SHOTS- BS illïEKTESTIEBLAD VOOR SJEEk ES MSTIiEEES. mtogo Bewijs. Lord Salisbury. Zaterdag 29 Augustus 1903. 88e Jaargang. No. 69- Binnenlandsch Nieuws. Uitgever: B. FALKENA Mzn., Singel, Sneek. Officieele Advertentie. FEUILLETON. i. van HOOFDSTUK I. Hit blad verschijnt WOENSDAGS en ZATERDAGS. ABONNEMENTSPRIJS voor Sneek f 0,40 per 3 maanden, franco per post f0,50. Abonnementen worden te allen tijde aangenomen. 9. 10. 11. ADVERTENTIëN 4 cent per regel. Bij abonnement van 500 regels 3 cent en van 1000 regels 2*/, cent. Groote letters naar plaatsruimte. 1) De nachttrein naar de residentie was op het punt om het stadje Berghausen te verlaten. De conducteurs had den de portieren der waggons reeds gesloten en de machinist hield de hand aan de stoomfluit, om het sein tot vertrek te geven. Daar kwam in snelle vaart een man uit het stationsgebouw loopen. In zijn ruime man teljas, die in den wind fladderde, geleek hij een reusach tige vleermuis, die in den herfstnacht voortvloog. .Kan ik nog niet mee?« hijgde de heer, terwijl hij het zweet van zijn gelaat wischte. De stationchef, die hem reeds met een handgebaar beduid had, dat het niet kon, herkende hem nu bij het licht der lantaarns op het perron. »Hé mijnheer Schwerdtner, gaat ge nu reeds weer neen? Kom, maak gauw voort, ik zal u helpen!» De reiziger kon niet antwoorden; de welwillende be ambte rukte ’t portier van den naastbijzijnden waggon open en duwde den laat komenden bekende naar binnen. Op ’t zelfde oogenblik liet de stoomfluit zich hooren en de trein kwam in beweging. Onze reiziger, een nog jong man kwam bijna strui kelende de coupé binnen; bijna had hij zijn hoed en reistasch uit de hand laten vallen, in zijne gejaagdheid was hij als verblind. Een brommerige stem uitte een luide verwensching. die de geheele wereld respect deden inboeze men voor den «grooten ouden man*. Deze titel is voor hem geen aanplakbiljet, geen reclame- Woord, geen woord, dat uit ijdelheid hem door zijn partij gegeven werd. Neen, deze bijnaam groeide uitde harten der menschen, zoowel in als builen Engeland naar buiten, omdat Gladstone werkelijk een groot man was, die grooter werd naarmate zijn jaren klommen, die na den 80- jarigen leeftijd nog misschien grooter werd dan hij te voren was. Gladstone was geestdriftig en nobel aange legd, waar Salisbury koud-aristocratisch en stug was. Salisbury zag zijn groote buitenlandsche poli tiek ten overwinning gaan, hoewel Salisbury naar lichaam en geest reeds op was. Gladstone daarentegen echter bezweek als politiek persoon, zonder dat zijn lersch home-rule-ideaal ver wezenlijkt werd en <ierf als rnensch zonder die verwezenlijking te zien. En toch was Glad stone daarom groot. Volgt men reeds thans niet zijn beginsel, door de Ieren op oecono- misch gebied krachtig te helpen. Is, wat thans door koning Edward voor de Ieren gedaan is, eigenlijk niet door Gladstone bewerkt? De ruimte verbiedt ons breed de daden van Salisbury te bespreken, daarom doen wij slechts grepen hier en daar: Salisbury was vooral groot, omdat er geen grooter was in zijne partij. Salisbury was uit de school van Disraëli en nam deel aan ’t congres van Berlijn in 1878, dat Rusland van de vruchten zijner overwin ning op de Turken beroofde. De naweeën merken we nu nog in Macedonië. Salisbury handelde tegenover ’t buitenland met zelfzucht en sans-gêne. Salisbury was in 't Hoogerhuis lang de beste debater van zijn partij. En de groote redevoeringen, die hij jaarlijks hield aan het banket van den Lord-Majoor van Londen, wa ren een événement. Hij was dikwijls cynisch. Salisbury was de grootste tegenstander van Gladstone’s home-rule voor Ierland en eerst thans, na zijn aftreden, trad zijn partij uit zelf behoud ten gunste der Ieren op. ’t Volgende gezegde toegeschreven: Salisbury zweken! Salisbury had 't geluk aan 't hoofd van een natie te staan, die de hoogste hoogte van aan zien, macht, rijkdom, weelde bereikte en be hoefde slechts de traditie zijner Tory-voorgan- gers