MiilM «WE5TBL1II
Jfen verborgen Bewijs.
WR SUB El (fflTRM.
Even naar Oosl-Indië gezien.
;|1
i d
Woensdag 9 September 1903.
58e Jaargang.
No. 72.
7
Uitgever: B. FALKENA Mzn., Singel, Sneek.
Officieele Advertentie.
FEUILLETON.
1
WONINGWET.
1
hij
de
naam
i r/
Hit blad verschijnt WOENSDAGS en ZATERDAGS.
ABONNEMENTSPRIJS voor Sneek f 0,40 per 3 maanden,
franco per post f0,50.
Abonnementen worden te allen tijde aangenomen.
antwoordde Schwerdtner
dan alleen als ik hem in den-
hoofd moest geworp<
nering levendig. E<
Aangifte door verhuurders.
Het GEMEENTEBESTUUR van Sneek,
Gelet op artikel 9 der Woningwet;
Maakt bekend, dat in zijne vergadering van 29 Au
gustus j,l. het navolgende is bepaald:
a. Verhuurders van in de gemeente Sneek gelegen
woningen, welke 3 of minder ter bewoning bestemde
vertrekken bevatten, onverschillig of de Woning op
zich zelve een Gebouw vormt, dan wel van een Gebouw
deel uitmaakt, zijn verplicht bij het Bestuur dier ge
meente, overeenkomstig art. 9 der Woningwet eerste
aangifte te doen vóór 15 November e. k. en
b. Zij, die later als verhuurder optreden, moeten
aangifte doen binnen 8 dagen, nadat de woning is
betrokken.
Verhuurders zijn voorts verplicht nieuwe aangifte
te doen binnen eene maand, nadat de Woning door een
nieuwen huurder is betrokken, tenzij deze inmiddels
de bewoning heeft gestaakt.
Onder verhuurders worden verstaan personen, die,
hetzij voor zich zelven, hetzij in eenige hoedanigheid
eene Woning sehriftelijk of mondeling verhuren.
Formulieren van aangifte zijn ter Secretarie der ge
meente kosteloos verkrijgbaar.
Sneek, den 1 September 1903.
Het Gemeentebestuur voornoemd,
ALMA, Burgemeester.
JAC. van der LAAN, Secretaris.
De oppervlakkige lezer, die jaren, tientallen
jaren de couranten doorleest en er geregeld
berichten in ontmoet over krijgstochten, expe
dities, overvallen, afstraffingen, zóó- en zooveel
dooden en gewonden, in onze Oost, zal mis
schien bij zich zelf denkenWaartoe dat eeuwi
ge vechten? Laat die menschen, daar ver in
de binnenlanden, die niet van ons gediend
willen zijn, met vrede. Uit winstbejag behoeft
men die tochten niet te doen.
Genoemde oppervlakkige lezer zal misschien
aan imperialisme denken en in ieder geval
beweren, dat invloedrijke personen en maat
schappijen, die financiëel belang hebben bij ’t
ADVERTENTIëN 4 cent per regel. Bij abonnement van 500
regels 3 cent en van 1000 regels 27» cent. Groote letters naar
plaatsruimte.
kreegt ge bij het instappen in de coupé? Zoudt ge
den vermoedelijken moordenaar herkennen?»
Schwerdtner antwoordde langzaam maar duidelijk
ontkennend.
«Dat is jammer! De anderen, die hem gezien heb
ben, zeggen juist hetzelfde. Die man wist zich goed
verborgen te houden. Zelfs de kleur van zijn haar is
niet met zekerheid vast te stellen. Hebt ge nog iets
kunnen opvangen van het gesprek, dat hij met Von
Döbel voerde?»
«Ik bemerkte alleen, dat het over onbelangrijke on
derwerpen liep, althans over niets, dat iemand zou
kunnen boos maken, en zij spraken elkaar toe met
jij en jou.«
«Ah, dat is niet zonder gewicht! Zijt ge daar zeker
van, mijnheer Schwerdtner?»
Ook de conducteur bevestigde dit. Bij het instap
pen, één station vóór Berghausen, had hij dit toevallig
gehoord. Dit gebeurde te Steinfurt. Zij waren met
kaartjes eerste klasse aan den trein gekomen. Döbel
vloekte, toen hij de eenige coupé eerste klasse opende
en daarin reeds een officier en een dame zag zitten.
«Kom, laat ons dan maar in de tweede klasse gaan, als
je ’t goed vindt,» zeide hij tot zijn reisgenoot. Deze
had slechts geknikt en was vervolgens met Döbel in
een coupé tweede klasse gegaan. Het was ook Döbel
alleen die den conducteur een flinke fooi gaf om «on
gestoord te blijven, daar zij gewichtige zaken hadden
te bespreken.»
