»W8- EJi ADVERTENTIEBLAD
MET VALSCHE PAPIEREN.
VOOR SM D OISTREffl.
I
59e Jaargang.
Zaterdag 4 Juni 1904.
No. 45.
FALKENA Mzn., Singel, Sneek.
Uitgever: B.
TIJDEN VAN VOORSPOED.
FEUILLETON.
Binnenlandsch Nieuws.
ef-
Si-
i
d
k
i
21
r
Dit blad verschijnt WOENSDAGS en ZATERDAGS.
ABONNEMENTSPRIJS voor Sneek f0,40 per 3 maanden,
franco per post f0,50.
Abonnementen worden te allen tijde aangenomen.
:te
«r
7el
en
et
en
in-
I
f'
ijn
de
en
ad
J
50
50
n-
ns
fd
>e-
Wanneer heb ik aan mijn man verzwegen op welke
manier hij den dood vond
Met bevende hand opende zij den tweeden briefdie
kwam van Koert’s mama. Deze brief was met bevende
hand geschreven hier en daar zag het papier er uit,
alsof er tranen op gevallen waren. Jane las
«Bij alles, wat heilig is, bezweer ik u geef Koert
«zijn vrijheid terugO, gij ongelukskind 1 Ik wil u
«alles vergeven, u elk oogenblik in mijn gebeden
«gedenken en den zegen des hemels over u afsmee-
«ken, maar geef mijn zoon de vrijheidAls ge wei-
»gert en een schandaal veroorzaakt, moet mijn zoon
»zich zei ven dooden. Zijn bloed zou over uw hoofd
«komen 1 Om vele redenen kan Koert de echtgenoot
«niet blijven van een vrouw, wier vader zulk een
«dood stierf!*
In denzelfden toon waren de overige brieven, afkom
stig van dames, die allen tot de intieme kennissen van
Jane behoorden. Alle brieven bevatten op de eene of
andere manier het verzoek, de bede of het verlangen,
dat zij zich van haar man zou laten scheiden. Alle
zinspeelden met verwonderlijke eenstemmigheid op den
dood van haar vader en lieten geen twijfel over of de
dames vonden dien dood weinig eervol. Het kwam
Jane voor, als waren al de dames haar vijandig ge
worden, om redenen, die haar een raadsel waren en die
men met zorg voor haar verborgen hielddoch allen
zochten haar van heur echtgenoot te scheiden. En
Koert bood die dames daarbij de hand, ja, misschien was
hij de ziel van alles«Koert, Koert, wat heb je ge
daan riep zij uit.
Vastberaden zette zij zich neer en schreef het vol
gende antwoord aan Koert’s mama
«Mevrouw
«Ik heb eene te goede opvoeding genoten, ik heb
ADVERTENTIëN 4 cent per regel. Bij abonnement van 500
regels 3 cent en van 1000 regels 21/, cent. Groote letters naar
plaatsruimte.
thans zijn zij, ten gevolge van het veelvuldig
onderling verkeer, naar het uitwendige meer
aan de Duitschers gelijk geworden; ofschoon de
vrouwen nog tot op den huidigen dag in klee-
ding en vooral in kapsels aanmerkelijk van de
vrouwen der naburige volken verschillen.
De Friesche landlieden overtreffen echter die
van alle andere Germaansche gewesten door de
beschaafdheid en ingetogenheid van hunne
gesprekken en manieren; door de pracht hun
ner huizen, de netheid en fraaiheid van hun
huisraad, de kostbaarheid en sierlijkheid hunner
kleeding en hun overvloed van zilver en goud.
Vandaar, dat de vrouwen op feestdagen zoo
danig van goud en zilver schitteren, dat het
moeilijk zou zijn, elders in de christenwereld
daarvan een dergelijk voorbeeld te vinden.
Zelden ziet men alsdan eene boerevrouw, die
niet met een zuiver zilveren of vergulden gor
del van groot gewicht is versierd.
