JIMS- EJ AIH'ERTESTIEBLAD
MET VALSCHE PAPIEREN.
De Leerplichtwet,
een echt Nederlandsche wet
ÏWR SM ES OISMEI
Zaterdag 21 Mei 1904.
59e Jaargang.
No. 41.
Uitgever: B. FALKENA Mzn., Singel, Sneek.
F E U I L L E T Ö"N.”
Dit blad verBchijnt WOENSDAGS en ZATERDAGS.
ABONNEMENTSPRIJS voor Sneek f0,40 per 3 maanden,
franco per post f0,60.
Abonnementen worden te allen tijde aangenomen.
hier
aan
17 VIL
Koert maakte een afwijzend gebaar met de hand.
.Goed wellicht stelt u daar later wel belang in.
Ik heb alzoo miss Gray zien opgroeien en haar zien
ontwikkelen tot een bloeiende maagd. Als ik niet
zooveel rekening had behoeven te houden met de
maatschappij, waarin ik verkeer, dan had ik haar zeker
mjjn hart en hand aangeboden. Doch ik zou mij zel-
ven als advocaat onmogelijk gemaakt hebben door een
huwelijk met de dochter eens mans, die door den
rechter veroordeeld was en die den beul in handen
moest komen. Juist daarom was het echter mijn stre
ven, haar geluk te verzekeren. Ik meende het mijn
plicht, haar aan een eenvoudig man uit te huwelijken;
aan iemand, die zich niet om de eischen der maatschap
pij bekreunde; dat mocht mij niet gelukken. Als
ik Jane Gray moet aanklagen, dan is het omdat zij
mjj van dit huwelijk volstrekt niet gesproken heeft,
ofschoon ik hier te Wiesbaden vertoefde; de reden van
dat zwijgen was, dat zij terecht moest vreezen, dat ik
nooit deze verbintenis zou geduld hebben.*
»Ge bekent dus nu, mijnheer Morris, dat Jane Gray
zeer goed wist hoe het met haar vader zou afloopen.*
Deze woorden van Koert klonken als een verwijt.
.Mijnheer Von Berghaupt, ik bid u, verschoon mij
van de beantwoording dezer vraag, omdat ik daardoor
in ’t bijzijn van uw geachten vriend een zwakheid zou
moeten bekennen, waarvoor ik mij de tweede maal wel
Wanneer wij de Leerplichtwet eene typisch
Neêrlandsche wet noemen in de bespottelijke
beteekenis van ’t woord, zeggen we, dunkt
ons, niets te veel. Met .typisch Nederlandsch*
bedoelen we hier saai, lijmerig, Jansalie-achtig,
zooals Nederlandsch is in de bespottelijke, in
de verkeerde beteekenis van ’t woord. We
bedoelen er mee, precies ’t omgekeerde van
wat zoo’n wet in Pruisen zou zijn Het stren
ge, het militaire, het dwingende, het kortbe-
rechtende, dat men bij onze .stramme* Ooster
buren aan zoo’n wet geven zou, mist er
geheel aan. En dat ligt ’m niet geheel
de wet, maar vooral aan de toepassing.
Typisch is ook de wet in de wijze, waarop
ze is tot stand gekomen. Met 50 tegen 49
stemmen werd ze door de Tweede Kamer aan
genomen en dan nog alleen door de afwezig
heid van één, ’t honderdste lid, van de afge
vaardigde voor Amersfoort, die op een wandel
rit juist te voren van zijn paard gevallen en
daardoor gewond was. Deze heer had den
kelijk tegen de wet gestemd en dan zou de
wet met 50 tegen 50 naar een welbekende
mand verwezen zijn.
We kunnen niet aannemen, dat dit paard
van den heer Schimmelpenninck zoo’n parle
mentairen kijk op den aanstaanden loop der
stemming had, dat het, als voorstander der
leerplicht, zijn berijder van de stemming te
gen ’t wetsontwerp wilde terughoudendoch
wel mogen we zeggen, dat deze wet de .echte
Nederlanders* hinderde in hun vrijheidsidee van
>we mogen in Nederland niet gedwongen wor
den.*
We leven in ’t vrije Nederland, heet ’t bij
velenwe zijn hier niet in Pruisen we willen
geen dwang! Prachtig geredeneerd!? Alsof
alle wetten geen dwingende kracht hebben en
veel meer en harder dwingen dan deze sim
pele leerplichtwet!
We willen ons hier niet mee doen kennen
als echte voorstanders der wet; we houden
ons steeds onzijdig. Doch we willen hiermee
zeggen, dat deze laatste reden voor hen een
reden was, die tegen dit nieuwe dwingen wa
ren, een reden om hun tegenstand door een
stokpaardje te motiveeren, terwijl ze er na
tuurlijk andere redenen van tegenstand op na
Omstreeks één uur na den middag stapte de man
met den witten cylinderhoed rustig voort op den
straatweg, die van Wiesbaden naar Bibrich leidt. Hoe
kalm zijn uiterlijk was, van binnen heerschte onrust.
