Over verbonfleii, verfirapn, entente's. VdOli XMEk El MSTEEkEiV fes Bewijs. r 11 Zaterdag 12 September 1803. 58e Jaargang. No. 73. G I Uitgever: B. FALKENA Mzn., Singel, Sneek. FEUILLETON. I wijden. t- k 1 voor en wereld Dit blad verschijnt WOENSDAGS en ZATERDAGS. ABONNEMENTSPRIJS voor Sneek f0,40 per 3 maanden, franco per post f0,50. Abonnementen worden te allen tijde aangenomen. ver- ver- landen aan Hoe is ’t Berlijnsch ves- Hun aller i- ïe d. Ie ,n ie it ie j- )- t- ;r n •s il :a 5) HOOFDSTUK II. Zonder aan critiek te denken, liet hij het kunstwerk zijn invloed uitoefenen; slechts één ding begreep hij: men zou dit gelaat uren lang kunnen beschouwen, zon der het karakter te hebben doorgrond. Het toonde een afwisseling van leven, zooals hij nog nooit in een schil derstuk had opgemerkt. Daarbij kwam in hem niet eens de vraag op: Wie zou dat zijn? Hij genoot den aanblik als van een natuurverschijnsel, waarvan men de verklaring zelfs niet beproeft te vinden. Zijn gedachten zweefden in de onmetelijke ruimte die zich achter deze gestalte scheen uit te breiden. Hij droomde met open oogen een oud, vergeten sprookje misschienom dan eensklaps tot de werke lijkheid terug te keeren. Hij knipte met de oogleden, om de vermoeide oogen wat op te frisschen, trad een schrede terug en beschouwde het portretmet meer nuchteren blik. En wonderlijk nu was de uitdrukking van me lancholie uit het gelaat verdwenen; nu lag er een trek van spotlustige vroolijkheid in spottend met hem, hij gevoelde zich daardoor ontstemd. Op datzelfde oogenblik hoorde hij een geluid als van het ruischen eener japon en tegelijkertijd zag hij een schaduw bij den glazen wand. Daar hij geen deur had hooren openen; keerde hij zich verrast om en zag een schoone jonge dame op den lang kunnen er deren in volgorde en ging naar buiten om alles nog eens met hartstochtelijk welbehagen te genieten. De heerlijke morgen en het schoone landschap waren recht geschikt om den tooverachtigen indruk van die boeiende kinderlecteur te versterken. Aan den rand der sloot langs den straatweg lag ik op den rug in het gras. Ik had den helder blauwen hemel boven en achter mij lagen de golvende korenvelden, zoo liet ik mijn sterk geprikkelde verbeelding opnieuw in het wonderland rondwaren.-Doch neem me niet kwalijk ik vrees u te vervelen.* Aanvankelijk had de barones hem zeker met spot achtige verbazing aangehoord, doch langzamerhand begon ze toch met meer aandacht naar hem te luis teren. «Wees zoo goed voort te gaan,« zeide zij, hem met belangstelling aanziende, terwijl zij in een leuningstoel plaats nam. «Ge spreekt van een tijd, waar ik gaarne aan terugdenk. «Nu, daar lag ik, las van toovenaars en toovergodin- nen, van prinsen en prinsessen, en van kasteelen, die van goud, juweelen en ivoor gebouwd waren. Ik was i eeds te oud om aan de waarheid van deze sprookjes te gelooven; maar die bekoorlijke leugens verplaatsten mij als in een gelukkigen droom. Ja ik droomde met open oogen, toen ik de bladeren van het boek als een kostbaren schat bij mij gestoken had. Ik zag op naar den onbewolkten hemel en vergat alles om mij heen door den wonderlijken onzin, dien mijn geest ph intaseer- de als vervolg op de gelezen sprookjes. En daar ver scheen het span appelschimmels van den baron; wel te verstaan, ik wist volstrekt niet aan wien de equipage toebehoorde. (Wordt vervolgd. ADVERTENTIëN 4 cent per regel. Bij abonnement van 500 regels 3 cent en van 1000 regels 21/» cent. Groote letters naar plaatsruimte. salons. In zake van etiquette was hij nog zoo onkun dig als een kind. »Waarachtig, het is belachelijk, dat ik het niet be greep, toen ik daar voor uw portret stond! Maar mijn geheugen hield geen gelijken tred met de jaren.« »üw geheugen?* «Neem me niet kwalijk, jonkvrouw! Ik spreek voor u in raadselen. Ik zinspeel op een herinnering uit mijn jeugd. Ik ben uit Berghausen, het stadje waar uw land goed dicht bij ligt.