t.
SIKIWS- BS lllWmTlEBLJI)
IWR UI BS 08STIM.
Naar aaiilÉM m üei oorlos.
aBr
Driemaal is scheepsrecht.
I
Zaterdag 20 Februari 1904.
59e Jaargang,
JSTo. 15.
KENNISGEVING.
I
Uitgever: B. FALKENA Vlzn., Singel, Sneek.
i
FEUILLETON.
r 11
l
r
-
men
I
Dit blad verschijnt WOENSDAGS en ZATERDAGS.
ABONNEMENTSPRIJS voor Sneek f 0,40 per 3 maanden,
franco per post f0,60.
Abonnementen worden te allen tijde aangenomen.
I fit
broek niet eens, die hij heeft laten verknippen; ook dat
nog. Wat nu te doen? Goede raad is duur.
Wat moet ik hem zeggen, mijnheer? grinnikt Suze.
Lach niet, meid! Zeg dat hij naar de maan kan loopen
of neen! verbetert hij, zich snel bezinnend zeg
dat ik de broeken alle twee zal houden en dat hij voor
zijn anderen klant maar een nieuwe maakt.
Best, meneer, zegt Suze, terwijl zij met den doek
vertrekt en daarmede den kleermakersjongen afscheept,
echter niet dan nadat deze haar de verzekering heeft ge
geven, dat 'teen koopje is, want mijnheer Dreefkens
moest zijn broek voor achten thuis hebben gehad.
Toen langzamerhand de gemoederen tot bedaren wa
ren gekomen, trad Suze’s onschuld helder aan den dag.
Mevrouw Bredenhoef bekendenamelijk, dat zij tegen een
uur of twee ontwaakt zijnde, berouw had gekregen
over hare weigering en haar man nu had willen ver
rassen door de pantalon stilletjes te verkorten, zoodat
hij haar bij zijn ontwaken kant en klaar zou vinden,
terwijl haar mama er bij voegde, dat ook zij, meenende,
dat hare dochter wat al te bits was geweest en de
zaak te ver had gedreven, voor dag en dauw was opge
staan en de pijpen iets korter had gemaakt.
Nou, mijnheer! driemaal is scheepsrecht, zegt Suze
grinnikend, zoodra alles duidelijk is geworden, terwijl
zij zich naar de keuken spoedt, om te zorgen dat de
heer des huizes voor zijn vertrek althans nog een kopje
thee kan nuttigen, want het was door al die drukte
vrij laat geworden. De heer Bredenhoef kleedde zich
daarom schielijk aan en kon nog juist den trein halen.
Of baas Van Helm er in geslaagd is zijn anderen
klant tevreden te stellen, meldt de geschiedenis niet,
wél dat de heer Bredenhoef, aan het eind van het jaar,
zijn kleermakersrekening ontzettend hoog vond en dat
Van Helm’s zoontje drie dagen na deze gebeurtenis,
met een fonkelnieuw, mooi lakensch pakje prijkte.
EINDE.
Maar zijn schoonmoeder is er immers nog.
Och mama, zou u me dan niet uit de verlegenheid
willen helpen?
Neen Karei! tusschen den boom en den bast moet
men niet komen; je kent mijn principes; jelui moet dat
zaakje zelf uitvechten; ’t spijt me, dat Marie het zoo
ernstig heeft opgenomen, maar jij had ook niet zoo
moeten opstuiven. Ga ’t haar straks nog maar eens
vriendelijk vragen, misschien doet ze 'tnog wel.
Neen mama daarvoor ken ik haar veel te goed
morgen is alles vergeven en vergeten, maar in de eer
ste uren krijg ik niets van haar gedaan. Enfin! dan zal
ik Suze vragen, vervolgt hij ten einde raad en loopt naar
de keuken, waar Suze met het hoofd voorover op de
tafel in slaap is gevallen.
Suze!
Ja, Ja! O meneer gunst is dat schrikken wat
blieft u?
