SUMS- EN AlimTOBLAO I'IHIII Ml ES OimiM. Beroemde uitdrukkingen. De Levensredder. Woensdag 10 Juni 1903. 58 e Jaargang. Uitgever: B. FALKENA Mzn., Singel, Sneek. FEUILLETON. L t e sn Hit blad verschijnt WOENSDAGS en ZATERDAGS. ABONNEMENTSPRIJS voor Sneek f0,40 per 3 maanden, franco per post f0,50. Abonnementen worden te allen tijde aangenomen. ven, zijn huis zou binnenleiden en al zijn bezittingen met hem zou deelen. Hoe gelukkig, dat zijn vurigste wensch vervuld is en hij de schuld kan afdoen, die zoo lang op hem gedrukt heeft. Neemt allen de glazen op, mijne heeren, en laten wij op de gezondheid drin ken van onzen geachten president en den redder van zijn leven*. «Wel verduiveld, daar behoort champagne bij!* schreeuwde de majoor. «Hei daar, kastelein!* Een oogenblik later zaten de heeren bij den parelen den wijn, maar zij waren toch geen van allen op hun gemak, en allerminst de oude zeeman. Gaarne had hij den redder van zijn leven de deur uitgesmeten met de woorden: »Je liegt schurk, de geheele geschiedenis was gelogen!* Dan echter had hij een blaam op zich zelven geworpen; dan zou hij met schande uit ’t gezelschap zijn gebannen. Hij moest dus goedschiks of kwaadschiks in zijn rol blijven, ja, hij omhelsde den schilder; hoe weinig van harte dit ook ging. Daar hij wegens het late uur gevoeglijk dien avond geen gast meer naar huis kon meenemen, noodigde hij den schilder uit, den volgenden dag bij hem te komen ontbijten en ging toen stilletjes naar huis, terwijl het overige gezelschap nog te mid dernacht bij de champagne bleef. Op de tafel van den rechter lag een brief met het adres: «Den heer Paul Verhoos.* De schilder brak het couvert open, las den inhoud en begon van blijdschap te dansen. «Victorie! victorie! Zij bemint mij. Hier lees zelf! O, jou prachtstuk van een boezemvriend Kapitein Hagedoorn had een slechten nacht en zag er den volgenden morgen slecht uit; voortdurend kwel de hem de twijfel, of hij toch eens door een jonkman gered was, of dat hij het slachtoffer was van een be- NOVELLE. Bewerkt door AMO. 4. (Slot.) «Dat geloof ik niet, ofschoon ik er niet zeker van ben. Van morgen vroeg zwierf ik in groote kringen om de villa rond en bemerkte dat een vrouwelijke gedaante aan het venster een oogenblik met een doek wuifde. Wie het geweest is, kon ik niet onderscheiden.* »Het was de oude meid, en dan heeft dat wuiven niet te beduiden, of het was de jongejuffer, en dan is het een gunstig teeken. Er is nog een derde geval mogelijk, namelijk dat de oude je briefje gevonden heeft; dan smijt hij je binnen twee seconden zijn glas naar je hoofd Voorwaarts Bij het binnentreden van het societeitslokaal deins de de schilder onwillekeurig terug en keek verschrikt zijn vriend aan. Aan een ronde eikenhouten tafel zaten vier bejaarde heeren bij hun glas en bliezen zware wolken tabaksrook weg, die het lamplicht verduister den en het lokaal veel deden gelijken op een visch- vookerij in volle werking. Voortdurend werd de rook nog dichter, want er werd braaf gerookt en nog veel meer gelogen. De aanwezigen schonken weinig aan dacht aan de binnentredende heeren; zij knikten even en luisterden toen weer met verdubbelde belangstel ling naar den majoor, die vertelde hoe hij overwinnaar was gebleven in een woordenstrijd met de tweehonderd ADVERTENTIëN 4 cent per regel. Bij abonnement van 500 regels 3 cent en van 1000 regels 27. cent. Groote letters naar plaatsruimte. «Toen ik weer tot bezinning kwam*, vervolgde de kapitein, «was er geen spoor van mijn schip te zien; alleen golven van minstens tweehonderd meter hoog. De haaien knabbelden reeds aan de zolen van mijn zeelaarzen. Nu, dacht ik, dat loopt dezen keer mis met je; als een goed zeeman bereidde ik mij voor op den dood. Plotseling Op dit oogenblik viel de schilder in «Plotseling ziet u een boot over de golven schieten. Een enkel jonkman zit er in. Hij wenkt u, om uwe laat ste krachten in te spannen om boven water te blijven. Met inspanning van al zijne krachten kampt hij tegen de golven. Zijn forsche hand grijpt u en trekt u in de boot u waart gered!