* «Ach ja«, zeide zij misnoegd, «papa heeft daar van gesproken. En nu wilt ge zeggen, dat ge mij daar reeds vroeger gezien hebt. Dat moet wel lang geleden zijn, want ik ben daar in twaalf jaar niet geweest.* «Dat weet ik, het is dertien jaar geleden. Ik doolde rond tusschen de stad en het landgoed van uw papa. Daar kwam het rijtuig van den baron aanrijden, de lich te kales met de appelschimmels ik weet het heel nauwkeurig. En weet ge, waarom ik dien dag en die ontmoeting zoolang heb onthouden? Wel, ik had des tijds mijn eerste sprookjesboek gelezen. Dat mag vreemd schijnen, wantik was reeds een lang opgescho ten knaap van twaalf jaar. Maar men had mij streng en nuchter opgevoed op kosten van de gemeente en mijn leeraren hielden bij het lichamelijk zoowel als bij het geestelijk voedsel voor mij steeds het oog gericht op het nuttige, alleen op het nuttige. Doch op een Zondagmorgen had ik in een oude kist op zolder bij den rector een gedeelte van een sprookjesboek ge vonden. Ik legde de losse bladeren bij elkaar en ver slond den inhoud dat het brokstukken waren, maak te voor mij de lectuur misschien nog aantrekkelijker. Ik werd er koortsachtig door meegesleept, ik had een blik geslagen in een wereld, waarvan ik het bestaan tot dien dag zelfs niet vermoed had. Ik legde de bla- een eindregeling op staatkun- er nocit geweest en zal er wel Doch men voelt zoo bij intuïtie, den tot de Triple-alliantie. Deze driebond moge steun gegeven hebben aan Italië en Oosten rijk, hij diende toch hoofdzakelijk om Duitsch- lands militaire hegemonie in Europa te beves tigen en een revanche-oorlog voor de Franschen onmogelijk te maken. Hij is ook de oorzaak van 't steeds groeien der staande legers en der militaire ontwikkeling van de verschillende staten. Middelerwijl gaat Rusland door, zich op de oude, beproefde wijze te ontwikkelen en ver groot in Azië zijn grondgebied. De Russisch-Turksche oorlog van 1877'78 bleek een afwijking van die staatkunde te zijn; een afwijking, die Rusland veel menschenlevens en millioenen gelds kostte, terwijl de andere Europeesche staten, vooral door Engelands drijven, de vruchten der Russische overwin ningen voor Rusland bijna tot nul herleidden. Een heele poos na 1870 en vooral na 1877 beginnen vooral de Duitschers te begrijpen, hoe Engelands hegemonie ter zee steunt op zijn groot koloniaal bezit. Een wedloop ont staat tusschen Duitschland, Frankrijk en Enge land in ’t verwerven van buitenlandsch bezit. Hierin mag Engeland de handigste genoemd worden. Op handige wijze weet ’t Egypte onder zijn macht te brengen, vooral ten nadeele van Frankrijk, door welks initiatief en geld hoofdzakelijk ’t Suez-kanaal gegraven werd en dat de meeste belangen in Egypte meen de te hebben. Hoe is het mogelijk, mag men zeggen, dat de andere Europeesche groot machten hebben geduld, dat Engeland dit land onder zijn macht kreeg en daarmee den kost baarsten schakel in de keten zijner bezittingen, die ’t met Indië, China en al de den Indischen Oceaan verbinden. mogelijk? Waarom kwam er niet, als na den Russisch-Turkschen oorlog, een congres bijeen, dat Engelands duurzame tiging aan den Nijl verhinderde belang bracht toch mede, dat de weg naar den Indischen Oceaan een neutraal vaarwater bleef. Ieder moest toch voor zich zelf denken: Als ik me daar niet kan vestigen, een ander zal ’t óók niet doen! Doch de sluwe Brit heeft zijn oogmerk met Egypte bereikt. Ons dunkt, als von Bismarck meer een Kolonie-mensch ge weest was, dan was deze uitbreiding van En gelands macht nooit geschied. Doch er zijn meer zulke dingen geschied, die men niet begrijpt. Welke geheime ver bonden of overeenkomsten toch hebben belet, dat Amerika zich van Spanje’s kostbare bezit tingen in Oost- en West-Indiè meester maakte, zonder dat meerdere Europeesche rijken zich daartegen verklaarden? Twee opmerkelijke dingen zijn: ’t tegenwoor dige imperialisme van Amerika en de ontwik keling van Japan; en merkwaardig is, dat de groote machten van Europa