«Merkwaardig, merkwaardig», mompelde de raads
heer, het hoofd schuddende. «De moordenaar liet zijn
slachtoffer de noodige maatregelen nemen om met hem
alleen te zijn; en hij heeft u aangesproken, mijnheer
Schwerdtner? Ja, zeker, hij was ontstemd, toen hij een
Welken indruk eenvoudig vreemdeling zag instappen; dat kon mis
ij HOOFDSTUK I.
Toen Schwerdtner daar aan kwam, waren de verhoo-
ren reeds in vollen gang. Vele personen in uniform
en in burgerkleeding kwamen en gingen.
Voor de schrijftafel van een hooger beambte stond
de conducteur, de tweede hoofdgetuige; Schwerdtner,
hoorde juist den naam van den vermoorden passagier
noemen: Otto von Döbel. Eenige beambten hadden
het lijk van den bankier en handelsraad herkend.
Schwerdtner’s binnentreden vestigde aller opmerk
zaamheid op hem. De commissaris liep onmiddellijk
naar den raadsheer van politie en fluisterde hem iets
toe.
»Ah!« zeide deze. «Mijnheer, wees zoo goed dade
lijk hier te komen. Ik heb reeds verlangend naar u
uitgezien. Ik hoop van u gewichtige mededeelingen
te hooren.»
Schwerdtner kwam bij de schrijftafel van den raads
heer en de secretaris naast hem doopte in gespannen
verwachting zijn pen in den inktkoker.
«Uw naam? Uw beroep? Uw woonplaats?» waren
de eerste vragen, Schwerdtner beantwoordde die zon
der haperen.
«Waart ge bekend met den vermoorde?»
«Neen.»
«Vertel mij den loop der gebeurtenissen, voor zoover
gij die kent, en vergeet niets. r’
Borneo onze uiterste posten bezetten. Daarom
moest ook ’t groote binnenland van dit reuzen
eiland meer bemerken van den invloed der
Keumpenie.
Doch nu willen we even stilstaan bij Atjeh
en bij de jongste expedities van Korintji en
de Doesoen-landen.
De Atjeh-herrie, waarvan ’t begin den toen-
maligen minister van koloniën Fransen van de
Putte niet tot eere gerekend wordt, is nu ruim
dertig jaren bezig. In 1878’79 was men
verder gevorderd dan twintig jaren later. Doch
teruggaan konden we niet best meer en ’t is
daarom gelukkig, dat in de laatste jaren, na
’t verraad van Toekoe Oemar, de zaken door
generaal Van Heutsz kloek zijn aangepakt.
De onderwerping van den pretendent-sultan
en vooral de jongste overgave van Panglima-
Polim, onzen grootsten tegenstander, geven
recht op een spoedige algeheele pacificatie van
Atjeh ten onzen gunste te hopen. De inrich
ting van Poeloe Weh, op de uiterste noord-
westpunt, tot handelshaven en kolendepót, de
aanleg van meerdere spoorwegen door de rijke
peperstreken, de verandering van de koers,
die nu de mailbooten der maatschappij «Ne
derland» zullen nemen door Poeloe Weh in
plaats van Padang aan te doen, de kans die
er nu is, dat deze booten de pepermarkt van
’t Engelsche Pinang naar Poeloe Weh zullen
trekken, al deze dingen geven recht op een
groote toekomst van Atjeh te hopen.
Doch waartoe dienden de expedities naar
Korintji en de Doesoen-landen? Wij willen
deze tochten, die ons verliezen aan menschen-
levens van beteekenis berokkenden, even be
zien. Dan lijken ze minder onnoodig.
Eerst Korintji. Dit staatje ligt op Sumatra
in ’t hooge gebergte (Boekit Barisan) en wel
juist, waar de residenties Benkoelen, Palem-
bang en ’t gouvernement Sumatra’s Westkust
(Padang) samenkomen. Men vindt er hooge
bergen, o. a. «de Piek van Indrapoera» of «Piek
van Korintji», die 12000 voet hoog is en dus
slechts een zesde deel lager is dan de Mont
Blanc. In ’t midden van ’t staatje ligt een
groot meer (=- half Friesland), waardoor een
rivier stroomt, die verbonden is met de Djatn-
bi, welke in zee uitkomt.
Nu is zoo’n landschapje voor ons van zeer
gering belang, wat ’t directe voordeel aangaat.