Zou je deze broek even voor mij willen veranderen?
Mevrouw is met hoofd pijn naar bed gegaan en mama
kan t niet, zegt ze, de pijpen zijn een handbreed te lang,
kijk! zoo wil je 't even doen? niet meer dan zoo
hoor! Hang haar, als zij klaar is, maar over een stoel
in de huiskamer, dan zal ik haar morgen wel vinden,
en in de zalige gerustheid, dat nu alles in orde zal
komen, legt de heer Bredenhoef zich ter ruste en is
spoedig in diepen slaap, terwijl ook Suze een half uur
later naar boven gaat om haar welverdiende rust te ge
nieten.
Rikketikketikketikketik! klinkt den volgenden morgen
om half zeven de wekker in de waschkom voor het
De BURGEMEESTER der Gemeente Sneek, brengt
ter openbare kennis, dat het Kohier no. 4 der Perso-
neele Belasting dezer gemeente, dienstjaar 1903, door
den Directeur der Directe Belastingen te Groningen
gearresteerd den 16 Februari 1904, aan den Ontvanger
der Rijksbelastingen te Sneek ter invordering is ter
hand gesteld en dat een ieder verplicht is zijnen
aanslag op den bij de wet bepaalden voet te voldoen.
Sneek, den 19 Februari 1904.
De Burgemeester voornoemd,
ALMA.
ledikant, waaruit onmiddellijk een been, vervolgens ’n
tweede en daarna de rest van den heer Bredenhoef te
voorschijn komt. Eerst kijkt hij slaapdronken rond,
alsof hij niet recht begrijpt waarom hij een vol uur
vroeger dan anders, zijn gewone klokje is halft acht
uit de veeren komt, totdat hij zich plotseling herinnert,
dat hij heden met den eersten trein naar ’s-Gravenhage
moet en naar de huiskamer gaat om zijn broek te halen.
Als hij echter dat onmisbaar kleedingstuk heeft aange
trokken kent zijn verbazing geen grenzen. Hij maakt
dan ook een vrij bespottelijk figuur, in zijn witte over
hemd en zwarte broekspijpen, waaronder ’n paar lange
witte kousen uitsteken. De broek reikt juist even
over zijn knieën, maar verder niet. De heer Bredenhoef
voelt zijn toornader weer zwellen, het bloed stijgt hem
met geweld naar het hoofd en met een gesmoorden
vloek en een hoorbaar: stomme eend! stormt hij naar
boven en begint uit alle macht op de deur van het
meidenkamertje te bonzen, tot dat een slaperig ja me
vrouw, ik kom, hem de overtuiging schenkt dat die
slaapos eindelijk wakker is.
Zeg Suze, wat heb je me nu gebakken, begint hijge
dachtig aan zijn drift van den vorigen avond, zich zoo
veel mogelijk inhoudende, je hebt de halve pijpen van
mijn broek afgesneden en ik had je nog zöö gezegd
ze niet meer dan een handbreed te verkorten.
Gunst mijnheer! hoe kan uwes ’t zeggen, klinkt het
daarbinnen op verontwaardigden toon vier vingers,
geen krummel meer zoowaar zal ik hier voor uwes
oogen verzinken!
Praatjes! leugens! buldert nu de heer Bredenhoef,
wiens drift door deze tegenspraak geprikkeld wordt, kijk
dan! ’k zie er uit als een vogelverschrikker!
Wacht mijnheer! ik kom bij u; zegt nu de keukenprin
ses, die, van geen kwaad zich bewust, de overtuiging
krijgt, dat haar mijnheer vreeselijk overdrijtt en van
een kalm onderzoek in loco de beste gevolgen ver
wacht.
Neen! blijf maar! roept echter plotseling mijnheer,
die bij dit vooruitzicht, met een haastigen blik op zijn
onvoegzaam eostuum en bespottelijk uiterlijk, haastig
retireert, om troostte zoeken bij zijn vrouw.