Hierbij voegen de rijken, naar voorvaderlijk
gebruik, armbanden, en als borstsieraad gou
den en zilveren haken en platen van niet ge
ringe waarde. En dit alles betreft nog slechts
de vrouwen uit het volk. De adellijke vrou
wen zijn met nog zoovele andere gouden en
zilveren kleinoodiën van allerlei aard opgepronkt,
dat zij er meer mee beladen dan versierd
schijnen, hetgeen voor de Duitschers, die soms
Friesland bezoeken, een ongewoon en verma
kelijk schouwspel oplevert.
Ofschoon men gewoon is, aan de Friezen
eene woeste en onmeedoogende geaardheid
toe te kennen, openbaren zij die echter, zoo
men juist wil spreken, alleen ten opzichte van
hunne vijanden, en geenszins van allen zonder
onderscheid.
Door buitengewone mildheid, wellevendheid
en gastvrijheid overtreffen zij veeleer andere
volken. Vreemdelingen, onbekenden en be-
hoeftigen worden vaak vriendelijk ontvangen
en rijkelijk onthaald. Ook vieren zij talrijke,
ja bijna dagelijksche gastmalen, waarbij zij
echter, naar de wijze der Germanen, gewoon
zijn, zich meer dan betamelijk is aan de dron
kenschap over te geven. Zij bezitten een
soort van horens, van wilde dieren afkomstig
en van ontzettenden omvang, met goud of zil
ver beslagen, van welke zij zich bij hunne
maaltijden bedienen. Als zij aan tafel een an
der den beker toebrengen, zijn zij gewoon el
kander de rechterhand te drukken, waarbij de
vrouwen gewoonlijk nog een kus voegen. Dit
IX.
Tot haar groote verrassing vond Jane een groot
aantal brieven liggen. De kamenier zeide, dat die
brieven alle tegelijk door den brievenbesteller waren
bezorgd, zoodat men mocht gelooven dat ze alle ter
zelfder tijd geschreven en op de post gedaan waren.
Op staanden voet opende Jane den eersten brief, die
van mevrouw Von Reidersdorf kwam.
De inhoud luidde
«Ik beklaag u en uw treurig lot. Geen mensch
«zal u verantwoordelijk stellen voor de zaak waarop
«ik zinspeel en die ons allen met ontzetting vervult.
«Een ding wil ik u echter dringend verzoekengeef
«Koert von Berghaupt zijn vrijheid terug, bewillig in
«een echtscheiding en ga in stilte weer naar Enge-
«land terug. Als uw hart daardoor gekwetst wordt
de tjjd zal die wonde heelen. Zoo ge uw
«man slechts een oogenblik hebt liefgehad, bespaar
«hem dan een schandaal, dat den ondergang van zijn
«eer onvermijdelijk moet tengevolge hebben. Wij zijn
«niet boos op u, omdat ge op het rechte oogenblik
«aan uw man verzwegen hebt op welke ontzettende
«manier uw vader het leven verloor. Wij bekla-
«gen u.<
«De ontzettende manier waarop mijn vader het le
ven verloor?» riep Jane uit, en greep zich vast aan
de leuning van een stoel. «Hij stierf als een held
nen wijden aan zijn eigen belangen, die in de
onveilige oorlogstijden vaak verwaarloosd wer
den. Men legde zich toe op de verbetering
van landbouw en veeteelt, op de uitbreiding
van handel, fabrieken en handwerken. De steden
werden bloeiender en rijker, werden verfraaid
en vergroot en met aanzienlijke gebouwen en
nuttige inrichtingen verrijkt. Doch ook buiten
de steden, op ’t land ontwikkelden zich de buur
ten van vele dorpen; edelen en eigenerfden
bouwden of herbouwden staten, landhuizen en
soms kostbare kasteelen.
