De Troonrede. Een JIMS- EJ IIIÏEIITENTIEBLJI) Bewijs. IMS SJEEB Hl MSTKEM Zaterdag 19 September 1903. 58e Jaargang. ENo.?75. Uitgever: B. FALKENA Mzn., Singel, Sneek. Hit blad verschijnt WOENSDAGS en ZATERDAGS. ABONNEMENTSPRIJS voor Sneek f 0,40 per 3 maanden, franco per post f0,50. Abonnementen worden te allen tijde aangenomen. meeste ontbrekende worden thans weer genoemd. Met veel genoegen nam dit blad kennis van een paar nieuwe punten, die in 1901 en 1902 niet genoemd werden: de herziening der Armenwet en de kwestie van ’t onderzoek naar ’t vaderschap. De Tijd merkt o. a. met belangstelling op ’t aange- kondigde plan tot nadere rijksuitkeeringen aan open baar en bjjzonder onderwijs. Dat daarbij de pension- neering van bijzondere onderwijzers en onder wijzers we duwen niet genoemd werd, geeft, zegt ’t blad, zeker geenszins te kennen, dat deze zaak op het werkprogram der regeering naar achteren werd geschoven. De vorm der redevoering, de juistheid van enkele uitdrukkingen veroorlooft eenige critiek. Is het wel juist die «nuchterheid van geest®, die hoop doet koes teren na de staking, of is ’t de kracht van ’t christelijk beginsel, levende in de christelijke werklieden-vereeni- gingen? Ook vindt «de Tijd«, dat niet van «wekelijkschen rustdag* maar beslist van «Zondag* moest gesproken zijn. Het Centrum zegtZeer uitvoerig en zeer belang rijk is de Troonrede. De regeering wil practisch tewerk gaan, maar tevens principiëel, geen standpunt of begin sel verloochenendgetuige de alinea’s over Zondags rust, betere regeling van uitkeering ook aan ’t bijzon der onderwijs, rechtstoestand Indische christenen. De sociale wetgeving, in de Troonrede aangekondigd, behoort zeker tot ’t voornaamste van den inhoud er van de zeevisschers in de ongevallenwet, de verzekering der arbeiders tegen ziekte en ouderdom. Bijna al wat de Troonrede aanbiedt, mag urgent hee- ten en ’t blad hoopt krachtig werken van de Kamers. De redactie van art. 342 B. W. (onderzoek vader schap) is zeker niet toe te juichen, doch ’t zal een toer zijn een goede regeling te treffen, die andere misbrui ken den pas afsnijdt. Nu we een viertal bladen der regeerings- partijen vluchtig hebben nagegaan, volgen hier de denkbeelden van verschillende andere bladen Het Handelsblad leest de Troonrede met klimmende verrassing. Waarom? Wel, nog zooveel is onafgedaan, dat er wel een jaar voor noodig zal blijken, en nu komt er nog zooveel bij. ’t Blad heeft bewondering (voor de werkkracht) en verwondering (hoeveel van ’t vroeger beloofde is nog niet afgedaan.) Volgens «De Standaard* moet in ’t 3e en 4e jaar van een 4 jarige periode ’t meest tot stand komen. Welnu, ’t 4e jaar is geen vol jaar (we gens de dan komende verkiezingsdrukte)dus moet ’t 3e jaar het ’m doen. Nu, dat 3e jaar vangt nu aan. Wie gelooft echter, dat er veel van ’t nieuw toegezegde zal afgedaan worden Een buitengewone werkkracht zal reeds ontwikkeld moeten worden, om de helft van ’t in de lange lijst toegezegde naar ’t Staatsblad te koer sen. Uit de werkzaamheid der regeering blijkt echter, dat zij rekent op meer jaren dan dit eerste 4-jarig tijd vak want de beloofde dingen kunnen nog tot lang in een volgende 4-jarige periode strekken. De «nuchterheid van geest* wordt door ’t blad goed gekeurd, maar dan vraagt ’t: Is dat zinnetje over ’t met moeite staande houden van onzen nijverheid een aan loop om de invoerrechten te verzwaren en loopen dan landbouw, handel en scheepvaart geen gevaar? zijn maatregelen had genomen, had ook zeker zeer voor zichtig zijn vlucht bewerkstelligd. Onder het rijden had hij stellig de coupé verlaten, was langs de loop planken naar het achtereind van den trein geslopen en had daar gewacht, tot de trein nabij een station