C en. ddel ens- Mriiw voor to Nationale Militie. 1, ma. Officieele Advertentien. "afkondiging. BEKENDMAKING. 10 9- scheepstimmer- -0,05 -0,10 15 5 van voor te )k 20 10 1 cent. 15 5 2«/t» post rijft. ierk- ver- aan nan- r en ene- oten aan tuis- ■kte, rge- ge- ene :ht- cht Jd- jze ige tiet lil- ka, sti- te te tis ien ïn, it. m. n- en it- an b. c. d. f- iceerd, L.20 - L.10 voor Bijvoegsel, behoorende bij de „Sneeker Courant” van Vrijdag 25 Dec. 1903. zoo I meen te zijner woonplaats; gemeente Amsterdam zoo hij woonplaats heeft in het Koninkrijk België, in de gemeente Rotterdam 4o., indien hij minderjarig is zoo L" - van dat artikel onder Aa omschreven, in de gemeente waar zijn vader, moeder of voogd woonplaats heeft zoo hij verkeert in het geval, in die zinsnede onder kb omschreven, in de gemeente, waar zijn voogd woon plaats heeftis de woonplaats van dezen buiten ’s lands, dan geschiedt de inschrijving in de gemeente, waar de minderjarige verblijf houdt zoo hij verkeert in een der gevallen, in evenbedoel- de zinsnede onder Ac omschreven, in de gemeente, waar hij verblijf houdt B. van hem, bedoeld in art. 13, eerste zinsnede 4o., indien hij meerderjarig is in de gemeente, waar hij woonplaats heeft. De in de vorige zinsnede als plaats van inschrijving aangewezen gemeente is die, waar het verblijf of de woonplaats gevestigd is of was op den Isten Januari van het jaar, volgende op dat, waarin de in te schrijven persoon het 18e levensjaar volbracht, tenzij het iemand geldt, wiens inschrijving te Amsterdam of te Rotterdam moet geschieden wegens verblijf of woonplaats onder scheidenlijk in het Duitsche Rijk of in het Koninkrijk België. Art. 15. Voor de militie wordt niet ingeschreven lo. de ingezetene niet-Nederlander, die bewijst te behooren tot een staat, waar de Nederlanders niet aan de verplichte krijgsdienst zijn onderworpen of waar ten aanzien van den dienstplicht het beginsel van wederkeerigheid is aangenomen 2o. hij, die bewijst in de koloniën of bezittingen des Rijks in andere werelddeelen verblijf te houden of woonplaats te hebben, al heeft zijn vader, moeder, voogd of curator woonplaats binnen het Rijk. Art. 16. Hij, die volgens art. 13 behoort te worden ingeschreven, is verplicht zich daartoe bij burgemees ter en wethouders der gemeente, waar volgens art. 14 de inschrijving moet geschieden, aan te geven tusschen den Isten en den 31sten Januari van het jaar, volgende op dat, waarin hij het 18de levensjaar volbracht. Bjj ongesteldheid of afwezigheid van hem, die zich De Ambtenaar van den Burgerlijken Stand der ge meente Sneek, maakt bekend, dat op Zaterdag, den 26 December a. s. (2e Kerstdag), ’s namiddags van 121 uur ter secretarie der gemeente gelegenheid zal worden gegeven tot het doen van aangiften van ge boorte en overlijden. Sneek, den 21 December 1903. De Ambtenaar voornoemd, ALMA. De BURGEMEESTER en WETHOUDERS van Sneek, doen te weten: van 18 tot 35 35 45 45 55 BEKENDMAKING. BURGEMEESTER en WETHOUDERS der Gemeen- tö Sn6ök Gelet op art. 17 der Militiewet 1901, Staatsblad no. 212 van 1901; Brengen ter openbare kennis, dat bij Hoofdstuk II dier wet, handelende over de Inschrijving voor de Militie en Hoofdstuk XII, Strafbepalingen, onder an deren het navolgende is bepaald Art. 13. Voor de militie wordt ingeschreven lo. ieder minderjarig mannelijk Nederlander, die bin nen het Rijk, in het Duitsche Rijk of in het Koninkrijk België verblijf houdt, 2o. ieder minderjarig mannelijk Nederlander, wiens vader, moeder of voogd binnen het Rijk, in