Doch en hier zit ’m de knoop zoo’n
landje, als een arendsnest tusschen de bergen
schien zijn plannen verhinderen. Daarom vraagde
naar het doel van uw reis!«
Vervolgens moest Schwerdtner verder verhalen.
«Wat? Bood hij u een sigaar aan? Dan zal
dokter wel gelijk hebben.»
De raadsheer greep in een bakje, dat verschillende
voorwerpen bevatte en bedekt was met den gevonden
zakdoek van den moordenaar; hij nam uit dit bakje
een kort eindje sigaar.
«Bij een nader, zorgvuldig onderzoek werd dit eindje
sigaar nog onder de bank van de coupé gevonden. Nu
geloof ik ook, evenals de dokter, dat de sigaren waren
toebereid met een slaapmiddel, waardoor de moorde
naar zijn slachtoffer in een staat van verdooving heeft
gebracht. De gerechtelijke scheikundige zal ons daar
omtrent zekerheid verschaffen. In ieder geval heeft de
man u ook zulk een sigaar toegedacht; hij heeft de chlo
roform slechts gebruikt, toen ge voor een sigaar be-
danktet, om u in zulk een diepen sluimer te brengen,
als hij noodig had voor zijn doel. Hier is de zakdoek,
dien hij u over het hoofd wierp. De kerel heeft met
groote koelbloedigheid en veel overleg gehandeld. Hij
heeft zelfs niet verzuimd de letters uit den zakdoek te
verwijderen, om elke nasporing te verijdelen. Ziet
ge wel? Een hoek is er afgescheurd, waarschijnlijk met
de tanden.»
Peinzend streek Schwerdtner met zijn hand langs ’t
voorhoofd. Bij de voorstelling, hoe de moordenaar hem
in zijn sluimering den zakdoek met chloroform over het
len hebben, werd bij hem een herin-
lenigszins twijfelend zeide hij, dat
het hem had geschenen, alsof er plotseling een reus
achtige gestalte voor hem had gestaan, die de lamp
aan de zoldering uitdeed. Vervolgens was het, alsof
hij een naam hoorde roepen, of een kreet van iemand.
verscholen, grenst aan gebieden, die onder ons
onmiddellijk gezag staan en dient tot wijk
plaats voor onruststokers. Lieden, die wat op
hun kerfstok hebbenhoofden, die in het ach
terland van ons gebied oproer verwektenen
meer zulke menschen wijken naar zoo’n onaf
hankelijk staatje. En bleven ze daar nu maar,
zonder zich met ons gebied te bemoeien. Doch
van uit hun veilig verblijt stoken ze onze onder
danen op en maken, dat telkens expedities,
die veel geld kosten, de opstandjes moeten
onderdrukken.
En dit was hier ’t geval. De bevrediging
van ’t achterland van Djambi werd telkens
door de ons slecht gezinde elementen in Ko
rintji onderdrukt. En daarom werd besloten,
om èn van uit Indrapoera èn van uit Djambi
een expeditie te zenden. Die uit Indrapoera
had de kortste reis en kwam dan ook ’t eerst
in Korintji (12 Juni). Doch eerst 2 Juli kwam
de verbinding tot stand met de Djambische
expeditie. De bevolking was tot onderwerping
geneigd en leverde ruim 2000 geweren in.
We zullen niet opsommen, hoeveel verliezen
onze colonne’s leden en hoeveel vijanden ge
dood werden, maar alleen zeggen, dat de voor
naamste hoofden onderworpen werden, een
militair bestuur werd ingesteld en slechts en
kele kleine hoofden onafhankelijk bleven en
in contact bleven met de hoofden van verzet
in ’t Djambische. Deze expedities, die geld en
bloed gekost hebben, stelden ons dus in het
bezit van de basis van verzet en nu zal de
rebellie in ’t Djambische ook wel uitsterven.
De expeditie naar de Doesoen-landen (deze
liggen juist in ’t hart van het groote Borneo
en men bereikt ze door van Banjermasin een
heel eind de Barito-rivier óp te stoomen) had
ten doel, deze landen te onderwerpen, omdat
er zich een pretendent verschool, die een aan
ons behoorend sultanaat aan de benedenloop
der Barito-rivier wilde bezitten. Reeds verle
den jaar vestigde zich een afdeelinkjë Neder-
landsche soldaten te Poeroek Tjahoe, in de
buurt der Doesoen-landen, om deze in bedwang
te houden. Van uit die sterkte werd gepa
trouilleerd in steeds wijder kring, doch deze
tochten leverden wel verlies en hadden geen
succes. Dit jaar kreeg men het voornaamste
Doesoen-hoofd op zijn hand en kan met reden
verwacht worden, dat de Doesoen-landen een
deel van ons vast gebied zullen vormen.
die in angst verkeerde; het rechte wist hij er niet meer
van.
