t)
MET VALSCHE PAPIEREN.
SWR 8SEEK RS OISTREIEB.
In MaGedonië.
Woensdag 18 Mei 1904.
59e Jaargang.
ölTo. 40.
Uitgever: B. FALKENA Mzn., Singel, Sneek.
FEUILLETON.
t
Dit blad verschijnt WOENSDAGS en ZATERDAGS,
ABONNEMENTSPRIJS voor Sneek f 0,40 per 3 maanden,
franco per post f0,60.
Abonnementen worden te allen tijde aangenomen.
I
ADVERTENTIëN 4 cent per regel. Bij abonnement van 600
regels 3 cent en van 1000 regels 27» cent. Groote letters naar
plaatsruimte.
mama op. »Ik heb de eer niet, dien heer te kennen,
maai ik moet zeggen dat hij zjjn dankbaarheid jegens
de familie van wijlen den consul op zeer vreemde wijze
toont. Zijne verschijning hier in huis brengt ons allen
niets dan angst en zorg. Koert is geheel veranderd
sedei t mijnheer Morris invloed op hem uitoefent. En wat
moet men er van denken, dat hij door zijn invloed
mijn zoon op onbegrijpelijke wijze verwijderd houdt van
zijne jonge vrouw, de eenige dochter van den man, aan
wien hij zooveel te danken heeft?*
Met echt vrouwelijk instinct stelde de oude mevrouw
Von Berghaupt den Engelschen advocaat voor al het
gebeurde aansprakelijk.
De gevoelige Jane meende echter den afwezigen mijn
heer Morris te moeten verdedigen. Met roerende wel
sprekendheid verzekerde zij haar schoonmama, dat
mijnheer Morris een edel karakter bezat en alle vertrou
wen verdiende. Wambold had intusschen in den loop
van het gesprek begrepen, dat de verandering bij
Koert slechts den heer Morris te wijten was. Toen die
onderstelling door Jane bevestigd was, zeide hij:
•Er is veel duisters en onbegrijpelijks in deze zaak.
Alleen door flink optreden kunnen wjj den sluier ophef
fen; ik heb eenigen tjjd verlof bekomen en ben besloten
Koert te Wiesbaden op te zoeken. Zoowel met mijn
heer Morris als met mijn vriend zal ik een ernstig woord
spreken en ik hoop spoedig met Koert terug te
keeren.*
Beide dames waren in haar schik met dit besluit van
Wambold. Jane was wel gaarne met hem meegegaan,
maar zij waagde het niet daarvan te spreken. Erik was
weldra op weg naar Wiesbaden. Van de beide brieven
van James Gray aan den heer Morris had Jane niet
kunnen scheiden en Wambold had geen reden om ze
leslist van haar terug te eischen.
16 VIL
•Mijn papa wenschte echter dat mijnheer Morris een
geacht advocaat zou worden en verschafte hem de mid
delen om aan de academie te studeeren en verder alle
onkosten te bestrijden.*
•Een edele daad!* riep Wambold uit.
•Mjjn papa heeft veel van zulke daden gedaan, maar
niet altijd beleefde hij er vreugde van; menigmaal was
ondank zijn loon. Mijnheer Morris werd advocaat. Toen
ik te Londen bij tante Gray kwam, om mijn opvoeding
te voltooien, was hij reeds als zoodanig bij de hoogere
rechtscolleges te Londen werkzaam. Ik ben er trotsch
op, van hem te kunnen zeggen dat hij spoedig zjjn car
rière gemaakt heeft.*
Daarmede was in korte trekken het verleden van
den advocaat geschetst en voor Wambold het bewijs
geleverd dat de consul een zeldzaam edel mensch was,
aan wien de voormalige advocatenklerk zijn tegenwoor
dige positie in de maatschappij te danken had.
Wambold kwelde zich nu met de vraag, wat Koert
toch aanleiding kon geven om te schrijven dat van de
beantwoording der gestelde vraag zijn geluk of onge
luk afhing. En had Jane de vraag beantwoord op een
wjjze, die geschikt was om Koert geheel tot kalmte te
brengen?
>Die mijnheer Morris schjjnt bijzonder grooten invloed
op mijn zoon verkregen te hebben,* merkte Koerts
»Ik zal alles wel weer in orde brengen,* sprak hij tot
zichzelven, terwijl hij vol zelfvertrouwen op den straat
weg van Bibrich naar Wiesbaden voortstapte.