Toen hij de villa van Koert in het oog kreeg bleef hij
staan, nam eenige brieven uit zjjn portefeuille en schik
te die naast elkander. Daarbij toonde hij een groote
oplettendheid voor het papier, waarop Koert aan zijn
vrouw haar afscheid gaf. Toen hij daarmede gereed
was, ging hij op het huis af en schelde aan. Toevallig
deed Koert’s oppasser de deur open. De man monsterde
den Engelschen advocaat met een wantrouwenden
blik.
ADVERTENTIëN 4 cent per regel. Bij abonnement van 500
regels 3 cent en van 1000 regels 2*/, cent. Groote letters naar
plaatsruimte.
hielden.
Men weet tcch, dat behalve van enkele libe
ralen, de tegenstand tegen deze wet kwam
van de zijde der .kerkelijke partijen*men
weet ook, dat deze partijen niet geheel »uni-
sone* tegenstemden en men weet, dat bijv, ’t
overleden lid dr. Schaepman ’t verkeerd, ’t
om zoo te zeggen benepen, klein vond, om uit
groote principes tegen deze wet te zijn.
Weer andere der tegenstemmers doch ge
noeg; we willen alles niet weer nagaan. De
wet is er gekomen en sedert bijna drie en een
half jaar in toepassing.
We zeiden zoo even, dat niet zoozeer de wet,
als wel de toepassing zoo echt Jansalie-achtig is.
Stel u de toepassing dezer wet eens op deze
wijze voor: Iedere jongen, door de politie op
straat aangetroffen, en er uitziende als vallende
in de leerplichtjaren, wordt onmiddellijk mee
genomen en ter schole gebracht. Iedere over
treding wordt onmiddellijk door een daartoe
benoemden rechter aangepakt; door bijvoor
beeld een zgn. politierechter, gelijk men in
Londen kent. Dus vandaag strafbaar verzuim
van de schoolbinnen een week kennis van de
straf; binnen een paar weken toepassing van
die straf.
Echt Pruisisch? Ja, ’t zal wel wezen! Maar
helpen zou ’t zeker!
Bekend is, dat minister Kuyper reeds dade
lijk na zijn optreden als minister een wijziging
der leerplichtwet op ’t oog had. Of de minister
dit nu bedoelde met louter leerplichtlievende
beweegredenen of niet, dit doet hier niets ter
zakedoch dat een wijziging in de werking der
wet heel goed zou zijn, is buiten kijf.
Heel aardig is op 15 Dec. jl. door den heer
Van der Zwaag in de Tweede Kamer over de
werking der leerplichtwet ’t volgende gezegd
.Wel is gewezen op de gunstige resultaten
van de wet, in de verslagen van 1901 1902,
en het is niet te ontkennen, dat de toestand
over ’t algemeen iets beter is dan vroeger,
maar men moet dat niet te hoog schatten. Als
men de verslagen nauwkeurig naleest, ziet men
trouwens, dat het niet zoozeer de wet zelve is
geweest, die gunstig heeft gewerkt, als wel de
schrik voor de wet, zoodat, nu de schrik er uit
gaat, men langzamerhand den teruggang vindt.
Ik kan tevens bevestigen, dat er streken zijn,
waar het schoolverzuim grooter is dan vóór de
Leerplichtwet, omdat de menschen op ’t lumi-
neuse denkbeeld zijn gekomen om per se gebruik
zal wachten. En terwijl ik dit zeg, opper ik de vraag:
Welk recht hebben wij, een vrouw te veroordeelen, die
voor den man, dien zij bemint, iets verzwijgt wat haar zjjn
achting en liefde zou doen verliezen? Is dat eigenlijk
geen daad van egoïsme, die zeer goed te verdedigen is? En
dan, mijne heeren, vraag ik: Mag de eerste steen op
zulk een dame geworpen worden door den echtgenoot,
die haar liefde in zoo groote mate verwierf?*
*De eer geldt bij den man meer dan het leven,*
antwoordde Koert opgewonden. »De eer heeft u weer
houden Jane Gray ten huwelijk te vragen; de eer is
het, die ons gebiedt in de allerlaatste plaats naar een
antwoord te zoeken op zulke vragen, hoewel ik de hu
mane zijde er van niet wil ontkennen.*
.Pardon, mijnheer Von Berghaupt, ik wierp deze
vragen alleen op in de hoop dat er misschien nög een
uitweg te vinden zou zjjn om het echtelijk geluk van
dit pas gesloten huwelijk te reddenIk laat hier niet
het verstand, maar het hart spreken. Ik kan en mag
niet vergeten, dat Jane Gray onder mjjne oogen is op
gegroeid.*
De oogen van den advocaat stonden droevig; hjj keer
de het gelaat af, als schaamde hjj zich over zjjn aandoe
ning.
