N1KW8- EN ADVERTENTIEBLAD
Een
VOOR SBH M «ISTUM.
verbs?gen Bewijs.
I
I
1
Woensdag 7 October 1903.
58e Jaargang.
Wo/80.
Uitgever: B. FALKENA Mzn., Singel, Sneek.
Officieele Advertentie.
Aanvulling en wijziging der
Militiewet 1901.
KENNISGEVING.
Hit blad verschijnt WOENSDAGS en ZATERDAGS.
ABONNEMENTSPRIJS voor Sneek f 0,40 per 3 maanden,
franco per post f0,50.
Abonnementen worden te allen tijde aangenomen.
HOOFDSTUK IV.
12) Vervolg.
»Nu«, zeide hij vrijmoedig, «de spotternijen en daar
mee vergezeld gaande lastertaal van mijnheer Von
Rümmel zijn niet zoo erg, vind ik, als zijn tegenwoor
digheid hier en zijn geheele bestaan, dat volgens zeg
gen gedeeltelijk berust op vrees voor zijn booze tong,
deels ook op de omstandigheid, dat men zijn gave der
gezellige gesprekken op prijs stelt.*
»Ei,« antwoordde Elvira, nadat zij een seconde be
dremmeld voor zich had gekeken, «ik zie, dat ge reeds
goed onderricht zijt. Het is erg genoeg, dat wij uwe
strenge critiek verdienen.*
«Pardon, ik meende, dat ge mijn oordeel wenschte
te vernemen omtrent mijnheer Von Rümmel en over
de gaven, die hij in gezelschap toont te bezitten
Elvira beet zich op de onderlip, zij scheen in haar bin
nenste strijd te voeren.
«Voor een nieuweling toont ge scherp te kunnen
opmerken*, zeide zij op denzelfden boosaardigen toon
als in het begin. «Het zou wel interessant zijn eenste
hooren, wat ge van de anderen, b. v. van mij denkt.*
«Mag ik openhartig spreken?» vroeg hij snel.
«Gauw gang,*
Zij leunde bevallig op den schoorsteenmantel, waar
op een Amor-beeld tusschen levend groen stond, en nam
het voorkomen aan, alsof zij welwillend naar hem luis-
waaraan ge uw gehuichelde verafgoding te danken hebt
en omdatge uw rol van gebiedster niet zoudt
willen opgeven. Mag ik verder spreken
«Vooruit maar,* zeide zij met een gedwongen lach
en keerde het gelaat naar het groen, waarop zij bleef
staren. «Vooruit maar, ik heb er schik in.«
«Als dit zoo was, behoefde ik geen woord meer te
zeggen.*
«Dat wil zeggenaan een eenvoudig gesprek met
mij zoudt ge uw tijd niet opofferen?* vroeg zij met
voorgewende vroolijkheid en plukte intusschen blaad
jes van het groen op den schoorsteenmantel.
«Ik beeld mij niet in, dat ik mij op één lijn kan
stellen met de geroutineerde salonmenschen, van wie
ge terecht moogt verwachten, dat zij u amuseeren.*
«Omdat ge geheel vervuld zijt met uw verheven
beroep. Ge wilt alzoo uw ambt van opvoeder niet
alleen aan mijn broeder Robert, maar ook aan mij
uitoefenen
Terwijl ze zenuwachtig lachte, speelden haar vin
gers door het groen, waarvan zij de zachte blaadjes
aftrok.
«Dat zoudt ge zeker al te aanmatigend van mij vin
den; doch kunnen wij ons niet in zekeren zin door
alle menschen laten opvoeden
«Het kan zijn maar ik zal mij alleen laten opvoeden,
als ik gelooven kan,* zeide zij, hem aanziende, terwijl
zij de gebalde vuist naar zich toe trok. «En u geloof
ik niet
Hij keek haar verbijsterd aan. Langzaam hief zij
den arm boven zijn hoofd en liet lachend de afgeruk
te blaadjes als een bloemregen op hem neervallen.
«Zijt ge dan zoo zeker van u zelf, mijn waarde
Meent ge dan de eerste te zijn, die onder ons, licht
zinnige kinderen der wereld optreedt en ten slotte
Zeer lange jaren deed ons land ’t met de
oude militiewet, met z’n plaatsvervangers en
nummerverwisselaars, z’n kleinste helft van 't
aantal zonen uit een gezin, z’n contingent van
11.000, z’n vijfjarigen diensttijd. Langzamer
hand kwamen de 6e en 7e jaren diensttijd
er bij.
Nu kan men niet beweren, dat ons land
een groot leger had. Terwijl in andere lan
den de lichtingen steeds grooter werden, bleef
men in ons land bij de 11.000. Daardoor
werd de loting elk jaar gemakkelijker. Im
mers, de bevolking verdubbelde, doch 11.000
bleef ’t getal der lichting. Toch gelooven we
“Ve UILLET O N.’
