NIEUWS- ES UIÏEIïTEJiTIEM
TentooistelUnssfeesten to Bolswaril.
l'WR SJEEk
Een Droom?
No. 65.
Zaterdag 15 Augustus 1603.
58e Jaargang.
Uitgever: B. FALKENA Mzn., Singel, Sneek.
FEUILLETON.
Hit blad verschijnt WOENSDAGS en ZATERDAGS.
ABONNEMENTSPRIJS voor Sneek f0,40 per 3 maanden,
franco per post f0,50.
Abonnementen worden te allen tijde aangenomen.
Juist was ik daarmee gereed, toen de meesterknecht
met een vroolijk gezicht binnenkwam.
Wel mijnheer, begon hij, U hebt toch ook gezien
dat de admiraal een buiging maakte, niet waar? Maar
nu begrijp ik het wel. De een of ander is daar aan de
oude planken geweest en door de beweging is de admi
raal iets vooruit gegleden. Het was echter zonderling,
dat hij het juist deed, toen ik voor de grap die vraag
deed en zoo natuurlijk hé En met een verge
noegd lachje ging bij heen, terwijl ik aan mijn lessenaar
plaats nam om eenige brieven te schrijven.
De verklaring, die de meesterknecht van het voorval
gaf, mocht hem tevreden stellen mij kwam ze vol
strekt niet aannemelijk voor. Ik wist dat in de nabij
heid van den admiraal volstrekt geen planken waren
aangeroerd in de laatste weken, maar ik ging nog eens
kijken. Een groot blok hout, onmiddelltjk voor de
voeten van den admiraal, was klaarblijkelijk in beweging
geweest, maar niet van plaats veranderd. Verlegen
dacht ik er over na, wie dit groote blok toch zou be
wogen hebben (er waren daartoe zeker drie sterke
mannen noodig) en welke reden daarvoor kon zijn. Zoo
peinzende hoorde ik plotseling mijn naam roepen
het geluid'scheen achter mijn rug vandaan te komen,
’t was of de admiraal had gesproken. Verschrikt deed
ik eenige stappen ter zijde daar hoorde ik weer mijn
naam roepen, maar nu herkende ik de stem en de rich
ting vanwaar het geluid kwam. Een eind verder de
werf op stond mijn oom, die onverwacht uit Londen
was overgekomen.
Stellig was dus de echo oorzaak, dat ik een oogen-
blik gemeend had, dat de admiraal mij riep. Ik lachte
nu inwendig om mijn schrik, terwijl ik mijn oom tege
moet ging. Hij was gekomen om met mij het een en
ander te bespreken omtrent de slooping van «l’Orgeuil-
1)
Na den dood van mijn ouders werd ik als vijfjarig
knaapje bij een oom opgenomen, die het vak van
schepenslooper uitoefende. Hij woonde niet ver van
Londen, waar hij een flinke scheepswerf bezat.
Mijn schooljaren bracht ik gelukkig ten einde en
kort na mijn vijftienden verjaardag kwam ik op het
kantoor van mijn oom, waar ik eene goede gelegenheid
had om mij in de administratie te bekwamen. Ruim
vijf jaren verliepen er nu, waarvan ik weinig anders
weet te vermelden, dan dat ik goed at en dronk en
sliep. Toen ik twintig jaar oud was en allengs meer
bekwaamheden in de zaak had verkregen, trok mijn
oom metterwoon naar Londen. Hij liet mij als zijn
plaatsvervanger op de werf blijven, waar ik mij een
nieuw kantoor nabij het dok liet bouwen. Van daar
uit had ik een ruim uitzicht over de geheele werf,
waar overal planken, balken, masten, enz. opgestapeld
lagen.
Altijd druk aan de bezigheden, was ik ruim twee-
en-twintig jaar oud geworden, toen er op onze werf
iets gebeurde, dat mij nog heden doet vragenGe
droomd of niet
Zooals ge weet, hebben de houten schepen in den
regel aan den voorsteven een borstbeeld of een beeld
ten voeten uit. Nu, van die beelden waren er ver-
De Sneekers moesten eigenlijk eens heel
naijverig worden op de Bols warders. In Sneek
gebeurt zoo ongeveer niets en men teert hier
op den roem, die van onze jaarlijksche hardzei-
lerij over half Nederland uitgaat. Sneek gaat
er prat op de tweede stad van Friesland te
zijn en bloeit door handel, nering en nijver
heid.
Doch eens wat extra’s ondernemen, dat wil
er bij de Sneekers niet in.
Sneek moest wat meer naar Bolsward zien
en een weinig overnemen van den geest, die
daar heerscht en die telkens wat nieuws uit
denkt, om van zich te doen spreken.
