IINJW8- IJ AliU:itTL\TIKltl.Ul
Een verbergen Bewlj&
ÏOÜÜ 8UH IJ iiNffll
taiiruw voor tte Nationale Militie.
Woensdag 16 December 1903.
No. 100.
58e Jaargang.
Uitgever: B. FALKENA Mzn., Singel, Sneek.
JOfficieele Advertentie.
FEUILLETON.
L
4
1
4
1 1
4
HOOFDSTUK IX.
Wordt vervolgd.
4
-v
BEKENDMAKING.
Hit blad verschijnt WOENSDAGS en ZATERDAGS.
ABONNEMENTSPRIJS voor Sneek f 0,40 per 3 maanden,
franco per post f0,50.
Abonnementen worden te allen tijde aangenomen.
4o., indien hij minderjarig is:
zoo
Ki
HOOFDSTUK VIII.
32) (Vervolg.)
Eerst toen Elvira alleen was en de deuren had ge
sloten, gaf zij zich over aan de onuitsprekelijke smart,
die haar hart verscheurde. Zij rukte het diamanten
snoer af, dat zij nog om den hals had, wierp de oor
ringen weg het waren geschenken van den man, die
nu haar echtgenoot was, maar aan wie zij niet wilde
denken en liet zich toen op den grond vallen.
Met het gelaat tegen het tapijt gedrukt, de handen
in het haar woelende, schreide zij, alsof haar arm hart
zou bersten van wee.
ADVERTENTIëN 4 cent per regel. Bij abonnement van 500
regels 3 cent en van 1000 regels 27. cent. Groote letters naar
plaatsruimte.
greep de koude hand van den gekwetste en drukte er
haar lippen op. Zoo bleef zij daar liggen als hadde
zij daar hare bestemming gevonden.
Eindelijk kwam dokter Boheim daartegen op, niet zoo
zeer ter wille van den patiënt, als wel om de jonge
dame zelf, die wellicht een zenuwtoeval zou krijgen.
De baron tilde haar omhoog en nam haar mee naar
de kamer er naast: het leervertrek van Robert. Hier
viel Elvira hem om den hals en liet haar tranen den
vrijen loop. De baron verloor hierbij de weinige kalm
te, die hem na al de gebeurtenissen van dezen nacht
nog was bijgebleven.
«Lieve hemel! Wat moet dat beduiden? Je stelt je aan
of je krankzinnig bent. Als de menschen gezien had
den hoe je dien man de hand kustet
»0, laat mij! Wat geef ik om de menschen? En als ge
aan mijn verstand twijfelt misschien hebt ge daar
gelijk in maar ik ben niet eerst nu krankzinnig
dat was ik te voren veel meer en slecht! Een ellen
dig schepsel, als ik daarvoor moest boeten door mij
te vernederen in de oogen van alle menschen, dan zou
dat nog de geringste boetedoening zijn!*
De baron wilde zich losmaken en haar vermanen be
daard en verstandig te zijn maar zij klemde zich aan
zijn hals vast zoodat hij bijna geen adem kon schep
pen. «Vader*, snikte zij hartstochtelijk, »als ge werke
lijk uw dochter liefhebt, bid dan zoo vurig als ik, dat
hij niet sterft, want ik,ik zou hem gedood heb
ben en dan zou ik geen minuut meer kunnen leven!*
De baron stond versuft, hij begreep nog niet geheel
welke verandering er in het gemoed van zijn dochter
had plaats gegrepen, maar hij zag toch in, dat hij niet
beter kon doen dan zwijgen, als hij haar niet nog meer
wilde opwinden. Hij repte daarom geen woord over
Snoward, aan wien Elvira volstrekt niet scheen te
huizes weten, hoe de stand van zaken was. Boheim
wilde Robert met deze taak belasten, maar de knaap,
die zijn beminden leermeester nog geen oogenblik had
verlaten, wilde volstrekt niet van diens bed wijken.
Overigens gedroeg hij zich zoo verstandig en was
den dokter bij het aanleggen van het verband en bij
de overige werkzaamheden op zoo handige manier be
hulpzaam, dat deze den knaap gaarne in zijn nabijheid
hield.