ADVERTENTIëN 4 cent per regel. Bij abonnement van 500
regels 3 cent en van 1000 regels 21/, cent. Groote letters naar
plaatsruimte.
terde. Een ander zou daardoor beschroomd zijn ge
worden, maar Frederik bleef zijn natuurlijke kalmte
behouden.
«Ge meent met mij te spotten, barones, door deze
vraag te doen, maar er spreekt daaruit een betere
aandrang, dan ge zelf zoudt willen erkennen.*
«Hoe bedoelt ge dat?*
Zijn hoofdschudden scheen haar scherpen toon te wil
len afweren.
«Waart ge werkelijk slechts, wat ge voor mij wilt
schijnen, dan zoudt ge het zelfs te gering achten om tot
mij het woord te richten.*
«Een gril! Wat verder?*
«Ge ziet in mij de vertegenwoordiger van een levens
sfeer, die u beter toelijkt dan uw wereld van klater
goud,* vervolgde hij onbeschroomd. «En ge voelt
overeenstemming met mijl*
Zij trok het trotsche hoofd achteruit, doch maakte
geen opmerking meer.
«Ge veracht dit gezelschap dat hebt ge mij reeds
meer gezegd. Ge gelooft niet aan mannelijke deug
den, maar uit ijdelen moedwil speelt ge met de talrijke
salonhelden die u maar al te bereid aan de voeten lig
gen*.
«Heel mooi dat hebt ge van mijnheer Rümmel,
niet waar?*
«Kunt ge het loochenen? Is er onder al die opge
schikte aanbidders één, die bij u een inniger gevoel op
wekt. En toch zijn ze u als tijdverdrijf welkom, al
moet ge, zoodra ge slechts een uur alleen zijt, erken
nen, dat zij nietig zijn.
In u leeft een onbestemd verlangen, dat ge vergeefs
tracht te verstikken. Het is wellicht ook daarom, dat
ge schuwt een gebied van grooter waarde te betreden,
omdat ge vermoedt, dat daar de waarden niet gelden,
litieplichtigen, die buiten ’t Rijk hun gewoon
verblijf hebben, zoo noodig, een vergoeding van
reiskosten te geven.
De wet-1901 laat de eerste oefening van de
ter volledige oefening ingelijfden eindigen op
1 Dec., van de 4-maanders op 1 Oct.
Gelijk bekend is, zijn dit jaar de militieplich-
tigen) die in Maart zijn ingelijfd, voor ’t groot
ste deel oniniddellijk met verlof vertrokken
om eerst in Mei ter opleiding onder de wape
nen te komen. Onder zulke omstandigheden
zou de eerste oefeningstijd te veel worden ver
kort, dan dat een behoorlijke opleiding zou
mogelijk zijn, 't Nieuwe ontwerp wil in zulke
gevallen den eersten oefeningsduur beginnen
te rekenen van den dag van opkomst onder de
wapenen.
Voorts bevat ’t ontwerp een nieuw artikel
110 (oproeping onder de wapenen tot hand
having of herstel van de openbare rust en
orde).
Men herinnert zich, dat de wet-1901 hier
onduidelijk was en aanleiding gaf tot opmer
kingen over de toepassing, Ook moest dit
jaar de opkomst der oudere lichtingen onder
de wapenen (naar aanleiding van de spoorweg
staking) nog door de Kamers worden behan
deld, nadat deze lichtingen reeds weer huis
waarts waren gezonden-, hetgeen Regeering
en Kamers in een ietwat zonderlinge wetspo-
sitie bracht.
't Nieuwe artikel 110 voorziet hierin, terwijl
ook zoo’n artikel voor de zeemilitie is gemaakt.
Verder is bepaald, dat door de ministers
van Oorlog of Marine vergunning kan wor
den verleend tot ’t vrijwillig onder de wape
nen blijven van miliciens; hierdoor kunnen on-
gewenschten worden verwijderd.
Een ingrijpende en dus belangrijke wijziging
betreft art. 109, regelende den duur en de
sterkte van ’t blijvend gedeelte.
Volgens de wet-1901 is de maximum-sterkte
van 't blijvend gedeelte 7.500, en hiervan mo
gen de onbereden wapens niet langer dan 4
maanden onder de wapenen worden gehouden.