Hoeveel tentoonstellingen enz. zijn er al niet
te Bolsward gehouden en ook altijd ge
slaagd. Wie herinnert zich niet de schilders-,
bakkers-, petroleum- en nog andere tentoon
stellingen!
Nu, Dinsdag en Woensdag, werd er een
landbouwtentoonstelling gehouden, ter gele
genheid van de groote algemeene jaarlijksche
vergadering van de Friesche Maatschappij van
Landbouw.
We behoeven zeker niet te zeggen, dat, waar
andere te Bolsward gehouden exposities iets
gezochts over zich hadden, men de landbouw
tentoonstelling als iets zeer actueels mag be
schouwen.
We mogen toch beweren, dat geen provin
cie van Nederland meer dan de onze haar
hoofdbestaan vindt in landbouw en veeteelt en
wat daar mee samenhangt.
De bloei van Friesland hangt af van den
bloei van landbouw en veeteelt, vooral van
den laatsten.
En die bloei is zeer ongelijk, ’t Gaat met
den veeteelt ook even als met handel en indu
strie, die eveneens hun tijdperken van voor- en
tegenspoed hebben.
We beleven hier thans weer een tijd van
voorspoed. Doch ook tegenspoeden zijn er ge
weest.
Laten we hierover even uitweiden en dan
de landbouwfeesten in ’t wakkere nette Bols
ward bijwonen.
Veeteelt en zuivelbereiding staan hier hoog;
doch niet alleen thans, reeds eeuwen voerde
onze provincie hare beste koeien, hare boter én
kaas uit; reeds eeuwen kreeg Holland van on
zen overvloed. In ’t voorjaar vervoerde men
toonstelling
verbonden is en
wat Bolsward,
van
scheidene nabij mijn kantoor geplaatst, allen waren ze
van gesloopte schepen afkomstig. Het was een voor
naam gezelschap daar wij telden er de godinnen, gó
den en admiraal Nelson was er ook bij. Maar een
admiraal, een beeld ten voeten uit, was de admiraal
«par excellence.» Het werkvolk en ieder op de werf
noemde hem kort afde admiraal, zonder meer. Vroe
ger had hij dienst gedaan aan den voorsteven van het
oorlogsschip «Admiraal Cranstoune* en dat hij in ge
vecht was geweest bleek duidelijk aan het gat in zijn
borst, waar de kanonskogel nog in zat. Hij stond zoo
geplaatst, dat hij evenals ik de geheele werf kon over
zien, precies of hij ook toezicht moest houden op het
werkvolk.
Daar werd op zekeren dag weer een oud schip in ons
dok gehaald, het was op de Franschen veroverd en
droeg nog zijn Franschen naaml’Orgueilleuse. Toen
het lag vastgemeerd, ging ik met den meesterknecht
van onze werf aan boord om l’Orgueilleuse eens te
inspecteeren. Al rondziende en pratende waren wij
aan den voorsteven gekomen toen de meesterknecht
op den admiraal wees en met spottende deftigheid een
militair saluut deed met de woorden Nu, ik hoop dat
uwe Excellentie tevreden is over onzen nieuwen buit.
Tot onze groote verbazing beantwoordde onze houten
admiraal dit gezegde met een soort van toestemmende
buiging. De meesterknecht verbleekte en ik niet minder,
maar wij spraken geen van beiden een woord over dit
vreemde geval. Van tijd tot tijd wierp hij een ang-
stigen blik op den admit aal en ik deed evenzoo, als ik
meende dat de meesterknecht mij niet in het oog had.
Zoo brachten wij onze inspectie ten einde en keerden
aan wal terug.
Ik ging regelrecht naar mijn kantoor, daar ik een
en ander in het memoriaal had aan te teekenen.
ADVERTENTIëN 4 cent per regel. Bij abonnement van 500
regels 3 cent en van 1000 regels 27, cent. Groote letters naar
plaatsruimte.
leuse« en daar hij den meesterknecht ook nog iets zeg
gen moest, werd het negen uur voor hij weer in de
tilbury zat. die hem naar Londen zou terug brengen.
Aan de poort stond ik nog even naar het vertrekkende
rijtuig te zien en keerde toen naar mijn kantoor terug
om te sluiten.
De maan scheen helder en het was hoog water, zoodat
de geschutpoorten van het tusschendek der Orgueilleuse
gelijk met den wal lagen. De romp van het schip tee-
kende zich dus voor mij duidelijk tegen den helderen
hemel af, toenik den laatsten stapel planken voorbij was.
