MHIWS- ES AiHURffiTIERLAD
MET VALSGHE PAPIEREN.
AMR SAM RA (IISTKM.
Zaterdag 7 Mei 1904.
59e Jaargang.
No. 37.
Uitgever: B. FALKENA Mzn., Singel, Sneek.
Blank en Geel.
I
I
FEUILLETON.
i
we nog
Dit blad verschijnt WOENSDAGS en ZATERDAGS.
ABONNEMENTSPRIJS voor Sneek f 0,40 per 3 maanden,
franco per post f0,50.
Abonnementen worden te allen tijde aangenomen.
ADVERTENTIëN 4 cent per regel. Bij abonnement van 500
regels 3 cent en van 1000 regels 27» cent. Groote letters naar
plaatsruimte.
Japan, te land en ter zee onder militair op
zicht de gelijke, zoo niet de meerdere van de
geweldigste der Europeesche mogendheden,
van’t reusachtige Rusland!
Hij, die niet erg op de kaart thuis is, en bij
’t uitbreken van den oorlog voor ’t eerst met
eenige attentie de oorlogskaart bekeek, riep
vol verbazing: Maar zullen die paar kleine
eilandjes tegen dat reuzenrijk vechten?
In de voorloopige Japansche overwinningen
ligt ook voor oudere Nederlanders iets verba
zingwekkends, iets schrikwekkends.
Wat beteekende de Japansche oorlogsvloot,
wat ’t Japansche geschut, toen nu 40 jaren
geleden onze wakkere De Casembroot met
zijn houten stoomkorvet Medusa de Straat van
Simoneseki forceerde en, zonder zelf belangrij
ke verliezen te lijden, door het vuur zijner
scheepskanonnen, Japansche oorlogsschepen in
den grond boorde en de batterijen aan den oever
tot zwijgen bracht!
De enkele Japanners, die zich destijds in Eu
ropa vertoonden, werden om hun «gekke*
kleederdracht als een soort van halve wilden
met den vinger nagewezen en bespot.
En later, hoe werden dezelfde Japanners
niet uitgelachen en op spotprenten tentoonge
steld, toen zij hunne nationale kleeding hadden
pond geluk.)
En te land! Ja, daar zou Rusland de sterke
zijn. En wat doet Japan! ’t Heeft heel Korea
reeds binnengepalmd en had zich verder tot
een defensieve houding kunnen bepalen. Maar
neen, ’t overschrijdt in een forschen zet de
grensrivier Yaloe, om den Rus in zijn eigen
terrein aan te pakken.
Men moet wel de beteekenis vatten van dit
alles.
Van nu af is ’t vast en zeker, dat geen Blank
volk, dat de gelijke in getalsterkte is, zich intel
lectueel de meerdere van den kleinen Japanner
behoeft te denken.
Tot nu toe hebben de Japansche aanvoer
ders getoond, minstens even bekwaam te zijn
als de beste Russische, ook als de beste Euro
peesche. Of zou soms de Engelsche aanvoer
der durven pretendeeren, dat hij strategisch
hooger staat en behendiger is? En dan, de
lagere aanvoerders hebben vooral ter zee, (te
land zal ’t ook wel zoo zijn,) reeds meer dan
voldoende bewezen, dat zij geschikt zijn. En
over de taaiheid, den durf en de doodsverach
ting van den Japanschen soldaat of matroos is
'maar één roep.
te nemen.
«Manheer Von Berghaupt, ik vraag verschooning voor
de wanorde die ge hier ziet. Ge bevindtu in de woning
van een man, die zich zelfs in zijn vacantie geen rust
gunt. Het recht wordt steeds bedreigd; het is altijd
strijdende. Men moet voortdurend met het zwaard in
zijn vuist gereed staan.«
Koert was waarlijk niet in een stemming om zich
met mijnheer Morris te verdiepen in een gesprek over ’t
steeds bedreigde recht. Om de voortzetting van dit ge
sprek te verhinderen, vroeg hij op eens: »Is u bevriend
met den advocaat Bronk te Mainz?*
Slechts een lichte trilling der oogleden verried de
verbazing van den heer Morris over deze vraag. Hij be
greep daaruit, dat Koert een Duitsch advocaat geraad
pleegd had.
«Op reis heb ik met dien voortreffelijken man kennis
gemaakt en ik heb hem te Mainz bezocht. Al ben ik
ook niet met hem bevriend, toch geloof ik dat tusschen
ons een groote toenadering zou bestaan wanneer ik voort
durend te Mainz woonde.«
Een bediende van het hotel bracht nu het bestelde
diner op tafel. In plaats van wijn zette hij echter een
sierlijken pot met thee neer.