Op dien zelfden tjjd drentelde voor het postkantoor
te Wiesbaden een jonge man, die vol ongeduld wacht
te het was Koert von Berghaupt. Hij was bjj den
dageraad in een lichte, onrustige sluimering gevallen
en droomde dat Jane het handschrift niet herkend
had als dat van haar vader. Hierop snelde hy naar
mijnheer Morris en ontmaskerde hemtoen viel hjj
schreiende zjjn vrouw om den hals. Zjjn geest scheen
in verwarring geraakt door dien aangrijpenden droom.
Hjj kleedde zich aan en haastte zich naar het post
kantoor, om naar Wambolds antwoord te vragen. Hij
dacht er niet aan dat dit onmogelijk nog kon ontvan
gen zjjn. Toen de beambte aan het loket het betreurde,
hem geen brief te kunnen overhandigen, doch hem
troostte met het vooruitzicht op de volgende post, be
sloot Koert daarop te wachten en zoolang bjj het kan
toor heen en weer te loopen. Hjj vermoedde volstrekt
niet, dat Wambold zelf zou komen. Erik had immers
dienst Hjj keek op zjjn horloge. Het uur van wach
ten was eindelijk voorbjj. Hjj keerde naar het loket
terug en vroeg weer naar een brief. Alweer niets 1
Mistroostig keerde hjj zich om endaar stond Wam
bold voor hem.
>Koert, ik denk dat ie van mij wel geen schrifteljjk
antwoord op je vreemdsoortigen brief zult verwacht
hebben.*
De aangesprokene keek schuw in het rond en stond
verlegen.
•Laten wjj hier over niets spreken. Harteljjk dank
ik je dat je gekomen bent.*
Hjj bood zjjn vriend den arm en voerde hem weg.
»Naar mijn woning; daar kunnen wjj ongestoord
spreken.*
»In je woning
Von Wambold rukte zjjn arm los en keek zjjn vriend
in het bleeke gelaat.
>Ik zie, dat je in staat zoudt zjjn hier eene scène te
maken, Erik. Ik bid je, wees verstandig. Wjj zjjn
hier niet onbekend, zooals je misschien meent*
•Woon je misschien bjj mijnheer Morris?* vroeg
Von Wambold spottend.
Koert keek zjjn vriend weemoedig aan en antwoord
de na eenig peinzen
•Ik zie, dat ik je aan mjjn zorgen zal moeten laten
deelnemen, om een noodlottig misverstand tusschen
ons te voorkomen. Daar je mjjn beste en edelste vriend
bent, wilde ik je elke droefenis in deze aangelegenheid
besparen, doch nu zie ik dat dit niet mogeljjk is.*
Zwjjgend stapten de beide vrienden op het druk
beloopen trottoir naast elkander voort Zjj bereikten
het hotel en Koert geleidde zjjn gast naar zjjn een
voudige kamer.
•Ik zal je alles ophelderen,* sprak Koert, terwijl hjj
zjjn vriend den eenigen stoel in het vertrek aanbood.
•Ik moet dit wel doen, om geen gevaar te loopen als
waanzinnig te worden beschouwd. Hier op dit ellen
dige bed heb ik den nacht doorgebracht, maar mjjn
gedachten waren voortdurend bjj mijne vrouw en mjjn
vriend. Nu bid ik je, bjj alles wat heilig is, beant
woord mjj deze vraag: Heeft mjjn vrouw de beide
brieven herkend als door haar vader geschreven
•Je arme vrouw laat je harteljjk dank zeggen voor de
toezending der beide brieven. Je hebt haar daarmede
onuitsprekelijk veel genoegen verschaft. De brieven
zjjn door uw schoonpapa geschreven aan den heer Mor-
Voor hen, die ’t Oosten niet kennen, is Us-
kub een plotselinge, onvergetelijke openbaring
van deze landen van droomen en poëzie. Met
de slanke spitsen zijner twee en twintig mina
rets, vanwaar op de heilige uren de zangerige,
eentonige stem van den moslim psalmzingt;
met do massieve gebouwen zijner byzantijnsche
moskeeën; met de luchtige elegantie der da
ken van zijn Bazar en de geheel Aziatische
levendigheid zijner straten en straatjes, ver
schijnt Uskub geheel wit en badend in zon
licht, als een dier tooversteden van de •Dui
zend en één Nacht.*
In dien hoek van ’t Balkanschiereiland is
waarlijk iets anders dan Muzelmansche een
voud, iets anders dan een pittoresque toover-
stad, waar, vermoeid van ’t werkelijke leven,
versmachtend door ondervonden ontgoochelin
gen, de raenschelijke ziel zou willen uitrusten....