Op eens hoorde ik een dof gestommel en getrappel
alsof iemand op zware houten klompen liep. Het ge
luid scheen uit het oude schip te komen. Nauwelijks
had ik tijd om mijn gedachten hierover te laten gaan, of
ik zag een gedaante van het tusschendek op het dek
komen. De bewegingen ervan waren vreemd eö hou
terig. Er ging mij een rilling van vrees door de leden
toen ik er naar keek. Het wezen liep nog vooit tot aan
de plaats, waar het ankerspil geweest was. Toen het
daar stond, scheen ik het te herkennen. Ja, het was
precies de admiraal.
Ik zag om naar mijn kantoor om eene vergelijking
te maken, ontzettend de admiraal stond er niet
meer
Mijn knieën knikten en het koude zweet brak mij uit.
Wat zou ik doen Ik dacht er over het hazenpad te
kiezen, maar toen ik weer het hoofd wendde en achter
mij zag werd mijn ontsteltenis nog grooter. Daar zag
ik al de beelden en borstbeelden naar mii toe komen.
Ik had geen adem meer om hulp te roepen, maar de
vrees gaf mij kracht en in drie groote sprongen bereikte
ik mijn kantoor, waarvan ik de deur met slot en grendel
afsloot.
Slot volgt-
Toen kwam de val. Het huis van menigeen
was op geen vasten grondslag gebouwd; toen
de waterstroomen er met geweld tegen aan
sloegen en de kwade winden waaiden, bleek
’t daartegen niet bestand en ’t werd neerge
worpen.
Groot, diep, zwaar was de val!
De veepest en besmettelijke longziekte kwa
men en wijlen minister Heemskerk Azn. ver
ordende, dat al het vee uit een stal moest
worden afgemaakt, wanneer ook maar één dier
door een dezer beide besmettelijke ziekten
was aangetast. Het rijk vergoedde 2/3 der
waarde en verkocht het gezonde vleesch bij
veris, best vleesch, dikwijls voor nauwelijks een
dubbeltje per pond, de biefstuk er bij in be
grepen. De prijs was zoo laag omdat er zoo
véél vleesch werd verkocht.
De pachtsommen waren hoog, te hoog, en
boter en vee brachten steeds minder op. Velen
trokken naar Amerika en wilden daar, waar
niemand hen kende, liever armoede lijden dan
in Friesland, waar de deurwaarder hen van
eigen haard verdreef.
Tegen ernstige kwalen moeten krachtige ge
neesmiddelen worden toegepast.
De Friezen zijn vasthoudend en verzetten
niet licht de bakens, maar als ’t moet, omdat ’t
-getij verloopt, doen ze ’t ook goed.
De veepest en longziekte weken voor goed.
De zuivelfabrieken kwamen. Door bemidde
ling van den heer Fontein de Jong, te Mur-
merwoude, en anderen, kwam te Bolsward een
zuivelschool tot opleiding van directeuren van
zuivelfabrieken, waaraan menige plaats hare
vooruitgang dankt. Krachtig heeft men den
tegenspoed ’t hoofd geboden, de bestaande ge
breken verbeterd, nieuwe voorkomen, ’t Is
een kleine moeite een goeden naam te verlie
zen; maar ’t is tobben, langdurig, aanhoudend
zich inspannen, om een verloren goeden naam
weer terug te krijgen.
Nu, we mogen zeggen, de goede naam is
weer verkregen. Wel is ’t niet gelukt, voor
de Friesche boter op de Engelsche markt den
hoogsten prijs te bedingen, dien de Deensche
steeds verwerft, doch we mogen zeggen: de
Friesche boter en 't Friesche vee zijn weer
beroemd.
Dat kon men zien op deze tentoonstelling.
We behoeven zeker ’t belang van wat Dins
dag en Woensdag te zien en te hooren was,
niet meer aan te geven. Reeds de tegenwoor
digheid van den heer Commissaris der Ko
ningin, baron Van Harinxma thoe Slooten,
bewijst dat we hier met de hoogste provinci
ale belangen te doen hebben.
Laten we eerst opmerken, dat aan de «Land
bouwtentoonstelling” ook eene «Nationale ten
van pluimgedierte en konijnen”
geven we nu beknopt weer,
van ouds grossier in alle soorten
tentoonstellingen, ons te zien geeft.
Nadat de trammen aanhoudend vee, pluim
gedierte, enz. hadden aangevoerd, was Dinsdag
de tentoonstelling gereed. De stad was geheel
in feestdos. Bijna uit elk huis wapperde een
vlag. Eerepoorten verhoogden ’t feestelijk
aanzien. Druk is ’t op de straten. Te 8 uur
loopt ’t al druk bij den ingang van het tentoon
stellingsterrein.