in snelheid verminderde, om er af te springen en zijn vlucht onbemerkt over de velden voort te zetten. Men zocht in de omgeving van alle stations, die de trein na twaalf uur gepasseerd was, doch vond nergens een spoor van den vluchteling. Wel waren er hier en daar verscheiden mannen in de dorpen gezien; zelfs wer den er twee personen gearresteerd op wie de volkomen beschrijving van den moordenaar eenigszins paste; maar zij konden hun alibi bewijzen, zoodat zij weer in vrij heid moesten worden gesteld. Was het spoorloos verdwijnen van den moordenaar raadselachtig, nog meer was dit de reden waarom hij de misdaad had gepleegd. De gedachte aan een ge wonen moord om te stelen won veld, daar niet was op te sporen, wie om een andere reden belang zou gehad hebben bij den dood des heeren Von Döbel. Deze had reeds sedert jaren zijn zaken ingekrompen; hij specu leerde niet meer voor eigen rekening aan de beurs, nam geen deel meer in nieuwe ondernemingen en beheerde alleen de deposito-gelden van zijn cliënten. Er viel ook niet te denken aan een wraakneming; en bovendien zou de bankier toch stellig met een vijand niet zoo ver trouwelijk hebben omgegaan, dat hij hem met jij en jou zou aanspreken. Dit laatste werd door Schwerdtner en den conducteur steeds getuigd: de bankier had den onbe kende als een vertrouwd vriend zoo aangesproken. Doch dit maakte juist de gedachte aan een moord om te stelen geheel onaannemelijk. (Wordt vervolgd.) ADVERTENTIëN 4 cent per regel. Bij abonnement van 500 regels 3 cent en van 1000 regels 21/, cent. Groote letters naar plaatsruimte. Dinsdag, de derde Dinsdag in September, werd door H. M. de Koningin in de zaal der Tweede Kamer, alwaar de beide Kamers der Staten-Generaal in vereenigde zitting verga derd waren, de Troonrede uitgesproken. Een ontzettende menigte juichte Hare Majesteit toe, toen zij in de «gouden koets* (’t Amsterdam- sche kroningsgeschenk) onder ’t gebulder van ’t kanon, met den Prins en een schitterend ge volg, van ’t Koninklijk Paleis naar de zaal der Tweede Kamer reed. In de Kamer was ’t één schittering van sierlijke uniformen, costuums en statiegewaden, waarbij de enkele zwarte rokken van een 4-tal Kamerleden eenvoudigjes afsta ken. Na ’t uitspreken der rede met heldere stem bij de dankbetuiging aan leger, vloot en ambtenaren voor de betoonde toewijding bij de woelingen in ’t voorjaar, was alleen eenige stemverheffing te bemerken werden Ko ningin en Prins door de aanwezigen een drie werf »Leve!« toegejuicht. En op den terugtocht naar ’t paleis, stormjuichte weer de menigte, ’t Was voor Den Haag weer de echte prins jesdag, die duizenden uit de provincie naar de residentie getrokken had. De Troonrede, die dit jaar lang was, luidde als volgt: Mijne Heeren! Het is mij aangenaam in uw midden te verschij nen, ten einde de nieuwe zitting der Staten-Gene raal te openen. Onze betrekkingen met het buitenland bleven zich kenmerken door het gewenschte, zeer vriendschap pelijke karakter. Zee- en landmacht kweten zich hier te lande en in de gewesten over zee op lofwaardige wijze van hare roeping. Vooral toen een misdadige woeling tegelijk het openbaar gezag en de maatschappelijke levensbeweging bedreigde, bleek hoe vast het vader land op zijn weermacht rekenen kan. Aan vloot en leger, en niet minder aan het korps burgerlijke ambtenaren, betuig ik voor de destijds betoonde veerkracht en toewijding mijnen dank. De bronnen van onze welvaart vloeiden in menig opzicht op niet onbevredigende wijze. Wel hield de nijverheid zich niet dan met moeite op de bereikte hoogte staande, maar de landbouw ging ten deele vooruit. De handel was niet onbelangrijk en het scheepvaartverkeer kon zich herstellen van zijn ach teruitgang in het