Japan beletten vasten voet in eigenlijk China te krijgen. Japan moest zich met ’t Chineesche eiland Formosa tevreden stellen, terwijl Duitschland, Rusland en Engeland de Chineesche oorlogshavens in bezit namen, die Japan moest hebben. Laten we ook opmerkenswaard noemen, dat Neêrland nog steeds in ’t ongestoord bezit bleef van zijn kostbaar Insulinde. Een gebeurtenis van beteekenis is ook, dat Frankrijk een soort verbond met Rusland sloot en zoo uit zijn niet-zelf gewild isolement ge raakte en verder zien we Engeland, dat steeds beweerde, dat ’t geïsoleerd wilde blijven en in zijn isolement sterk genoeg was, in den laat- sten tijd niets doet dan vrienden zoeken. Let ten we op de vriendschap, die Engeland steeds met Italië trachtte te onderhouden; daardoor Italië, zeer tot financieel nadeel van dit land, van Frankrijk verwijderd hield, om zoo een Latijnsche hegemonie in de Middellandsche zee te keeren en blijven we ’t antwoord schuldig op de vraag, hoe Frankrijk tot Engeland kon naderen, waardoor ’t lijkt, alsof de Fransch- Russische vriendschap op ’t punt is van een vriespunt-temperatuur te krijgen. Meer vragen doen zich voor Waarom houdt Engeland de vriendschap met ’t kleine Portu gal aan en slaat ’t Spanje geheel over En vooral thansHoe zal ’t komen met den war boel in Europeesch Turkije? In hoeverre zijn Rusland en Oostenrijk het eens, wat dezen warboel betreft En hoelang zal Duitschland de groote vriend van den Turkschen sultan blijven O, ’t is waar, dig gebied is nooit komen, dat er in de eerste tientallen jaren nog groote veranderingen op dat gebied zullen plaats hebben. Men zou reeksen van vragen kunnen stellen en vermoedens uiten, te onbestemd om er zich thans in te denken. Men heeft zoo’n voorgevoel er van, dat de groote omkeering nog komen moet. Na de verbanning van Napoleon I verviel dit verbond, omdat ’t zijn dienst gedaan had en we kregen toen een zg. Heilig Verbond, een verbond van de machtige vorsten om ’t gezag en de bestaande samenleving tegen re- volutionnaire uitspattingen te verdedigen. Doch geen revolutie van 1830 was daardoor te keeren en ’t Heilig Verbond bleek een ten doode opgeschreven kindje te zijn. Wat heeft men sedert al verbonden gezien. De staten van Duitschland en Oostenrijk-Hon- garije waren verbonden, zonder dat echter ’t oude «Heilige Duitsche Roomsche rijk* kans op wedergeboorte kreeg. Dit rijk was met de Fransche revolutie ook officieel verdwenen, nadat ’t reeds lang een schijnbestaan leidde. Na den Franschen tijd konden de Oostenrijk- sche Habsburgers de hegemonie niet houden en bewaren, omdat ’t Pruisisch koninkrijk te machtig geworden was. De ontzettende ontwikkeling van Pruisens militaire kracht en later vooral de brutale ener gie van een Von Bismarck waren de oorzaak van een uitstooten van Oostenrijk?Hongarije uit het Duitsche Statenverbond en de oorlog van 1870-’71 tegen Frankrijk, die een rassen- strijd werd, vormde onder den indruk, die de overwinningen op de gemoederen der Duit schers maakten, het tegenwoordige Duitsche keizerrijk, waarbij Bismarck op een handige wijze de betrekkelijke vrijheid der kleinere Duitsche staten met eene Pruisische hegemonie wist in overeenstemming te brengen. Doordat Rusland in de lichting van Kon- stantinopel scheen te willen voortschrijden, ver bonden zich Frankrijk, Engeland en Sardinië, (’t koninkrijk, dat later geheel Italië zou om vatten), om den Turk tegen den Rus te hel pen. (Doordat er in 1854 nog geen eenheid in Duitschland verkregen was, bemoeiden de Duitschers zich hier niet mee). De Rus werd in de Krim verslagen en meest een nadeeli- gen vrede teekenen. Deze oorlog, mogen we zeggen, ontstond hoofdzakelijk, doordat Na poleon III droomde dezelfde macht als zijn oom Napoleon I te kunnen bereiken. Hetzelfde imperialisme bracht Frankrijk tot de nadeeli- ge expeditie in Mexico, waarbij Engeland en Spanje den heerschzuchtigen Bonaparte spoedig in den steek lieten. Doch zien we nu de