MH II S- ES UH EliTEY! IERI.lil Sneeker Hardzeilparüj. i’wr sim ei «im. ZUSTER REBATE. No. 67, Zaterdagss Augustus 1603. 68e Jaargang. LANDWEER. I! Uitgever: B. FALKENA Mzn., Singel, Sneek. Officieele Advertentie. FEUILLETON. ééne familie die Slot volgt* Hit blad verschijnt WOENSDAGS en ZATERDAGS. ABONNEMENTSPRIJS voor Sneek f 0,40 per 3 maanden, franco per post f0,50. Abonnementen worden te allen tijde aangenomen. 1 2 3 4 1 2 3 4 5 2 3 4 5 1 2 3 4 5 6 7 r 1 i, a De BURGEMEESTER van Sneek, Gezien de missive van'den Commissaris der Koningin in Friesland d.d. 13 Aug. 1903 le Afd. M. S. no. 2927, met de daarbij behoorende bijlagen. Brengt ter kennis van de dienstplichtigen der lich ting 1895, die op 1 Augustus j.l. voor den dienst bij de landweer bestemd zijn geworden, dat zij ingevolge het bepaalde in artikel 24 der Landweerwet verplicht zijn, zich binnen dertig dagen na den dag van over- gang naar de landweer bij den Burgemeester hunner woonplaats aan te melden, onder overlegging hunner verlofpassen. Zij die hieraan niet voldoen, worden in werkelijken dienst geroepen en daarin gedurende ten hoogste eene maand gehouden. Sneek, den 19 Augustus 1903. De Burgemeester voornoemd, ALMA. Schets uit het leven eener verpleegster. n e it •r e r- Ic i- e Zuster Renate Zij stond bij de groote tafel aan het venster en maak te een paar temperatuuraanteekeningen. Langzaam wendde zij het hoofd om en vroeg: Verlangt ge iets, mijnheer Von Holzen? Hij lag op den rug, door kussens ondersteund; zijn bleeke, vermagerde handen speelden zenuwachtig met een theelepeltje; met eene eigenaardig hartelijke uit drukking keken zijne mooie bruine oogen in de hare. Zij kon dien blik naar het scheen niet verdragen; haastig, als wilde zij een opkomend gevoel onderdruk ken, trad zij bij het bed en herhaalde hare vraag Verlangt ge iets Hij antwoordde niet, nam hare hand, hield die vast en zeide toen plotseling, zonder eenige inleiding Hoe houdt ge het uit Wat Dit leven. Zij kromp ineen. De oude vraag, die zij reeds lang afgedaan waande en die toch nog altijd onder de asch gloeide, zooals haar stormachtig kloppend hart haar maar al te duidelijk verried. Hij zag hare verwarring en een glans van geluk vloog over zijn gezicht. Met een krachtigen ruk trok hij haar naast zich op den rand van het bed. Ziezoo, biecht nu eens op Och het beteekent niets en ’t is werkelijk ook heel gemakkelijk zij stokte bij dien leugen, maar wist zich spoedig te herstellen zij haalde de schouders op en vervolgdeAls men nu eenmaal een beroep moet kiezen, waarom dit niet evengoed als een ander En dan is dit eigenlijk nog het beste, daar ik geheel geene familie heb- De ziekeninrichting is voor ons de plaats van familie en huisgezin men weet toch altijd, waartoe men behoort, en dan, ziet ge, dan Hu, wat 'n Dinsdag! Gure luchten, regen, regen en nog eens regen! Nu en dan was ’t weer droog; maar dan kwam opnieuw een ver raderlijke bui, hoogopspattende ’t vuil van de wegen en straten, zoodat geen paraplu onze beenbekleeding beneden de knie schoon en droog Gewoon een afschuwelijke ker- 1 2 3 4 Ilde 1 2 3 4 lilde klasse (Beurt- De vrouw Idske We gelooven, dat zeer i onver- om zweeg zij en onderwierp zich. Zoo was zij dus diacones geworden. Aanvankelijk drukten haar de strenge voorschriften der orde als een zware, bijna ondragehjke last. Zij was levenslustig van aard, met een hart vol verlangen naar alles, wat het gemoed van een jong meisje vervult, dat zich van het leven veel schoons en heerlijks voorstelt en thans moest zij, met een ernst, die al het wereldsche den rug toekeert, haar verder leven slijten tusschen de sombere muren der ziekenzalen, met geen ander gezelschap dan doktoren, verpleegsters en zieken. Dikwijls vreesde zij het niet te zullen