verborgen, Bewijs, VOOR SBH Bil OiKWkiA SlfflWS- Eli llllElilWIBLllI De Zuiderzee droogmaken. Woensdag 21 October 1803. 58e Jaargang. Officieele Advertentien. I No. 84. KENNISGEVING. Uitgever: B. FALKENA Mzn., Singel, Sneek. FEUILLETON- 1 6. 7. pasp< uit hi 1. 2. 3. 4. 5. VERGADERING van den Gemeen teraad van Sneek, op Vrijdag, 23 Octo ber 1903, ’s voorm. ten 10 ure. Punten van behandeling: Resumtie der Notulen. Mededeeling van ingekomen stukken enz. Adres van E. Sanders om onderhandsche pacht van de bank van leening. Vaststelling eener algemeene politieverordening. Idem le suppletoir kohier van belasting op de honden. Benoeming van een ambtenaar van den Burger lijken Stand. Begroeting der gemeente voor 1904. Hit blad verschijnt WOENSDAGS en ZATERDAGS. ABONNEMENTSPRIJS voor Sneek f0,40 per 3 maanden, franco per post f0,50. Abonnementen worden te allen tijde aangenomen. HOOFDSTUK V. Vervolg. den tot een kwartier, ja, nog langer och, wat was daaraan gelegen? En toen de baron eindelijk de deur achter zich sloot, keek hij eens over de vele wachtenden, en dit schonk hem een gevoel van voldoening, natuurlijk alleen in het belang van zijn goede bekenden, wien hij gaarne het welslagen van zijn plannen gunde En eindelijk sloeg het vier uur; de drie uren, dat de chef te spreken was, waren verstreken. De deurwach ter had nu tot taak de cliënten te doen vertrekken; al leen bij uitzondering mocht nog iemand worden toe gelaten, wanneer zijn zaak geen uitstel kon lijden en als dit soms het geval was met een goeden bekende, noodigde mr. Snoward hem gewoonlijk aan tafel, om on der het eten zijn belangen voor te dragen, want de Amerikaan was een man van de klok, die vooruit elke minuut voor eenig doel bestemde. Natuurlijk was het geen licht stukje werk, wat de deurwachter met de opruiming der wachtkamer als laatste gedeelte van zijn dagwerk had te verrichten. Maar hij vervulde zijn taak met onwrikbare vastheid, met kalme waardigheid dreef hij de tegenstribbelende schare naar buiten, dat maakte indruk. Daar was er niet één, die zich niet had voorgenomen den volgenden dag de eerste te zijn en zich tot den deurwachter te wenden met de woorden: «Ik moet dringend mr. Sno ward spreken....* Op straat keerden zij het hoofd nog eens om naar de spiegelruiten der bel-étage, waarop nog met vergulde letters te lezen stond: «Grand Restaurant Excelsior,* terwijl onder de vensters een reusachtig bord hing met de aankondiging: «Bank-filiale van Ralph T. J. Snoward. New-York en Buenos-Ayres.« Met een blik vol bevrediging na men de lieden voorloopig afscheid; uit dit huis hoopte ADVERTENTIëN 4 cent per regel. Bij abonnement van 500 regels 3 cent en van 1000 regels 27» cent. Groote letters naar plaatsruimte. 16) Daarentegen trad de heer von Blumenschein met haas tige schreden binnen, als een koopman voor wien tijd ook geld is. Hij had een wagenvracht voorstellen en aanvragen over geldzaken in het hoofd. Welgemanierd als een man van opvoeding, maar in een spanning, die hij niet geheel achter het masker der koele voornaam heid kon verbergen, trad baron von Ellerich het kabinet van den Amerikaan binnen. Hij kwam «zoo in het voorbijgaan even aanwippen.* Wat wilde hij eigenlijk? Ach ja, juist, dat was het! Na de soirée had Elvira zooveel origineels in mr. Snoward geroemd, dat hij nog gaarne eens een particulier be zoek van hem ontving. Daarom wilde Ellerich hem uitnoodigen voor hedenavond, alleen in den familie kring. En wanneer kon hij hem beter treffen dan in de uren, dat hij in zijn kantoor te spreken was? Dus moest hij maar zeggen, of hij het aannam. Ja, Ellerich wist als man van zaken zeer goed, dat tijd geld is: als commissaris van toezicht bij de Landsbank was hij duch tig betrokken in verschillende moeilijke beursoperatiën. Al was ’t dus alleen maar uit beleefdheid, hij moest den Amerikaan natuurlijk naar dit en dat uitzijn