«Mijnheer Von Berghaupt, ’t is voor mij niet moeilijk te
raden wat de reden is van uw komst. Wellicht is u
echter wel zoo goed, het teedere punt aan te roeren
als wij gedineerd hebben. Zeker zal u de bewering
merkwaardig vinden, dat wij na een goeden maaltijd
menschenen zaken heel anders dan te voren beoordeelen,
maar die bewering heeft toch veel waarschijnlijks in zijn
voordeel.*
Koert liet zich bewegen een weinig te eten en ook
>Ik ben beloond, mijnheer Von Berghaupt, en nu heb
ik slechts één dringend verzoek: laten wij voortaan
nooit weer over deze onverkwikkelijke zaak spreken.
Hoe spoediger wij alles vergeten, hoe beter voor mij
en voor u. Het proces van James Gray heeft mjj
verscheidene slapelooze nachten en schokkende toonee-
len bezorgd. Wegens de omstandigheden zou ik zeer
dankbaar zijn, als ge u met mij vereenigen en heden
deze zaak voor altijd begraven wildet.*
»Hoe moet ik dat begrijpen?* vroeg Koert verbaasd.
«De tijd zal het proces van James Gray doen verge
ten; het boek van den beul, waarin hij voor de laatste
maal zijn naam schreef, zal door de motten verteerd
worden, en zelfs de herinnering aan mijn cliënt James
Gray zal niet blijven leven. Voor al zulke gevallen
des levens heb ik een gelukkige philosophie gevonden,
die mij met gemak heenvoert over dingen waarover ik
anders niet heen zou komen.*
«Mijnheer Morris, ik wil gaarne medewerken om het
proces-Gray te vergeten en te begraven, want dat is
geheel in mijn belang maar dit kan eerst geschieden als
ik in alle stilte van mijn vrouw gescheiden ben.<
Morris hield den adem in. «Mijnheer Von Berghaupt,
ge spreekt van een stap, dien ik als man van geweten
niet kan billijken. Neen, mijnheer, ik billijk dezen stap
niet en ik verzoek u te bedenken dat ik u daarbij de hand
niet kan reiken. Op deze manier zou het kind moeten
boeten voor de misslagen van den vader! Wij leven niet
meer in zoo’n barbaarschen tijd, om dien regel toe te
passen. Nemen wij eens aan, dat Jane op den dag van
haar huwelijk inderdaad geen kennis droeg van de mis
slagen haars vaders en van de wijze waarop hij zijn
leven eindigde welk een groot onrecht zoudt ge dan
begaan!* (Wordt vervolgd.)
Het Gele ras tegen het Blanke rasEen afge
zaagd thema? Neen, lezer, afgezaagd niet!
Ware het maar afgezaagd!
’t Is waar, er is reeds veel over geschreven.
Doch is er wel over geschreven en gelezen
met die volle ernst, die een hoogst gewich
tig vraagstuk verdient? Thans, nu de kanon
nen donderden aan de oevers der Yaloe, dood
en verderf verspreidende onder de tienduizen
den krijgers, welke daar, gewapend met de
meest volmaakte vernielingsmiddelen van on
zen tijd, tegenover elkaar staan, begint men
den vollen ernst te begrijpen.
Toen er kans op oorlog kwam, jaren ach
tereen, geloofde men voortdurend, dat er van
oorlog toch geen sprake zou zijn. Rusland
zette in Mantsjoerije gewoon door, wat ’t be
gonnen was en daar mocht Japan tegen mop
peren, schreeuwen of protesteeren, ’t zou niets
geven. Eindelijk, verleden jaar, in de laatste
helft, begon men in te zien, dat ’t gevaar voor
oorlog toch niet denkbeeldig was. En de sym-
pathiën begonnen zich te vormen. Er waren
er velen, die ronduit hun sympathie voor Rus
land kenbaar maakten, die zeiden’t gaat Blank
tegen Geel en daarmee uit. Er waren ook
wijsgeerigen, die de sympathieën trachtten te
ontleden en zeidenZiet eens, menschenhet
gaat met die dingen zoo: De sympathie is al
tijd voor de zwaksten. Deze lieden redeneer
den dan, dat Japan de zwakste geleek en dus
veler sympathie voorloopig zou genietendoch
misschien al spoedig niet zoo zwak zou blij
ken, enz. Dan waren er ook hoogwijze Wes
terlingen, die beweerden: Neen, ’t gaat niet
Blank tegen GeelEn in elk geval niet Euro-
peesch beschaafd tegen Aziatisch barbaarsch
Rusland, dat een despotisch rijk iswaar de
knoet heerscht; waar Polen en Joden en Fin
nen vervolgd worden; waar misdadigers naar
Siberië worden gezondenwaar middeleeuw-
sche toestanden heerschen, kan niet de verte
genwoordiger heeten van ’t beschaafde Blanke
ras, terwijl tegelijkertijd de Japanners, die
zich al de uitvindingen van ’t moderne Europa
hebben aangepast in een weergaloos korten
tijd, voor de vertegenwoordigers van ’t Azia
tische, barbaarsche Gele ras moeten doorgaan.
