MEHhS- ES JlliERTESTIEBLAI) MET VALSCHE PAPIEREN. WOK SNEEK ES (IJ1STREEES. 59e Jaargang. Woensdag 1 Juni 1804. No. 44. Uitgever: B. FALKENA Mzn., Singel, Sneek. Friesche Vaarwaters. FEUILLETON. i Dit blad verschijnt WOENSDAGS en ZATERDAGS. ABONNEMENTSPRIJS voor Sneek f 0,40 per 3 maanden, franco per post f0,60. Abonnementen worden te allen tijde aangenomen. In ’t jaar 1507 begon men met ’t maken dier trekvaart reeds van Leeuwarden, kwam gereed tot Kingmastate en in 1508 tot Franeker. In 1640 werd dit werk verbeterd en doorgetrokken naar Harlingen. Ook met de Bolswardervaart werd toen reeds begonnen. de hulp der politie kon zij hopen haar man te vinden, maar kon en mocht zij tot dien stap overgaan? Zij ging in een hotel, schreef eenige regelen aan den heer Mor ris, om hem te verzoeken bij haar te komen, en liet het briefje door een hotelbediende bezorgen. Hoewel Jane geen juist adres wist, vond de bediende den advocaat spoedig en deze stond binnen een uur tijds voor Jane. Zij ontving hem ineen eenvoudige kamer van het hotel en verzocht hem te gaan zitten. «Mijnheer, ik ben naar Wiesbaden gekomen om mijn man te zoeken en ik heb u om een gesprek verzocht om van u te vernemen waar ik hem kan vinden,* begon zij. «Mijnheer Von Berghauptis uit Wiesbaden vertrok ken*, luidde het antwoord. Jane drukte de hand tegen haar boezem en vroeg nauwelijks hoorbaar: «En waarheen?* Met veel omslag ging de advocaat zitten; hij zette zijn pince-nez recht en zeide op een toon, die zijn leedwezen moest uitdrukken: «Ik weet het niet; mijnheer Von Berghaupt heeft daaromtrent niets gezegd.* «Wanneer hebt ge mijn man het laatst gezien, mijn heer Morris?* Eenige oogenblikken vóór zijn vertrek was hij bij mij in het hotel, waar ik woon. Uit het gesprek maak ik op, dat hij verlenging van verlof heeft gekregen en een groote reis wil doen. Toen ik bemerkte, dat hij over die reis niet gesproken wilde hebben, veroorloof- Zij waren allen met groote beloften en verzekering van onwankelbare vriendschap van haar heengegaan om den afgedwaalden Koert te zoeken en niemand was tot haar teruggekeerd. Mijnheer Von Wambold, Koert’s mama, mevrouw Von Reidersdorf en haar vriendinnen hadden zich vereenigd, zij hadden als het ware een bond gesloten om haar in haar leed ter zijde te staan en te beschermen en waar zijn zij gebleven? Toen zij heengingen was zij in een weldadige sluime ring geraakt. Zij sliep het overige van den dag en den geheelen nacht door en ontwaakte vroeg in den morgen. Zij was verkwikt en versterkt. Daar deed de kamenier haar de onbegrijpelijke mede- deeling, dat niemand teruggekeerd was van allen, die bij haar geweest waren. Wie kon haar dat raadsel op lossen? Zij had bet gedurende eenige uren beproefd en was daarbij in een doolhof van vermoedens geraakt. Zij dat het niet mogeljjk is.« Zij werd schaamrood en zeide na een poosje: «Ik zou nooit op die gedachte gekomen zijn, als mijnheer Morris niet beweerd had dat Koert een ander liefhad.* Vol ongeduld wachtten de dames intusschen op me vrouw Von Reidersdorf. Toen deze eindelijk kwam, reed het gezelschap omiddellijk af naar Wiesbaden. IX. In de kleistreken, die veel meer menschen konden voeden en ook van ouds door veel meer menschen bewoond werden, waren ook reeds eerder verschillende vaarten, die de voornaam ste plaatsen onderling en met de zee verbon den. De oorsprong dier vaarwaters is moeilijk na te gaan. Wel leest men in de oude kronie ken van ’t graven van vaarten, vooral door de kloosterbewoners. We willen ons hierin ook niet te zeer ver diepen, maar alleen zien, wat in lateren tijd door de bewoners werd tot stand gebracht. In vroegere artikels stipten we reeds aan, dat door ’t dichtslibben en droogmaken der Middelzee plaatsen als Leeuwarden, Sneek, Ijlst en