zaken vragen. En ten slotte sprak de practische man inder daad zeer onderhoudend over zijn geliefd Argentinië. Dat de vijf minuten, die de baron zou blijven, aangroei- Loting Nationale Militie. BURGEMEESTER en WETHOUDERS van de ge meente Sneek, Gelet op art. 26 der Militiewet 1901 en art. 24 van het Koninklijk Besluit van den 2den December 1901 (Staatsblad no. 230); Brengen ter openbare kennis, dat de Loting van hen, die dit jaar in deze Gemeente voor de lichting 1904 der Nationale Militie zijn ingeschreven, zal plaats hebben in de concertzaal alhier, op Woensdag, den 21 October e. k. des voormiddags te 97, uur; dat op Donderdag 22 October ter Secretarie der Ge meente door of van wege de lotelingen aanvraag kan geschieden voor de getuigschriften ter bekoming van vrijstelling wegens broederdienst. Om vrijstelling wegens eigen militairen dienst of dien van broeders te verkrijgen, moet men overleggen een -(oort of ander bewijs van ontslag, of een uittreksel iet stamboek of een bewijs van werkelijken dienst; dit bewijsstuk kan, zoo het niet reeds onder den Bur gemeester berust, ten minste tien dagen vóór den dag, waarop de zitting van den militieraad wordt geopend, op de gewone Secretarie-uren bij den Burgemeester worden ingeleverd. Ter bekoming van vrijstelling wegens broederdienst moet men bovendien overleggen een getuigschrift van den Burgemeester, waaruit het getal zonen, tot het ge zin beboorende, blijkt. De opgave van eene reden van vrijstelling bij de lo ting ontslaat hem, die vrijgesteld wenscht te worden, niet van de verplichting om bij den militieraad de re den van vrijstelling in te brengen, hetgeen in elk ge val bij dit college moet worden gedaan op het daar voor bestemde tijdstip. Sneek, den 13 October 1903. Burgemeester en Wethouders voornoemd, ALMA, Burgemeester. JAC. van deb LAAN, Secretaris. negers, die hij vroeger wel op kermissen had gezien. Maar zijn vaste houding hield den deurwachter in bedwang. Op dit oogenblik trad de laatste bezoeker uit het ka binet van mr. Snoward naar buiten. Het was een jour nalist, die stof was komen halen voor een populair ar tikel in het eerstvolgend nummer van zijn krant. «Eindelijk,* sprak de zonderlinge vreemde en stond op om het kabinet binnen te gaan. De deurwachter trad hem in den weg. «In ieder geval moet ik u eerst aanmelden. En en onder welken naam?« De kleine dacht een oogenblik na en grijnsde toen. «Zeg maar kapitein Murle! En zeg ook, dat het zeer dringend is, ik wil mij niet laten afwijzen.» De schouders ophalende en nog steeds weifelend ging de deurwachter het kabinet binnen, waar mr. Snoward zich juist de handen waschte alvorens het kantoor te verlaten. De Engelsch klinkende naam van den aangemelde bewoog den Amerikaan om den onbekende toe te la ten. «Laat hem maar binnen. Wij zullen dadelijk wel zien De bediende opende de deur en daar stond de «kapitein* reeds op den drempel en grijnzende boog hij herhaalde lijk voor den bankier. Deze bewoog zich niet; hij bleef met den handdoek in de handen staan en geen spier van zijn gelaat werd vertrokken. Toen de deur achter hem gesloten was en hij een poosje gewacht had, of mr. Snoward hem zou aanspre ken, begon de «kapitein* eindelijk: «Nu mr. Ralph Snoward, kent ge mij niet meer?* De Amerikaan legde bedaard den handdoek neer. ieder voor zich schatten te zullen wegdragen. Toen de deurwachter naar het venster trad om dit te openen en de wachtkamer te luchten gedurende het uur, dat de kantoorbedienden nog moesten blijven, zag hij in de vensternis een man staan, die daar was achtergebleven. Hij was klein van gestalte, bad een donkerkleurig gelaat en zijn ouderdom liet zich niet op het oog bepalen. De man stak in een schamele plun je, die niet voldoende was voor dezen tijd van het jaar; de jas was dicht geknoopt tot aan den hals, zoo dat geen spoor van een halsboord te zien was. Mis schien had hij geen boord om. «Wat wilt gij nog hier?