Hel Spook van het Kerkhof. p WOK Mill fl 0I8TKM. 58 e] Jaargang. Woensdag 15 Juli 1603. XTo. 56. Uitgever: B. FALKENA Mzn., Singel, Sneek. Officieele Advertentie. BEKENDMAKING. FEUILLETON. Onze Zuidelijke buren. ver- I Aankondiging van stemuren in fabrieken en werkplaatsen. Dit blad verschijnt WOENSDAGS en ZATERDAGS. ABONNEMENTSPRIJS voor Sneek f 0,40 per 3 maanden, franco per post f0,50. Abonnementen worden te allen tijde aangenomen. Waarom wij hier zooveel aandaoht schenken aan een zaak, die België aangaat, is gemakkelijk te be vroeden. Immers, gelijk de Brit een campagne tegen de Boeren begon en thans tegen België, zou hij ook even goed tegen ons Oost-Indie kunnen beginnen. En wij moeten niet vergeten, dat onze Oost een heerlijke eilandenverzameling is, die èn om hare talrijke en goedwillige bevolking, èn om den rijkdom des bodems, èn om de prachtige ligging den naijver van anderen moet opwekken. Wij veronderstellen, dat Duitschland, de regelmatige en toe- den Congo-staat, on- den koning-souverein, 1). I. Op een zoelen avond in de maand Februari van het jaar 1739 heerschte in de stad Agan aan de Garonne eene ongewone drukte. In de groote Stadszaal werd eenjbal masqué gegeven, waaraan door de voornaamste ingëzetenen van de stad en hare omstreken werd deelgenomen. Daar schitterden honderden lichten, daar hoorde men vroolijk gelach en opwekkende muziek, daar zag men het bonte gewoel der gemaskerden en slechts hon derd schreden verder lag in den helderen maneschijn het groote Kerkhof met zijn witte marmeren grafmo numenten, waaronder de dooden stil en vreedzaam den eeuwigen slaap sliepen, nadat zij het bal masqué des levens hadden doorgemaakt en den schuimenden beker der vreugde geledigd hadden. Jean en Pierre, twee mannen, die samen met een draagkoets hun brood verdienden, hadden juist eene adellijke dame in het costuum van eene Spaansche dan seres naar het bal gebracht en stonden uit te kijken naar een nieuw vrachtje, toen zij door een heer met een zwart masker werden aangesproken met de vraag: «Ben jelui vrijP« «Ja wel, mijnheer!» antwoordde Jean met eene be leefde buiging. »Dan moet ge een dame gaan afhalen en naar het bal brengen. Hier is een drie-francsstuk. De dame betaalt hoopen in zwijm, als ze de geesten zien.« «Dat is bijna niet te gelooven.« «De koetsier van den prins heeft het me plechtig be zworen, toen we met een groot gezelschap bij den ou den Peirin zaten,» verzekerde Jean op stellingen toon. De koetsdrager had werkelijk gelijk. Sedert het jaar 1727 waren vele dweepzieke gemoederen onder den bedwelmenden invloed van zeker bijgeloof, eerst in Parijs, later in geheel Frankrijk. Het bovennatuurlijke oefende een demonisehen invloed uit. Op het graf van Francois de Paris op het St. Medardus-Kerkhof geschied den teekenen en wonderen, naar men beweerde. De geesten van afgestorvenen verschenen, zieken werden plotseling genezen en gezonden vielen in hevige stuip trekkingen neder. De vurige ijveraars voor deze geest- verstorende ziekte noemde men «Convulsionaires.» Tal- looze geschriften vóór en tegen werden in het licht ge geven. Zij, die meer verlicht waren, en de vrijdenkers spotten er te vergeefs mee, het hielp niets, de dweep zucht was overmachtig. Onder de dweepers, die voor bovenbedoeld bijgeloof toegankelijk waren, behoorde ook de jonge graaf Phili bert de St. Aignan,een der rijkste edellieden van Guyn- ne en eigenaar van groote landgoederen en van een prachtig paleis in de stad Agen. Ongeveer een jaar geleden stierf zijn hartelijk geliefde vrouw, Hortense, die even gevoelig en dweepziek was als hij zelf. Na haar dood verviel hij in eene diepe droefgeestigheid, die slechts na verloop van tijd verminderde en einde lijk verdveen bij het ontluiken eener nieuwe liefde. Marion de Oeyles, eene voorname jonge dame, boeide hem door haar schoonheid en door de gaven van haar verstand en hart en hij zag zijne liefde beantwoord. De openlijke verloving was reeds gevierd. Sedert een jaar had hij alle luidruchtige feesten vermeden on nu ADVERTENTIëN 4 cent per regel. Bij abonnement van 500 regels 3 cent en van 1000 regels 27, cent. Groote letters naar plaatsruimte. en bestuur en instellingen, vijf en twintig van