Ook waren er, die den strijd beschouwden uit
een godsdienstig oogpuntdie aan ’t Blanke
ras ’t Christendom, aan ’t Gele ras ’t Heiden
dom verbonden
Wel afgezaagd is dus dit thema! Men zou
’t zoo zeggen 1 Doch ware ’t maar afgezaagd I
j--n--
een kop thee te drinken. Mijnheer Morris begon met
echt Engelsche eetlust zijn biefstuk te verorberen. Hij
gunde zich daarbij geen oogenblik tijd om iets te
zeggen.
Toen hij gereed was, wischte hij zijn mond af, dronk
met smaak een kop thee en was toen gereed voor de
bespreking van welke zaak ook.
Koert was in tusschen meer en meer tot de overtui
ging gekomen, dat zjjn vrouw hem bedrogen had en
het zijn plicht als man van eer was, zich van haar
te laten scheiden, hoezeer hij haar ook liefhad. Het
kwam slechts op den vorm aan, waarin dit moest ge
beuren, en daarbij zou mijnheer Morris hem behulp
zaam zijn.
Hij meende de gedachte, dat zijn vurig beminde
vrouw onschuldig kon zijn, geheel te moeten verbannen.
«Ge zult wel begrjjpen, dat de mededeelingen, die ge
mjj omtrent de familie van mijn vrouw gedaan hebt,
mij moeielijke oogenblikken hebben veroorzaakt,* begon
Koert nu op een toon, die een betere stemming aan
duidde.
«Niemand ter wereld voelt en begrijpt dat beter dan
juist ik, mijnheer Von Berghaupt. Ge zult nu wel
ondervonden hebben, welke pijnlijke zaak den rechtsge
leerde soms is opgelegd. Het feit, dat u mij een be
zoek brengt, is echter in zekeren zin voor mjj eene
schoone belooning.*
«Wees verzekerd, dat ge met geen ondankbare te
doen hebt,* sprak Koert. «Ik ben u erkentelijk voor
de manier waarop u mij die mededeelingen gedaan hebt,
hadt andere wegen kunnen kiezen om den rechtver
krijgende van James Gray,* Koert wendde het
gelaat af «in ’t bezit dezer documenten te stellen.*
afgelegd en ook in hun uiterlijke verschijning
de Europeanen trachtten na te bootsen!
Het scheen dan ook grappig, die gele mini-
atuurmenschjes gekleed te zien in een Euro
peesche jas of frak; hun soldaten, niet langer
wegschuilend achter afschuwelijke mombakke
sen, om den vijand schrik aan te jagen, maar
in gewone uniformen, geheel uit gerust op de
manier van «echte* soldaten, te zien opmar-
cheeren, zich nu ook inbeeldend, dat zij echte
soldaten waren. Over ’t geheel werd die aan
neming van de uiterlijke Europeesche bescha
ving door velen toegejuicht. Niet waar, een
nieuw afzetgebied voor Europeesche industrie I
Dat Japan een mededingster, een gevaar voor
die industrie, ja zelfs voor die Europeesche
macht zou kunnen worden.dat Europeesche mo
gendheden ooit haar bezit tegen Japansche
troepen en oorlogsschepen zou te verdedigen
hebben, wie dacht er aan.
Wie zou toen van het «gele gevaar* gespro
ken hebben? Hoogstens dacht men daarbij
aan die taaie Chineesche landverhuizers, die
voor weinig meer dan een bord rijst een zwa-
ren dagtaak vervullen.
En thans? Is er geen «geel gevaar*?
Toen de Duitsche keizer voor eenige jaren
een voorstelling naar een schets van zijn hand
liet vervaardigen met ’t onderschrift: «Volkeren
van Europa, waakt voor uw heiligste goederen!*
toen bleek hij verder te zien dan anderen.
Eén mogendheid van Europa kan in ’t Verre
Oosten den Japanner geen mores leeren, zou
men zoo zeggen.
En wanneer nu de Rus eens niet wint, hoe zal
dan de vrede zijn?
En wanneer nu ’t reuzenrijk China met zijn
400 millioen menschen eens ontwaakt, onder de
leiding van de eerst zoo door hen verachte, nu
reeds bewonderde dwergmenschen
Wanneer zal dan een «Vereenigd Europa* zich
tegen die massa schrap zetten.
Een Vereenigd Blankendom durven
heelemaal niet in de toekomst zien.