De bediende, die naar den baron werd gezonden, kon
natuurlijk den mond niet houden, hij vertelde aan de
andere bedienden, welk een verandering er gekomen
was in den toestand van den gekwetste. Al de bedien
den waren nog op de been, er werd druk over gespro
ken, en zoo kwam het, dat Elvira, die reeds was op
geschrikt door het gedruisch bij de komst van de hos
pi taaldragers, uit haar kamer in de gang trad, om naar
de oorzaak van al die drukte te vragen, en op die
manier nu ook het belangrijke nieuws vernam. Dit had
op haar een uitwerking, alsof zij zelf nieuw leven had
ontvangen.
«Hij leeft! Hij leeft!« riep zij buiten zichzelf, lachend
en schreiend tegelijk. En zij liet zich door niemand
tegenhouden om als de wind naar de kamer te snellen,
waar zij wist, dat de patiënt was.
Bij instinct opende zij zacht de deur en trad naar
het bed; voor niets anders had zij oog. Zij zag noch
den dokter, noch haar vader, noch Robert die aan het
hoofd- en aan het voeteinde van het bed stonden. Al
ware de kamer vol vreemden geweest, zij zou er niet
op gelet hebben, zij gevoelde zich alsof zij geheel alleen
op de wereld was met dien bleeken jongen man daar.
Haar plotseling verschijnen verraste de aanwezigen
zoozeer, dat zij er niet aan dachten haar terug te hou
den. Elvira wierp zich op de knieën voor het bed,
Dat was een sensatie in huis, toen dokter Boheim
met zekerheid kon zeggen, dat de zwaar gekwetste
Schwerdtner nog leefde. Het was omstreeks twee uur
in den morgen. De dragers, die juist kwamen om het
lijk weg te halen, moesten onverrichter zake heengaan,
aan een overbrengen van den gewonde viel natuurlijk
niette denken.
De dokter wilde niet, dat men bij het bed van den
jongen man kwam. Vooreerst kon hij niet de minste
hoop geven, en dan vreesde hij ook nog voor aandoen-
lijke tooneelen. Voorloopig moest alleen de heer des
denken, en voerde haar met zachten drang naar haar
slaapkamer terug.
Als Guido had kunnen zien, hoe kalmpjes Snoward
in het rijtuig zat, dat hem naar huis bracht, dan zou hij
behalve de deelneming «die hij hem niet kon ont
houden* ook nog bewondering gevoeld hebben voor
zooveel geestkracht.
Het paleis «Excelsior* was schitterend verlicht; bij
de aankomst van het rjjtuig stond het bediendenperso-
neel. in gelid geschaard langs de fraai met bloemen
versierde trap. Dat was zoo verordend voor de ontvangst
der jonge meesteres.
Snoward gelastte den lakei, die naast den koetsier op
den bok meegereden was, aan de bedienden bekend te
maken, dat mevrouw Snoward door een opgekomen on
passelijkheid verhinderd was om met hem haar feeste-
lijken intocht te houden. Hij liet allen naar bed gaan
en bereikte langs een bijzondere trap zijn eigen ver
trekken.
De kamerdienaar, die hem in de slaapkamer afwacht
te, kreeg dezelfde mededeeling te hooren als de andere
bedienden. Vervolgens liet Snoward zich zijn feest-
kleeding uittrekken en zijn nachtgewaad aandoen.
«O ja, dat zou ik bijna vergeten hebben,* zei de
kamerdienaar opeens, «vanavond is er een zonder
linge man hier geweest Hij noemde zich «kapitein
Murle* en verlangde u te spreken. Hij zei, dat hij
u reeds in uw vorig hötel had opgezocht en dat men
hem naar hier had verwezen.*
of woonplaats te hebben, al heeft zijn vader, moeder,
voogd of curator woonplaats binnen het Rijk.
Art. 16. Hij, die volgens art. 13 behoort te worden
ingeschreven, is verplicht zich daartoe bij burgemees
ter en wethouders der gemeente, waar volgens art. 14
de inschrijving moet geschieden, aan te geven tusschen
den Isten en den 31sten Januari van het jaar, volgende
op dat, waarin hij het 18de levensjaar volbracht.