Die voorspoed had volgens een schrijver
dier dagen ook zijn schaduwzijde: «Neffens
dese verbeteringhe van het Landt, nam oock de
hovaerdye ende pracht in Klederen, Huysraet,
Bancquetten en alle kostelheyt ergerlijcke
overhant, ’t welck al te langhe waere in ’t kley-
ne te verhalen.”
Een tijd van voorspoed volgde ook op de
twisten der Schieringers en Vetkoopers. Deze
duurden ongeveer tot ’t eind der 15e eeuw;
daarna kwamen de beroerten onder ’t Saksisch
bestuur en de tijd van den Gelderschen invloed
en die van Groote Pier. Doch toen Friesland
in 1524 eindelijk voor goed onder ’t bestuur van
den machtigen Karel V kwam, begon de ge
lukkige tijd.
We vinden daarvan sprekende bewijzen in
de kroniek van den bekenden Worp van Tha-
bor. Van dezen schrijver is weinig meer be
kend dan dat hij zich naar zijn geboorteplaats
(Rinsumageest) Worp van der Geest noemt en
eerst monnik, daarna onder-prior, vervolgens
procurator en in 1523 prior was van ’t beken
de klooster Thabor, onder Tirns nabij Sneek,
waarin hij in 1538 is overleden.
Deze Worp van Thabor dan beschrijft het
Friesche gewest en geeft ook een schets over de
zeden en gewoonten, zooals die in ’t laatst van
zijn leven waren, als volgt:
«Terwijl ik den lof der Friezen te vermelden
en hunne zeden te schetsen wensch, verdient te
worden opgemerkt, dat de Friezen, hoewel zij
tot de Germanen gerekend worden, thans door
voorkomen, taal en zeden ten sterkste van de
overige Duitsche volken verschillen. Dat ver
schil bestond reeds bij onze vaderen, zoodat een
Fries, ver van zijn vadèrland verwijderd, al
leen daaraan gemakkelijk kon gekend worden.
De oorzaak hiervan meen ik daaruit te moe
ten verklaren, dat de Friezen eertijds weinig
omgang met hunne naburen hadden. Doch
wordt in geen geval onvoegzaam geoordeeld.»
Hieruit blijkt duidelijk, dat de Friezen tot
omstreeks ’t jaar 1530 een tijd van ongewone
weelde beleefden.
Dat ons gewest steeds een eigen stadhou
der had en zich niet onder den Hollandschen
stadhouder wilde stellen, moge een bewijs zijn
van der Friezen zin voor onafhankelijkheid; ’t
bewijst mede, dat men hier rijk genoeg was
om er een eigen stadhouder op te kunnen na
houden. ’t Moge ook nog uit de volgende cij
fers blijken. Ten tijde der Republiek waren
voor ieder gewest de aandeelen in de rijksbe-
lastingen vastgesteld. Van de 100 gulden al-
gemeene lasten betaalde Holland 58 gulden 6
stuivers en 4 penning, Overijsel 3 gld. 11 st.
en 5 penn., Gelderland 5 gld. 12 st. en 13
penn., Utrecht 5 gld. 16 st. en 7penn., Gro
ningen ook 5 gld. 16 st. en 7penn., Zeeland
9 gld. 3 st. en 8 penn., en Friesland 11 gld,
13 st. en 23/i penning. Drente betaalde 1
gld. boven de 100 gld. en Staats-Brabant en
andere deelen in ’t Zuiden werden als overwon
nen landen behandeld.
Uit deze opgave blijkt, dat Holland zeer veel
betaaldedoch Holland was ook ’t rijkst door
handel en scheepvaart." Friesland echter moest
meer betalen dan de overige gewesten’t geen
bewijst, dat men bij ’t vaststellen dezer getallen
Friesland als rijker dan die overige gewesten
beschouwde.
Later, toen de toestanden zich wijzigden en
de andere landgewesten vooruitgingen, werd
in Friesland veel geklaagd over te zware las
ten, waarin echter geen wijziging kwam.