* «Ik wensch mr. Snoward te spreken.* Uit den mond van den schamel gekleeden vreemde klonk dit antwoord komiek. Aan zijn tongval herken de men hem dadelijk als een buitenlander, en daar mee stemde zijn gelaat in kleur en vorm ook overeen. Met vernietigende minachting keek de deurwachter den man eens aan; hij meende te doen te hebben met een der vele bedelaars, die dagelijks pogingen deden om den millionair te naderen, Doch de kleine liet zich niet van streek brengen; hij glimlachte even en zeide: «Ik heb hier de drie volle uren gewacht, zonder voor den dag te komen. Gelukkig heb ik tijd genoeg en ik wou liever de laatste zijn, daar ik misschien een lan ge poos met uw meester moet spreken.* «Dat kan niet, ge ziet wel, dat het tijd is om te slui ten. En dan wat verlangt ge van mr. Snoward en wie zijt ge eigenlijk?* «Ik ken maar wat komt dat er op aan?* Gaarne zou de deurwachter grof geworden zijn. Deze bezoeker was zeker maar een onbeschaamde, die iets kwam verzoeken, zijn geheele uiterlijk, vooral dat zwarte kroeshaar, herinnerde den deurwachter aan de bekende Staatscommissie van 1892, die in 1894 met haar rapport gereed was. Men herinnert zich nog de betrekkelijke geestdrift, die er bij zeer velen voor ’t groot- sche nieuwe plan opgewekt werd. De uitge vers van atlassen en aardrijkskundige leerboe ken haastten zich ’t plan in beeld en woord dui delijk te maken en ook buitenlandsche tijd schriften namen artikelen op over ’t grootsche plan der als waterbouwkundigen over de ge heele wereld geroemde Nederlanders. Men herinnert zich, dat deze commissie voor stelde, een afsluitdijk te leggen van den Anna- Paulownapolder (de Ewijksluis) naar Wieringen en van dit eiland naar ’t dorpje Piaam bij Makkum; en verder om vier stukken grond ten zuiden dier afsluitdijk droog te leggen. De heer Beekman vertelde vervolgens iets over ’t IJselmeer, ’t deel der Zuiderzee, bezui den den afsluitdijk, dat niet drooggelegd moest worden en dat volgens het plan der commissie een oppervlakte zou beslaan van 160,000 H.A., terwijl het drooggelegde deel 200,000 H.A. groot zou wezen. (Vergelijk hiermede onze provincie Friesland, die 330,000 H.A. op pervlakte heeft.) Daarna stond spr. stil bij de gevolgen, die de drooglegging uit een technisch oogpunt zou hebben. De gevolgen zouden gunstig zijn voor de waterkeeringen; ook voor de waterverversching van Amsterdam; Noordholland en Friesland zou den in ’t IJselmeer ten allen tijde een bron hebben, waaruit zij hun boezem met zoet water kunnen aanvullen. Friesland zal minder last hebben van hooge waterstanden in ’t voorjaar. Een ander voordeel is, dat de scheepvaart op ’t IJselmeer veiliger zal wezen dan op de Zui derzee. Na zoo verschillende voordeelen van de gedeel telijke drooglegging uiteengezet te hebben, stond de heer Beekman stil bij ’t bekende na deel van de verdwijning der Zuiderzee-vissche- rij, waarvan 2000 a 2500 visschers leven en waarvan de opbrengst op 2 7, millioen gulden per jaar kan worden geschat. Doch hij ver gat niet er de aandacht op te vestigen, dat de visschers, die uitsluitend de vischvangst op de Zuiderzee uitoefenen, een zeer poover bestaan hebben. De 200,000 H.A. drooggelegde grond kunnen daarentegen per jaar 40 millioen gul den opbrengen. Uitvoerig legde spr. uit, dat de waarde der Nu’t watervraagstuk sedert ’t vroegere voor jaar onze belangstelling in hoogere mate vor dert dan anders, omdat we sedert dien tijd zooveel last hadden van te veel water, nu we nog leven met de herinnering aan de al hier gehouden vergadering, die als een roep om hulp tot de bevoegde machten was, nu we den geheelen tijd van groei en bloei van dit jaar ’t weer hebben hooren uitmaken voor al wat leelijk was, nu we ook thans nog aller lei plannen hooren smeden of aanprijzen door allerlei waterbouwkundige tinnegieters, (tot