* Onsteld keek de kapitein den vreemdeling aan, alsof hij een spook zag. Doch deze liet zich daardoor niet in de war brengen; hij kwam op den kapitein af en sloot hem in zijn armen. «Herkent ge uwen redder niet meer? Nu, het is waar, destijds onttrok ik mij aan uw dankbetuigingen, door u in de nabijheid van Batavia aan land te zetten. Se dert d’en tijd heb ik steeds te vergeefs naar u gezocht. Welk een wonderbare ontmoeting is dit!* Door dit voorval was het gezelschap zoo onsteld, als of een granaat op de tafel was ontploft. «Dan is het toch waar!* riep de grondeigenaar uit. De opperhoutvester sloeg de handen in elkaar en de majoor bromde allerlei vloeken in zijn baard. Ook de kapitein pakte zijn beste Chineesch uit om tijd te win nen, terwijl zijn levensredder hem bijna de ribben in drukte in zijn vreugde over het wederzien. De rechter was het eerst iets van den schrik beko men. «Mijne heeren,* riep hij met zware basstem, «hier geschieden teekenen en wonderen! Hoe dikwijls heeft onze nresident eezesd. dat hii den redder van ziin le_ schoonmama’s van den pacha te Janina. «Dat was fameus!* sprak de grondeigenaar, «maar mijn zoon in Amerika, de muziekdirecteur, doet nog sterker dingen. Daar heeft mijn jongen in het verre Westen een poosje geleden met zijn twee duizend mu zikanten zoo natuurlijk een onweder nagebootst, dat de melk geronnen was en al het bier in den omtrek zuur werd. Het is ongelooflijk, maar het is toch zoo.* De rechter beet zich op de lippen, om niet in lachen uit te barsten, terwijl zijn vriend alle krachten inspande om zich goed te houden. Zelfs de oudere heeren von den dit stuk wel wat al te sterk en verschoven zenuw achtig hun stoel. Maar wie kon het bewijs leveren, dat de grendeigenaar gelogen had? Niemand! Zij moes ten dus zwijgen, De kapitein was echter besloten zijnen voorganger den zegepalm van dien avond te ontwringen. Hij ledigde zijn glas en hoestte even. De rechter en de schilder keken elkaar eens aan. «Dat beteekent nog niets, mijne heeren, in vergelij king met hetgeen ik in de Middellandsche Zee beleef de bij de groote uitbarsting van den Etna. Wij voeren kalm langs de Siciliaansehe kust de straat van Messi na door, toen wij eensklaps een vuurzuil uit den Et na zagen opstijgen, die niet alleen de wolken verzeng de, maar ook de maan en de sterren beschadigde. Wij wendden natuurlijk dadelijk het schip, want door de in zee stroomende lava begon het water zoo te kooken, dat wij bijna stikten in den damp. Doch nauwelijks heb ben wij een eindje gevaren of daar vliegt een gloeiend rotsblok uit den krater op ons schip, slaat door het dek en valt in de kruitkamer. Er volgt een knal en het schip springt uit elkaar.* De schilder luisterde met ingehouden adem. aanvallers opmerkte, riep «hij: Tu quoque, fili miOok gij, mijn zoonhij wikkelde zich daarop in zijn tabbaard en stierf; door 23 dolk steken getroffen. Later werden Brutus en de zijnen verslagen (42 v. C.) Toen het dubbele gevecht ten einde liep en Brutus zijn republikeinsche droomen zag verzwinden, riep hij uit: O, deugd, gij zijt slechts een naam!. en doodde zich met zijn eigen degen. Toen Buffon, de groote naturalist en schrij ver als pas gekozen Academie-lid zijn rede hield, kwamen daarin de woorden voor: .De stijl is de mensch-zelf.