uithouden, maar langzamerhand ver stompte haar jeugdig gevoel van verlangen naar de vrij heid genoegzaam, om zich in haar lot te schikken. De gewoonte nam haar mee in haren tredmolen en dan kwam er nog iets bij. Zij had niets geleerd dan zie- kenverplegen waarvan moest zij leven, als zij de zie keninrichting vaarwel zeide? Op zekeren dag ontving zij een nieuwen patient en wel een inde eerste klasse; Aino von Holzen had zijne rechts geleerde studiën voltooid en was thans sedert eenige jaren als assessor aan een der rechterlijke instellingen verbonden. Jong, rijk en zonder familie, die zich om hem bekommerde of hem rekenschap kon vragen, had hij de genoegens eener groote stad met volle teugen ge noten, meer dan zijn gestel kon verdragen. Een longaan doening was daarvan het gevolg geweest. Midden in eene zitting der rechtbank deed een hevige bloedspuwing hem ineenzakken en daar hij geen bloedverwanten had, brachten zijne vrienden hem naar het ziekenhuis. Zijn toestand bleek bij nader onderzoek veel ernstiger dan men aanvankelijk dacht. Weken lang zweefde hij tusschen leven en dood, en toen hij eindelijk weer op herstel kon hopen, bloeiden in den tuin van het zieken huis reeds de eerste viooltjes. 1) De dokters noemden haar de beste verpleegster; de zie ken verafgoodden haar eenvoudig. Zij had zulk een zachte hand, zulk êen lief, deelnemend lachje. Als zij met haren gedruischloozen, bijna zwevenden gang tus schen de lange rijen bedden doorging, was het alsof een vloed van zonlicht door de hooge ziekenzaal stroomde. Geen ander wijdde zich aan haar zwaar beroep met zoo veel opoffering en nimmer ontbrekende opgewektheid als zij; geen ander verstond zoo goed als zij de kunst om verbitterde of verslagen gemoederen tot kalmte te brengen of met nieuwe hoop te vervullen. Zij was niet altijd zoo geweest, maar dat was toch al lang geleden. Zjj was in het ziekenhuis groot geworden. Vroeg wees, had men haar aan de hoede eener tante toever trouwd, die als directrice aan het hoofd eener vrouwen kliniek stond. Tusschen doctoren en ziekbedden ging hare jeugd voorbij. Zij was arm en bezat niemand, die zich harer zou hebben kunnen of willen aantrekken; daarom vond hare tante het maar het best, haar als diacones te laten aannemen. Haar gemoed kwam wel daartegen in opstand, want zij had een afkeer van het leven, waartoe zij op deze wijze werd veroordeeld, maar zij was tevens schuchter en bedeesd en vreesde niets zoozeer, dan dat hare weldoenster hare weigering als een bewijs van ondankbaarheid zou beschouwen. Daar- De buien van vóór vijf uur bleken echter de laatsten te zijn. Wel was de lucht en werd ze niet schoon, doch ’t w’eer hield zich goed. Alleen, waar bleef de wind? ’t Was stil Bijna onbeweeglijk was zelfs ’t trillend popel blad en vervelend slap bleef de vlag boven ’t koepeltorentje der Groote Kerk hangen. Langzamerhand echter, naarmate de vlaggen- tooi aan de huizen de straten een feestelijker aan zien gaf, naarmate de stad ontwaakte uit haar rust en ’tlevendiger werd op en aan de kaden, kwam er meer hoop, dat ’t toch iets harder zou waaien dan wat de jongelui met «vliegende bladstilte” betitelen. De vlag boven de Groote Kerk deed herhaaldelijk pogingen, zijne banen eens te ont plooien. Zoo om tien uur henen begon de vroolijke beweging door de stad, doch vooral aan de ka den. De verschillende schepen, grootere en kleinere, van allerlei vorm en tuigage maakten zich gereed, ’t Grootste tuig werd opgezocht, want ’t zag er heel niet uit naar «reefskoelte”. Een keurig gezicht was ’t, de zeilers naar ’t terrein van den wedstrijd te zien drijven. Eerst gingen de nieuwe bezoekers, de vijf Zwollenaars der «One design Class”, aardige witte verschijningen; en steeds meer schepen volgden. Een keurig gezicht, ’t Groote