kolonisatie op de volgende wijze uitvoer tegen dien bewindsman „Ik zeg, mijne heeren, dat het oen verraad is tegen den koning en tegenover het land, hier te komen bevestigen, dat België geen recht meer heeft op Congo-Vrij staat, en het was met verstomming, dat ik ’t hier herhaaldelijk hoor de verklaren door den minister van hnitenland- sche zaken van België. Wat zou uwe houding dus zijn, heer minis ter, zoo morgen eenige naburige mogendheden den onafhankelijken Congo-staat wilden ver deden Welk verzet zoudt gij kunnen laten hooren uit naam van het Belgisch vaderland? In welke hoedanigheid zult gij de stem heffen Zou men niet antwoorden dat gij zelf hebt verkondigd, dat België niet met den onafhanke lijken Congostaat verbonden is, geen recht heeft op het grondgebied, dat België aan de barbaren heeft ontrukt, en evenmin recht heeft om tus- schenbeide te komen als bijvoorbeeld Rusland of Denemarken De woorden, die gij zoo lichtzinnig hebt uit gesproken zijn voorzeker zeer onvoorzichtig. Ik zou minder verwonderd geweest zijn, ze te ver nemen uit den mond der vreemde schrijvers, die den onafhankelijken Congostaat aanranden.” De heer Woeste stelde deze dagorde voor «De Kamer, vertrouwend in en eensgezind met de Regeering voor nemende ontwikkeling van der de bescherming van gaat over tot de dagorde.” Deze motie, die aan alle toegeven aan Britsohe in sinuaties een einde maakte, werd met 91 tegen 35 stemmen aangenomen. Hiermede is echter de Congo-zaak nog niet uit de Belgische Kamer verdwenen. Zij wordt opnieuw eene «quaestion brülante», zoodra de Kamer zal beraadsla gen over het voorstel tot oprichting van een ministerie van Koloniën. De BURGEMEESTER der gemeente Sneek, Gelet opdeop Woensdag22 Juli e.k. te houden herstem ming ter benoeming van twee leden van den Gemeen teraad, brengt onder de aandacht van de daarbij be langhebbenden, de navolgende artikelen der Kieswet, als: Kieswet Art. 57. Personen, bij wie ders van bijzondere ondernemingen waarbij mannen, die den leeftijd van jaren hebben bereikt, in dienstbetrekking zijn, zijn, voor zoover niet bij algemeenen maatregel van bestuur vrij stelling is verleend, verplicht te zorgen, dat ieder van dezen, die bevoegd is tot de keuze mede te wer ken, gedurende ten minste twee achtereenvolgende uren tusschen acht uren des voormiddags en vijf uren des namiddags daartoe gelegenheid vinde. Met betrekking tot bovenstaand wetsartikel is bij Koninklijk Besluit van 24 Mei 1901 (Staatsblad no. 109) het volgende bepaald: Art. 1. Vrijstelling wordt verleend aan de in art. 57 der Kieswet bedoelde personen en be stuurders van bijzondere instellingen en onder nemingen ten aanzien van bij hen in dienst betrekking zjjnde personen, welke uithoofde van die dienstbetrekking op den dag der stemming tusschen de in vermeld artikel genoemde tijd stippen niet gedurende twee achtereenvolgende uren vertoeven in de gemeente, op welker kie zerslijst zij voorkomen. Art. 2. Vrijstelling als omschreven in het voorgaand artikel wordt voorts verleend aan ge neeskundigen en apothekers ten aanzien van bij hen in dienstbetrekking zijnde personen alsmede aan personen en bestuurders van bijzondere instel lingen en ondernemingen ten aanzien van bij hen in dienstbetrekking zijnde ziekenverplegers. Kieswet Art. 58. Personen en bestuurders, in het voorgaande artikel bedoeld, zijn, voor zoover arbeid wordt verricht in fabrieken of werkplaatsen verplicht te zorgen, dat in het arbeidslokaal, en zoo er meerdere arbeidslokalen zijn, in het grootste of wel in meer dan één arbeidslokaal, gedurende twee werkdagen vóór en op den tot stemming bepaalden tijd op eene zicht bare wijze is opgehangen eene door hem of van hun nentwege onderteekende lijst, de uren, in het voor gaand artikel bedoeld, vermeldende, voor elk afzon derlijk of groepgewijze of voor allen gezamenlijk. Overtreding van de bovengenoemde artikelen der Kieswet wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste 14 dagen of geldboete van ten hoogste f 75. Sneek, den 10 Juli 1903. De Burgemeester voornoemd, ALMA. Belgen eensgezind werden, do anti-kolonisten, perso nen en bladen, die steeds de Congo-onderneming tegen gewerkt hadden, thans zwegen om den buitenlander