-, woorden, die ontelbaar vaak worden aangehaald. Buffon werkte nooit anders dan gekleed a quatre épingles; hij schreef zijn prachtig werk niet dan keurig gerokt en met geborduurde manchetten. De manchetten van Buffon zijn sedert bekend gebleven om een zeer academisch gekuischte taal aan te duiden. Heeft een schrijver zich daarvoor wat te druk beijverd, dan zegt men: «De auteur heeft de manchet ten aan gehad! Van Julius Cesar zijn verschillende uitdruk kingen bekend; zoo even noemden we reeds eene. Toen hij eens een armoedig Alpendorpje doortrok, zeidehij tot z’n vrienden: .Tk zou liever de eerste zijn in een dorp dan de tweede in Rome: Cesar is de eerste in Rome geworden. Eens voer Cesar in een zwak vaartuig, dat door storm werd overvallen. De zeeman, die ’t vaartuig beheerde, wilde schielijk naar de haven terugkeeren, doch Cesar gebood hem door te varen, zeggende: .Gij vervoert Cesar en zijn fortuin: Haalt men deze uitdrukking aan, dan wil men daarmee vertrouwen in zijn gelukster aanduiden. .Soldaten, tref in 't gelaati, was zijn order, toen hij, na ’t overtrekken van den Rubicon in Italië was gevallen en met z’n klein leger veteranen stond tegenover zijn mededinger Pompeus, die bijna een dubbele overmacht had. Cesar wist ’t: in Pompeus’ leger waren vele patricische Romeinsche jongelingen, die niet gaarne met een leelijk gezicht door de wereld gingen. En Cesar won en werd de meester van Rome. Bekend is ook zijn Veni, vidi, vici«, ik kwam, ik zag, ik overwon); ’t was het korte bericht, dat hij aan den Romeinschen senaat zond, nadat hij in Azië de geduchte vijanden van Rome verslagen had. De markies de Bonchamp die leefde 1759 1793, was een der aanvoerders van de eenvou dige Vendéeërs, die in opstand kwamen tegen de revolutiemannen van 1789. Hij werd doo delijk gewond in den slag bij Cholet en ter wijl hij den doodstrijd streed, vernam hij, dat zijne mannen, verbitterd door den harden strijd tegen wreede belagers, 5000 gevangenen, op gesloten in een abdij, wilden dooden. Met stervende stem riep hij: .Genade voor de ge hangenen, Bonchamp beveelt 't!« En men hield zich aan den laatsten wensch van den geliefden aanvoerder. Onder de beroemde Vlaamsche schilders is ook bekend de familie Breughel; drie, een va der en twee zoons, hebben naam gemaakt. Om hen te onderscheiden kreeg Piet Breughel, de oude, (1530 1569) den bijnaam: Breughel de Grappenmaker, omdat hij zulke aardige dorps levens wist te schilderen. Zijn ééne zoon Piet, de jenge, (1564—1637) moest ’t doen met: De helsche Breughel, wegens zijn voorliefde voor vreeselijke tooneelen. Jan Breughel(15681625) kreeg den bijnaam: De jiuweelen Breughel, ter oorzake van de trischheid van ’t coloriet zijner stukken. Meermalen worden door schrijvers en sprekers ook de bekende woorden, tot Clo- v“ Clovis, de grond vester van ’t eigenlijke Frankische rijk, (plm. 500) had al zijn tegenstanders overwonnen en werd eindelijk met een groot aantal aanzien lijke Franken, door bisschop Remigius in de kathedraal van Reims gedoopt. Toen de trotsche Frank in het doopbekken afdaalde, sprak de bisschop: .Buig het hoofd, trotsche Sicamber, aanbid wat gij verbrand hebt, ver brand 't geen gij hebt aanbeden: Bekend is ook de dood van Cesar, toen deze het toppunt van zijn macht had bereikt. Zijn aangenomen zoon Brutus, door Cesar met wel daden overladen, liet daarom zijne heftige re publikeinsche beginselen niet varen. Cesar vernietigde de republiek; Brutus wilde Cesar vernietigen, omdat de republiek hem boven de liefde tot zijn pleegvader ging. Telkens werd hij aangespoord tot de daad; steeds kwamen heimelijk briefjes op zijn rechterstafel, waarop stond: Gij slaapt, Brutus, en Rome ligt in boeien: De samenzweerders vielen Cesar in den vol len senaat aan. Cesar verdedigde zich, doch toen hij ook zijn aangenomen zoon onder de Er zijn tal van uitdrukkingen, die in den loop der tijden ’t wereldburgerschap veroverd heb ben. Terwijl de meeste spreekwoorden alleen in een enkel land of taalgebied gebruikt wor den, zijn vele uitdrukkingen, die in verband staan met geschiedkundige personen, over de geheele wereld bekend geworden en dus niet beperkt geworden tot een enkel taalgebied, doch ware wereldburgers te noemen, ’t Zijn uitdrukkingen, gebezigd door beroemde per sonen, op gewichtige of kritieke momenten, of in verband gebracht met groote persoonlijkhe den, instellingen, staten, enz. In ’t klein, voor plaatselijk gebruik heeft men vaak ook enkele uitdrukkingen, ontleend aan bekende plaatsgenooten, of gewest- of landge- nooten. We zullen een paar voorbeelden noe men In Harlingen en omstreken voegt men b.v. iemand toe: .Aafke, beraad je ’t geen be teekent: «Weet wel, wat ge doet!