Deze isintusschen door al het leven ontwaakt en op
gestaan, evenals haar mama. Verbaasd staan zij elkan
der af te vragen, wat er nu weer aan de hand kan zijn,
als de heer des huizes plotseling als een bom het vertrek
komt binnenstuiven en met een wanhopig komisch ge
baar sprakeloos op zijn half bekleede onderdanen wijst.
De dames barsten in lachen uit ze kunnen het heusch
niet laten niettegenstaande Karei hoe langer hoe
woedender wordt en herhaaldelijk verklaart, niet te be
grijpen, waartoe die ongepaste vroolijkheid dient; hij
vindt er niets belachelijks in. Intusschen is ook de
meid beneden gekomen en of ze wil of niet, ze moet
meelachen, terwijl zij stijf en strak volhoudt, dat ze
heusch niet meer dan een paar onnoozele lappies er af
heeft geknipt, mijnheer! en ten slotte in triomf met de
lappies als overtuigende bewijzen komt aandragen. Het
rumoer wordt hoe langer hoe heviger. De heer des
huizes tiert en raast als een dolleman; mevrouw be
proeft te spreken, maar hij legt haar het zwijgen op,
hare mama waagt eene poging tot opheldering, hij
laat haar niet aan het woord komen. Eindelijk als de
verwarring haar toppunt heeft bereikt, klinkt de huis
bel en Suze gaat opendoen.
Mijnheer! roept zij een oogenblik later, met een pak
over den arm terugkomend, kompelement van den kleer
maker en of uwes ’t niet kwalijk wou nemen, hier is
uwes broek en of hij de andere mee mag hebben, die
was verkeerd bezorgd.
Sprakelooze ontzetting grijpt den heer Bredenhoef
aan. Met wijd geopenden mond en starende oogen
staat hij daar en ziet als verwezen naar de broek, die
Suze voor hem omhoog houdt. Dus ’t was zjjn eigen
een oorlog tegen
een oorlog, die dui
zend dagen duur le en den trotschen Brit op
ontzettende offers te staan kwam. De sym
pathieën van geheel ’t Europeesch vasteland
zijn voor de Boeren, maar niemand komt tus-
schenbeide. En ook niemand maakt gebruik
van de zorgen, w aarin Engeland zich bevond,
om voor zichzelf ook iets te nemen.
En wat zien we thans? Japan protesteert
steeds ernstiger tegen Rusland’s voortdringen
in Mantsjoerije, dat Japan berooft van zijn sfeer
van invloed.
En hier was zooveel aan voorafgegaan.
Eerst beroofde de tusschenkomst van Rusland,
Duitschland, Frankrijk en Engeland de dappe
re Japanners grootendeels van de vruchten der
op China behaalde overwinning. Japan kreeg
’t mooie eiland Formosa en een behoorlijke
oorlogsschatting, doch ’t moest Port-Arthur en
Wei-hai-Wei aan China teruggeven. En wat
gebeurt niet lang daarna Duitschland neemt
Kiao-Tsjou, Engeland Wei-hai-Wei, Rusland
pakt Port-Arthur en Talienwan en daarmee
stellen deze landen zich tusschen Peking en
Japan op. Was dat niet een zeer beleedigen-
de zaak voor Japan
In den Boksersopstand is Japan wel gedwon
gen met Vereenigd Europa op te trekken te
gen de Boksers.
Inmiddels bouwt Rusland zijn Siberische
spoorweg en is later zoo vrij, die lijn Moskou-
Wladiwostok door een zijlijn CharbinPort-
Arthur met deze laatste sterke plaats te ver
binden. En nu reeds sedert minstens drie jaren
ADVERTENTIëN 4 cent per regel. Bij abonnement van 500
regels 3 cent en van 1000 regels 27, cent. Groote letters naar
plaatsruimte.