Bolsward van zeeplaatsen in landstadjes ver anderden, terwijl Harlingen, Workum en Hin- deloopen daarentegen als zeeplaatsen bloeiden of begonnen te bloeien. We hebben in ons vorig artikel reeds aan- 20 VIII. De brief van Koert ging intusschen van hand tot hand en veroorzaakte een waren storm van verontwaardi ging bij de dames. Zooals wij weten, schreef hij daar in aan zijn vrouw de verpletterende mededeeling, dat hij haar nooit had bemind en een onoverwinneljjken afkeer voor haar gevoelde, waarom hij haar verzocht in een vrijwillige scheiding toe te stemmen. «Dat schreit ten hemel!* riep de barones Von Rei dersdorf uit. «Waagt Koert Von Berghaupt het, zul ke woorden tot zijn vrouw te richten? Al was hij waanzinnig geworden, dan was dit nog niet te par- donneeren.* «Ik ben besloten mijn zoon op te zoeken, en wel op dit oogenblik, vóór dat Jane mij daarvan kan terughou den! Na dit schrijven is het mij onmogelijk, hem we der tot zijn vrouw te brengen. Dat zou trouwens toch niet meer helpen, want hun huwelijksgeluk is vernie tigd. Maar ik wil mijn zoon mijn verachting toonen en mij dan voor immer van hem afwenden. Van dit oogenblik af reken ik dat ik nooit een zoon heb ge- u naar Wiesbaden. Uw schoondochter weet nog niets van onze komst; wij zullen haar rustiglaten liggen en rij den er op staanden voet heen!* Koert’s mama keurde dien voorslag goed, en daar de njtuigen stonden te wachten, besloot men daarin den tocht te ondernemen. Mevrouw Von Reidersdorf kon echter niet nalaten heimelijk de arme Jane een oogenblik te gaan zien. De jonge vrouw lag te bed; de kamenier stond voor haar en drong tevergeefs aan, dat zij een glas limonade zou nemen. Opdeteenen sloop de barones naar het bed; zij werd door Jane met een weemoedig glimlachje ontvangen. Op haar wenk verliet de kamenier het vertrek. «Ik weet alles, lieve vriendin,* fluisterde zij Jane toe, «maar in betrekking tot dien brief moet het ons een treurige troost zijn, dat uw man zeker onwel is, anders zou hij niet daartoe gekomen zijn.* «Wat betreur ik mijn zwakheid! In plaats van hier te liggen, moest ik naar mijn man snellen! Van alles, wat hij me schreef, meent zijn hart niets. Maar ik zal weer spoedig bij krachten zijn.* «Ik heb mijnheer Morris gezien, toen hij hier uit het huis kwam.* «Ik verzocht hem heen te gaan, maar ik vrees nu, dat ik daar verkeerd aan deed. Ik had moeten beden ken, dat hij hier kwam met een opdracht van mijn man, waarvoor ik hem toch dank verschuldigd was, doch ik behandelde hem met wantrouwen.* ADVERTENTIëN 4 cent per regel. Bij abonnement van 500 regels 3 cent en van 1000 regels 2*/, cent. Groote letters naar plaatsruimte. ■v het verkoopen van het hoogveen. 1) Sedert zijn er door ’t atsteken van het veen en ’t ver voeren daarvan met duizenden turfschepen, door de ontginning van de ondergronden en door ’t bouwen van huizen en schepen, tonnen gouds in omloop gebracht, de welvaart der ingezetenen bevorderd, flinke dorpen hebben zich ontwikkeld en de herschepping is tot stand gekomen van een oord, dat eeuwen lang als «een ledig capitaal en dood corpus* woest had gelegen. Lof komt daarom toe aan de wak kere ondernemers, doch vooral aan den eer sten ontwerper Augustinus Lycklama a Nije- holt, wiens naam men terecht in gedachtenis heeft willen houden door 't in 1848 nieuwge bouwde Compagnonshuis te Appelscha den naam te geven van Augustinus-state. Hiermede hebben we in ’t kort verteld, hoe de drie Compagnonsvaarten in Frieslands Oost hoek zijn ontstaan, samen een lengte hebbende van meer dan 20 uren gaans en hoe daardoor een deel van Friesland zooveel eerder dan ’t eerst in de laatste tijden zich ontwikkelende Oosten van Drente tot betrekkelijken bloei werd gebracht. Laten we hier nog aan toevoegen, dat eerst in de laatste