* En waar komt deze uitdrukking van daan? ’t Laatst is in ons land de doodstraf toegepast te Leeuwar den en Harlingen heeft de twijfelachtige eer, ’t laatste «galgenbrok* geleverd te hebben in den persoon van Ype Baukes de Graaf, die een zekere Aafke midden in de stad om ’t leven bracht, nadat hij haar, zooals gezegd wordt, de woorden had toegevoegd: «Aafke, beraad je Men begrijpt dat minnehartstocht hem deze woorden in den mond gaven en tot deze gru welijke daad dreven. Bekend is de uitdrukking: .Hy kan praten als Brugman!, welke ons herinnert aan een priester, die eeuwen geleden in deze gewesten leefde. Aan Jan Pieterzn. Koen, den kloeken burger van Hoorn, dien men den eigenlijken grondvester van ons Indisch rijk kan noemen, die Jacatra veroverde en op de plaats daarvan de stad Batavia stichtte, welke hij tot het centrum van regeering der O. I. Compagnie in Indië maak te, is de uitdrukking ontleend: .Ende (en) de sesp er eert niet!, ’t geen beteekent«Nooit wanhopen!* «Nooit benauwd Aan den dichter Bredero hebben we ’t vol gende te danken: »’t Kan verkeeren, zei Bre dero Men bedoelt hiermee: ’t Kan al veran deren in de wereld, met een zaak of een per soon. Uit ons land halen we nog iets aan, dat, anders dan de vorige uitdrukkingen, over de gekeele wereld is bekend geworden. Zoek in een Fransche of Duitsche of Engelsche ency clopedie en ge zult er doorgaans den naam Boerhaave in vinden, een wereldberoemd genees heer en chemicus te Leiden, geboren bij die stad en geleefd hebbende van 1668 tot 1738. De roem van Boerhaave, als praktiseerend ge neesheer, zegt b.v. de kleine encyclopedie van Larousse, was meer dan Europeesch. Van alle kanten kwamen de zieken naar Leiden om hem te consulteeren; Paus Benedictus XIII liet zijn advies vragen; czaar Peter de Groote kwam in persoon hem een bezoek brengen. Om kort te gaan, men haalt dikwijls als bewijs van den wereldroem, aan zijn naam verbonden, den brief aan, dien hij ontving van een mandarijn in China en die als adres alleen deze woorden te lezen gaf: «-Aan mijnheer Boerhaave, genees heer in Europa!. Bij vergissing maken som mige Franschen hiervan: «Aan M. Voltaire*, enz. (De lezer bedenke hierbij, dat men om streeks ’t jaar 1700 niet zooveel couranten las en er niet, als thans, van een wereldpost sprake was.) Doch we gaan ook eens buiten Nederland kijken: De heer de Bayard, geboren in 1475 te ''vis' gericht, aangehaald, noble in Frankrijk, bedekte zich met roem in de oorlogen van Karel VIII, Lodewijk XII en Frans I. Zijn dapperheid en zielenadel wek ten de bewondering op van zijn vijanden en bezorgden hem den bijnaam van: Ridder zon der vrees en blaam. (Chevalier sans peur et sans reproche.) Men zag hem b.v. geheel al leen de brug van Garigliano verdedigen tegen 200 Spaansche ruiters. De held werd gedood in 1524 te Abbiategrasso. Bertrand de Molleville, minister van marine onder Lodewijk XVI, die ijverde voor zijn vorst en de emigratie der royalisten, (toen de groote revolutie begon!) heeft voor bijnaam: Enfant terrible van 't royalisme. Bekend is de uitroep van den molenaar te Sans-Souci. De Oude Frits wilde beslist den molen van dien man voegen bij zijne vorste lijke bezittingen, doch deze molenaar wilde ’t pand, dat altijd aan zijne familie toebehoorde, niet missen en riep uit: .Er zijn nog rechters te Berlijn!. Koning Frederik respecteerde ’s mans hooghouden van ’t gerecht en liet hem z’n molen. RCOURAN

Kranten in de gemeente Sudwest-Fryslan (Bolswards Nieuwsblad, Sneeker Nieuwsblad en Friso)

Sneeker Nieuwsblad nl | 1903 | | pagina 1