te volgen. Salisbury was premier tot 1902, doch in theorie; inderdaad verdrong de kwade geest van den spijkerkoopman uit Birmingham, van Chamberlain, hem uit zijn zedelijk premier schap; reeds lang voor 1 902 was Chamberlain eigenlijk de premier. Salisbury wilde echter niet heengaan voordat Zuid-Afrika in orde gebracht was en men moet zeggen dat Fashoda en Zuid-Afrika twee groote succes-nummers zijn, tijdens zijn laatste premierschap afgespeeld. Wij mogen echter ook volhouden, dat Sa lisbury in de laatste jaren als staatsman moe en ziek was. Hij had als premier de verant woordelijkheid van den oorlog in Zuid-Afrika, die van Engeland een reuzeninspanning vorderde en hij wilde denkelijk niet altreden, vóór dat die oorlog geëindigd was. Salisbury had in ’t begin van den krijg ge- zeg 1, dat Engeland niet naar Zuid-Afrika ging om goud of land. Doch Chamberlain heeft hem gedwongen, dat woord zelf te schande te maken. De ,Zuid-Afrika-oorlog was een oorlog van Chamberlain, niet van Salisbury. Laten we ten slotte nog opmerken, dat het geslacht Cecil, waartoe Salisbury behoorde, volgens ’t getuigenis van den tegenstander Gladstone, reeds sedert tien geslachten in dienst der Kroon werkzaam was. Dit was zeker de oorzaak, dat de Cecils geloofden aan eigen voortreffelijkheid en aan eigen onmis baarheid voor Brittanje. Men mag het toch niet aan kleinzielig bevoordeelen van de eigen familie toeschrijven, dat Salisbury zóóvele le den zijner familie in zijn kabinet opnam, dat men van nepotisme (familie-regeering) sprak en ’t laatste Kabinet-Salisbury spottend ’t «hotel- Cecil* noemde? En dat hij wist te bewerken, dat een familielid hem als premier op volgde? stone, den grand old man en de conservatieven onder Salisbury. Van 1885 1886 trad hij op als eerste minister en nadat Gladstone zich in gespannen had om Ierland home-rule (zelfregee- ring) te geven, die home-rule-wet door ’t La gerhuis met 301 tegen 267 stemmen zag aan genomen, maar door ’t Hoogerhuis afgewezen, belastte Salisbury zich opnieuw met de leiding van het kabinet. Na Gladstone’s nieuw pre mierschap, waaronder zich de Unionisten (die geen home-rule wilden voor Ierland) van de andere liberalen hadden afgescheiden en daar door Gladstone’s partij in de minderheid brach ten, volgde ’t premierschap van lord Roseber ry en toen kwam in 1895 Salisbury voor de derde maal als eerste minister aan ’t bewind. Den 10 Juli 1902, nadat de Zuid-Afrikaan- sche oorlog geëindigd was, trad hij om ge zondheidsredenen af en dit bleek een afscheid voor goed. Nog een jaar mocht hij een wel verdiende rust smaken op zijn landgoed, om nu voor goed van ’t wereldsch tooneel te ver dwijnen. Dat er met hem een van Engelands grootste, eminentste zonen heenging, bleek uit de groote belangstelling, die men te Londen aan den dag legde. Ook bij „the men on the street” was zulks merkbaar. Of Salisbury echter op één lijn mag gesteld worden met de groote voorgangers van hem uit de Tory-partij, valt te betwijfelen, zelfs te ontkennen. Of hij zich in grootheid meten kon met zijn politieken tegenstander Gladstone, die veel ouder was dan hij en eenige jaren geleden stierf, mag ook aan twijfel onderhevig genoemd worden. Gladstone was groot en zal in de geschie denis groot blijven. Wel was Gladstone in de buitenlandsche politiek niet zoo gelukkig als de voornaamste Tory-premiers in de laatste eeuw. Doch dit lag, dunkt ons, ook gedeeltelijk hier aan, dat juist de Tory-politiek er eene was van brutaal optreden naar buiten; de echte John Buil is een Tory-type, geen Wigh. De echte John Buil is niet de Engelschman, die met idealen omgaat. De echte John Buil is de Tory-man, die brutaal den zwakkeren buiten lander neerdrukt, zonder eenig medelijden te toonen, die dan niet bang is voor on-mensch- lievende handelingen, die alleen schermt met woorden van menschenliefde, als het in zijn jingo-kraam te pas komt. Gladstone hield er hoogstaande idealen op na, Schwerdtner stamelde een verontschuldiging, daar