Bij ongesteldheid of afwezigheid van hem, die zich
ter inschrijving moet aangeven, alsmede in een der
gevallen, hierna in de vierde zinsnede omschreven,
rust de verplichting tot het doen der aangifte:
indien het een minderjarige betreft, op zijn vader,
moeder of voogd;
indien het een meerderjarige betreft, die onder cura-
teele gesteld is, op zijn curator. De verplichting van
vader, moeder of voogd geldt evenwel slechts zoo hij
of zij binnen het Rijk, in het Duitsche Rijk of in het
Koninkrijk Belgie woonplaats heeft.
Behoudens de uitzonderingen bij de volgende zinsnede
gemaakt, rust de zorg voor het doen der aangifte uit
sluitend op den in te schrijven minderjarige;
indien zijn vader, moeder of voogd niet binnen het
Rijk, in het Duitsche Rijk of in het Koninkrijk Belgie
woonplaats heeft,
indien zijn vader of moeder of beiden de ouderlijke
macht missen;
indien hij door zijn vader, moeder of voogd verlaten
is; of
indien hij ouderloos is of in wettelijken zin geen
vader of moeder heeft en het niet bekend is dat hij
een voogd heeft.
Hij, die door de bestuurders, in art. 22 vermeld, ter
inschrijving moet worden opgegeven of die in dienst
i, >4 de zeemacht, de marine-reserve en het corps mari
niers hieronder begrepen, bij het leger hier te lande
of bij de koloniale troepen, is tot het doen van de aan
gifte niet verplicht.
Voor hem of haar, die tot het doen der aangifte ver
plicht is, kan de aangifte geschieden door een ander daar
toe schriftelijk gemachtigd. De volmacht blijft onder
burgemeester en wethouders berusten.
De wijze, waarop van de gedane aangifte moet blij
ven, wordt door Ons bepaald.
Art. 18. Voorde militie wordt ook ingeschreven of
wordt opnieuw ingeschreven:
lo. ieder minderjarig mannelijk Nederlander, die
na den Isten Januari van het jaar, volgende op dat,
waarin hij het 18e levensjaar volbracht, en vóór het
intreden van het 21ste levensjaar zijn verblijf binnen
het Rijk, in het Duitsche Rijk of in het Koninkrijk Belgie
gevestigd heeft;
2o. ieder minderjarig mannelijk Nederlander, wiens
vader, moeder of voogd na den Isten Januari van het
jaar, volgende op dat, waarin de minderjarige het 18de
levensjaar volbracht, en vóór bet intreden van diens
21ste levensjaar zijne of hare woonplaats binnen het
Rijk, in het Duitsche Rijk of. in het Koninkrijk Belgie
gevestigd heeft;
3o. ieder mannelijk minderjarige, die na den Isten
Januari van het jaar, volgende op dat, waarin hij het
18de levensjaar volbracht, en vóór het intreden van het
21ste levensjaar Nederlander of opnieuw Nederlander
is geworden, zoo hij in een der hierboven onder lo.
omschreven gevallen verkeert, of wiens vader, moeder
of voogd verkeert in een der gevallen, hierboven onder
2o. omschreven
4o. ieder meerderjarig mannelijk Nederlander, die
na den Isten Januari van het jaar, volgende op dat,
waarin hij het 18de levensjaar volbracht, en vóór het
intreden van het 21ste levensjaar zijne woonplaats
binnen het Rijk, in het Duitsche Rijk of in het Ko
ninkrijk België gevestigd of er woonplaats verkregen
5o. ieder mannelijk meerderjarige, die na den Isten
Januari van het jaar, volgende op dat, waarin hij het
18de levensjaar volbracht, en vóór het intreden van
het 21ste levensjaar Nederlander of opnieuw Neder
lander is geworden, zoo hij in een der hierboven onder
4o. omschreven gevallen verkeert,
6o. ieder mannelijk niet-Nederlander, die na den
Isten Januari van het jaar, volgende op dat, waarin
hij het 18de levensjaar volbracht, en vóór het intre
den van het 21ste levensjaar ingezetene of opnieuw in
gezetene is geworden in den zin der tweede zinsnede
van art. 13.