Om dus in ’t tijdvak 1 Dec1 Juli (’t tijdstip
waarop.de nieuwe lichting voldoende geoefend
is) in den dienst te voorzien, was ’t noodig twee
ploegen opvolgend onder de wapenen te hou
den of te roepen. De reeds verkregen erva
ring heeft ’t onpractische hiervan aangetoond
en daarom stelt ’t nieuwe ontwerp voor, deze
ploegsgewijze aanwijzing te laten vervallen en
de voor ’t blijvend gedeelte aangewezenen bij
de onbereden wapens gedurende hoogstens 8
maanden onder de wapenen te kunnen hou
den. In de plaats van 2 ploegen, ieder voor
4 maanden, komt dan dus één ploeg van 8
maanden.
Zooals ieder dadelijk inziet, heeft deze ver
andering, bezien van den kant der militie-
plichtigen, haar vóór en haar tegen: Er be
hoeft slechts een kleiner aantal voor ’t blijvend
gedeelte onder de wapenen te blijven, doch dit
kleiner gedeelte moet dan ook zooveel langer
dienen. Men mag zeggen, van den kant der
soldaten beschouwd, dat er ongelijker verdee-
ling van dienstlast komt, doch dat eigenlijk ’t
vóór en ’t tegen toch tegen elkaar opwegen.
Doch beschouwd uit een ander, een militair
oogpunt, moet men zeggen, dat we een beter
leger krijgen en daar is’t toch om te doen.
De uitlegging hiervan is niet moeilijk. Im
mers, de militieplichtigen, die voor een graad
worden opgeleid, komen bij ’t blijvend gedeelte;
en nu bestaat er door de 8 mnd. langere
diensttijd meer kans, dat een voldoend aantal
goed bruikbare officieren en kaderleden wor
den verkregen, ’tgeen voor de goede uitvoe
ring der militie- en landweerwetten een nood
zakelijke eisch is.
De kader-quaestie toch is eene zeer lastige,
vooral ook, nu de legeruitbreiding en de nieu
we landweer een aanzienlijke versterking van
’t kader noodig maken. Hierin te voorzien
door beroepskader {als dit mogelijk is,) zou erg
veel geld kosten. Ook is ’t reservekader op
verre na niet toereikend om genoegzaam te
helpen. Dus: zij, die voor kaderlid worden
opgeleid, moeten lang onder de wapenen blij
ven, of opleiding van beroepskader wordt nood
zakelijk.
Met ’t oog op’t formeeren van een 10e en
11e regiment in 1905 en 1906 wordt voorge
steld de maximumsterkte van ’t blijvend ge
deelte van 7500 op te voeren tot 8000. De
minister zegt echter, dat de bedoeling is, be
neden ’t maximum van thans toch te blijven.
In verband met het op 1 Dec. a. s. naar
huis gaan der thans dienende lichting 1903,
wenscht de minister de nieuwe wet op 30
November a. s. in werking te doen treden, met
uitzondering van de bepalingen betreffende
den diensttijd en de sterkte van ’t ölijvend
gedeelte, welke eerst met 1 Aug. 1904 van
kracht zullen worden.
niet, hieruit te mogen afleiden, dat er thans
tweemaal zooveel 19-jarigen zijn als voor 70
jaren. Dit zit ’m hierin, dat de Nederlanders
thans gemiddeld veel ouder worden dan voor
een 70-tal jaren; doch hierover willen we niet
uitwijden.
Eindelijk, na veel strijd, vooral in de bla
den, doch ook in de Kamers, (men herinnert
zich de Kamerdebatten van ’t vorige ministerie
der rechterzijde, ’t ministerie Mackay) kwam
in 1901 de nieuwe Militiewet tot stand. De
voornaamste veranderingen waren: afschaf
fing der plaatsvervanging, een contingent van
17.500, afschaffing schutterij en instelling eener
landweer en ’t eischen van de grootste helft
der zonen van een gezin. De eenige zonen
waren dus niet meer vrij. Herinneren we
hierbij neg aan vrijstelling van kostwinners,
dan hebben we de voornaamste veranderingen
opgenoemd.
Doch gelijk bij elke nieuwe wet kwamen
ook hier bij de toepassing gebreken aan het
licht.
Thans is bij de Tweede Kamer een wetsont
werp ingediend, houdende aanvulling en wijzi
ging van eenige bepalingen der wet-1901 (en
dit ter vervanging van ’t 17 Juni j.l. ingedien
de.)
Laten we terstond opmerken, dat ’t nieuwe
ontwerp noch grooter contingent, noch langer
diensttijd bedoelt dan de wet 1901; zoodat de
bladen, die dadelijk na de troebele Aprildagen
van dit jaar daarnaar verlangden, hun zin niet
krijgen.
Naast enkele verbeteringen van meer admi
nistratie ven aard bevat ’t ontwerp ook bepa
lingen, die van genoeg belang zijn, om ze eens
op te merken, aan te stippen.
