ME1IWS- ES JWEmTIEBLAD T MET VALSCHE PAPIEREN. 'J VOOR S.UIk El (IKTKEEEü. W aaiilBifllïïE rarömM. 11 A Woensdag 4 Mei 1904. 59e Jaargang. n ÖNo. 36. Uitgever: B. FALKENA Mzn., Singel, Sneek. L A FEUILLET Ö~n7“ or V. 4 11 i- it t. Dit blad verschijnt WOENSDAGS en ZATERDAGS. ABONNEMENTSPRIJS voor Sneek f 0,40 per 3 maanden, franco per post f0,50. Abonnementen worden te allen tijde aangenomen. n i- n :- m 12. Een fijn lachje speelde om den mond van mevrouw Von Reidersdorf. «Hoe weinig kent zij de mannen,* sprak zij in zich zelve. »Het zou zeker verkeerd zijn, als Jane naar deze leer handelde.* Toen zeide zij luid: «Maar aan een verkoeling valt hier toch niet te denken.* >Dat wensch ik van harte, mijn waarde. Ik zal naar mijn beste vermogen op Koert trachten te werken. Zijn mama gaat bij hem boven alles en ik zal dien invloed geheel aanwenden tot welzijn van zijn huwelijksgeluk. Wanneer komt Koert terug?* «Hij is naar de stad gegaan,* bracht Jane met moeite uit; »ik geloof, dat hij spoedig zal terug zijn.* »De opgewonden toestand van mijnheer Von Berg- haupt schijnt geheel te wijten te zijn aan de eene of an dere onaangenaamheid, die hemin den dienst is aan gedaan; dat gaat echter spoedig voorbij. Ik heb daar omtrent al vrij wat ondervinding.* »Ja, laten wij vroolijk zijn,* riep Koerts moeder, voor een oogenblik haar altjjd verbitterde stemming verge tende. «Maar arm in arm met mijn lieve schoondochter zal ik voor hem treden en boeten zal hij, de stout ste aller mannen.* «Die arme man!* antwoordde de barones met ko- mischen ernst. »Ik vrees, dat hij heden een dag zal beleven, die hem lang in ’t geheugen blijft.* ADVERTENTIëN 4 cent per regel. Bij abonnement van 500 regels 3 cent en van 1000 regels 21/, cent. Groote letters naar plaatsruimte. die hij bijna niet kon ontcijferen, want zijn Engelsch was hij reeds tamelijk vergeten. >Dus Koert is niet bjj zjjn bekoorlijke vrouw,*mompelde hij; «Koert is niet bjj zijn vrouw!» Hij nam plaats op de sofa en verzonk in gedachten. Zoo verliep een half uur, waarin allerlei vermoedens bij hem opkwamen. Plotseling kwam de oppasser in de kamer terug en bracht weder een verzegelden brief binnen. «Luitenant, een brief van mevrouw Von Reidersdorf!» Erik werd uit zijn droevige gedachten opgeschrikt en keek den oppasser eerst aan, alsof hij hem niet goed begrepen had. Wegens dringende aangelegenhe den betreffende zjjn vriend Koert von Berghaupt wenschte zij hem zonder uitstel te spreken. Erik stak de beide Engelsche brieven en Koerts naamkaartje bjj zich en haastte zich naar mevrouw Von Reidersdorf. Deze dame verwachtte den officier met het grootste ongeduld. Zij ontving hem vriendelijk en betuigde hem haar dank voor het spoedig voldoen aan haar op roeping. «ik kom zoo even van Bibrich terug,* verklaarde zij. «Mevrouw Von Berghaupt is wanhopig. Koert is nog niet teruggekeerd. Mijnheer Von Wambold, ge moet en gij kunt mij deze onbegrijpelijke zaak ophelde ren!* «Tot mjjngrooten spijt moet ik u bekennen, mevrouw, dat ik geheel verbluft sta van dit groote raadsel en dat ik op dit oogenblik geen mogelijkheid zie om de zaak op te helderen.* «Mevrouw von Berghaupt deelde mij toch mede, dat haar man vandaag te Mainz bij u aan huis is ge weest!* «Dat is zoo, mevrouw! Hij klaagde over ongesteld heid en wenschte den dokter te raadplegen. Bij mijn. re feiten weer schrikbarend zal vermeerderd worden. De heer Tydeman is 't vrijwel met den heer Rink eens, doch vindt ’t tegengaan van clandes- tienen verkoop uitstekend. Maar ’t nieuwe ontwerp bevredigt hem hierin niet. Spr. voor ziet ook volle gevangenissen. De heeren Melchers, Van der Zwaag en Staalman hadden geen vrede met dit ontwerp, dat de tappers hun verdiensten laat behouden en de hoogere standen in sociëteiten zooveel ge legenheid geeft om te drinken, als zij maar willen. Deze sprekers traden geheel op als geheel-onthouders. De heer Talma was tegen ’t Gothenburger