Laten we even vermelden, wat aangeboden
werd: 6 hengsten van Friesch ras, 3 van ander
ras; 10 merriën met veulens; 11 tweejarige
paarden, 8 éénjarige paarden; 9 springstieren
geboren in 1901, 16 geboren in 1902, 2 van
ouder datum; 23 kalve koeien (voor 1 Nov.
kalvende); 9 tweetallen twenterrieren, 12 twee
tallen enterrieren; 12 viertallen hokkelingèn;
11 verzamelingen van 3 melke koeien uit één
beslag; 6 verzamelingen krlveren (2 koekalvers,
1 stier), 15 exemplaren vet vee, terwijl de fa-
milierubriek: een stamboekkoe met haar vol
bloed afstammelingen 4 inzendingen telt. Ver
der 8 viertallen melkeschapen, 10 viertallen
lammeren (3 ooien, 1 ram); 11 overjaarsche
rammen; 5 beeren, geb. 1902 of vroeger,
Friesch en Yorkshire ras, 8 beeren, geb. 1903;
4 zeugen met minstens 6 biggen van 6 weken;
13 Friesche zeugen, geb. 1903; 12 Yorkshire
zeugen geb. 1903, 2 gekruiste zeugen, geb. 1903;
27 inzendingen boter van centrifugeroom; 14
inzendingen Goudsche kaas uit volle of ge
schepte melk; 20X3 stuks boerennagelkaas.
Verder gereedschappen; veevoeder; voorwerpen
tot opluistering. En dan 208 inzendingen hoen
ders (waaronder éénlingen, doch ook 3- en
4-tallen); 12 inzendingen eenden en 163 inzen
dingen konijnen.
Pluimvee en konijnen waren gelogeerd in
Doelezaal en Doeletuin.
Te half 10 optocht; ’t Dagelijksch bestuur
der Fr. Mij van Landbouw wordt van de tram
afgehaald. Ten stadhuize in de antieke raads
zaal van 1474 zijn commissieleden, jury, raads-
uit Harlingen zooveel koeien naar Hoorn, (om
van daar verder verzonden te worden,) dat
bijna alle schepen daarvoor in beslag wer
den genomen.
Een tijd van grooten bloei beleefde Fries
land voor en om ’t jaar 1870. Men baadde in
weelde. Het vee was ongehoord duur, de bo
ter bracht buitengewone prijzen op, de boeren
werden rijk. Alle vakken en bedrijven bloeiden
en de toestand was benijdenswaard. Armoede
behoefde er niet geleden te werden. In den
winter werd nog altijd verdiend met vlasbraken,
dorschen, ’t verzorgen van ’t groot aantal
koeien.
«Waar aas is, komen de gieren,” zegt het
spreekwoord en zoo ging ’t ook in Friesland.
De boeren konden de overdadige weelde niet
verdragen en op alle manieren werden zij aan
gespoord hunne overtollige guldens te beleggen.
Men ging speculeeren en vertrouwde me
nig speculant, die zich met een mooi praatje
aardig wist voor te doen. Men zou misschien
aandeelen genomen hebben in een sneldienst-
maatschappij naar de Zuidpool of de Zon, als ze
maar hooge percenten beloofden. Van degelijke
fondsen met lage rente moest men niets heb
ben. Er werd door velen zoo veel gespecu
leerd, dat er geen geld overbleef voor deug
delijke afwatering door begreppeling en bema
ling. Het beste fokvee werd tegen buitenspo
rige prijzen naar Amerika, Engeland, ja, waar
niet heen, verkocht. Doch men vergat zelf ook
best fokvee te bewaren of tot onvermijdelijke
bloedverversching aan te koopen; en zoo ver
minderde het vee steeds in gehalte, al ging de
veestapel in getal vooruit.
Niet alleen Friesch vee, ook Friesche boter
had een wereldberoemden naam. Dit wisten
ook de speculanten en deze kochten ledige, aan
de Waag te Leeuwarden gestempeldeFriesche
botervaten, waarin ze knoeiboter deden Mar
garine was toen niet bekend, doch men ver-
valschte boter met een mengsel van meel, var
kens- en schapenvet van export-slagerijen, in
nig vereenigd en gekneed en bedriegelijk ge
kleurd. De Friesche boter kwam in miscrediet,
evenals ’t Friesche vee ’t reeds was. ’t Gevolg
was; men bedong lagere prijzen.
De prijzen der boerderijen waren bovenma
tig gestegen. Geldbeleggers wilden als om
strijd de boerderijen koopen, waarvoor de boe
ren zelven zulke fabelachtige pachtsommen
betaalden.
A
SNEEKER COURANT