Hierbij gelden de laatste zinsnede van dat artikel
en art. 15.
Ten aanzien van de gemeente, waar de inschrijving
of de inschrijving opnieuw moet geschieden en van de
verplichting tot het doen van aangifte ter inschrijving
of ter inschrijving opnieuw gelden de eerste zinsnede
van art. 14 en de laatste vijf zinsneden van art. 16.
De aangifte ter inschrijving of ter inschrijving op
nieuw van hem, die volgens de eerste zinsnede van dit
artikel moet worden ingeschreven, geschiedt binnen der
tig dagen na het verkrijgen of, werd hij reeds vroeger
ingeschreven doch van het register afgevoerd, na het
terug erlangen van het Nederlanderschap of van het
ingezetenschap, of na de vestiging van verblijf of de
vestiging of het verkrijgen van woonplaats binnen het
Rijk, in het Duitsche Rijk of in het Koninkrijk Belgie.
De inschrijving geschiedt in het register betreffende
de lichting van het jaar, waartoe de in de eerste zin
snede van dit artikel bedoelde persoon volgens zijnen
leeftijd behoort.
Art. 166. Met boete van ten minste vijftig cents en
ten hoogste f 100 wordt gestraft de overtreding van de
artt. 16, 18 en 22.
Naar aanleiding van bovenstaande bepalingen maken
Burgemeester en Wethouders verder bekend, dat op
WOENSDAG den 6en JANUARI 1904, ten Gemeente-
huize alhier eene bijzondere zitting zal worden gehou
den tot inschrijving der bovenbedoelde mannelijke Ne
derlanders en ingezetenen, die op den Isten Januari
1904 hun 19e jaar waren ingetreden en die alzoo ge-
boren zijn in 1885.
Terwijl overigens de inschrijving ter Secretarie dezer
gemeente kan geschieden van ’s morgens 9 tot ’s na
middags l uur.
Sneek, den lOen December 1903.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
ALMA, Burgemeester.
JAC. van der LAAN, Secretaris.
1 w -
1
BURGEMEESTER en WETHOUDERS der Gemeen
te Sneek,
Gelet op art. 17 der Militiewet 1901, Staatsblad no.
212 van 1901;
Brengen ter openbare kennis, dat bij Hoofdstuk II
dier wet, handelende over de Inschrijving voor de
Militie en Hoofdstuk XII, Strafbepalingen, onder an
deren het navolgende is bepaald
Art. 13. Voor de militie wordt ingeschreven
lo. ieder minderjarig mannelijk Nederlander, die bin
nen het Rijk, in het Duitsche Rijk of in het Koninkrijk
België verblijf houdt,
2o. ieder minderjarig mannelijk Nederlander, wiens
vader, moeder of voogd binnen het Rijk, in het Duit
sche Rijk of in het Koninkrijk België woonplaats heeft,
3o. ieder meerderjarig mannelijk Nederlander, die
binnen het Rijk, in het Duitsche Rijk of in het Ko
ninkrijk België woonplaats heeft,
4o. ieder mannelijk ingezetene, niet-Nederlander,
zoo hij op den Isten Januari van het jaar het 19e
levensjaar was ingetreden en niet verkeert in een der
bij art. 15 omschreven gevallen.
Ingezetene is, voor de toepassing van het bepaalde
hierboven onder 4o.
A. de binnen het Rijk verblijf houdende minderjarige
niet-Nederlander
a. wiens vader, moeder of voogd binnen het Rijk woon
plaats heeft en haar gedurende de voorafgaande achttien
maanden in het Rijk of de koloniën of bezittingen des
Rijks in andere werelddeelen gehad heeft
b. van wiens ouders de langstlevende bij zijn of haar
overlijden in het hierboven onder a omschreven geval
verkeerde, al verkeert zijn voogd niet in dat geval of
al is deze buiten ’s lands gevestigd
c. die door zijn vader, moeder of voogd verlaten is,
of die ouderloos is of in wettelijken zin geen vader of
moeder heeft en van wien niet bekend is dat hij een
voogd heeft, indien hij gedurende de voorafgaande acht
tien maanden in het Rijk verblijf gehouden heeft
B. de meerderjarige niet-Nederlander, die binnen
het Rijk woonplaats heeft en haar gedurende de voor
afgaande achttien maanden in het Rijk of de koloniën
of bezittingen des Rijks in andere werelddeelen gehad
heeft.
