JIKDW8- ES llHttTEïïlBLJI)
Herijk van Maten en Gewichten.
Het Engelsch-Fransch verdrag.
MET VALSCHE PAPIEREN.
VOOR SUM El 01STREKEM.
woensdag 20 April 1804.
59e Jaargang.
No. 32.
Uitgever: B. FALKENA Mzn., Singel, Sneek.
Officieele Advertentie.
i
FEUILLETON.
Beginletters der geslachtsnamen.
2 Mei 10-121-3*/,
IV.
r
Dit blad verschijnt WOENSDAGS en ZATERDAGS.
ABONNEMENTSPRIJS voor Sneek f 0,40 per 8 maanden,
franco per post f0,60.
Abonnementen worden te allen tijde aangenomen.
dat de verificatie van de onderdeelen van het gram
(milligram-gewichten) uitsluitend aan een der ijkkan-
toren kan plaats hebben; en dat het ijkkantoor te Leeu
warden, aan de Oosterkade, voor het publiek geopend
is, eiken Dinsdag en eiken Vrijdag van 9—1 uur.
Sneek, den 12 April 1904.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
ALMA, Burgemeester.
JAC. van der LAAN, Secretaris.
4
8’/,-12 1-3'/,
87,-12 1-37,
8’/,-12 1-3*/,
87,-12 1-372
87,-12 1-37,
Uren:
voor- na
middag.
ADVERTENTIëN 4 cent per regel. Bij abonnement van 500
regels 3 cent en van 1000 regels 2*/, cent. Groote letters naar
plaatsruimte.
haar zooveel moeite bezorgd, dat zij nu zelf oppassing
noodig heeft. En mijn verlof is weldra verstreken; op
grond van mijn gezondheidstoestand wil ik vandaag
trachten verlenging van mijn verlof te krijgen.”
Uit Koerts borstzak kwamen nu de documenten te
voorschijn, die mijnheer Morris hem ter lezing gegeven
had. Erik merkte ze dadelijk op.
«Wat heb je daar voor advocatenrommel in den
zak?” Berghaupt kleurde en stak ze dieper in den
zak.
«Het zijn akten van de tante mijner vrouw, ik zal ze
haar naar Londen nazenden. Zij liet ze bij ons liggen
en schreef er nu om,” stotterde hij.
Wambold had geen reden om aan de woorden zijns
vriends te twijfelen en dat deed hij ook niet.
Doch eensklaps kreeg hij lust om die akten te
zien, niet uit zuivere nieuwsgierigheid, maar omdat
hij vermoedde, dat de ongewone toestand van zijn
vriend op deeene of andere wijze met die akten in
verband stond. Koert weigerde echter met zulk een
standvastigheid en zooveel angst tevens, dat Erik da
delijk van zijn verlangen af zag.
De oppasser kwam met de wijn. Bijna gulzig dronk
Koert verscheidene glazen van den zwaren wjjn en
scheen toen inderdaad verkwikt te zijn.
»Je zult wel denken dat ik wat vreemd ben in mijn
handelingen,” sprak Koert verontschuldigend. «Ik ge
voel dat en het doet mij leed, maar ik kan er niets
aan veranderen. Wees intusschen verzekerd Erik, dat
ik altijd je vriendschap waardig zal blijven.”
«Neem mij niet kwalijk, Koert, als ik door groote
verandering in je handelingen allerlei gedachten bij mij
voel opkomen. Je spreekt daar duidelijk de vrees uit
dat er een tijd kan komen, waarin ik de waarde van
je vriendschap zou miskennen. Wat beduidt dat? Zoo
spreekt mijn kameraad, een geacht soldaat uit een der
beste familiën des lands? Een man die een engel van
een vrouw bezit en wiens financieele omstandigheden
hem ver boven de zorgen van het dagelijksch leven
verheffen? Koertdatbegrijpe wie het kan!”
«Je wilt daarmee het bewijs leveren, dat het uur
nooit za] komen, waarin je aan jezelf de vraag zoudt
moeten doen; of ik je vriendschap waardig ben. Je hebt
gelijk, die tijd zal nooit komen; daarvoor ben je te goed,
te edel. Ik zal het zoo weten in te richten, dat je nooit
zelfverwijt zult hebben. Ik geef u mijn woord, dat ik al
leen alles zal lijden wat er geleden moet worden. Erik,
ik heb mijn vrouw aan je te danken, en als ik ooit je
achting of vriendschap mocht verspelen, als andere ge
voelens dan die van innige dankbaarheid bij mij opkwa
men, dan ik geef je mijn eerewoord er op dan...”
Koert begon plotseling te lachen, greep zijn geheel
verbluften vriend bij de hand en trok hem bij zich op
de sofa.