stelsel en tegen local-option en sterk voor ’t ontwerp des ministers. Spr. vond vooral de gewoonte van ’t gebruik, in ’t matig, doch ge regeld drinken de groote volkskanker. De heer Borgesius was zeer er voor, dat men lo kwam tot een beslist wettelijk maxi mum en 2o tot ’t tegengaan van clandestienen verkoop. In dit opzicht bevredigde hem het ontwerp niet geheel. Wat ’t eerste .punt be treft had spr. liever ’t afmakings- dan ’t uitster- vingssysteem gehad. Nog andere punten van ’t ontwerp wilde spr. veranderd hebben, doch zou geen partijstemming tegen ’t ontwerp be doelen. Voeg bij al deze verschillende meeningen de beweging der duizenden tappers, slijters, enz., der eigenaars van panden, die door ’t vergun ningsrecht in waarde stegen, der bierbrouwerij en, enz., enz.en men kan begrijpen de moeite, die ieder ministerie, welk dan ook, maar vooral een coalitie-ministerie moet hebben met het in veilige haven brengen van een drankwet-ont- werp. Hoe ’t met ’t ontwerp gaan zal? Een her ziening der wet van 1881 moet er komen. En een partijstemming, zooals bij de Hooger-On- derwijswet bijna gebeurde, verwachten we niet. We zouden nog verschillende kernachtige gezegden kunnen aanhalen, bijv, dat een der drankbestrijders ook voor Nederland ’t oogen blik gekomen achtte, waarvan Rosebery in ’t Engelsch Parlement sprak, het oogenblik, waarop beslist moet worden, wie zal te wijken hebbende Staat voor ’t drankkapitaal of het drankkapitaal voor den Staat. Doch waar zouden we dan eindigen Laten we eerst eventjes getallen noemen omtrent ’t drankgebruik, zooals dat was, juist vóór de wet-1881 gemaakt werd. Stelt men de drankconsumenten op 30 pet. der geheele bevolking, dan werd er toen per hoofd aan ge distilleerd jaarlijks gebruikt: In Limburg 11, in Noord-Brabant 19, in Zeeland 21, in Drente 22, in Noord-Holland 35, in Zuid-Holland 36, in Groningen zelfs bijna 37 Liter. Deze getallen zeggen veel, doch niet alles. Duidelijk is, dat bijv, de Groningers echte «drankorgels* waren. Doch zou 't groote be zoek van anderen in de provinciën Noord- en Zuid-Holland ook geen onzuivere statistiek ge ven? En dan, in de provincie Limburg, waar ’t gebruik van gedistilleerd per hoofd zoo buitengewoon gering is in vergelijking met de andere provinciën, is 't bierverbruik enorm. Neen, dan was Drente, waar ’t bierverbruik niet groot is, toen de matigste provincie. En is ’t biergebruik of biermisbruik een zooveel geringer volkskanker dan ’t drankge bruik of drankmisbruik Bekend is de klacht der werkmansvrouw, die men geluk wenschte met ’t feit, dat haar «andere helft* nu beter oppaste dan vroegernu niet zoo «smoordronken* meer thuis kwam. De vrouw weeklaagde, dat haar man vroeger voor zoo en zooveel geld beschonken was, doch nu veel meer geld aan bier besteedt, dus nog min der geld in de huishouding brengt en dan voor «beter dan vroeger* doorgaat. Over ’t onvoldoende der tegenwoordige en ook der nieuwe wet tegenover ’t biermisbruik en over ’t buitengewoon groote gebruik en misbruik daarvan in Limburg, vonden we dui delijke woorden in de rede, door een der Lim- burgsche afgevaardigden in de Tweede Kamer gehouden. Deze noemde de wet van 1881, als bestrijd ster van ’t alcoholgebruik, mislukt. «Het gebruik van sterken drank per hoofd is met 10 pet. verminderd. Op zichzelf is dit niet zoo gering, maar het is niet voldoende, en het blijft zeer de vraag, of daarom het totale drankgebruik verminderd is. Aan de cijfers van gebruik van gedistilleerd per hoofd hecht ik niet die alleszeggende beteekenis. In Lim burg is ’t gebruik van gedistilleerd per hoofd niet buitensporig hoog, in ieder geval ’t laagst van ons land. Toch zou ik niet durven beweren, dat daarom het alcoholisme, waarte gen de wet moet ingaan, in Limburg zijn el lendige gevolgen niet doet gevoelen. Hoe weinig Jane ook aan dit gesprek deelnam, het verschafte haar toch eenigen troost. In aangenaam ge sprek, nu