Voor minderjarig wordt voor de toepassing van het
bepaalde hierboven onder A gehouden hij, die minder
jarig is in den zin der Nederlandsche wet. Voor meer
derjarig wordt voor de toepassing van het bepaalde
hierboven onder B gehouden hij, die meerderjarig is
in den zin van voormelde wet.
Art. 14. De inschrijving geschiedt
lo. van hem, bedoeld in art. 13, eerste zinsnede lo.
zoo hij binnen het Rijk verblijf houdt en zijn vader,
moeder of voogd aldaar woonplaats heeft, in de ge
meente der woonplaats van vader, moeder of voogd;
zoo hij binnen het rijk verblijf houdt en zijn vader,
moeder of voogd elders dan binnen het Rijk woonplaats
heeft, in de gemeente, waar hij verblijf houdt
zoo hij door zijn vader, moeder of voogd verlaten is,
ouderloos is of in wettelijken zin geen vader of moe
der heeft en het niet bekend is dat hij een voogd heeft,
in de gemeente, waar hij verblijf houdt
zoo hij in het Duitsche Rijk verblijf houdt, in de
gemeente Amsterdam
zoo hij in het Koninkrijk België verblijf houdt, in
de gemeente Rotterdam-,
2o. van hem, bedoeld in art. 13, eerste zinsnede 2o.
zoo zijn vader, moeder of voogd woonplaats heeft
binnen het Rijk, in de gemeente der woonplaats van
vader, moeder of voogd
is de woqnplaats van vader, moeder of voogd in het
Duitsche Rijk, in de gemeente Amsterdam-,
is zij in het Koninkrijk België, in de gemeente Rot
terdam
3o. van hem, bedoeld in art. 13, eerste zinsnede 3o.:
zoo hij woonplaats heeft binnen het Rijk, in de ge
meente zijner woonplaats;
zoo hij woonplaats heeft in het Duitsche Rijk, in de
gemeente Amsterdam
zoo hij woonplaats heeft in' het Koninkrijk België,
in de gemeente Rotterdam
4o. A. van hem, bedoeld in art. 13, eerste zinsnede
hij verkeert in het geval, in de tweede zinsnede
van dat artikel onder Aa omschreven, in de gemeente
waar zijn vader, moeder of voogd woonplaats heeft
zoo hij verkeert in het geval, in die zinsnede onder
kb omschreven, in de gemeente, waar zijn voogd woon
plaats heeftis de woonplaats van dezen buiten ’s lands,
dan geschiedt de inschrijving in de gemeente, waar de
minderjarige verblijf houdt
zoo hij verkeert in een der gevallen, in evenbedoel-
de zinsnede onder Ac omschreven, in de gemeente, waar
hij verblijf houdt,
B. van hem, bedoeld in art. 13, eerste zinsnede 4o.,
indien hij meerderjarig is
in de gemeente, waar hij woonplaats heeft.
De in de vorige zinsnede als plaats van inschrijving
aangewezen gemeente is die, waar het verblijf of de
woonplaats gevestigd is of was op den Isten Januari
van het jaar, volgende op dat, waarin de in te schrijven
persoon het 18e levensjaar volbracht, tenzij het iemand
geldt, wiens inschrijving te Amsterdam of te Rotterdam
moet geschieden wegens verblijf of woonplaats onder
scheidenlijk in het Duitsche Rijk of in het Koninkrijk
België.
Art. 15. Voor de militie wordt niet ingeschreven
lo. de ingezetene niet Nederlander, die bewijst te
behooren tot een staat, waar de Nederlanders niet aan
de verplichte krijgsdienst zjjn onderworpen of waar
ten aanzien van den dienstplicht het beginsel van
wederkeerigheid is aangenomen
2o. hij, die bewijst in de koloniën of bezittingen
des Rijks in andere werelddeelen verblijf te houden
’>‘-4
>a
nn.ü.niB i iiwm.niKfmrn.niBm i n. «j*_— wmw.i-
'i
ET