vorig jaar. Op het gebied van den arbeid bleef de stoornis in den geregelden gang niet zonder nadeelige gevol gen. Toch doet de nuchterheid van geest, die zich in de dagen van spanning bij het overgroote deel onzer werklieden openbaarde, hope koesteren op een gezonden voortgang van de arbeidersbeweging, tot “~TE U I L L E T cm Voor deze veelomvattende taak reken ik, mijne heeren, op uw steeds gebleken toewijding aan de be langen van het volk, dat gij vertegenwoordigt. Doe de Almachtige God zijn zegen op uwe werk zaamheden rusten. Ik verklaar de gewone zitting der Staten-Generaal te zijn geopend. Na de opening van de nieuwe zitting verga derden de Kamers afzonderlijk. Baron Schim- melpenninck, de voorzitter der vereenigde zit ting, presideerde de Eerste Kamer en de heer Van Alphen, als oudste in jaren, de Tweede Kamer, die ’t volgende drietal opmaakte voor ’t presidentschap: 1. baron AL Mackay (de voorzitter der laatste 2 jaren); 2. baron Mi- chiels van Verduynen; 3. jhr. Röell. Daaruit is baron Mackay reeds weer door de Koningin benoemd. We zullen een kort uittreksel geven van ’t geen eenige bladen over de Troonrede schrij ven. De Standaard is ingenomen met de Troonrede; de regeering brandmerkt op voor geen tweeërlei uitleg ging vatbare wijze de bekende stakingsbeweging als «een misdadige woeling*; de regeering toont niet met zich te laten sollen. Doch ook toont zij eene oprechte en hartelijke gezindheid om de belangen van het ge- heele volk en niet ’t minst van den werkman, met alle kracht voor te staan en te willen bevorderen. «Het Volk* en andere organen der S. D. A. P. gaan, na ’t onheil, willens en wetens in de gezinnen van zooveel werk lieden gebracht, voort de gemoederen in onrecht te brengen en op te zweepen; daarom moest de Troonre de op dit punt duidelijk zijn. De regeering wil, «door voortgezette sociale wetgeving* tot het «welslagen van een gezonden voortgang van de arbeidersbeweging* medewerken. Vooral komt ’t blad op de onderwjjs-alinea’s. Vooral de christelijke partijen zullen met ingenomenheid ver nemen, dat een andere regeling van de rijksuitkeering aan openbaar en bijzonder onderwijs in dit zittingjaar bij de Staten-Generaal inkomt. Voor een oplossing volgens ’t bekende Unie-rapport, welke oplossing grondwetswijziging zou vorderen, is de tijd nog niet rijp. Doch wèl hopen we, dat de geldelijke rechtsge lijkheid tusschen openbaar en bijzonder onderwijs bedoeld wordt. Deze Troonrede maakt een eind aan de onzekerheid, ook in onze kringen, ten aanzien van de plannen van dit ministerie nopens de onderwijs kwestie en de pensionneering. Men mag der regeering dankbaar zijn, dat ze met de desbetreffende toezeggin gen reeds nu, bij den aanvang van ’t derde zittings jaar is gekomen. Daardoor bestaat kans, dat twee urgente zaken nog in deze 4-jarige periode zullen worden geregeld. De Nederlander vindt, dat de Troonrede een goeden indruk maakt. Was ’t Kabinet, ook door de staking, achterop geraakt met zijn plannen, het blijkt dat ’t in de naaste toekomst niet denkt stil te zitten. De Troonrede van 1901 bleek een 4-jarig programma te zijn; immers, vele dingen, die toen genoemd werden, kwamen in de Troonrede van 1902 niet voor en de plaats gegrepen. De misdadiger had stellig zijn slachtoffer met een en kele krachtige beweging de keel doorgesneden. Hij trok het moordwerktuig niet eens uit de wond, blijkbaar om zich zoo weinig mogelijk met bloed te bezoedelen. De portefeuille benevens een kostbaar horloge met ketting, die de heer Von Döbel bij zich had gehad, wa ren door den moordenaar gestolen. Doch dit was nog geen stellig bewijs, dat hij de daad bad gepleegd om zich met de verdwenen voorwerpen te verrijken. Wel licht had hij die meegenomen, om