa begeesterde, toen in de eerste maanden de heldenmoed der eenvoudige Boeren slag op slag toebracht aan Engelands trots en niet gering prestige en menigeen zich reeds een toekomstig Zuid-Afrika dacht, waarin ’t Afrikaanderdom, na den Brit in zee gejaagd te hebben, zich als vrij volk zou ontwikkelen; over de ontzetting, die in Maart 1900 ons deed staren op de telegrammen, die Cronjé’s capitulatie met 4000 burgers ver meldden; over de bange verwachtingen, die ons daarna overmeesterden; over de heimelijke hoop, die wij later voedden op een mogelijken gunstigen uitslag van den worstelstrijd voor onze stamgenooten; over de ontzetting, die ons aangreep bij ’t lezen der sterftecijfers van de moordkampen, dez.g. concentratiekampen; over den slag, die ’t bekend worden van de vredes- bepaling van Vereeniging toebracht aan onze verbeelding en onze hoop. Neen, dit is napraat, die niets kan verande- deren of verhelpen. ’t Voegt thans meer, de gevolgen van den strijd na te gaan. De vrede werd te Vereeniging gesloten, na dat de hoofdmannen der Boeren met kloppend hart en wraakgevoel in de ziel zich bogen voor ’t ijzeren noodlot, op de basis van de annexa tie der twee dappere republieken door Enge land, dat vroeger had verklaard, noch naar het bezit van Transvaalsch goud, noch naar uit breiding van grondgebied te streven. De vrede werd gesloten, nadat die voormannen met moeite hunne dapperen overtuigd hadden van ’t beslist noodzakelijke van het eindigen van den krijg; noodzakelijk om de overgebleven vrouwen en kinderen te redden. Ofschoon er niets sensationeels gebeurde, sedert ’t vuren met de mausers en lee-metfords in Zuid-Afrika had opgehouden, is het jaar, dat thans sedert ’t sluiten van den vrede ver- denen vorderde, dat de beloften van Vereeni ging door Engeland zouden nagekomen worden. En waar deze minister al zoo iets als belof ten uitsprak en wissels op de toekomst trok, werden zijne woorden tegengesproken door de daden van zijne vertegenwoordigers in Zuid- Afrika, lord Milner en sir Arthur Lawley, die natuurlijk geheel volgens Chamberlains inzich ten handelen. Voor de twee milliard materiëele schade door de legers van Roberts en Kitchener, (Atilla ten voorbeeld nemende,) aangericht, toen zij huizen, boomen, waterwerken, veldgewassen enz. vernielden, gaf Engeland slechts een mi serabele vergoeding van eenige millioenen en nog wordt die geringe schadeloosstelling nog niet op tijd gegeven, om te beletten, dat de Boeren voor hun taal en de opvoeding van hun kroost volgens eigen inzichten kunnen zorgen. De amnestie aan de bondgenooten der Boe ren, aan hun broeders in de Kaapkolonie, was inderdaad reeds vóór de onderteekening van de vredesvoorwaarden mondeling beloofd. Geen bede der Boeren, betreffende de nakoming van deze belofte, werd door den hardvochtigen «overwinnaar* verhoord en wel, omdat zij «niet schriftelijk was afgelegd.* De autonomie, d. w. z. het vertegenwoordi gende bestuurstelsel, was eveneens aan de beide republieken beloofd, zoodra zulks maar eenigs- zins mogelijk zou zijn. Er is daarvan hoegenaamd nog geen sprake niet alleen, maar als lord Milner dit onderwerp aanroert, dan geschiedt dit alleen om de Boe ren er op voor te bereiden, dat zij in flagran- ten strijd met de vredesvoorwaarden zich zullen moeten laten overstemmen door ’t votum van Kaffer-kiezers, wier stem maar al te gemak kelijk voor een flesch «gin* te winnen is. Ook weet men, hoe treurig het met de be loften omtrent de taalkwestie gesteld is, op welke hatelijke wijze Engeland systematisch het Afrikaansch-Hollandsch, de taal der Boeren, tracht uit te roeien en voor het Engelsch te doen plaats maken. Dat dit hen echter niet zoo gemakkelijk zal vallen als zij misschien nu nog denken, zullen zij later tot hun schade on dervinden. Doch genoeg! De tijd zal leeren of ’t Afri kaansch-Hollandsch als taal zal verdwijnen en ’t echte Boerenras zal opgaan in den stroom van vreemdelingen, hoofdzakelijk Engelschen, die de mijnstreken bevolken. loopen is, van groot belang geweest voor hen, die zich niet uitsluitend opwinden voor de veld slagen en gevechten en ’t verloop van den strijd, en die met aandacht den veel meer tra- gischen strijd van ideeën, aspiraties en rasvoor- oordeelen volgen. Het gold hier niet eenvoudig om den vrede af te dwingen van een heldhaftigen en edel- moedigen vijand, dien men niet had overwon nen, maar dien men trachtte uit te putten en te ontwapenen door hem met den dood van al zijne vrouwen en kinderen in de vreeselijke moordkampen te dreigen. Men hoopte, dat Engeland een waren en duurzamen vrede zoude weten tot stand te brengen door de Boeren met al zijn krachten te helpen, de door Engeland-zelf zoo afschu welijk geslagen wonden te heelen en dat ’t zou trachten om langzamerhand de door haar ge volgde barbaarsche politiek van annexatie te doen vergeten. Helaas, ’t heeft niet zoo mogen zijn ten minste niet in dit eerste jaar na ’t sluiten van den vrede. Engeland heeft zich zonder mede- doogen getoond tegenover een vijand, dien het bewonderen moest om zijn taaie volharding in den duizend dagen langen strijd getoond, dien het dankbaar moest zijn voor zijn meermalen gebleken edelmoedigheid, eene edelmoedigheid, die bij generaal Joubert zelfs in misplaatste goedheid en zachtheid oversloeg, toen hij ’t niet over zijn hart kon krijgen, de over de Tu- gela terugtrekkende Britten met zijn zoo goed geplaatste kanonnen weg te maaien; zonder me- dedoogen tegenover een vijand, die vocht voor wat hij als ’t dierbaarste beschouwde, voor zijn vrijheid; tegenover een vijand, dien ’t alleen door een geweldige overmacht aan zijn wil heeft weten te onderwerpen. In zijn luidruchtige reis dwars door Zuid- Afrika een reis, die men thans niet anders dan als een eenvoudig, doch zeer kostbaar reclame- middel voor den heer Chamberlain beschouwt, om bij zijn kiezers in Engeland dienst te doen, heeft de minister van Koloniën niet opge- houden om met mooie woorden ter conciliatie, ter verbroedering te schermen; welke woorden door de Boeren echter vrij algemeen als een wreede voor-den-gek-houderij worden be schouwd. Chamberlain schermde met algemeenheden en toonde zich b.v. verontwaardigd, toen de kloeke Christiaan de Wet met klemmende re- w. SNEEKE I 1 COURANT. 3.

Kranten in de gemeente Sudwest-Fryslan (Bolswards Nieuwsblad, Sneeker Nieuwsblad en Friso)

Sneeker Nieuwsblad nl | 1903 | | pagina 1