het Duit sche Rijk of in het Koninkrijk België woonplaats heeft, 3o. ieder meerderjarig mannelijk Nederlander, die binnen het Rijk, in het Duitsche Rijk of in het Ko ninkrijk België woonplaats heeft, 4o. ieder mannelijk ingezetene, niet-Nederlander, zoo hij op den Isten Januari van het jaar het 19e levensjaar was ingetreden en niet verkeert in een der bij art. 15 omschreven gevallen. Ingezetene is, voor de toepassing van het bepaalde hierboven onder 4o. A. de binnen het Rijk verblijf houdende minderjarige niet-Nederlander a. wiens vader, moeder of voogd binnen het Rijk woon plaats heeft en haar gedurende de voorafgaande achttien maanden in het Rijk of de koloniën of bezittingen des Rijks in andere werelddeelen gehad heeft b. van wiens ouders de langstlevende bij zijn of haar overlijden in het hierboven onder a omschreven geval verkeerde, al verkeert zijn voogd niet in dat geval of al is deze buiten ’s lands gevestigd e. die door zijn vader, moeder of voogd verlaten is, of die ouderloos is of in wettelijken zin geen vader of moeder heeft en van wien niet bekend is dat hij een voogd heeft, indien hij gedurende de voorafgaande acht tien maanden in het Rijk verblijf gehouden heeft B. de meerderjarige niet-Nederlander, die binnen het Rijk woonplaats heeft en.haar gedurende de voor afgaande achttien maanden in het Rijk of de koloniën of bezittingen des Rijks in andere werelddeelen gehad heeft. Voor minderjarig wordt voor de toepassing van het bepaalde hierboven onder A gehouden hij, die minder jarig is in den zin der Nederlandsche wet. Voor meer derjarig wordt voor de toepassing van het bepaalde hierboven onder B gehouden hij, die meerderjarig is in den zin van voormelde wet. Art. 14. De inschrijving geschiedt lo. van hem, bedoeld in art. 13, eerste zinsnede lo. zoo hij binnen het Rijk verblijf houdt en zijn vader, moeder of voogd aldaar woonplaats heeft, in de ge meente der woonplaats van vader, moeder of voogd; zoo hij binnen het rijk verblijf houdt en zijn vader, moeder of voogd elders dan binnen het Rijk woonplaats heeft, in de gemeente, waar hij verblijf houdt zoo hij door zijn vader, moeder of voogd verlaten is, ouderloos is of in wettelijken zin geen vader of moe der heeft en het niet bekend is dat hij een voogd heeft, in de gemeente, waar hij verblijf houdt zoo hij in het Duitsche Rijk verblijf houdt, in de gemeente Amsterdam zoo hij in het Koninkrijk België verblijf houdt, in de gemeente Rotterdam' 2o. van hem, bedoeld in art. 13, eerste zinsnede 2o. zoo zijn vader, moeder of voogd woonplaats heeft binnen het Rijk, in de gemeente der woonplaats van vader, moeder of voogd is de woonplaats van vader, moeder of voogd in het Duitsche Rijk, in de gemeente Amsterdam; is zij in het Koninkrijk België, in de gemeente Rot terdam 3o. van hem, bedoeld in art. 13, eerste zinsnede 3o.: hij woonplaats heeft binnen het Rijk, in de ge- B zyuei wwupaaio J hij woonplaats heeft in het Duitsche Rijk, in de 11 lü jiwisw wauv hij woonplaats heeft in het Koninkrijk België, ue geiuveuio nuwraitiwii 4o. A. van hem, bedoeld in art. 13, eerste zinsnede hij verkeert in het geval, in de tweede zinsnede 55 scheepston en daarboven- 0,20 stoom- of motorbooten zal het dubbele van het bovenstaande tarief moeten worden betaald, houtvlotten, wier boventuig dit vordert: Voor elke kip: Zoo het vlot niet langer is dan 8 Meter f 0,05 Zoo het vlot langer is dan 8 Meter - 0,10 Bij nacht, dat is één uur na zons-ondergang tot een uur voor zons opgang, bedragen deze bruggelden van a, b en g het dubbel en van c, d, e en f vijf cents meer. III. Op tijden, dat voornoemde bruggen worden hersteld, zal voor het bedienen van hulpbruggen het zelfde bruggeld moeten worden betaald. Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van den Raad der Gemeente Sneek bij zijn besluit van den 22 September 1903 no. 7. (get.) ALMA, Voorzitter. JAC. v. d. LAAN, Secretaris. 2o. dat vorenstaand besluit is goedgekeurd bij Ko ninklijk Besluit van den 4 December 1903 no. 28 tot 1 Januari 1906; 3o. dat bij het Sub. I vermeld heffingsbesluit be hoort navolgende door den Raad der gemeente Sneek mede den 22 September 1903 vastgestelde B. VERORDENING op de invordering der belasting voor het bedienen der Bruggen tot doorlating van Vaartuigen of Schepen in de Gemeente Sneek. Art. 1. De invordering der belasting voor het be dienen der bruggen geschiedt in den regel bij openbare verpachting of anders bij gaardering, wanneer de Raad daartoe uitdrukkelijk besluit. In het eerste geval geschiedt de verpachting op zoo danige voorwaarden als de Raad, op voorstel van Bur gemeester en Wethouders, zal vaststellen. Bij ongenoegzaamheid van bod zullen Burgemeester en Wethouders zich gemachtigd kunnen beschouwen, de invordering bij gaardering te doen plaats hebben, in welk geval de instructie voor den gaarder als ook de wijze van verantwoording door Burgemeester en Wethouders wordt geregeld, behoudens mededeeling aan den Raad, die de belooning van den gaarder be paalt. Burgemeester en Wethouders zullen de namen van den pachter of gaarder, tot de invordering gerechtigd of daarmede belast, onmiddellijk ter algemeene kennis brengen. Art. 2. De belastingschuldigen zullen de voorge schreven bruggelden op de eerste mondelinge aanvra ge van den pachter of gaarder moeten voldoen. Art. 3. Indien de belastingschuldigen op aanvrage van den pachter of gaarder weigerachtig of nalatig zij n, het verschuldigde bruggeld te voldoen, zal de pachter of gaarder hiervan terstond kennis geven aan den amb tenaar bedoeld bjj art. 261 der Gemeentewet, die daar van, overeenkomstig art. 275 der genoemde wet, pro ces-verbaal zal opmaken en dit ter hand stellen aan den Gemeente-Ontvanger, die onmiddellijk zal overgaan tot de maatregelen, voorgeschreven bij de artt. 258, 259 en 260 der Gemeentewet, terwijl ook de artt. 261, 262, 269 tot en met 273 en 281 dier wet van toepas sing zijn. Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van den Raad der Gemeente Sneek bij zijn besluit van den 22 September 1903 no. 7. (get.) ALMA, Voorzitter. JAC. v. o. LAAN, Secretaris. En is hiervan afkondiging geschied, waar het behoort, den 22 December 1903. Burgemeester en Wethouders voornoemd, ALMA, Burgemeester. JAC. v. d. LAAN, Secretaris. AFKONDIGING.”’ De BURGEMEESTER en WETHOUDERS van ter inschrijving moet aangeven, alsmede in een der gevallen, hierna in de vierde zinsnede ontschreven, rust de verplichting tot het doen der aangifte: indien het een minderjarige betreft, op zijn vader, moeder of voogd; indien het een meerderjarige betreft, die onder cura- teele gesteld is, op zijn curator. De verplichting van vader, moeder of voogd geldt evenwel slechts zoo hij of zij binnen het Rijk, in het Duitsche Rijk of in het Koninkrijk Belgie woonplaats heeft. Behoudens de uitzonderingen bij de volgende zinsnede gemaakt, rust de zorg voor het doen der aangifte uit sluitend op den in te schrijven minderjarige; indien zijn vader, moeder of voogd niet binnen het Rijk, in het Duitsche Rijk of in het Koninkrijk