.Een eerlijke kerel,* mompelde Wambold, die ook
aangedaan werd: »een doodeerlijke kerel.*
»A1 lijden wij daardoor nog zooveel, wjj mogen hier
niet naar de stem van ons hart luisteren. De eer gaat
boven het leven, mijnheer Morris,* sprak Koert met
bevende stem. »Ik verzoek u nog heden uw voorge
nomen bezoek aan Jane Gray te brengen.*
»Ik zal gaan en haar zoeken te bewegen om bedaard
in de scheiding te bewilligen.*
Wambold, die gekomen was om mijnheer Morris zoo
veel harde waarheden te zeggen, had tot dusverre onder
den overweldigenden indruk der feiten gezwegen. Toen
te maken van de zes weken, die de kinderen
des zomers vrij mogen hebben. Daar meenen
zij nu recht op te hebben en daarom maken zij
er gebruik van, ook al deden zij dit vroeger
niet.*
Over de werking dezer wet zouden we uit
eigen omgeving gemakkelijk een lijstje op
kunnen maken.dat den lezer zou doen uitroepen:
.Maar is deze wet dan een bespotting? Wordt
ze niet toegepast?* We zouden kinderen kun
nen noemen, die lang, zeer lang voor den ge-
oorloofden tijd de school voorgoed verlieten,
zonder dat zij of hun ouders er eenigszins moei
te mee kregen vanwege de leerplicht. Kinderen,
die maanden aaneen zoo en zooveel keer per
maand op de absentielijst onder de rubriek .on
geoorloofd verzuim* prijken, zonder dat ze er
eenig, of eenig noemenswaardig last van had
den.
We zouden ze kunnen noemen, die volgens
de volgende logica handelen: Als mijn jongen
daar en daar zoo en zooveel maanden in dienst
is, verdient hij zooveel dat de kleine boete (50
Nederlandsche centen) er gemakkelijk af kan,
die de heer kantonrechter ons oplegt.
Doch laten we iets ontleenen aan de inlich
tingen, die de Schoolcommissie te Amsterdam
over de werking van de wet over ’t laatste jaar
van Hoofden van scholen ontving:
»De ouders van een leerling zijn in September
tot een geldboete veroordeeld. Na dien tijd
zijn er 86 ongeoorloofde verzuimen, een tweede
oproeping van den kantonrechter laat nog steeds
op zich wachten.*
»Er blijven nog steeds gevallen bestaan van
langdurig verzuim, evenzoo van veelvuldig ver
zuim (ongeoorloofd.)*
Dit jaar is er slechts één veroordeeling uit
gesproken.*
.Het is voor de ouders geen geheim meer,
dat 13-jarigen, die voor ’t eind van den cursus
de school verlaten, door den rechter vrij wel
met rust worden gelaten.*
.Het laatste jaar neemt ’t verzuim iets toe,
doordat vele kinderen verzuimen, wier ouders
niet vervolgd worden, ofschoon ze reeds lang
in de termen vallen.*
.Een leerling verzuimde zes maanden; Vader
werd toen tot f 1 boete veroordeeld. De
leerling komt nu weer ter school, maar niet
geregeld.*
»In 1901, het jaar van de invoering der Leer
plichtwet, was het aantal verzuimen 6859, in
bijechter hoorde, dat de Engelsche advocaat naar de
beminnelijke Jane zou gaan om haar zulk een verplette
renden voorslag te doen, kwam zijn gemoed in heftige
beroering. Hij vroeg levendig:
.Maar Koert, zou je zelf niet naar je vrouw gaan om
haar mede te deelen wat zij weten moet?*
Koert schudde het hoofd en zeide:
.Wij mogen elkander niet weder zien! Haar schoon
heid zou mij doen vergeten, wat ik aan mijn eer ver
schuldigd ben. Ik ben niet zoo sterk als je misschien
gelooft; ik zou voor haar tranen kunnen bezwijken.*
Wambold sprong van zijn stoel op en riep uit:
»Het hart dreigt mij in de borst op te springen wegens
deze zaak! Al had die James Gray de geldmannen te
Londen als ossen geslacht, ik moet hem nageven dat
hij zijn grootste misdaad na zijn dood aan zijn kind be
ging-*
»Ja Erik!* bevestigde Koert, terwijl hem de tranen
langs de wangen biggelden, »die woorden moest men
op het graf van dien slechtaard griffelen!*
VIII.