hij geloofde in het halfduister een passagier op de voeten getrapt te hebben; hij groette daarop beleefd en wisch te het zweet van zijn voorhoofd. Inmiddels was de trein in vollen gang gekomen. Nu eerst kon hij eens om zich heen zien. Er waren nog twee reizigers in de coupé. Voor zoover het licht der lamp aan de zoldering en de rook van twee sigaren een juiste waarneming toelieten, kwam hij tot het ver moeden, dat zij mannen van middelbaren leeftijd waren. Zij zaten tegenover elkaar bij een raampje. De een, die voorwaarts reed, was zwaarlijvig; hij had een borsteligen snorbaard, en aan de hand, waarmee hij de sigaar naarden mond bracht, fonkelden eenige prach tige diamanten. Hij scheen het warm te hebben, zijn ademhaling was hoorbaar en hij had zijn hoed afgezet; het licht der lamp scheen op zijn glimmend kaalhoofd. Zijn reismakker tegenover hem scheen zich voor de frissche lucht in acht te nemen en het open raampje slechts te dulden ter wille van zijn overbuurman. Hij droeg een langen donkergrijzen stofmantel, van boven tot onder geheel dichtgeknoopt, en had een zwarten doek over zijn kin en wangen. Een groote, grijze hoed met breeden rand, overschaduwde zijn gelaat zoo volko men, dat niet eens te herkennen was, of hij een baard had. In het fluisterend gevoerd gesprek, dat deze laatste met den dikken heer onderhield, herkende Schwerdtner hem aan de brommerige stem als de persoon, die hem zoo onvriendelijk verwelkomd had. Terwijl hij bij het andere portierraam op dezelfde bank als de dikke heer zich op zijn gemak zette, oordeelde hij noodig, nogmaals zijn verontschuldiging aan te bieden voor zijn haastig ongewoon binnenkomen. «Ik kwam zoo laat, dat ik reeds vreesde niet meer te kunnen meereizen. Neem mij niet kwalijk, dat ik hier wordt aan Bismarck was een man hout, zoo geschilderd alsof het ijzer leek. Of Bismarck hierin raak sprak? Hij heeft Paul Kruger een staatsman van ontzaglijke grootte genoemd, en toch is Kruger tegen Sa lisbury’s kwaden geest, tegen Chamberlain, be- zoo ontstuimig binnenkwam.» Deze beleefdheid scheen den heer in den grijzen man tel iets vriendelijker te stemmen. «Het was alleen wegens den wind door de open deur,» zeide hij halfluid, «en mijn verwenschje rheumatiek «Het verwondert me eigenlijk, dat je zoo gevoelig bent,« zei de kaalhoofdige met zekeren spot. «Ik dacht dat jij in je leven dat wel ontwend zou wezen. Als men zooals jij «Och wat!« viel de ander hem in de rede. «Niemand is gevrijwaard tegen kiespijn.» Hij wierp het overschot van zijn sigaar het venster uit en keerde het hoofd een weinig naar Schwerdtner, die zijn hoofd in de kussens drukte en peinzend voor zich uit zat te staren. «Waar gaat uw reis heen mijnheer, als ik vragen mag?« «Naar de residentie,» antwoordde Schwerdtner, zon der zich te bewegen. Bij alle beleefdheid was hij niet in een stemming om met den vreemde een gesprek aan te knoopen. De vrager zweeg en hervatte weldra het fluisterend gevoerd gesprek met zijn reisgezel. Nu kwam de conducteur, om het kaartje van den laatst bijgekomen reiziger te knippen. De man met den breedgeranden hoed ging rechtop zitten en be schermde zich met zijn mantelkraag tegen de binnen- stroomende frissche lucht. Dienstvaardig reikte de dikke heer het kaartje van Schwerdtner aan den conducteur over en deze knipte er met zijn tang een gaatje in. De dikke fluisterde in- tusschen boos:»Wel verduiveld, zeg eens, ik heb uitdruk kelijk bedongen, dat wij alleen zouden blijven Hoewel gefluisterd, had Schwerdtner deze woorden toch gehoord. «Neem mjj niet kwalijk,* fluisterde de conducteur te- De politie te Arnhem heeft het lijkje van een kind, dat dood in bed was gevonden, in beslag geno men en overgebracht naar het Stedelijk Ziekenhuis, ten einde gerechtelijk te worden geschouwd. Verinoe- delijk is de moeder, die zich vaak aan het gebruik van sterken drank te buiten gait, slapende op het kind gaan liggen. rug, «geheel toevallig en in de haast heeft de stationchef zelf dien heer ingelaten. De zult wel bemerkt hebben, dat ik geen tijd meer had «Goed, maar geef voortaan beter acht. Ik hoop dat het nachtverkeer niet zoo druk is, dat we nog meer toevloed van reizigers te wachten hebben.» «Daar zal ik wel voor zorgen, u kunt er op rekenen.