Belgie woonplaats heeft, indien zijn vader of moeder of beiden de ouderlijke macht missen; indien hij door zijn vader, moeder of voogd verlaten is; of indien hij ouderloos is of in wettelijken zin geen vader of moeder heeft en het niet bekend is dat hij een voogd heeft. Hij, die door de bestuurders, in art. 22 vermeld, ter inschrijving moet worden opgegeven of die in dienst is bij de zeemacht, de marine-reserve en het corps mari niers hieronder begrepen, bij het leger hier te lande of bij de koloniale troepen, is tot het doen van de aan gifte niet verplicht. Voor hem of haar, die tot het doen der aangifte ver plicht is, kan de aangifte geschieden door een ander daar toe schriftelijk gemachtigd. De volmacht blijft onder burgemeester en wethouders berusten. De wijze, waarop van de gedane aangifte moet blij ven, wordt door Ons bepaald. Art. 18. Voor de militie wordt ook ingeschreven of wordt opnieuw ingeschreven: lo. ieder minderjarig mannelijk Nederlander, die na den Isten Januari van het jaar, volgende op dat, waarin hij het 18e levensjaar volbracht, en vóór het intreden van het 21ste levensjaar zijn verblijf binnen het Rijk, in het Duitsche Rijk of in het Koninkrijk Belgie gevestigd heeft; 2o. ieder minderjarig mannelijk Nederlander, wiens vader, moeder of voogd na den Isten Januari van het jaar, volgende op dat, waarin de minderjarige het 18de levensjaar volbracht, en vóór bet intreden van diens 21ste levensjaar zijne of hare woonplaats binnen het Rijk, in het Duitsche Rijk of in het Koninkrijk Belgie gevestigd heeft; 3o. ieder mannelijk minderjarige, die na den Isten Januari van het jaar, volgende op dat, waarin hij het 18de levensjaar volbracht, en vóór het intreden van het 21ste levensjaar Nederlander of opnieuw Nederlander is geworden, zoo hij in een der hierboven onder lo omschreven gevallen verkeert, of wiens vader, moeder of voogd verkeert in een der gevallen, hierboven onder 2o. omschreven 4o. ieder meerderjarig mannelijk Nederlander, die na den Isten Januari van het jaar, volgende op dat, waarin hij het 18de levensjaar volbracht, en vóór het intreden van het 21ste levensjaar zijne woonplaats binnen het Rijk, in het Duitsche Rijk of in het Ko ninkrijk België gevestigd of er woonplaats verkregen heeft 5o. ieder mannelijk meerderjarige, die na den Isten Januari van het jaar, volgende op dat, waarin hij het 18de levensjaar volbracht, en vóór het intreden van het 21ste levensjaar Nederlander of opnieuw Neder lander is geworden, zoo hij in een der hierboven onder 4o. omschreven gevallen verkeert. 6o. ieder mannelijk niet-Nederlander, die na den Isten Januari van het jaar, volgende op dat, waarin hij het 18de levensjaar volbracht, en vóór het intre den van het 21ste levensjaar ingezetene of opnieuw in gezetene is geworden in den zin der tweede zinsnede van art. 13. Hierbij gelden de laatste zinsnede van dat artikel en art. 15. Ten aanzien van de gemeente, waar de inschrijving of de inschrijving opnieuw moet geschieden en van de verplichting tot het doen van aangifte ter inschrijving of ter inschrijving opnieuw gelden de eerste zinsnede van art. 14 en de laatste vijf zinsneden van art. 16. De aangifte ter inschrijving of ter inschrijving op nieuw van hem, die volgens de eerste zinsnede van dit artikel moet worden ingeschreven, geschiedt binnen der tig dagen na het verkrijgen of, werd hij reeds vroeger ingeschreven doch van het register afgevoerd, na het terug erlangen van het Nederlanderschap of van het ingezetenschap, of na de