welk soort van geleerden wij ook de eer hebben ons te rekenen,) valt onze aandacht weer eens voor de zooveelste maal op ’t vraagstuk der droogmaking van de Zuiderzee. En naar aanleiding van de rede van iemand, die meer dan anderen verstand van dit vraag stuk heeft, en die ’t vraagstuk te Amsterdam behandelde van uit een Amsterdamsch-belang- oogpunt, willen we met ons leekenverstand enkele vragen stellen uit een Friesch oog punt. De heer A. A. Beekman, oud-officier der genie en thans leetaar bij ’t Middelbaar On derwijs, sprak verleden week te Amsterdam over ’t Zuiderzee vraagstuk met ’t oog op de belan gen van Amsterdam. Na eerst verteld te hebben, dat de bodem van ’t noordelijk deel der Zuiderzee uit zand bestaat; ’t deel ongeveer bezuiden de lijn van Enkhuizen naar den IJsselmond uit blauwe klei en vele deelen grenzende aan Noord- Holland en de zuidkust van Friesland, en ’t ge heele zuid-zuidoosten der Zuiderzee uit goede klei, noemde spreker de in den loop der 19e eeuw gepubliceerde plannen tot drooglegging. Eerst het plan van den ingenieur van Digge len in 1849, dan het plan van den ingenieur Beijerinck, die voor de in 1865 te Amsterdam opgerichte Maatschappij voor Grondcrediet een onderzoek had ingesteld. Weldra trok de Landsregeering zich de zaak aan; er werd een Staatscommissie ingesteld, enz. Na deze en andere bekende feiten herinnerd te hebben, kwam spreker tot de oprichting, in 1886, van de Zuiderzee-vereeniging, die het besluit nam een technisch en financieel onder zoek te doen instellen, en de benoeming van de 200,000 H.A. grond, die bij droogmaking ver kregen wordt, opweegt tegen de geraamde kosten van 189 millioen gulden, waarvoor ’t geheele reuzenwerk kan verricht worden. De vier stukken toch, die drooggelegd worden, zijn juist zoo gekozen, dat de waardelooze grond den bodem van 't IJselmeer vormt en de vette kleigrond droog komt. Ook wees spr. op het groote sociaal belang, dat er 200,000 menschen een bestaan zullen kunnen vinden in plaats van de enkele dui zenden die nu van de vischvangst leven. Tegen woordig emigreeren jaarlijks gemiddeld 2800 landbouwers, omdat zij in ons land geen bestaan kunnen vinden. Die emigranten zullen gemak kelijk plaats vinden in de Zuiderzee-polders. Ook zal Amsterdam door uitvoering van het plan der Staatscommissie, nog meer dan nu, een centrum worden van den binnenland- schen handel. Een bekend staatsman heeft gezegd, dat er minder haast is bij de droog legging der Zuiderzee dan bij de invoering van sociale wetten. Doch spr. zegt: Hier is een sociale daad te verrichten. En hij wekte zijne hoorders op, daarvoor ook in de kiesvereeni- gingen propaganda te maken. Dit is de korte inhoud van des heeren Beek- man’s rede. Een paar opmerkingen onzerzijds. Vooreerst is ’t geld, die 189 millioen gulden, niet weg. Als buitenlanders met hun eigen volk, eigen gereedschap, eigen materialen ’t werk moesten uitvoeren; dan nog bleef een goed deel van dat geld in ons land; die menschen kunnen toch ook niet van den wind leven. Doch al die millioenen worden door Nederlan ders verdiend. Ze worden voor een zeer groot deel besteed aan werkloon en van de materi alen behoeft niet veel meer dan de bazalt uit ’t buitenland te komen. Ook is het plan, om, als eenmaal ’t werk ondernomen wordt, slechts bij gedeelten de zee in te polderen, zoodat er meer dan dertigjaren met ’t werk gemoeid gaan. Hierdoor verhoedt men, dat op één oogen blik te veel werkkrachten gevraagd worden. En dit is een zaak van belang. Immers, stel dat ’t geheele werk zoo spoedig mogelijk en in z’n geheel werd afgemaakt, zoodat duizen den en nog eens duizenden werklieden, polder werkers benoodigd waren. Waar zouden dan al die menschen moeten belanden als ’t werk URAHT.

Kranten in de gemeente Sudwest-Fryslan (Bolswards Nieuwsblad, Sneeker Nieuwsblad en Friso)

Sneeker Nieuwsblad nl | 1903 | | pagina 1