De raadsheer luisterde met gespannen aandacht.
«Kunt ge u niet een klinkletter of een gedeelte her
inneren, dat duidelijk te onderscheiden was?»
Schwerdtner dacht nog eens ernstig na.
Tevergeefsch! Ik weet er niets meer van op dit
oogenblik althans niet!
«Ge weet echter zeker, dat de bankier een
riep?»
«Ik geloof het dat moet zijn asthmatisch hijgende
stem geweest zijn, welke mij dadelijk opviel bij den
dikken man. Doch de stem klonk onnatuurlijk schril
op dat oogenblik, ik werd er door geschokt. De
bedwelming door de chloroform maakte mij echter on
machtig om de oogen te openen of een duidelijker in
druk te krijgen. Ik had een gevoel, alsof men mij de
hersenen uit het hoofd had genomen: tot aau mijn
ontwaken had ik geen gedachten en geen gewaarwor
dingen meer.
«Zoudt gij den naam herkennen, als iemand dien
weer noemde?»
«Ik denk ja,«
wijfelend; maar
zelfden toon hoorde.»
«Zijt gij er zeker van, dat het werkelijk een naam
was?»
Weder aarzelde Schwerdtner. De juist gestelde
vragen van den raadsheer bedoelden natuurlijk niets
anders, dan een helder licht te werpen op feiten,
waarvan hij als ’t ware sluimerend iets had waargeno
men; doch hij wenschte zich niet verantwoordelijk te
zien voor gissingen, die van hem door de politie als
feiten zouden worden aangenomen.
«Kan het misschien ook een scheldwoord of ander s
voortduren van oorlogstoestanden, dat voort
duren bepleiten en er de eigenlijke oorzaken
van zijn.
Nog zijn er velen, die ’t zij uit beginsel, ’t
zij om bewijs te geven van de geavanceerd
heid hunner denkbeelden, niet alleen de nieuwe
uitbreidingen van ons Indisch gebied een mis
daad noemen, doch ook ons heele gezag over
Indië onrechtvaardig heetendie spreken van
verdrukking van den Javaan, van uitzuigerij
en van nog heel veel verkeerde zaken. De
quaestie van de teruggave der vroegere ba
tige saldo’s willen we slechts aanstippen en,
tusschen haakjes gezegd, opmerken, dat thans
door de betere scheiding van Nederlandsche
en Indische financiën zelfs het denkbeeld op
kans van batige saldo’s vervallen is.
Wij willen hier geen bestrijding van prin
cipes geven, alleen de principes constateeren.
Doch ééne opmerking is zeker voor velen, al
zijn ze geen imperialisten, niet voldoende weer
legd, en wel deze: Als wij, Nederlanders, ons
gezag niet bevestigen over al de deelen van
Insulinde, voor zoover ’t tot nu toe als Neder-
landsch of onder Neêrlands invloed staande,
erkend wordtals wij dit niet doen, dan ko
men er immers anderen. Dan spelen wij voor
bedeesde «brave Hendrik» (eeuw van Van Al-
phen), voor «Jan Salie» (i la Potgieter) en ge
ven grootere naties, die loeren op een zich in
onze Oost indringen, gelegenheid tusschen on
ze bezittingen te komenen waar is dan het
eind. En kreeg de «arme, verdrukte Indiër»
’t er beter door?
Toen de Engelschen op Noord-Borneo, toen
Engelschen en Duitschers op Nieuw-Guinea
voortdrongen, lagen er voor ons twee wegen
openOf zich vasthouden aan de eens bekende
invloedssfeer en door tijdige expedities een
onbetwistbare grens bepalen, die de concur
renten niet zonder gewelddadigheid konden
overschrijdenóf terugtrekken. Dit laatste
was, zou men zoo zeggen, cp Nieuw-Guinea
mogelijk. Daar zou men dan historische rech
ten prijsgeven op een voor ons vrij waarde
loos, uitgestrekt terrein. Doch bleven de reeds
lang onder ons beheer staande omliggende
kleinere eilanden dan veilig voor verder voort
schrijdende ambitieuze neigingen van Enge
land, van Duitschland, van Australië En te
rugtrekken op Borneo zou ons in een nog veel
lastiger toestand brengen. Daarom was het
goed gezien, dat wij aan de kusten van Oost-
i
•4/
I
I
IURANT.