te weerstaan. ’t Heette dadelijk, dat koning Leopold-zelf met eenige hooge beambten zijner Congo-regeering naar Londen zou trekken om met de Engelsche regeering het geschil over ’t ingesloten Lado-gebied te regelen en eiken lastermond te doen verstommen. Dit bleek echter een »on-dit” te zijn. Nu ieder in de laatste weken in België de bedoe lingen van Engeland doorgronden wil, vindt bij velen o. a. ook de meening ingang, dat dit land verschillen de voordeelen van den Congo-staat wil bedingen. De staatssecretaris van den Congo staat, baron Van Eet- velde, zei, nog steeds in de Engelsche rechtvaardig heidszin te vertrouwen. Om geen enkele reden kan de Brit ’t contract verbreken, waardoor aan den Con go-staat ’t ingesloten Lado-gebied werd toegekend. Om dit contract te verkrijgen heeft Leopold afgezien van rechten op andere landstreken, bv. op ’t gebied van Bahr-el-Ghazal. Er zijn ook Belgen, die denken, dat Engeland, geen kans ziende op andere wijze genoeg zwarte mijnwer kers te krijgen, van den Congo-staat ’t recht wil er langen, om aldaar vrij de negers voor de mijnen van Transvaal en Rhodesia te mogen verzamelen. Nota beneDe Britten verwijten aan de Belgen, dat zij, tegen betaling, de negers de kaoetsjoek laten verzamelen, en hen per maand 40 uren laten werken in plaats van belastingen te vorderen. En diezelfde Britten hebben een verkapte slavernij in Kimberley enz. ingevoerd en drijven door een zware hutbelasting de kaffers naar de mijnen. Terwijl de Britsohe nota nog op zich laat wachten, is de laster-campagne in de beide laatste weken in de Belgische Kamer behandeld. Twee anti-kolonie-menschen interpelleerden de re- geerin? en schenen nog al te hechten aan de Britsohe beschuldigingen. Doch behalve van regeeringswege kwamen ook nog een drietal Kamerleden tegen de interpellanten op en brachten den koning en zijn Congo-staat warme hulde. Krachtig werd België’s recht op overname van de kolonie van den koning verdedigd en dit vooral, omdat de eene minister, die van Buitenlandsche Zaken, wat al te laks begon met te verklaren, dat België en den Congo-staat twee zijn. Dit is natuurlijk waar, doch volkomen waar is ook, dat de belangen van den Congo-staat Belgische be langen zijn, dat de regeerders van dien staat Belgen zijn, dat de pionniers der beschaving aldaar Belgen zijn, dat de kapitalen in den Congo-staat gestoken, meest Belgische kapitalen zijn. Zeer begrijpelijk dan ook, dat een der voorstanders geval. Zij namen de draagkoets op en brachten de dame naar het portaal van de Stadszaal, waar zij uitstapte zonder iets te zeggen. De zwart gemaskerde heer, die op haar scheen ge wacht te hebben, trad uit de schaduw der zuil te voor schijn en zeide tot de dragers: «Ik huur jelui voor twee uren. Hier zijn zes francs.» «Dank u, mijnheer!» riep Jean. «Wat moeten wij daarvoor doen? Moeten wij nog eene dame gaan ha len «Neen! Je moet hier wachten tot middernacht. Je blijft ter beschikking van deze dame; als zij terugkeert en in je draagkoets plaats neemt, brengt ge haar naar de plaats waar ze ingestapt is.« «Dus aan het hek van het Kerkhof! Best, mijnheer!» «En je zwijgt er over!« «O, we weten wel, wat ons past, mijnheer! U zal over ons tevreden zijn!« De heer knikte, nam den arm der geheimzinnige dame en ging met haar naar de balzaal. «Dat is merkwaardig,» sprak Pierre tot zijn makker. «Tegenwoordig Joopen de voorname dames bij nacht op het Kerkhof en laten zich dan naar het bal bren gen. Als koetsdrager beleeft men toch vreemde din gen!» «Och, als gij er over nadenkt, is het toch zoo vreemd niet,« antwoordde de ander. «In Parijs gaat het er tegenwoordig nog heel anders toe, dat weet ik van den koetsier van een prins, die hier een poosje geleden door gereisd is. Daar hebben tegenwoordig op het Kerkhof van de St. Medardus-Kerk geestverschijningen plaats, en dooden worden weer levend. In den nacht komen daar vele Parijzenaars bij elkaar, voorname dames la ten zich gemaskerd daarheen dragen en ze vallen bij natuurlijk niets en ze zal geen woord met je spreken.» «Best, mijnheer! En waar moeten wij de dame af halen? Welk huis?