Daar is een atmospheer van gëheel an
der vurig, hartstochtelijk leven Men vindt
er, elkaar verdringende en knellende met al
het vuur van hun ras, verschillende volken,
elkaar vreemd, naar ’t toeval verbonden aan
Kruis of Halve Maan, en allen ongeduldig,
begeerig naar vrijheid, naar onafhankelijkheid
en ook naar heerschzucht
Men moet Uskub zien op een marktdag
een kermis, liever gezegd, want onze Europee-
sche markten kunnen geen idee geven van ’t
onbegrijpelijke heen- en weertrekken van ver-
koopers, koopers en koopwaren, die eens per
week in elke Oostersche stad bijeenkomen,
men moet Uskub zien, des Dinsdags, in Sep
tember en October bijvoorbeeld, om een weinig
te begrijpen van den verdeelden geest dier
kakelbonte massa, die zich als een rumoerige
zee beweegt
Achter zich latende de wijken van de Euro
peanen en de consuls, overschrijdt de beweeg
lijke menigte de brug van den Vardar, gaat
door de Slavische wijk, onverschillig voor de
herhaalde en dringende uitnoodigingen der
Bazar-kooplieden, zwaarmoedig neergehurkt op
de drempels hunner ledige afdakwinkeltjes
overschrijdt ook de helling, die leidt naar den
Konak van den gouverneur en naar de kazer
ne, en bereikt het plein, waar zij zich als een
olievlek uitbreidt.
Dien dag regelen Kruis en Halve Maan hun
ne verschillen en twisten slechts met klank van
piasters en ander geld; volkenen godsdiensten
komen hier slechts te handelen en alles gaat
vreedzaam.
Zelfs de soldaten hebben niet meer zoo’n
woest voorkomen en met een zelfde gevoel
van nieuwsgierigheid gaan Anatoliërs en Alba-
neezen uit hunne witte tenten en versmaden
niet als de sergeant hun den rug toekeert
eenige oplettendheid te schenken aan de schoone
Servische en Bulgaarsche dochters, die vroolijk,
hare kleine ezeltjes in draf, van de bovenstad
afdalen.
Een rijtuig, geëscorteerd door Tcherkessische
ruiters, gaat voorbijtwee koppen vol expres
sie, met verstandigen en zachten blik, ziet men
door 't portier, de eenen groetend, de anderen
toelachend ’t Zijn H. Excellenties Danish-
Effendis, vice-gouverneur van ’t vilayet Kosso-
vo, en Hamdy-Pacha, hoofd van den generalen
staf en aide de camp van den Sultan.
Op de borst van den eersten een grijs
aard met verwonderlijke levenskracht zit
o. a. de roöde roset van ’t Fransche Legioen
van Eer. Deze verdienstelijke, eerbiedwaar
dige grijsaard is oud diplomaat en voornaam
Turksch ambtenaar; bij zeldzame gaven van
geest en hart voegt hij een even zeldzame
smaak voor kunst en letteren. Zijn coquette
villa, gelegen bij de groote brug, is een museum
iy ’t klein. Hij spreekt vijf talen.
En generaal Hamdy-Pacha deze jeugdige
generaal is bekend als strategist en tacticus.
In den Grieksch-Turkschen oorlog maakte hij
zich beroemd door zijn buitengewone moed en
flinkheid. Terwijl wij dit schrijven is de ge
neraal, na met de bewaking der noordelijke
grenzen van Macedonië belast te zijn, speciaal
benoemd bij den generalen staf van Konstan-
tinopel; wel een bewijs van ’t groote ver
trouwen, waarmee zijn souverein hem versert.
Voegen wij er bij, dat deze patriotische sol
daat zich ook weet te herinneren.dat hij mensch
is en dat wij meer dan eens zijne humane,
rechtvaardige oogmerken moesten toejuichen.
Want meermalen mochten wij hem en zijne
mannen in hun werkkring nagaan.
Wat dit betreft, zeggen we een woord over
’t Turksche leger, waarvan de lijdzaamheid en
de krijgstucht de Albaneezen er buiten ge
laten, wel verstaan! ons boven allen lof ver
heven schijnen. Men weet den toestand van
den Turkschen soldaat: doorgaans vrijwilliger,
ongeregeld betaald, slecht gevoed, slecht ge
kleed, wordt hij bijna enkel door zijn onge
looflijken veerkracht onderhouden en die
In dit land, dat behoort tot Europeesch Tur
kije en waarover vooral de laatste beide jaren
zooveel is te doen geweest; dit land, door ver
schillende volksstammen bewoond, die ieder
hun eigen eerzuchtige aspiraties hebben; door
volken met verschillende godsdiensten, die te
gen elkaar indruischen; in dit land is in de
laatste maanden wat meer kalmte gekomen;
de beurtelings gespannen en minder gespan
nen betrekkingen tusschen Bulgarije en zijn
suzerein, den Sultan, schijnen thans vriendschap-
pelijker te worden en de Sultan heet zijn best
te doen, dat er pais en vree kan komen in de
verhitte gemoederen; van welke pogingen Enge
land beweert dat ze onvoldoende zijn, terwijl
Duitschland er lof voor over heeft.