vestiging van verblijf of de vestiging of het verkrijgen van woonplaats binnen het Rijk, in het Duitsche Rijk of in het Koninkrijk Belgie. De inschrijving geschiedt in het register betreffende de lichting van het jaar, waartoe de in de eerste zin snede van dit artikel bedoelde persoon volgens zijnen leeftijd behoort. Art. 166. Met boete van ten minste vijftig cents en ten hoogste f 100 wordt gestraft de overtreding van de artt. 16, 18 en 22. Naar aanleiding van bovenstaande bepalingen maken Burgemeester en Wethouders verder bekend, dat op WOENSDAG den 6en JANUARI 1904, ten Gemeente- huize alhier eene bijzondere zitting zal worden gehou den tot inschrijving der bovenbedoelde mannelijke Ne derlanders en ingezetenen, die op den Isten Januari 1904 hun 19e jaar waren ingetreden en die alzoo ge boren zijn in 1885. Terwijl overigens de inschrijving ter Secretarie dezer gemeente kan geschieden van ’s morgens 9 tot ’s na middags t uur. Sneek, den 24en December 1903. Burgemeester en Wethouders voornoemd, ALMA, Burgemeester. JAC. van der LAAN, Secretaris. Sneek doen te weten lo. dat door den Raad dier gemeente in zijne ver gadering van den 22 September 1903 is vastgesteld na volgend besluit De Raad der Gemeente Sneek, Gelet op de artikelen 232 en volgende der Gemeen tewet Besluit Vast te stellen de volgende Verordening A. VERORDENING op de heffing van rech ten voor het gebruik van Wateren, Kaden en Wal len in de Gemeente Sneek. Art. 1. Aanvangende 1 Januari 1904 zal in de ge meente Sneek eene belasting worden geheven van de schippers of gezagvoerders voor het gebruik van de Wa teren, Kaden en Wallen, voor zoover die eigendom zijn van de gemeente of bij haar in beheer en onder houd, volgens het tarief bedoeld in art. 2. Art. 2. A1. Stoombooten, in eene vaste beurt op of over Sneek varende: Van 25 kubiek meter en daarboven, per kubiek meter of per 1000 K.G. laadvermogen P/, cent. Van 20 tot 25 kubiek M., per stoomschip 30 15 20 >5» 15» A’. Zeilschepen in een vaste beurt op of over Sneek varende Van 25 kubiek meter en daarboven per kubiek meter Van 20 tot 25 kubiek meter per schip 15 5 B. Stoom- en Zeilschepen, die niet in een vaste beurt varen en 2 kubiek meter of meer, inhoud hebben. 1. Als zjj in de gemeente komen om te lossen of te laden Voor stoomschepen per kubiek meter 3 cent. zeilschepen1'/, 2. Als zij niet komen om te lossen of te laden, maar om op hunne doorvaart 12 uur of langer in de ge meente te vertoeven, per kubiek meter 1 cent. C. Jachten, boeiers, pramen en booten, die in den regel in de gemeente verblijven, per kubiek M. 20 cent. D. Schepen of zoogenaamde drijvende batterijen, hoofdzakelijk of uitsluitend tot bewoning dienende en ter uitvoering van bepaalde werkzaamheden, ter be- oordeeling van den Commissaris van Politie, in de buitenwateren der gemeente aanwezig zijnde, voor el ke week verblijf in de gemeente, gedeelten eener week voor geheele berekend, per kubiek meter 1 cent. E. Houtvlotten, die bij doorvaart een nacht of langer in de gemeente vertoeven, per 15 centiare 10 cent. Art. 3. Alle rechten sub letter A‘ en A* van artikel 2 bedoeld zullen niet meer dan éénmaal per week wor den geheven. De rechten bedoeld sub letter B van artikel 2 zijn, be houdens de bepaling van artikel 6, bij elke komst in de gemeente éénmaal verschuldigd, onverschillig in of aan welke gracht, kade of wal bedoeld in artikel 1 en voor hoelang de schepen er verblijven. Art. 4. De rechten bij letter C van artikel 2 ver meld, 'moeten jaarlijks vóór den 15 Januari