’t Lijkt ons nog steeds toe, dat ’t Angelsak-
sersdom in de laatste tijden een eigenaardige
rol speelt.
Zijn Amerika en Engeland niet de aanstokers
van den oorlog Heeft de Japansche staatsman
(de schoonzoon van markies Ito, den Japanschen
Bismarck), dit niet zelf te Londen gezegd.
En wat zal Europa tegenover ’t Angelsaksi
sche ras stellen ’t Slavische ras, ja I Maar wij
bedoelen ’t Germaansche Europa
13 VI.
Onmiddellijk na het gesprek met den advocaat Bronk
reed Koert naar Wiesbaden om mijnheer Morris te
raadplegen. Deze heer was juist gereed om uit te
gaan en zijn gewone middagwandeling te doen, toen het
rijtuig van Koert voor het hotel stilhield. De heeren
ontmoetten elkander in de poort. De Engelsche advo
caat was in houding en stemming volstrekt niet veran
derd, maar Koert zag er uit als een gebroken man.
«Mijnheer Von Berghaupt, ik vermoed, dat ge mij een
bezoek wildet brengen.*
«Juist, mijnheer Morris! Ik wilde u spreken.*
«Zeer veel eer voor mij en ik verheug er mij zeer
over, ik zou verdrietig geweest zijn, als ik u niet
weer gesproken had.*
In de deur van de gezelschapszaal verscheen op dat
oogenblik de opperkellner. De heer Morris naderde
hem snel, beval hem in zijn kamer een diner op te
dienen. De advocaat bracht nu zijn gast naar de twee
de verdieping, waar hij een woon- en slaapkamer voor
het seizoen gehuurd had. De woonkamer had het voor
komen van de werkkamer eens mans, die altijd ijverig
aan den arbeid is. Processtukken, boeken en gedrukte
aankondigingen lagen in bonte afwisseling naast elkan
der. Koert gaf gehoor aan de uitnoodiging om plaats
Maar neen, ’t reuzenspel tusschen Blank en
Geel begint pas men ziet het voorspel nog maar
beginnen. De voorpost van ’t Gele ras is nog
slechts begonnen en dat met de reusach
tigste mogendheid van ’t oude Europa.
Van dit laatste moet men de beteekenis
vatten. Japan is niet begonnen met bv. tegen
Portugal te zeggen kijk eens, gij, zwakke Por
tugees, hebt daar in Zuid-China, in de stad
Macao een bezitting, die me lijkt. Japan heeft
niet tegen Nederland gezegd: Gij, Nederlan
ders, die zwak zijt, en verre van hier woont, gij
hebt in Insulinde een groot eilandenrijk, dat
een prachtig afzetgebied kan vormen voor onze
overbevolking.
Wij, Japanners, zijn eilanders en beschouwen
de door u indertijd veroverde eilanden als een
natuurlijke geologische voortzetting van de
eilandenwereld, die wij reeds bewoonden, toen
gij nog niet bestondt! Neen, Japan bond den
strijd aan met ’t reuzenrijk Rusland,
En dat niet alleen. Maar Japan is de aan
valler geweest.
’t Had kunnen zijn, dat Japan zich bijv, wel
geducht voorbereidde op een aanstaanden strijd
met Blanken, doch niet eerder begonnen was,
dan wanneer verdediging voor zelfbehoud dit
noodzakelijk maakte, ’t Had kunnen zijn, dat
de eeuwen oude hegemonie van de Blanken,
welks moderne zaken de Japanner zich juist
had aangeschatt, welks meerderheid ’t dus ken
de, vrees zou getoond hebben om met een zoo
sterke vertegenwoordiger van dat superieure
ras te beginnen.
Japan had dan, noodgedwongen, den strijd
kunnen strijden en bijvoorbeeld daarna ontwa
ren, dat die superieure Blanken toch eigenlijk
niet superieur zijn; en ’t had daarna brutaler
kunnen worden.
Doch neen Japan is de aanvaller geweest
en heeft daarbij tot nu toe getoond, de ferm-
ste te zijn. Op zee blijkt ’t niet alleen de
machtigste, doch ook de slimste. Wat heeft
Rusland op zee een leergeld reeds betaald! O,
als ’t nog eens beginnen mocht! Wat zou ’t
voorzichtig bij zijn schepen zijn! De eerste
dag erg verraderlijk van die gele dwergen!
werd de Russische vloot onverhoeds, (mis
schien onverwacht?) aangepakt en voorloopig
vleugellam geslagen, terwijl een verdwaald
liggende kruiser met een kleiner vaartuig in den
grond werden geboord. Later werden Rus
sische torpedobooten vernietigd en eveneens ’t
groote slagschip Petropawlowsk, (misschien door,
wat men noemt, eenons Japansch vernuft en een
k
JURANI.