Volgens de wet-1901 kan aan bepaalde
personen (kostwinners), die geen dienstvrijstel-
ling hebben verkregen, een vergoeding in geld
worden gegeven; (maximum f 20 voor elke 30
dagen of minder, die zij onder de wapenen
zijn.) De daartoe ingezonden verzoeken wer
den echter, zeer ten ongerieve van de betrok
ken gezinnen, (hoe gaat ’t met de Ongevallen-
uitkeering!) te omslachtig behandeld, ’t Nieuwe
ontwerp beoogt in dezen vereenvoudiging en
dus vlugger behandeling en wil in de tweede
plaats een maximum-vergoeding van f 1 per
dag. Ook wordt bepaald, dat de vergoeding
wordt toegekend voor elk verblijf onder de
wapenen. Voorgesteld wordt nog om de mi-
behaaglijk meedrijft met den vroolijk bruisenden stroom?*
«Ah! dus houdt ge mij vooreen leugenaar, een hui
chelaar, voor een veilen gelukzoeker, die onder het
masker van den zedenmeester er op uitgaat, in uw
stroom naar gewin te hengelen?*
«O, die woorden zijn te hard, zoo zou ik nooit spre
ken! Maar als alles, wat ge hebt gezegd, ook uw ware
overtuiging uitdrukt kunt ge u heden daaraan voor
altijd verbinden? Heden, nu gij den bodem nog niet
geheel kent, die volgens uw oordeel zooveel behoefte
heeft aan gezonder zaad? Neen, mijnheer Schwerdt-
ner, ik zeg u nogmaals: ik heb menigeen gezien, die
langzamerhand begon te begrijpen, dat ’t nog zoo kwaad
niet is met de wolven mee te huilen en daardoor
zijn gelukte grondvesten. Heeft Robert u niet ver
teld van dr. Wernhard, die tot vóór twee jaar zijn
gouverneur was? Die jonkman koesterde bepaalde re-
volutionnaire denkbeelden en pronkte met Spartaan-
sche onbaatzuchtigheid. Nu heeft hij de diplomatieke
loopbaan gekozen; hij liet zijn sedert menschenge-
slachten vergeten adellijken titel weer opfrisschen
en moet nu de schitterendste vooruitzichten in den
staatsdienst en in de salons hebben. Ziet ge, dat
was uw voorganger!*
«Is dat een bewijs? En vooraleen bewijs voor
u? Zeg me toch, dat ge in uw tegenwoordige omge
ving tevreden zijt? Dan hebt ge voor uw persoon het
recht om u vroolijk te maken, en dan kunt ge rustig
de bestemming volgen, die in uwe kringen voor u is weg
gelegd.*
«Doe ik dat niet?*
«Niet geheel,* antwoordde hij met een glimlach,
«want dan zou het uw bestemming zijn, één van
uw talrjjke aanbidders te verhooren en een zooge
naamd passend huwelijk sluiten.*
Loting Nationale Militie.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS van de ge
meente Sneek,
Gelet op art. 26 der Militiewet 1901 en art. 24 van
het Koninklijk Besluit van den 2den December 1901
(Staatsblad no. 230);
Brengen ter openbare kennis, dat de Loting van hen,
die dit jaar in deze Gemeente voor de lichting 1904 der
Nationale Militie zijn ingeschreven, zal plaats hebben
in de concertzaal alhier, op Woensdag, den 21 October
e. k. des voormiddags te 97, uur;,
dat op Donderdag 22 October ter Secretarie der Ge
meente door of van wege de lotelingen aanvraag kan
geschieden voor de getuigschriften ter bekoming van
vrijstelling wegens broederdienst.
Om vrijstelling wegens eigen militairen dienst of dien
van broeders te verkrijgen, moet men overleggen een
paspoort of ander bewijs van ontslag, of een uittreksel
uit het stamboek of een bewijs van werkelijken dienst;
dit bewijsstuk kan, zoo het niet reeds onder den Bur
gemeester berust, ten minste tien dagen vóór den dag,
waarop de zitting van den militieraad wordt geopend, op
de gewone Secretarie-uren bij den Burgemeester worden
ingeleverd.
Ter bekoming van vrijstelling wegens broederdienst
moet men bovendien overleggen een getuigschrift van
den Burgemeester, waaruit het getal zonen, tot het ge
zin beboorende, blijkt.
De opgave van eene reden van vrijstelling bij de lo
ting ontslaat hem, die vrijgesteld wenscht te worden,
niet van de verplichting om bij den militieraad de re
den van vrijstelling in te brengen, hetgeen in elk ge
val bij dit college moet worden gedaan op het daar
voor bestemde tijdstip.
Sneek, den 2 October 1903.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
ALMA, Burgemeester.
JAC. van der LAAN, Secretaris.
i
COURANT.
I o