en dan door Koerts mama gekruid metschimp- scheuten op de mannen, verliepen de uren; doch hij, die met zooveel verlangen verwacht werd, verscheen niet. Van den Rijn woei een vochtige, koele wind, die het raadzaam maakte in huis te gaan. Toen mevrouw Von Berghaupt aan den arm van haar schoonmama het huis naderde, bemerkte zij hoe de oogen van den oppasser met innig medelijden op haar rustten. De man scheen gewetenswroeging te hebben, en wat de strenge woorden van den luitenant niet ver mochten, dat vermocht het kommervolle, bleeke gelaat zijner meesteres. Op militaire wijze, met de hand aan de muts, naderde hij haar en zeide: «Mevrouw, ik heb den naam van den vreemden heer gisteren op het kaartje gelezen; hij was een Engelschman en heette Morris.* Toen zij dien naam hoorde, ging haar een rilling door de leden, doch zij sprak bedaard: «Het is goed!* Met vreugde op het gelaat als een mensch, die zijn hart van een zwaren last heeft bevrijd, trad de oppas ser ter zijde en zocht zijn kamertje op. «Het schijnt, dat ik mij vergist heb in mijne vermoe dens omtrent Koert,* sprak mevrouw Von Berghaupt bij ’t binnentreden tot de dames. «Als Koert niemand anders dan mijnheer Morris gesproken heeft, dan kan dit ge sprek de oorzaak niet zijn van den geheelen ommekeer in hem. Mijnheer Morris heeft nooit mijn vertrouwen genoten, maar hij is een. ijverig rechtsgeleerde, van wien ik weet dat het geluk bem heilig is van de doch ter des mans, wien hij zooveel dankbaarheid verschul digd is.« Ter zelfder tijd zocht Erik Von Wambold in Mainz KENNISGE VIN G. De BURGEMEESTER der gemeente Sneek, brengt ter openbare kennis, dat het Kohier der Personeele Belasting no. 1, dezer gemeente, dienstjaar 1904, door den Directeur der Directe Belastingen te Groningen goedgekeurd den 28 April jl.,aan den Ontvanger der Rijksbelastingen te Sneek ter invordering is ter hand gesteld en dat een ieder verplicht is zijnen aanslag op den bij de wet bepaalden voet te voldoen. Sneek, den 29 April 1904. De Burgemeester voornoemd, P. FENNEMA, L.-B. Wij hebben, toen het nieuwe Drankwet- ontwerp des ministers bekend werd, daarvan de hoofdpunten opgenoemd. Sedert zijn er enkele zaken in gewijzigd. Wij willen echter ’t ontwerp in zijn tegenwoordigen vorm niet weer opteekenende Tweede Kamer is thans druk aan ’t beraadslagen en wie weet, welke veranderingen daardoor in ’t ontwerp des mi nisters gebracht kunnen worden. Van dit ontwerp toch mag men zeggen, dat het zeer waarschijnlijk niemand bevredigt, ook den mi nister zelf niet. Doch zou er ook wel een wet te maken zijn, een drankwet, die ieder aanstond We durven ook dit zeggenIndien de te genwoordige Drankwet, de wet van 1881, eens niet bestond en alsnog bij de Tweede Kamer in behandeling moest komen, hoeveel stemmen vóór zouden uitgebracht worden, aangenomen dat de vergadering omtrent de wettelijke drank bestrijding en hare gevolgen even goed op de hoogte was, als thans na een ondervinding van meer dan twintig jaren het geval is? Ontegenzeggelijk is ’t, dat de illusiën van vroeger aanmerkelijk zijn verflauwd. Het drankgebruik in Nederland het is waar is de laatste twintig jaren niet toegenomen, is zelfs per hoofd iets minder geworden, niette genstaande de algemeene welvaart is toegeno men. Maar iedereen geeft toe, dat dit ver blijdend verschijnsel óf in ’t geheel niet, óf slechts voor een klein deel aan de werking der wet valt toe te schrijven. De invloed der matigheidsgenootschappen, de drankbestrijding van den kant der sociaal-democraten, vrije- socialisten, van ’t «Leger des Heils* en nog andere zijden, de toenemende liefhebberij voor sport bij het jongere geslacht, de met een en ander in verband staande wijziging van denk beelden omtrent drankgebruik, enz., deden veel meer, zoo niet alles. Het aantal mishandelingen, ook van die met doodelijken afloop, is in Limburg zeer aanzien lijk en de gevangenisstraffen zijn daaraan even