1902 steeg dit tot 11700. In 1903 was ’t aan
tal tot 1 December 9521.«
.Een meisje uit de 6e klasse, leerplichtig tot
1 Juli 1904, verzuimt geheel moedwillig alle
schooltijden sinds 2 Februari. Van eenige ver
volging heb ik nooit gehoord.*
»Het is mogelijk, dat een kind een jaar
thuis of bij den baas is, vóór er een proces volgt.*
.Het bruto percentage verzuimen is toegeno
men na de invoering van de Leerplichtwet.*
.Vervolging traag, straf gering, resultaat
gering.*
.Het schoolverzuim op mijn school blijft on
rustbarend hoog, niettegenstaande de Leerplicht
wet. De 20 kinderen, die het meest verzuim
den hadden in 1903 samen 2200 absenties.
Wanneer op den duur het verzuim beter wordt,
zal dit niet zijn door de wet op den leerplicht.*
Aan deze verklaringen, door hoofden van
scholen gegeven, kan moeilijk gewicht worden
ontzegd. De werking van de Leerplichtwet blijkt
dus in de hoofdstad al zeer weinig te beteeke-
nen. Het schoolverzuim is zelfs van 1901 1902
tot op 19021903 gestegen. In laatstgenoemd
schooljaar bedroeg het op de scholen le klas
se (de scholen voor on- en minvermogenden)
niet minder dan 8,2 pCt.
Tot slot een paar vragen: Werkt deze wet
niet juist hinderlijk voor ouders, die altijd uit
volle ouderlijke bezorgdheid hun kroost naar
school zenden, maar mogelijk voorkomende
uitstapjes met hun kinderen thans steeds tot de
vacantie moeten verschuiven?
Wie ziet den onderwijzer op de vingers, die
»bij vergissing* een of meer absenten vergeet
aan te teekenen? Heeft de onderwijzer ’t niet
in zijn macht, voor leerlingen van twijfelachti-
gen aanleg de leerjaren te vermeerderen of te
verminderen door 't al of niet bevorderen naar
hoogere klassen? Ge zult zeggen, dat zal een
consciëntieus onderwijzer niet! Ge hebt gelijk,
maar
Kost ’t opvolgen der bepalingen van deze wet
aan de betrokken autoriteiten en personen niet
veel te veel werk? Is dus de eenvoud in plaats
van’t bureaucratische wel in toepassing gebracht?
Waar is de controle op ouders van verzuimen
de kinderen, die onware redenen van verzuim
opgeven? Waarom moet ’t niet de plicht der poli
tie zijn, in de leerjaren vallende kinderen, die
zich onder schooltijd op den publieken weg be
vinden, mee te nemen en zoo mogelijk in school
te brengen? En zoo voort!
.Mijnheer Von Berghaupt is niet thuis,* sprak hjj,
voordat mijnheer Morris nog een woord gezegd had.
»Ga mij aandienen bij mevrouw,* zeide de advocaat
en reikte zijn naamkaartje over.
.Sedert het ongelukkige oogenblik, dat ik me heb
laten verleiden om uw fooi aan te nemen, is mevrouw
ongesteld. Ge kunt uw geld terugkrijgen.*
Vast besloten schoof de advocaat den oppaser ter
zijde en trad het huis binnen, zonder een woord te zeg
gen. De bediende stond verbluft en durfde hem niet
terughouden.
Koert’s mama had zich in haar slaapkamer begeven,
om een middagslaapje te doen. Jane verwachtte elk
oogenblik, dat Von Wambold met Koert zou terug-
keeren. Daarom had zij een bad genomen en met
groote zorg haar toilet gemaakt, teneinde haar man zoo
onbeschroomd en lieftallig mogelijk te ontvangen. Geen
blik van haar oogen mocht hem laten vermoeden, wat
zij geleden had! Het bad had haar geheel opgefrischt.
Zij geraakte zelfs in een gelukkige stemming, zette
zich aan de piano en liet haar vingers over het klavier
glijden.
Op dat zelfde oogenblik stond mijnheer Morris in de
gang, besluiteloos aan welke deur hij zou aankloppen.
De tonen van de piano hielpen hem terecht. Hij
opende zacht de deur. Toen Jane omkeek, stond de
advocaat voor haar. Argeloos ging de jonge vrouw
hem tegemoet en bood hem een stoel aan.
.Is mijn man met u meegekomen?* vroeg zij den ad
vocaat in het Engelsch, terwijl zjj hem de hand toestak.
»Ik heet u welkom in mijn huis en hoop, dat ge voor
taan bij ons komtlogeeren, telkens als gein Duitschland
komt. Ik vernam dat ge mijn man een geheimzinnig
bezoek hebt gebracht. Ik moest eigenlijk boos op u
zjjn, omdat ge bij uw bezoek niet aan mij hebt gedacht.*
(Wordt vervolgd.)
i
)URANT