zeil breed uit en de fok loefwaarts ging ’t met zeer weinig gang meerwaarts. Al door kwamen stoombooten met of zon der fanfaremuziek de stad binnen, om op pas sagiers te wachten. Al door werden de kaden voller. Vroolijk lachte u ’t bord der Etalage-wedstrijd aan, ter wijl 't »Wie nog n list?’’ zich verloor in ge- roesemoes van menschenstemmen, fanfare- en draaiorgelgeluiden. De oude, en toch eeuwig jeugdige Jan Klaassen meende op ’t drukste deel der stad niet te mogen ontbreken. Kwart voor twaalf vertrok de directieboot, een der stoombooten «Nijverheid” met directie, leden en schuttersmuziek. Tegen één uur begonnen de stoombooten zich te vullen. Er lagen er weer heel wat. We telden ver over de twintig. Jammer voor de passagiers dat de booten zoo laat weer weggingen; flink over half twee, ja te twee uur zag men de laatsten weggaan. Gelukkig dat de wind, na den middag ten minste, iets aan wakkerde; iets; och, zoo’n wei- nigje! Hij bleef echter steeds hoog, dichter bij Noord dan West. schip bekneld raakte. T" velen medevoelen met 't leed op zoo’n wachte wijze over een geachte Sneeker familie gebracht. is het toch ook eene schoone gedachte, de menschen te helpen in dagen van lijden en verdragen, ’t Is een heerlijk gezicht hunne oogen eiken dag helderder, le vendiger en gelukkiger te zien staan’t is heerlijk hunne dankbaarheid te ondervinden, als zij hersteld zijn. Zij had dit alles met eenigszins eentonige stem gezegd, alsof zij een van buiten geleerde les opzei. Hij scheen dit ook heel goed te gevoelen, want bijna spottend vroeg hijGelooft ge alles, wat ge daar zegt Of ik wel, natuurlijk Hij schudde heftig het hoofd. U gelooft het niet! U praat u zelf maar wat voor, om rust te krijgen. O neen wind u niet op over die woorden; ik ken u nu al lang genoeg om te weten, wat ik zeg en het zou ook al te gek wezen, als het anders was. Wat geeft u voldoening? De dankbaarheid? Och wat, die is er maar voor een oogenblik en wie weer in het gewoel van het leven is teruggekeerd, heeft uwe zorg al heel gauw ver geten. U moet niet zooveel spreken. Uwe-borst. Och, laat die borst nu maar met rust; die helpt u vandaag toch niet uit de klem! U heeft zware lasten te torsen, en welke vreugdelooze lasten! En voor wie? Voor vreemden. Neen, niet voor vreemden voor mijne broeders en zusters, mijne lijdende broeders en zusters. Met wie u evenwel geen enkele band verbint! Toch wel, en juist de sterkste: de liefde tot den naaste. Hij zag haar een oogenblik nadenkend aan. Hebt ge alle zieken lief? Ieder die mijne hulp noodig heeft. Ook mij? ’t Had ons hier te Sneek anders net zoo kannen gaan, als eens een passagier te Warns, die z’n schipper vroeg, wanneer ze eens weg zouden zeilen. De schipper antwoordde op z’n friesch: «Ja, sjog je, de wien is nog te heeg!” »Nu”, zei de passagier, «dat is duidelijk: als de wind te Heeg is, kunnen we ’m hier te Warns niet gebruiken.” En hij zocht een véhicule. Prachtig was 't weer, naar en op «de Meer”. Water in overvloed; god Pluvius had toch dit jaar meer dan genoeg »’n goeie bui.” Wel hingen de zeilers niet gevaarlijk schuin onder den druk des winds, wel schuimde en klotste ’t water niet met kracht tegen den boeg. Doch is ’t niet een heerlijk gezicht, dat water, nu eens nauw, dan weer zich uitbreidend; altijd omzoomd door ’t lachende groen; al die klei nere en grootere plassen, zich telkens met el kaar vereenigend om dan weer uiteen te gaan. En daarop al die beweging van vaartuigen; die zich uitende pret; die opwekkende muziek. En dan die vinnige kamp om de prijzen. Dit jaar toch was er iets extra’s. Een nieuwe klasse zeilers er bij en H. M. de Koningin-Moe- der had twee groote zilveren medailles gezon den. Op de directie-polle was pret! En op en bij de kermispolle was uitgelaten