«Dat is dom gebabbel, Erik. Je moet wat toegevend
zijn met mijn overspanning. Je weet, ik werd altijd
door voorgevoel geplaagd en zag altijd alles donker in.
Met de jaren slijt dat wel. Laten we vroolijk zijn;
je wijn is voortreffelijk. Als ik zoo bij je zit, ben ik
spoedig weer de oude.”
Maar de diepe ernst op 't anders zoo vroolijk gelaat
van Erik liet zich niet verdrijven. Hij dronk een glas
wijn met zijn vriend, maar sprak geen woord.
De oppasser had intusschen in de aangrenzende ka
mer zjjn taak afgedaan; hij kwam de nadere bevelen
van zijn heer vragen, en deze zond hem weg naar den
stal.
«Nu zijn we alleen, Koert! Op grond van onze
vriendschap verlang ik, dat je mij bekend maakt met de
reden van de geheele omkeering, die met je heeft
plaats gehad.”
«Ontsla mij van de beantwoording dezer vraag,”
zeide Koert, «want ik ben zelf met mijn houding verle
gen. Ik gevoel mij nu weer genoeg versterkt om mijn
tocht naar den dokter voort te zetten. Voor alles is
het mij te doen om een attest om verlenging van ver
lof te krijgen. Ik gevoel, dat voor mij het beste is,
wanneer ik op reis ga. Ik heb verandering van lucht
noodig.”
Koert stond op en greep zijn hoed en rijzweep.
«Ik ga met je mee,” sprak Wambold, «ik moet
eenige geruststellende woorden over je toestand hoo-
ren.”
«Ik had liever, Erik, dat je heengingt om mijn vrouw
te troosten. Zij leeft in duizend angsten en niemand
als juist gij kunt haar weer oprichten. Zij vreest, dat
zij mjjne liefde zal verliezen nu, je kunt haar de
verzekering geven* dat dit nimmer mogelijk is; eerder
verliest zij mij. Tot weerziens, Erik! Het zou mjj
veel genoegen doen, als je dadelijk naar mijn huis reedt!”
Koert verliet de kamer, wat beter van houding dan
hij binnengekomen was. Bezorgd keek Von Wambold
hem na. «Arme jongen,» fluisterde hij voor zich heen,
wat is je zoo onverwachts overkomen? Wie lost mjj het
raadsel op?<
Het venster van de aangrenzende kamer gaf uitzicht
op de binnenplaats. Von Wambold opende het en
riep den oppasser toe zijn paard te zadelen. Toen
kleedde hij zich om uit te gaan en een kwartier daar
na reed hij over de Rijnbrug naar de woning van zjjn
vriend.
Koert had zijn goede reden, waarom hij zijn vriend
niet tot gezelschap wilde hebben op zijn tocht naar
den dokter. Hjj richtte zijn schreden niet naar de
woning van den medicus, maar zooht het kantoor van
4
5
6
7
9
van Algiers er bij gerekend) met Marokko is
aanzienlijkhet heeft reeds herhaaldelijk met
groote opofferingen krijgsverrichtingen moeten
doen om zijn gebied te vrijwaren van Marok-
kaansche invallen. De belangen, die Engeland
in ’t land heeft, zijn in ’t verdrag, waarin En
geland Frankrijks overwegenden invloed er
kent, ruimschoots gewaarborgd.
De twee mogendheden hebben intusschen
ook de politieke en territoriale belangen van
Spanje met zijn bezittingen op de Moorsche
kust niet uit ’t oog verloren.
Vervolgens zet Lansdowne de bepalingen
van ’t verdrag nader uiteen. Het eerste en voor
Engeland gewichtigste deel van de overeen
komst, dat betreffende Egypte is gesloten, is,
dat de Fransche regeering de overwegende
positie van Engeland in dat land erkent. Zij
geeft volledig toe, dat de vervulling van de
taak, die wij in 1883 hebben aanvaard, niet
gehinderd moet worden door eenige verklaring
harerzijds, dat ons belang in Egypte van tij-
delijken aard iszij verbindt zich, dat wij, wat
haar aangaat, in de vervulling van die taak niet
belemmerd zullen worden. Deze verbintenis
zal ons in staat stellen, ons werk in Egypte
voort te zetten zonder, wat Frankrijk aanbelangt,
internationale gevoeligheden op te wekken.
Weliswaar hebben de andere groote mogend
heden van Europa, krachtens bestaande rege
lingen, een bevoorrechte plaats in Egypte,
maar de belangen van Frankrijk overtreffen
zoo ver die van de andere mogendheden buiten
Engeland, dat, zoolang wij eensgezind met
Frankrijk samenwerken, er geen reden is van
de andere mogendheden moeilijkheden te ver
wachten. Het voordeel, dat Frankrijk zijn te
genwerking in de laatste jaren reeds vermin
dert, opgeeft, kan voor Engeland moeilijk groot
genoeg geschat worden.