Naar aanleiding- van den grooten oorlog
tusschen Rusland en Japan is reeds veel ge
schreven. Zeer begrijpelijk 1 Want dit is een
oorlog, waar velen meer achter zoeken dan er
nu reeds gebeurt. Hier geven de sympathieën
van ’t Angelsaksische ras, van Engeland en de
Vereenigde Staten voor de Japanners, de voor
mannen van het gele ras, aan deze oorlogvoe
rende partij een zedelijken steun tegen ’t groote
Slavenrijk.
Men prijst altijd zoozeer de ondoorgronde
lijke wegen, die de Russische diplomatie be
wandelt, doch wanneer men de feiten nagaat,
is die diplomatie toch niets handiger dan die
van andere landen. Voor 50 jaren bv. was
ze niet in staat om te voorkomen, dat Enge
land, Frankrijk en Sardinië zich met Turkije
tegen Rusland vereenigden en in den Krim-
oorlog de overhand behielden. In 1877’78
overwon de Rus, na ontzettende opofferingen,
den Turk doch Engeland beschermde met zijn
vloot Konstantinopel en op ’t Europeesch con
gres te Berlijn (Bismarck had toen de hege
monie in Europa) werden de Russische over-
winnaarsvoordeelen bijna tot nul gereduceerd,
terwijl Engeland zich van Cyprus meester
maakte.
Daarentegen weten de Angelsaksers met een
brutaal gezicht of toekomstbeloften de andere
machten van zich af te houden, wanneer zij een
veroveringsoorlog in den zin hebben.
Toen Amerika ’t zwakkere Spanje van de
Filippijnen, Cuba en Portorico beroofde, was
de sympathie van Frankrijk en Duitschland
voor de Spanjaarden, doch Engeland scheen
Amerika te steunen en niemand kwam tus-
schenbeide, toen de vredesbepalingen Spanje
van zijn bezittingen beroofden ook Japan, dat
En voor wie zijn de sympathieën in ons
land? We gelooven, dat ze verdeeld zijn, ’t
Gaat daarmee soms vreemd. Doorgaans is de
sympathie voor dengene, die ’t recht vóór heeft
en dan ’t liefst voor den zwakke. En met
dien zwakke bedoelt men in dit geval Japan,
omdat dit zooveel kleiner oppervlakte heeft
en minder inwoners telt. Doch hier zijn de
sympathieën verdeeld.
De Czaar, de man van den Vrede, aan ’t
oorlogvoeren; ’t maakt zoo’n miserabelen in
druk. Men vergeet verder niet, dat Rusland
een blanke bevolking heeft; velen zullen er aan
denken, dat ’t beter is, dat ’t christelijke Rus
land ’t wint van ’t heidensche Japan; doch men
denkt ook er aan, hoe Rusland de Polen en
de Finnen behandelt, hoe 't alles, wat niet
Grieksch-Katholiek is, verdrukt; hoe ’t de Joden
vervolgt en zijn beschavingswerk in Azië voor
een goed deel bestaat in ’t met den knoet in
de lichamen (niet in de geesten) der overwon
nenen inranselen van ’t Russisch christendom.
Men denkt aan: Grattez le Russe, vous trou-
verez le Cosaque, of volgens een andere le
zing: le barbare.
En Rusland moet ook niet te machtig wor
den door een overwinning.
Doch met Japan’s overwinning denkt
ook weer aan »het Gele gevaar”.
En wij willen ook eens de aandacht vestigen
op »het Angelsaksische gevaar”.
En wij vestigen ook de aandacht op het ge
vaar dat Nederland als koloniale mogendheid
loopt.
grcotelijks geïnteresseerd was bij de Filippij
nen, hield zich rustig. Waarom toen geen
tusschenkomst van Duitschland, Frankrijk,
Rusland en Japan?