vroolijk- h<id. Alleen was ’t er wat moerassig. Goed- dicht en niet te laag schoeisel was wensche- Jijk. Men zou er in kunnen blijven steken. (De gisteren voorbijvarende booten hebben daarom opgelet, of er ook iemand in was blijven vastzitten; doch gelukkig geen sterveling ge vonden Na vier uur ging ’t weer stadwaarts Welk een beweging. Allerlei muziek omzweeft de duizenden. Vol is ’t op de kaden en steeds voller wordt ’t. Langzaam naderen de booten en schepen en scheepjes. Steeds meer komt er gedrang. Haast iedere stoomboot heeft wat te sleepen; want er is weinig wind en dan is ’t nog in den wind! Een vol uur lang ziet men de vaartuigen binnenkomen en beurtelings hunne passagiers aan wal zetten. De stad vult zich met een groote, in feeststemming zijnde massa. Vreeselijk jammer, dat voor vreugde, waarin ieder deelde, op zoo akelige wijze moest verstoord worden, doordat de jeug dige kapitein H. Wdie bij ’t stadwaarts va ren een schip aan de stoomboot Oldambt zou vastmaken, met zijn been tusschen boot en kon houden! mis-Dinsdag! ’t Was ook merkbaar aan ’t bezoek. Wel kwamen vele bezoekers van buiten met de ver schillende vervoermiddelen in de stad, doch ’t werd niet de drukte van andere jaren. ’t Bord, met «Bezoek den Etalage-wedstrijd te Sneek van 28 Aug.1 Sept.”, gluurde uit den treuren de menschen aan. Zoo was ’t vooral de Dinsdagmorgen. Doch ook de middag en avond waren niet veel beter. En de barometer gaf nog geen recht om voor den Woensdag draaglijk hardzeilers weer te verwachten. Hoe zou de Woensdag, de groote kermisdag van Sneek worden? De dageraad kondigde zich aan met stevige regenbuien. Doch die hinderden nog aan wei nigen. Bijna allen genoten nog een verkwik kende rust en voor niet weinigen was die rust maar nauwelijks begonnen. Er werd in zes klassen gezeild. Ingeschreven waren: Iste klasse (Boeiers en Jachten): Wilhelmina van N. J. Lankhorst te Heeg. Maria van H. Vrolijk te Sneek. Constanter van P. Halbertsma te Grouw. Romkje van G. H. van der Meulen te Leeuwarden, j klasse (Centerboards, Kielbooten): Silvana van T. A. Stam te Sneek. Elisabeth van Barkmeijer te Eila van J. Hofstra te Sneek. Mascotte van P. R. van Haga te Sneek. en Vrachtschepen.) van B. N. Steiginga te Sneek. Twee Gebroeders v. A. J. v/d Veen te Oosterwolde De Jonge Douwe van K. D. Visser te Koudum. De Vier Gezusters van E. v/d Meer te Oudega. De Jonge Aafke van Jongsma te Delfstrahuizen. Nooit Gedacht van H. Bergsma te Terhorne. De Drie Gebroeders van Rein Cool te Bolsward. IVde klasse (Open Booten—Tjotters ben. 4,80 M): 1 N. N. van J. R. Kuperus te Akkrum. Hermina van Mr. P. C. Andreae te Sneek. De Jonge Pieter van P. Vrolijk te Sneek. N. N. van Hiemstra te Warns. Argo van Y. Wouda te Sneek. Vde klasse (Schouwen): De Jonge Jan van P. J. Olij te Sneek. Friso van H. van der Zee te Sneek. De Jonge Anna van Th. Hiemstra te Woudeend. De Jonge Gerrit van J. Hofstra te Nes. De Jonge Hubert van Westerhuis tePoppingawier. De Waterrot van S. J. Olij te Sneek. Snel van Joh. B. Kalsbeek te Warga. 1 2 3 4 5 6 7 Vide klasse (Booten met sprietzijl lengte 4,40 M., br. 1,90 M. hoogstens): De Jonge Liekele van Poepjes te Oldeouwer. De Jonge Dirk van T. K. Zandstra te Boornzwaag De Jonge Marten van H. Hendriks te Sneek. Gijsbrecht Jacobs van Gebr. Mulder te Langweer V Ilde klasse (One design class): Sijs van O. Pauw, Mees van M. van der Biesen, Spreeuw van J. C. Deking Dura, Vink van mr. C. H. Thiebout, Meeuw van J. Warner, allen te Zwolle. ADVERTENTIëN 4 cent per regel. Bij abonnement van 500 regels 3 cent en van 1000 regels 27, cent. Groote letter» naar plaatsruimte. f. 5 I 1 I s ItiRAHT. -

Kranten in de gemeente Sudwest-Fryslan (Bolswards Nieuwsblad, Sneeker Nieuwsblad en Friso)

Sneeker Nieuwsblad nl | 1903 | | pagina 1