redig. En ik durf op grond van eigen erva ring gerust staande houden, dat veel meer dan de helft van al die mishandelingen uitsluitend het gevolg van drankmisbruik zijn. Het Lim- burgsche volk is geen ruw volk, het is arbeid zaam en van strenge zeden. Maar het kan bij sommige gelegenheden onmatig zijn, zich aan bier te buiten gaan. De steden en het platte land van Limburg worden bedorven door de menigvuldige bierhuizen, die buiten iedere ver houding tot het aantal inwoners zijn en het alcoholisme met zijn gevolgen in de hand wer ken. De strijd tegen het alcoholisme is niet de strijd alleen tegen den sterken drank, maar tegen den alcohol in al zijn vormen. Ik vertrouw, dat de minister dit zal toestem men. Welnu, er is uit Limburg een verzoek om hulp tot hem gekomen, om verlossing van den plaag der bierkroegen, die de drankzucht onderhouden. En dat niet in Limburg alleen. Voor dit verzoek mag de minister zijn oor niet sluiten, indien ’t hem ernst is met zijn voorne men het nationaal leven op te beuren, vermits aan die overmaat van bierhuizen nergens in ons land behoefte bestaat, en voor een aanzienlijk deel van dat land, waar de bevolking er haar vreugd in heeft van ook tot de Hollandsche natie te behooren, zonder beperking van het aantal bierhuizen de herziene Drankwet geen nut hoegenaamd zal opleveren. We hebben dit deel eener rede aan gehaald om aan te toonen, dat, moge in andere provin ciën het bierverbruik, dat vroeger zeer gering was, belangrijk zijn toegenomen, zoodat 't naast ’t drankgebruik eene belangrijke plaats in ’t oeconomisch leven inneemt, in Limburg met name ’t bierverbruik verschrikkelijke afme tingen heeft gekregen. In Limburg is op elke zeven woningen één bierhuis. En in een goed deel van Brabant en Zeeuwsch-Vlaanderen is ’t hiermee weinig beter gesteld. De heer Lieftinck wilde de wet wel accep- teeren, maar de plagerijen moesten er uitgehaald worden. De heer Rink meent, dat ’t beginsel der wet vermindering van drankmisbruik door vermindering van drankgelegenheden niet goed is. Er worden bijv, niet zooveel sigaren gerookt, omdat er zooveel sigarenwinkels zijn. Met den drank is ’t evenzoo. Ook vindt deze spr., dat door de nieuwe wet ’t aantal atrafba- nog altijd naar zijn vriend, van wien hij geen spoor kon ontdekken. Het kwam Erik vreemd voor, dat Koert zich geheel niet vertoond had bij den militairen dokter, dien hij bezoeken zou om een attest te vragen tot ver lenging van zijn verlof. Zijn vergeefs zoeken sta kende, keerde hij naar zijne woning terug en troostte zich met de gedachte, dat Koert intusschen wel naar huis teruggekeerd zou zijn. Bij de avondschemering zijn woning binnentredende kwam de oppasser hem met een grooten verzegelden brief tegemoet. «Een brief uit Wiesbaden, luitenant!» Erik herkende in de schemering dadelijk het hand schrift van Koert en bekeek vol verbazing den omslag, die anders dan gewoonlijk verzegeld was. «Steek gauw de lamp op,« beval de officier en scheur de den omslag open. Er vielen twee van ouderdom geel geworden brieven uit op den grond. Ook was er een naamkaartje van Koert in. Op de keerzjjde daar van stond: «Beste V riend! «Hierbij ontvangt gij 2 oude brieven, die in het Engelsch geschreven zijn. Met aandrang verzoek ik u, daarmede zonder uitstel naar mijne vrouw te gaan en haar te vragen of zij het hand schrift van die brieven kent. Sla haar bij uw vraag oplettend gadeMijn eer, mijn rust hangt van Jane’s antwoord af. Schrijf mij spoedig poste restante Wiesbaden. Uw Koert.* Zwijgend staarde Erik voor zich heen. De oppasser zette de lamp op tafel en raapte de beide brieven van den grond op, zonder dat Erik er iets van bemerkte. Nu las hij bij het licht der lamp nogmaals wat er op het kaartje stond en bekeek daarna de beide brieven, t, i URANT.

Kranten in de gemeente Sudwest-Fryslan (Bolswards Nieuwsblad, Sneeker Nieuwsblad en Friso)

Sneeker Nieuwsblad nl | 1904 | | pagina 1