« «Volstrekt niet uit een huis. Je ziet daar ginds het hek wel van het Kerkhof, niet waar? Daar wacht je en doet het portier van je koets open. Er komt dan een dame, die instapt zonder een woord te spreken. Je brengt haar naar het bal, begrepen?» «Zeer goed, mijnheer.» Jean en Pierre sloegen dezeelen van de draagkoets over hunne schouders en richtten hunne schreden naar het aangewezen hek van het Kerkhof, terwijl de heer met het zwarte masker de trap van de Stadszaal be steeg, boven in het portaal staan bleef en achter een zuil verscholen hen naoogde; hij hoorde in de zaal de dansmuziek en vroolijk gelach weerklinken. Toen Jean en Pierre voor het hek waren, zetten zij de draagkoets neer en openden het portier. De maan scheen helder; zij keken rechts den weg over, die langs den Kerkhofmuur liep, en links in de nauwe straat, naast de St. Sulpice-Kerk doch er was geen dame te zien. Daar keek Jean toevallig door het hek van het Kerkhof en plotseling rilde hij van angst en schrik. Nog bevend fluisterde hij zijn kameraad toe: «Kijk, daar komt ze!» Bij een groot prachtig grafmonument, niet ver van het hek, stond eene in het zwart gekleede dame met een zwart masker. Zij keerde zich om, schreed lang zaam naar het hek voort, opende dit en sloot het ook weer achter zich, zonder eenig gedruisch te maken en stapte zwijgend in de draagkoets. Dit kwam den beiden dragers zeer vreemd voor, maar in de vele jaren dat zij hun beroep hadden uitgeoefend, waren zij gewoon geraakt aan vreemde avonturen met «voornaam volk« en verdiepten zich niet verder in het Onze stamverwanten, de Belgen, zijn sedert eenige weken verontrust en wel over ’t rustig bezit van den Onafhankelijken Congo-staat. Deze Congo-Staat is een uitgebreide bezitting in ’t midden van Zuidelijk Afrika, ontleent zijn naam aan de reusachtige Congo- rivier en is een grootsch bewijs van de energie van koning Leopold II en zijne onderdanen. Bij het Trac- taat van Berlijn hebben de groote mogendheden dezen staat, met Leopold als vorst, erkend. Men kan dezen staat beschouwen als een bezitting van Leopold, die er als vrij despoot over regeert. Het bedoelde trac- taat heeft echter bovendien goedgekeurd, dat bij een eventueele overdracht van den Congo-staat, wan neer de onderneming Leopold te groot mocht worden; of bij Leopold’s overlijden of om welke redenen dan ook, het koninkrijk België de eerste rechten van overname heeft. Reeds is een spoorlijn in exploitatie, die van den mond der Congo de zee verbindt met de rivier boven de bekende watervallen. Natuurlijk zijn de Congonegers geen menschen van West-Europeesche beschaving en heeft ’t heel wat voeten in de aarde gehad ’t land tot een staat te vor men met een erkend gezag. Veel Belgische energie, tal van ontdekkings-, bestraffings- en andere tochten waren noodig; veel Belgisch bloed heeft gevloeid, eer het zoover gekomen is. Ook zeer begrijpelijk is, dat men vaak van wreedheden tegenover de negers ge hoord heeft. Eveneens ziet ieder duidelijk in, dat de Belgen, die zooveel geld en bloed voor de zaak veil hadden, de bedoeling hebben om door plantage-aan- leg, ivoorhandel, enz. de renten te genieten van de groote onderneming. Zoo leefden en werkten de Belgen, met hun koning aan ’t hoofd, voort, tot men opgeschrikt werd door een Engelsche lastercampagne. Engelsche bladen, Engelschen in Engeland, Engelschen in Afrika werk ten samen, om allerlei beschuldigingen te verzinnen tegen de Belgen en hun koloniaal bestuur. Nu was ’t voor Leopold en de zijnen niet zoo moei lijk de geuite en nog uit te vinden beschuldigingen te weerleggen, doch men begreep, dat dit niet voldoen de zou zijn. Engeland dreigde met een nota over be weerd Belgisch wanbestuur tot de mogendheden te zullen richten en men herinnerde zich, hoe ’t trouwe- looze Engeland door een afschuwelijke perscampagne den oorlog met de beide Zuid-Afrikaansche republie ken voorbereidde. Men vreesde niet zonder grond, dat de nieuwe lasterveldtocht moest dienen, om den Onafhankelijken Congo-staat van de Belgen af te ne men en in Engelsche, Fransche en Duitsche handen te spelen. ’t Eerste gevolg van dezen laster was, dat alle R COURANT \ii:rws- us iiiiuiimTiEiiiiii

Kranten in de gemeente Sudwest-Fryslan (Bolswards Nieuwsblad, Sneeker Nieuwsblad en Friso)

Sneeker Nieuwsblad nl | 1903 | | pagina 1