Vervolgens weidt de minister uit over de
gevolgen van ’t verdrag voor de Egyptische
Schuldkas en zegt verder: Het is noodig, dat
ik hierbij nog eenige woorden voeg over de
andere punten, waarop de binnenlandsche sou-
vereine rechten van de Egyptische regeering
aan buitenlandsche inmenging onderhevig zijn.
Over de consulaire en gemengde rechtban
ken in Egypte, waarin al de Europeesche en
eenige andere mogendheden zitting hebben,
heet het, dat deze zaak niet gewijzigd kan wor
den, zonder de goedkeuring dier mogendheden.
Lord Cromer acht de tijd nog niet rijp voor
8.
«Frans,» riep Wambold den oppasser toe, «loop gauw
eens naar het hotel hierover en haal drie flesschen
Gundheimer.»
«Ja wel, heer luitenant,» antwoordde de oppasser uit
de kamer daarnaast; hij wierp laarzen en sporen neer
en snelde heen. Koert legde zijn rijzweep op de tafel,
zijn hoed op een stoel en liet zich vermoeid op de sofa
nedervallen.
«Kijk mij maar niet zoo bezorgd aan, Erik; het zal
wel weer overgaan. Hoe luchthartiger men met zijn
gezondheid omspringt, des te langer behoudt men
ze.«
Erik kwam naast hem zitten en greep de hand van
zijn vriend.
«Wil je mij niet zeggen hoe je zoo je gezondheid geruï
neerd hebt, Koert?
Je waart zoo gezond als een visch.”
«O, dat zal wel weer komen!”
Koerts toestand kwam Von Wambold raadselachtig
voor.
«Het verwondert me, dat je niet liever bij je vrouw
gebleven bent, Koert. Zij moest je thuis gehouden
hebben. Onze vriend, de dokter, zou zeker naar Bibrich
gekomen zjjn om je te zien.”
Zwaarmoedig hield Koert de hand voor de oogen.
«Zij heeft mij den ganschen nacht verpleegd; ik heb
De Engelsche minister lord Lansdowne heeft
in een langen ambtelijken brief aan sir Edw.
Monson, den Engelschen gezant te Parijs, de
beteekenis van het verdrag met Frankrijk uit
eengezet, waaraan wij het volgende ontleenen
«Van Engelsch standpunt is er in de ge
schiedenis van den laatsten tijd geen merk
waardiger stuk dan de vestiging en geleide
lijke ontwikkeling van den Engelschen invloed
in Egypte. Onze bezetting van dat land, eerst
als tijdelijk opgevat, is door de macht der
omstandigheden stevig gevestigd geworden.
Onder de leiding van den uitnemenden lord
Cromer, die de laatste 20 jaren de Engelsche
regeering in dat land vertegenwoordigde, is
Egypte snel langs den weg van stoffelijken
en financieelen voorspoed vooruitgegaan. De
vernietiging van de macht van den Mahdi en
de inlijving van Soedan hebben dien invloed
versterkt en onze bezetting nog vaster van
duur gemaakt.»
Dan zet de minister uiteen, hoe bezwaarlijk
de inrichting van de Schuldkas was en hoe
Frankrijk nu geholpen heeft dat alles beter in
te richten. Verder erkent de minister, dat an
dere mogendheden er ook iets in te zeggen
hebben, maar hij twijfelt niet, nu de twee mo
gendheden, die er verreweg het meest bij be
trokken zijn, het samen eens zijn geworden,
of de eindregeling zal wel van zelf volgen.
Wat Marokko aangaat, ’t is daar juist het
tegendeel van Egypte. Kon daar ook een
mogendheid met voldoend gezag optreden, ge
lijk Engeland in Egypte, dan zou ook daar uit
verwarring orde kunnen geschapen worden.
En ’t kwam Engeland voor, dat Frankrijk de
aangewezen staat was om in Marokko een
overwegenden invloed te oefenen. Frankrijks
gebied in dat deel van Afrika grenst over
grooten afstand aan Marokkozijn handel (die
een wezenlijke verandering in die inrichting en
daarom heeft Engeland bij deze gelegenheid
nog geen wijzigingen voorgesteld. Evenwel,
zoodra Egypte gereed is voor de invoering
van een wetgevend en rechtelijk stelsel, gelijk
dat in andere beschaafde landen bestaat, heb
ben wij voldoenden grond om te rekenen op
Frankrijks medewerking, teneinde de noodige
veranderingen te verkrijgen.