tijden de 20 roeden lands door gegraven zijn, die volgens ’t octrooi de Drent- schc verbinding moesten tegenhouden en dus eerst in den laatsten tijd is ’t mogelijk uit de S milde-vaart door Appelscha in Friesland te komen. We zouden niet volledig de veenkanalisatie beschrijven, wanneer we de vaarten in West- Stellingwerf vergaten te noemen. Nadat de Staten vergunning 'hadden verleend tot het graven van drie vaartenuit de Tjonger naar Wolvega (1645) en uit de Linde naar Finke- ga en naar Noordwolde (1642), werd ook de groote uitgestrektheid heide en hoogveen tegen de Z.-O. grens aangestoken, afgegraven, met breede dwarsvaarten en wijken doorsneden en ten behoeve van den landbouw ontgonnen. Nog in 1782, toen Tjeerd en Marcus van He- loma eigenaren van deze veen-compagnie wa ren, ontvingen zij opnieuw octrooi, om uit de Compagnons-Vierdeparten-dwarsvaart, door de 1) Terwijl in 1827 dus de eerste spade nog in den grond moest worden gestoken, werkten er 20 jaren later des zomers meer dan 1000 personen in en voeren er jaarlijks 8000 a 9000 schepen door Olde- boorn en Gorredijk heen. Van Gorredijk tot Appel scha (8e vallaat) is ’t verschil in waterstand bijna 11 Meter. grens, tot in ’t Vleddersche veen te mogen opwijken. De reusachtige verbetering, die er in onze tijden, nog geen 20 jaren geleden, is tot stand gebracht door de kanaliseering en verbetering (door 't afsnijden van bochten) der Tjonger, zal ieder nog best heugen. Dat hierdoor een betere afwatering en daar door waardevermeerdering der landerijen ont staan is, behoeft geen betoog. In het Zuidelijk deel der grietenij Acht- karspelen, waar de monniken van Gerkeskloos- ter reeds vroeg turf groeven, welke zij langs de Oude-Veenstervaatt en door Munnekezijl uit voerden, werden de ondergronden in den om trek van Surhuisterveen omstreeks 1600 door een aantal Doopsgezinden meer ontgonnen en bebouwd, en werd er in 1648 een vaart gegra ven van daar naar het Kolonelsdiep, waaraan een dwarsvaart en ontelbare wijken werden verbonden. Evenzoo ontstond het dorp Rotte- valle door de verveningen, welke ook in de daarbij gelegen Folgera-venen bestendig wer den voortgezet. (1742.) Met recht kon alzoojhr. Vegelin van Claer- bergen in 1766 schrijven «dat door dit alles werd te weege gebracht, dat de geheele Oos- tersche zoom van onze provincie, die voor 150 jaar of daaromtrent nog t’ eenemaal on- vrugtbaar en met hooge Veenen bezet was, een cierlijke, vruchtbare en wélbevolkte Lands douw is geworden.* gestipt, hoe hertog George voor de vaarwa ters zorgde. In 1640 werd door de magistraten van Har lingen en Leeuwarden ’t plan ontworpen, om langs de vaart tusschen beide steden een be- puind trekpad aan te leggen, en in 1646 werd ’t volvoerd, wat niet enkel ter bevorde ring van een geregelde gemeenschap en ten behoeve van handel en scheepvaart van veel belang was, maar dit werk wekte ook op tot navolging. In ’t jaar 1647 wist Dokkum al léén een dergelijken trekweg langs de Ee naar de hoofdstad tot stand te brengen en de stad nam ook maatregelen tot het doen graven van een geheel nieuw kanaal met rijdweg van Dokkum langs Kollum tot Stroobos. Daar de uitvoering van deze groote onderneming afhing van ’t besluit der provincie Groningen, of deze ’t ontworpen kanaal wilde doortrekken van Stroobos naar de stad Groningen, vorderde de zaak niet spoedig. Onder begunstiging des Stadhouders werd zij echter van 1654 tot 1656 ter hand genomen en in orde gemaakt, waar door een flinke gemeenschap tusschen de beide provinciën ontstond. Laten we nog opmerken, dat reeds vroeger, in ’t begin van den 80 jarigen oorlog, door den Spaanschen landvoogd Caspar de Robles voor een betere watergemeenschap tusschen beide gewesten gezorgd was, zooals nog de naam Caspar-Roblesdiep of Kolonelsdiep, tus