jaren na 1870’71. Von Bismarck weet te bewerken, dat Oos tenrijk en Italië zich met Duitschland verbin- Wie eenigszins de buitenlandsche overzich ten der dagbladen volgt, vallen verschillende zaken op. Hij kan opmerken, dat verschillen de kleine staten verdwenen zijn, doordat groote staten uit kleine gevormd zijn, of door inpal- ming van kleine staten gegroeid zijn. Hij kan zich verblijden, dat bijna altijd edele of recht vaardige motieven de staten tot handelen drij ven, ten minste volgens 't geschreven of ge sproken woord. Doch hij moet zich ook dub bel ergeren de talrijke malen, dat die woorden slechts woorden blijken en dat de handelingen van de machthebbenden voortkomen uit zelf zucht, eigenbelang, dat er bij die handelingen wel een recht gehuldigd wordt, doch dat dit in werkelijkheid slechts het recht van den sterkste is. Hij kan, zelfs in een tijdsbestek van bv. slechts dertig jaren, stilstand bij het eene volk, achteruitgang bij een enkele op merken, doch ook bij die volken, welke voor uitgaan, een zeer ongelijke vooruitgang. Doch niet ’t minst kan hij opmerken, dat de volkeren in verbonden, verdragen en en tente’s hun heil zoekenlaten we zeggen, nog steeds hun heil zoeken. Want dit gebeurde ook in de vorige eeuw en in de eeuw daar- ’t gebeurde eigenlijk zoolang er op de een genoegzaam aantal staten waren, die zich konden aaneensluiten. Over die verbonden zou men doorspreken en schrijven, doch wij w’illen slechts een paar kolommen aan De tijd van de Groote R evolutie en van Napoleon I kan men de groote tijd der bonden noemen. Heel Europa was door bonden en oorlogen nu en dan in slechts twee groote kampen verdeeld. De meeste andere rijken keerden zich tegen één, tegen Frankrijk, dat echter, ondanks dezen tegenstand groeide, grooter en machtiger werd, tot ’t tegen het jaar 1812 onder de heerschappij van Napoleon ’t toppunt van zijn hoogte bereikt had, om daarna snel te dalen, tot ’t weer op zijn nor male sterkte kwam. De vernietiging van Na poleon’s leger in de Russische sneeuwvelden was het sein tot een vereeniging van al wat strijden kon tegen den eenen kolossus: En geland, Pruisen, Rusland, Oostenrijk, Zweden, de Nederlanden streden te zamen tegen den terneergedrukten reus. drempel van een der glazen deuren. Zij had haar ge opende parasol op den schouder liggen en de roode voering daarvan weerkaatste een purperen gloed op haar gelaat. Wegens het helle zonlicht kon hij dit gelaat niet duidelijk onderscheiden; maar toch herkende hij het origineel van het portret, waar hij voor stond, hij herkende die bevallige gestalte en vooral het prachtige blonde haar. Wanneer deze verschijning hem een halve minuut vroeger tegemoet was getreden en hem uit zijn droome- rig peinzen had opgeschrikt, dan zou hij zeker met zijn houding verlegen geweest zijn. Nu was hij zelfs niet verwonderd.Natuurlijk! Hij moest toch eindelijk wel iemand in dit huis ontmoeten, en waarom kon dat niet de dame zijn, wier portret daar aan de wand hing? Zonder eenige beschroomdheid boog hij voor haar. De dame sloeg een vluchtigen blik op hem. «Goeden morgen, mijnheer!* zeide zij, terwijl ze naar het midden der zaal trad om hare parasol op de tafel te leggen. »U is zeker mijnheer Schwerdtner?* »0m ute dienen, jonkvrouw.* «Papa is verhinderd om u te ontvangen; zoo valt mij de taak ten deel u in ons huis te begroeten.* Zij sprak op koelen, bijna hoogmoedigen toon, daar bij wees zij onachtzaam naar een der stoelen rondom de tafel. Frederik sloeg daar echter geen acht op. Hij was te zeer verbluft. «Is u de barones? Werkelijk? Is u de dochter van baron Hugo von Ellerich?* «Vindt ge dat zoo vreemd?* vroeg zij met een blik, die hem moest terugwijzen binnen de betamelijke per ken. Doch Schwerdtner had geen kennis van den toon der ms- ks adtowieblii) I I 1. 1 ic u RGOURAM I 3

Kranten in de gemeente Sudwest-Fryslan (Bolswards Nieuwsblad, Sneeker Nieuwsblad en Friso)

Sneeker Nieuwsblad nl | 1903 | | pagina 1