We geven hier een brief weder van iemand,
die in Macedonië, en wel hoofdzakelijk in Us
kub, de hoofdstad van ’t vilayet Kossovo, ge
weest is:
Uitgeput, verpletterd door de enorme Turk
sche troepenzendingen, is de Macedonische op
stand nog slechts zwak en schijnt thans (deze
brief is van Januari j.l.) voor eenigen tijd in
een phase van kalmte te treden.
Het zou onjuist zijn, alleen aan ’t heerschen
van den winter de mindere offensive actie der
mannen van Boris Sarafof en Tzontcheff toe te
schrijven. Die bergbewoners zijn te robust, te
onvermoeid en te vastbesloten ook, om de wa
pens te laten rusten in ’t vooruitzicht van een
strijd in wind, sneeuw of onweer. Maar zij
hebben begrepen een eind te moeten maken
aan de guarilla’s, die hen noodeloos uitputten
den vorigen zomer, zonder dat zij Europa in be
weging konden brengen en zij weken voorloo-
pig terug voor de belangrijke Turksche strijd
krachten.
Dit is ten minste de indruk, dien wij kregen
tijdens een onderzoekingsreis in 't hart van
Macedonië.
Verblijven wij eerst eenige oogenblikken te Us
kub, de oude hoofdstad van den Servischen czaar
Dontchan, heden de voornaamste stad van
Kossovo en de residentie van den vali dier
provincie, van Z. Exc. Chakir Pacha.
Uskub is een aardig stadje van ruim 40.000
inwoners, bekoorlijk gelegen op twee begroei
de heuvels, waar tusschen majestueus en onre
gelmatig de Vardar loopt, de oude Axios.
veerkracht stelt hem in staat tot ’t onmogelijke,
want hij wordt gedreven door twee even on
weerstaanbare krachten: patriotisme en gods
dienst
Hoe vaak heb ik ze, die regelmatige troepen,
zelfs de redifs (ongeregelde tr.), zien ontvan
gen hun consigne des middags in den bran
denden zon, daar uren lang in blijven, soms
tot den volgenden morgen, zonder de minste
klacht te uiten, zonder water, zonder voedsel,
daar, waar een Europeesch soldaat onfeilbaar
zou neergevallen zijn door zonnesteek, vermoeid
heid of honger
Zulke voorbeelden zijn niet zeldzaam en zij
duiden, beter dan geleerde betoogen, op de
verwonderlijke energie, verborgen onder die
schijnbare lijdzaamheid en dat onverschillig fa
talisme van ’t Oosten, dat men meent steeds in
dichterlijken zin te moeten opvatten.
De waarheid is, dat dit Turksche leger, wei
nig aesthetisch te aanschouwen in zijn lompen,
in den strijd of zelfs bij kennismaking, beslist
mee valt.
Goed verstaan, wij spreken niet van de Al
baneezen, dat verfoeielijke redeloos ras van ban
dieten en moordenaars, waarvan de eenige
drijfveer is diefstal, plundering, moord, verkrach
ting of brandstichting en dat ’t Turksche leger
onteert. Maar spreken wij liever van die dap
pere Osmanen, van die flinke Anatoliërs (uit
Klein-Azië), zachte en vreedzame landbouwers,
die men vooral niet verwarren moet met de
Koerden, die Albaneezen van Azië!
Dezen, Anatoliërs en Osmanen, hebben recht
op onze geheele achting, onze geheele bewon
dering; de anderen mogen van beschaafde vol
keren slechts verachting en algemeene veroor-
deeling verwachten 1
Voordat de Turksche troepen de dorpen pas-
seeren, hebben de rebellen doorgaans de delica
te gedachte van »hun visitekaartje achter te la
ten*: hier een flinke brand, daar een gedyna-
miteerd station, wat verder een vernielde brug
en al doortrekkende, vinden zij overal
’tzelfde: een onzichtbare vijand, een spook-vij-
and, een vijand, die u brutaal overvalt zonder
waarschuwing!
De vlakten volgen op elkaar, de bergen vol
gen op de bergen Alleen de groote Sjar-
Dagh verspert den horizon met zijn machtige
kam. Van tijd tot tijd kan men halt houden
in een verloren gehucht, met vreemden naam,
Albaneesch, Grieksch, Servisch, Walachijsch,
‘k5sCi*
9
ure es ibtowiblad
I
I
l
I
OURANT.
63
•1