voor een vol jaar worden betaald van alle vaartuigen, die op dat tijdstip in de termen dier belasting vallen. Voor de vaartuigen, die na dien datum in den loop van het dienstjaar belastingschuldig worden, zullen terstond eveneens de rechten voor een vol jaar moeten worden betaald. Teruggaaf van rechten wordt niet verleend. Art. 5. Vrijstelling van recht wordt verleend: 1. Voor vaartuigen, die zonder oponthoud en zon der te laden of te lossen, de gemeente enkel doorvaren. Als oponthoud wordt niet beschouwd een verblijf van minder dan 12 uur. Als laden wordt niet beschouwd het innemen winkelwaren voor eigen huishoudelijk gebruik het gezin des gezagvoerders. Als lossen wordt niet beschouwd het tijdelijk over laden van een gedeelte der vracht, in een ander vaar tuig, indien dit noodig blijkt te zjjn om den lagen waterstand, tenzij het lichter-vaartuig de overgenomen vracht vervoert naar eene andere plaats dan die, waar voor het hoofdschip is bestemd. 2. Voor vaartuigen, die minder dan 2 kubiek me ter inhoud hebben. 3. Voor aide vaartuigen, die aan werven worden gebouwd of hersteld. 4. Voor baggermachines en de vaartuigen die daar bij gebezigd worden, voor het vervoer der baggerspecie, gedurende den tijd, dat zij binnen de gemeente werken. Art. 6. De rechten, bedoeld bij art. 2 letter B zullen, ingeval de daaraan onderhevige schepen, anders dan bij vorst, onafgebroken langer dan 14 dagen in de ge meente verblijven, voor elke 14 dagen opnieuw ver schuldigd zijn. Art. 7. Onder schip of schepen wordt verstaan elk soort van vaartuigen. Onder stoomschepen worden begrepen alle schepen, die zich door motoren, op of in het schip aanwezig, kunnen voortbewegen, onverschillig welke de aard dier motoren ook zijn moge. Art. 8. Met de inwerkingtreding dezer verordening zijn alle vroegere te dezer zake vastgestelden vervallen Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van den Raad der Gemeente Sneek bij zijn besluit van den 22 September 1903 no. 8. (get.) ALMA, Voorzitter. JAC. v. n. LAAN, Secretaris. 10. dat door den Raad dier gemeente in zijne ver gadering van den 22 September 1903 is vastgesteld navolgend besluit: De Raad der Gemeente Sneek, Gelet op de artikelen 232 en volgende der Gemeen tewet; Besluit: Vast te stellen de volgende verordening: A. VERORDENING op de Heffing der belasting voor het bedienen der bruggen, tot doorlating van Vaartuigen of Schepen in de Gemeente Sneek. Te beginnen met den Isten Januari 1904 zal in deze gemeente eene belasting geheven worden voor het be dienen der bruggen tot doorlating van vaartuigen of schepen overeenkomstig de navolgende bepalingen: I. Voorde bruggen, liggende over het Hoogënd, bij de Oude Koemarkt, over de Gracht ten noorden van de Hoogëndster pijp, over de Gracht ten zuiden der Hoog- endster pijp, over de Woudvaart bij de Prinsengracht en over de Gracht bij den Oosterdijk, zal de belasting bedragen voor ieder vaartuig of schip, des daags 10 Cts. 11. Voor de bruggen, liggende in het midden van het Achterom, in het midden van het Kleinzand, in het midden van het Grootzand en over het Grootzand bjj het Hoogënd voor ieder vaartuig of schip 5 Cts. Na zons-ondergang en tot zons-opgang zal de belasting dubbel zijn. Voor de brug, liggende over de Trekvaart bij den Laatsten Stuiver: a. voor ieder zeilschip ben. 18 scheepston of stère f 0,03 .1 -0,15 ka in ie e. 20 2 zoo 1

Kranten in de gemeente Sudwest-Fryslan (Bolswards Nieuwsblad, Sneeker Nieuwsblad en Friso)

Sneeker Nieuwsblad nl | 1903 | | pagina 5