Toen in 1882 de Engelsche vloot de stad
Alexandrië bombardeerde en Egypte onder
Engelsche controle kwam, waarom lieten toen
de Europeesche machten zich in slaap sussen
door de Engelsche belofte van spoedig weer
uit Egypte te zullen gaan. Egypte bezit het
Suez-kanaal en daarmee den sleutel naar den
Indischen Oceaan en ’t Verre Oosten. Toch,
komt geen Europeesch congres dien sleutel uit
Engelands zakken halen.
De Vereenigde Staten verzekeren zich van
het Panama-kanaal en 't vereenigde Europa
heeft daar niets op tegen.
Engeland begon in 1899
't kleine volk der Boeren,
land der Ihama’s te houden.
Verder herinnert men zich, dat de onderko
ning van Engelsch-Indië voor enkele maanden
een nog al pompeuse reis gemaakt heeft langs
de Persische golf. Van Ruslands oorlog met
Japan schijnt Engeland gebruik te willen maken
om den Russischen invloed in Perzië te ver
nietigen.
Nog schijnen de Balkanstaten van Ruslands
drukke besoignes gebruik te willen maken om
even wat geschillen uit te vechten.
t Is, alsof sedert ’t Vredescongres van den
Haag de oorlogskansen verdubbeld zijn en men
krijgt zoo’n onbestemde vrees voor nog reus
achtiger oorlogen dan er tot nu toe ooit ge
voerd zijn.
koloniseert Rusland de streken aan die nieuwe
lijn gelegen en verdringt er zoo ongemerkt de
Chineesche regeering. En even lang ook ant
woordt Rusland op de vertoogen van Japan
en Amerika, dat ’t den spoorlijn door Mantsjoe
rije slechts tijdelijk bezet, omdat rooverbenden
die lijn onveilig maken. Eindelijk heeft Japan
zoolang aangedrongen, dat Rusland een vasten
datum noemt, waarop ’t Mantsjoerije zal terug
geven aan China. Doch die datum verstreek
verleden jaar zonder dat één Russisch soldaat
zijn post in ’t Verre Oosten verliet. Integen
deel kwamen er aanhoudend soldaten bij en
werd de Russische zeemacht langzaam aan
ook naar ’t Verre Oosten verplaatst. Zoo ging
’t Russische talmen door, tot eindelijk de bom
barstte.
De Engelsche bladen hebben met hun op
hitsend geschrijf hun doel bereikt.
En daar gaan ze nu: Stroomen bloeds
Schatten gouds!
En blijft ’t nu maar bij dezen oorlog van
45 millioen Japanners tegen driemaal zooveel
Russen, die echter zeer ongeschikt wonen ten
opzichte van ’t terrein van den strijd te land
en vooral ter zee.
Doch er bestaat vrees voor meer rampen,
’t Is, alsof Engeland reeds lang gezorgd heeft,
voor dezen oorlog zijn plannen te hebben.
Eerst sluit ’t vriendschap met Frankrijk, Italië
en Portugal, afwerende de hand, die keizer Wil
helm naar oom Edward uitsteekt, Dan bereidt
’t een tocht naar Tibet voor, die reeds lang
begonnen is. En deze expeditie moet men
vooral niet geringschatten.
We begrijpen niet, dat buiten Rusland de
andere mogendheden niet tegen deze expeditie
protesteeren. En wel hierom: Engeland heeft
groote handelsbelangen langs de Yang-tze-
Kiang, de groote stroom, die door ’t hart van
China gaat, een ontzettende bevolking langs
zijn oevers heeft en zeer groote steden tot
verkeersweg dient.
Deze streek noemt Engeland zijn sfeer van
invloed.
En nu is deze stroom tot op zeer grooten
afstand van de uitmonding bevaarbaar en ont
springt in Tibet. En Tibet grenst aan En-
gelsch-Indië. Men begrijpt licht dat Engeland
bij Tibet zeer groot belang heeft. En ook dat
Rusland, welks invloed in Tibet groot is, alle
belang heeft om zijn grooten concurrent uit ’t
coum
I
I
7