te doen denken aan moord, om voor zijn diefstal buiten straf te blijven; daar door' zouden de nasporingen in een verkeerde richting kunnen gedaan worden. Volgens verklaring van den kamerdienaar des bankiers moest in die portefeuille ook de brief geweest zijn, welke de uitnoodiging bevat te tot de noodlottige samenkomst der twee. Misschien had de afzender daarin redenen weten op te geven waar om de bankier den brief moest meenemen naar de plaats van samenkomst. Onder de papieren van den bankier was op «Murnau* althans niets te ontdekken, wat met den moord maar eenigszins in verband kon worden ge bracht. Het stond nu echter vast, dat de misdaad niet in een oogenblik van drift gepleegd was, doch dat deze lang van te voren op behendige, slimme wijze was voor bereid. Dit bewezen de geprepareerde sigaren en de chloroform; verder de kleeding van den moordenaar, die zijn gestalte zoo goed verborg en na de misdaad met een enkelen ruk kon worden afgeworpen. En zoo goed als hij de letters uit den zakdoek met chloroform had verwijderd, had hij ook de voering uit den grijzen hoed gerukt omdat die waarschijnlijk den stempel droeg van de firma, die hem had verkocht en dus eenig spoor zou kunnen gevonden worden. Een misdadiger, die zoo tot in kleine bijzonderheden 7) HOOFDSTUK II. De heeren hadden elkaar waarschijnlijk vóór dit dorp aangetroffen bij den uitgang van het tot «Murnau* be- hoorende bosch; blijkbaar was dit vooruit overeenge komen. Het kantoorpersoneel van den bankier wist echter niets van een «dringende zaak,* waarvoor de pa troon naar de stad zou hebben moeten komen. Aldus stond tamelijk vast, dat de onbekende den brief had af gezonden, welke Von Döbel zoo gewichtig voorkwam, dat hij er zijn vastgestelde plannen om veranderde. Later hadden nog meer lieden uit de dorpen in den omtrek den bankier met den onbekende in de populie renlaan ontmoet. Allen verklaarden eenstemmig, dat de onbekende een langen, grijzen hoed met breeden rand had gedragen en dat zijn gelaat door een zwar ten doek bijna geheel onkenbaar was. Eenigen zeiden echter, dat hij een mager man was; anderen beweerden: hjj was dik en gezet; sommigen zeiden, dat hij lang was, anderen beweerden, dat hij slechts een middel matige lengte had. Over andere bijzonderheden van dien man, b. v. zijn gang, was niets met zekerheid vast te stellen. De meesten meenden zich nu te herinne ren, dat hij zijn gelaat van hen afgekeerd had gehou den. Kortom, alles bewees, dat de man op volmaakte wijze alle voorzichtigheidsmaatregelen had genomen om een latere herkenning van zijn persoon zoo moeilijk mogelijk te maken. wier welslagen ik door voortgezette sociale wetge ving wensch mede te werken. De pacificatie van het noordelijk gedeelte van Sumatra vorderde dit jaar op hoogst belangrijke wij ze. Het verzet in het landschap van Korintji werd gebroken. De tegenspoed, waarmede de inlandsche bevolking op Java te worstelen had bleef, hoezeer getemperd, toch voor een deel nog in die mate aanhouden, dat herhaaldelijk steun van Regeeringswege onmisbaar bleek. In Suriname is meer dan tot dusver op de op beuring van landbouw en nijverheid de aandacht gevestigd. In de kolonie Curasao kon door gouveruements- hulp voorzien worden in de schaarschte van de voe dingsmiddelen, door langdurige droogte veroorzaakt. Behalve de reeds ten vorigen jare door mjj aan- gekondigde wetsvoordrachten, waarvan de indiening door de gebeurtenissen van het voorjaar vertraagd werd, is het mijn voornemen in dit zittingsjaar nog uwe medewerking in te roepen om de uitkeering van rijkswege zoo aan het openbaar als aan het bij zonder lager onderwijs nader te regelen, de viering van den wekelijkschen rustdag beter tot haar recht te doen komen, den