* De conducteur ging en sloot het portier. Schwerdtner kroop nog dieper in zijn hoekje en gaf zich moeite om te toonen, dat hij geen notitie wilde ne men van het gesprek der heeren, die zoo gaarne onge stoord wilden blijven. De heer in den grijzen mantel haalde nu uit een zijner mantelzakken een koker te voorschijn. «Ik zal nog maar een sigaar aansteken. Dat is het beste middel tegen kiespijn,» zeide hij. Doch daar scheen hij iets te bedenken. Hij boog -het lichaam voorover naar Schwerdtner en hield hem den sigarenkoker voor, welke uit twee kleppen bestond, waarvan hij de eene met de vingers gesloten hield. «Wij zijn u misschien lastig met ons rooken wilt gij daarom liever zelf ook meedoen, mijnheer?» Hij vroeg dit met gedempte stem, alsof hij wegens zijn rheumatiek den mond bijna niet kon openen. «Dank u, ik rook nooit,antwoordde Schwerdtner. Zonder zich beleedigd te toonen, trok de heer de schouders ophalende, terug. Hij nam een sigaar uit den koker, kreeg vuur van zijn vriend en borg den koker weer in zijn mantelzak. Schwerdtner sloot de oogen. Het eentonig gegons der wielen en het gemompel van zijn twee reisgezellen bij het andere portierraampje deden hem allengs inslui meren. Daarbij trokken de jongste gebeurtenissen uit zijn leven in nevelachtige beelden het oog van zijn geest voorbij. (Wordt vervolgd.) VERGADERING van den Gemeenteraad van Sneek, op Dinsdag, den 1 September 1903, ’s namiddags ten 7 ure. Punten van behandeling Beëediging en installatie van raadsleden. 2. Resumtie der Notulen. 3. Mededeeling van ingekomen stukken enz. 4. Aanwijzing van Cotnmissién inzake reclames tegen den Hoofdelijken Omslag, dienst 1903. 5. Benoeming van drie Leden der Commissie voor Strafverordeningen. Alsvoren voor de Gemeentereiniging. Alsvoren voor Openbare Werken. 8. Alsvoren voor Straten en Wallen. Alsvoren voor Begrootingen en Rekeningen. Alsvoren voor Gemeente-eigendommen. Alsvoren voor het beheer der Plantsoenen. 12. Voorloopige vaststelling der Gemeenterekening, dienst 1902. 13. Aanbieding der Gemeentebegrooting, dienst ’04. 14. Adres van J. van der Laan om een nevenbe trekking te mogen bekleeden. 15. Alsvoren tot sluiting der draaibrug over de Stadsgracht bij de Waterpoort, iederen werkdag twee maal een kwartier. 16. Alsvoren van L. Dijkstra inzake afrekening zij ner jaarwedde als voormalig concierge aan de Hoogere Burger- en Burger Avondschool. 17. Alsvoren van G. Stüvel Azn. om eervol ontslag als hoofd en onderwijzer aan de Herhalingsschool. Zaterdag overleed lord Salisbury in den ou derdom van 73 jaren. Met hem verdwijnt een van Engeland’s meest verdienstelijke staatslie den en een groote figuur onder de politieke persoonlijkheden in de laatste halve eeuw. Robert Arthur Talbot Gascogne Cecil werd den 3 Februari 1 330 geboren. Na gestudeerd te hebben te Eton en Oxford werd hij reeds op 23-jarigen leeftijd lid van ’t Lagerhuis. Hij sloot zich aan bij de Tory (conservatieve) partij en verwierf weldra naam door zijn ken nis en redenaarstalent. Zijn vader stierf in 1867 en nu werd hij markies van Salisbury. In 1866 benoemd tot minister voor Indië, leg de hij wegens verschil met den premier Dis raëli reeds spoedig deze iunctie neer; doch in 1874 kwam er weer toenadering tusschen de twee staatslieden. Twee jaren later werd Sa lisbury gezant te Konstantinopel en in 1878 minister van Buitenlandsche Zaken als opvolger van lord Derby. Na Disraëli’s dood nam Sa lisbury de leiding op zich der Torypartij en van nu af aan was ’t een wisseling van commando, van regiem tusschen de liberalen onder Glad- I 6. 7.

Kranten in de gemeente Sudwest-Fryslan (Bolswards Nieuwsblad, Sneeker Nieuwsblad en Friso)

Sneeker Nieuwsblad nl | 1903 | | pagina 1