In verband met Engelands toetreden tot de
overeenkomst, die ’t Suez-kanaal onzijdig ver
klaart, zegt Lansdowne«Er is echter bepaald,
dat zekere voorschriften ter uitvoering van de
overeenkomst, (welke onvereenigbaar zijn met
Salisbury’s voorbehouden 1888 gemaakt betref
fende den bijzonderen toestand van Engeland
gedurende de bezetting van Egypte) opgeschort
blijven gedurende den duur der bezetting.»
(En die duur is nu onbeperkt! Engeland
wil dus zeker die Suez-overeenkomst wijzigen.)
Voorts neemt Lansdowne weer de Marok-
kaansche kwestie ter hand. Overeengekomen
is, dat Frankrijk de Marokkaansche regeering
zal bijstaan in hervormingen tot verbetering
van haar bestuur, financiën en leger. Frankrijk
zal zich met Spanje verstaan over een rege
ling, waarbij Spanje’s belangen bij zekere ge
deelten van Marokko worden gewaarborgd.
Uitvoerig staat de minister stil bij Newfoun-
land. (Dit is een groot eiland in N. Amerika,
een Britsche kolonie. De Franschen hebben
op een deel der kust van deze kolonie vis-
schersrechten.) En dan behandelt hij de ove
rige punten, waaruit we alleen ’t volgende op
noemen Betreffende Siam is de overeenkomst,
dat Frankrijk Engelands invloed op het land
ten W. van ’t bekken der rivier Menam er
kent, en Engeland Frankrijks invloed ten O.
daarvan. Alle Siameesche bezittingen ten O.
en Z. O. dier rivier en de naburige eilanden
komen dus onder Frankrijks invloed, en alle
Siameesche bezittingen ten W. dier rivier met
’t schiereiland van Malakka en de naburige
eilanden onder Engelschen invloed. Geen van
beiden lijven echter Siameesch grondgebied in.
Het protest tegen de invoerrechten op Ma
dagaskar neemt Engeland terug met het oog
op de onderhandelingen, die er gevoerd zijn
over een overeenkomst betreffende rechtsspraak
en posterij op Zanzibar en de naburige kust.
We hebben hiermee in ’t kort de punten
van het Engelsch-Fransche verdrag genoemd.
Er blijkt uit, dat alle streken, waar Engelsche
BURGEMEESTER en WETHOUDERS van Sneek,
brengen ter kennis van de belanghebbenden dat in dit
jaar, de herijk der maten en gewichten in deze gemeente
zal plaats hebben, in het vroegere Telegraafkantoor, op
de dagen en uren, vermeld in den hier volgenden staat,
waarbij de ijkplichtigen alphabetisch, in volgorde van
hunne geslachtsnamen opgeroepen worden, (namen van
firma’s als geslachtsnamen te beschouwen):
Da
tums.
Verkoopers van nieuwe maten
en gewichten, Apothekers, Goud
en Zilversmeden
De ijkplichtigen wier geslachts
namen (namen van firma’s te be
schouwen als geslachtsnamen) be
ginnen met de letters
A, Ba, Be, Bi, BI en Bo
Br, Bu, Bij, 0, D, E en F
G, Ha en He
Hi, Ho, Hu, Hij, I en J
K, L en M
N,0,P, Q, R, Sa, Sch en Se 11 87,-12 1—3*/’
Si, SI, Sm, Sn, So, Sp, St, Sij,
T, U, Va en Ve
13 87,-12 1-37,
Vi, VI, Vo, Vr, Wa en We 14 87,-12 1-37,
Wi, Wo, Wu, Wij, X, V en Z 16 8*/,—12 1—31/,
De openbare instellingen 18 81/,—12 13*/,
dat, als maatregel van orde, de ijkplichtigen uit-
genoodigd worden om zich op den voor hun geslachts
naam (firma) vastgestelden dag ’s morgens, een kwar
tier vóór het begin der zitting aan het herijk-lokaal te
doen voorzien van een volgnummer, dat uitgereikt zal
worden met aanwijzing van het uur, waarop zij hunne
maten en gewichten tot herijk behooren aan te bie
den;
dat, om onderzocht te kunnen worden, de maten en
gewichten volkomen gereinigd en roestvrij moeten zijn,
en de ijkplichtigen het dus aan zich zelven zullen te
wijten hebben indien, bij niet nakoming van dat voor
schrift, de voorwerpen niet tot herijk worden toegela
ten;
dat belanghebbenden behooren toe te zien dat hunne
maten en gewichten na den herijk voorzien zijn van het
vereischte merk (de letter p in schrijfvorm), en dat
blijven tot aan den eerstvolgenden herijk;
r
1
e
i
OURANT.