schen ’t Bergumermeer en de Lauwers aan duidt. Ook de steden Bolsward (1652) en Sneek (1662) sloten zich bij den trekweg van Leeu warden op Harlingen aan. Van Bolsward werd de trekweg verlengd tot Workum. Ja, zelfs zijn er octrooien verleend tot ’t graven van een vaart met trekweg van Sneek en Workum naar Stavoren, welk plan echter niet tot stand kwam. Aanzienlijke dorpen als Hallum, Rinsuma- geest, Kollum, (1648) en later ook Weidum (1688) trachtten zich tevens in ’t genot te stel len van zulk een verbeterd vervoermiddel door ’t aanleggen van zijtakken van hunne buurten naar de hoofdtrekvaarten. Nog werden octrooi en verleend tot 't graven van vaarten naar Twij- Slot. Werkelijk ving grietman Daniel De Blocq Lycklama a Nijeholt met de zijnen kort na het ontvangen van het octrooi den arbeid aan en werd de vaart met een scherpen hoek Z.-O.- waarts voortgezet over Donkerbroek tot nabij de Tjonger, waaraan een kapitaal van+ f80.000 werd ten koste gelegd. Doch nu deed er zich over de voortzetting van het werk een belang rijk bezwaar voor. Kort voor het ontvangen van het octrooi had de grietman een overeen komst aangegaan met de provincie Drente, welke had op zich genomen, de vaart te ver volgen van de Tjonger tot aan de grenzen of in de Witte Wijk. Sedert 1612 was in ’t landschap (Drente) aangevangen met de groote Smilde-vaartin 1767 had het landschap daarvan den eigendom bekomen; doch om de menigvuldige bezwaren van Overijsel ten aanzien der uitvaart van Meppel naar Zwartsluis te ontgaan, trachtte Drente nu langs ’t nieuwe kanaal afvoer door Friesland te bekomen. Dit mislukte natuur lijk tengevolge der bepaling van ’t octrooi, dat de vaart niet door de grenslinie mocht gegraven worden. Na lang uitstellen begon Drente omstreeks 1790 wel een geul of vaart te graven van de Tjonger naar Appelscha, doch ten gevolge der omwenteling bleef dit werk steken. Hoe ijverig ook de erven Ly cklama bij de verschillende opvolgende bestu ren op de uitvoering aandrongen, eerst in 1810 vernietigde koning Lodewijk hunne overeen komst met Drente, hen vrij latende, de onder neming op eigen kosten voort te zetten. Niet vóór 1813 konden de compagnons daaraan gevolg geven. In 1816 en 1817 werd nu de vaart met rijweg er naast voortgezet tot onder Oosterwolde en was zij in 1819 tot op de hoogte van Appelscha in ordedaarna werd zij tot op 20 roeden van de grens voltooid en is later met zijtakken uitgebreid. Tot bestrijding der kosten van deze verre weg grootste Friesche compagnonsvaart met bijbehoorende werken, waartoe wegens het rijzen van den grond acht verlaten (sluizen), benevens een duiker in de Tjonger en onder scheidene groote bruggen behooren, is van 1816 tot 1841 eene som van 120.000 gulden besteed, terwijl men in 1827 begonnen is met «Gelooft u, «Neen!* riep de barones uit, doch zij verbleekte. «Neen, dat is onmogelijk: dat is niet waar!* «O, ik dank u voor die woorden. Ik gevoel zelf ook, Toen vatte zij het besluit op, zelf Koert te zoeken. Jane sloeg een shawl om en ging alleen naar Wiesba den, met het voornemen deur aan deur naar haar man te vragen. Toen zij echter te Wiesbaden was, begreep zij dat haar besluit niet uitvoerbaar was. Alleen met «Zou u mij geen middel aan de hand kunnen doen, waardoor ik kan vernemen in welke richting hij vertrok ken isP* «Dat kan ik niet en ik zou het ook niet willen, me vrouw! Ik geloof dat het mijn plicht is u te verhinde- wier oogen vochtig werden. «Doch laten wij niet ver- j geten, dat mjjnheer Von Berghaupt nogal zwaarmoedig was en dat wij hem daarom met verschooning moeten behandelen. Als u het goedvindt, gaan wij allen met I IURANT.

Kranten in de gemeente Sudwest-Fryslan (Bolswards Nieuwsblad, Sneeker Nieuwsblad en Friso)

Sneeker Nieuwsblad nl | 1904 | | pagina 1