openbaren verkoop van sterken drank aan meer doeltreffende bepalingen te onderwerpen, het stelsel van verzekering uit te breiden tot de ongevallen bij de zeevisscherij en tot de gevallen van ziekte, en de verontreiniging van de openbare wateren tegen te gaan. Eene regeling ter verzekering tegen invaliditeit en ouderdom en eene herziening van de Armenwet zijn in voorbereiding. Wetsontwerpen zullen u worden aangeboden tot regeling van de administratieve rechtspraak, tot wij ziging en aanvulling van het Wetboek van Strafrecht, alsmede tot aanvulling van -art. 342 van het Bur gerlijk Wetboek (het onderzoek naar het vaderschap is verboden). Voorstellen van wet zullen u worden voorgelegd tot herziening van het tarief van invoerrechten, tot regeling van het octrooi wezen en tot bevordering van de zoetwatervisscherij. Een wetsvoordracht zal worden ingediend om de verhouding tusschen ’t burgerlijk en het militair gezag nader te bepalen. Voor de nieuwe bewapening van de bereden artil lerie zal ik u een voorstel doen toekomen. De ver van gunstige staat der Indische geldmidde len noopt tot zeer omzichtig beleid; ter afdoende verbetering zal de hulp van het moederland niet kun nen worden gemist. Maatregelen zijn in overweging, strekkende om aan den inlandschen landbouw op Java duurzaam een meer bevredigende uitkomst te verzekeren. De voorgenomen decentralisatie van het bestuur in Nederlandsch-Indie zal, naar ik vertrouw, aan de be hartiging der plaatselijke en algemeene belangen ten goede komen. Voorstellen zullen worden aangeboden tot wijzi ging van een tweetal artikelen in het regeeringsre- glement voor Nederlandsch-Indië, ten einde een verbeterde rechtsbedoeling en het scheppen van een meer gewenschten rechtstoestand voor de inland sche christenen mogelijk te maken. Volgens alle verklaringen was de heer Von DÓbel krachtiger van lichaamsbouw dan zijn tegenstander. En dit verklaarde het voornemen van den moordenaar om een eigenlijken strijd met zijn slachtoffer te vermijden en hem in den slaap of in een toestand van verdooving te overvallen. Te Steinfurt werden de heeren ’s avonds omstreeks tien uur gezien. De heer Von Döbel nam twee kaar tjes eerste klasse voor den nachttrein naar de residen tie, die zestien minuten over tienen zou vertrekken. Het kwartiertje wachten brachten de heeren door met bui ten het landelijke station heen en weer te wandelen. De duisternis maakte een nadere beschouwing van den vreemdeling geheel onmogelijk. Hjj werd door de lieden, die den bankier kenden, voor zijn gast aangezien. Zij schenen vroolijk met elkaar te praten. Hierbij sloot zich de verklaring aan van den conduc teur, dat de heer Von Döbel bij aankomst van den trein den eenigen coupé eerste klasse had laten openmaken en, toen in dezen reeds twee personen zaten, in de tweede klasse had plaats genomen, waarbij hij tegen een rijke fooi had bedongen, dat hij met zijn reismak ker gedurende de reis ongestoord zou blijven. Tegen elf uur kwam de trein te Berghausen en daar was Schwerdtner ingestapt. Het stond vast, dat de moordenaar zijn slachtoffer en den toevallig aanwezigen passagier in een staat van verdooving had gebracht en de misdaad omstreeks twee uren na middernacht had gepleegd. Als Schwerdtner zich niet vergiste en de bankier zijn aanvaller bij den naam had geroepen of een angstkreet had geslaakt, dan moest dit gebeurd zijn op het kritieke oogenblik dat de doodelijke wond werd toegebracht en de ongeluk kige geen tijd meer had om zich te weer te stellen, want aan alles was duidelijk te zien, dat er geen worsteling had 1 SNEE ►URANT.

Kranten in de gemeente Sudwest-Fryslan (Bolswards Nieuwsblad, Sneeker Nieuwsblad en Friso)

Sneeker Nieuwsblad nl | 1903 | | pagina 1