Ged. Staten van Friesland hebben de instructien
van brug- en kettingwachters bij de provinciale bruggen
en kettingen, over de vaarwaters in de provincie, aan
gevuld met de bepaling, volgens welke op Zon- en alge
meen erkende Christelijke feestdagen de brug- of ket-
tingwachter niet gehouden is de brug te openen of den
ketting te laten zakken tusschen vm. 8 en des middags
12 uur en tusschen ’s namiddags 1 en 6 uur.
De Vereeniging van het Friesche Rundveestam-
boek heeft Woensdag haar 25-jarig bestaan herdacht.
De heer van Konijnenburg, die al die 25 jaren Secreta-
ris-Penningmeester was, ontving een groote gouden
herinneringsmedaille; Buis, de klerk van den Secreta
ris, werd een verguld zilveren medaille en f 100 vereerd,
terwijl aan den heer Wiersma, den afgetreden Inspec
teur, die 20 jaren dienst had, doch wien om gezond
heidsredenen eervol ontslag moest worden verleend,
een pensioen toegekend werd van 200 gulden ’s jaars.
wat.*
Jane reikte het schreiende meisje de hand.
«Blijf mjj getrouw, Marie, dan doe je genoeg voor mij!
Deze moeielijke tjjd zal zooveel te spoediger voorbijgaan,
naarmate wij dapperder zijn!»
Zij dronk een kop thee en nam de pen weer op,
thans om aan tante Gray te Londen te schrijven. Het
was haar echter niet mogelijk, de goede dame te be
richten, dat Koert haar verlaten had. Zij schreef alleen,
dat zij moeilijke dagen doorleefde, en verzocht haar
dringend naar Duitschland over te komen. Terwijl zij
schrééf sprong zij ontsteld op. Het was of de advocaat
door de kamer wandelde. De vrees, dat zij dien man
weder voor haar oogen zou krijgen, deed haar zoo ont
stellen, dat zij de nog aanwezige kamenier verzocht, den
oppasser van haar man te roepen.
De oppasser, wiens geweten nog niet gerust was,
kwam met een echt arme zondaarsgezicht bij zijn mees
teres.
«Je kent mijnheer Morris wel?*
«Ja, mevrouw!*
«Voordat mijn man van zijn reis terug is, wil ik dien
heer niet in huis hebben. Je zult dus zorgen dat hij
niet over mijn drempel komt.»
Het gelaat van den man straalde van vreugde, toen
hij dit bevel ontving. Daar werd juist gescheld. De
oppasser ging opendoen en kwam spoedig terug met
een brief uit Londen, dien de brievenbesteller hem ge
geven had.
«Dit Londen!* riep Jane verheugd, terwijl zij de enve
loppe open scheurde,waarop zij het handschrift van tan
te Gray reeds herkend had.
(Wordt vervolgd.)
In elke eeuw heeft men tijden van voorspoed
en van tegenspoed gekend. Ook ons gewest.
Soms kan men zich die tijden verklaren, soms
ook niet. Wanneer men de Friesche geschiedenis
doorbladert, vindt men reeksen van bladzijden,
die spreken van veeten, van voortdurende
twisten, zooals bijv, de tijden der Schieringers
en Vetkoopers in de 13e en 14e eeuw, tijden
Tan oorlog, van vijandelijke invallen en over-
heersching. Dat ’t in zulke tijden met de wel
vaart des volks magertjes geschapen stond,
behoeft geen betoog. En wanneer dan op
zulke kwade perioden weer vrij langdurige tijd
perken van rust volgden, kan men zich voor
stellen, dat de welvaart weer langzamerhand
kon toenemen.
Doch niet alleen de hiergenoemde oorzaken
belemmerden de voorspoed des volks; in oude
tijden brachten ook de menigvuldige overstroo-
mingen schromelijke ellende. Wanneer de
zwakke dijken weer bezwekén voor den ge
weldigen aandrang des waters, bleef soms ge-
ruimen tijd ’t land met ’t zilte nat overdekt
en hadden de overlevenden, die de tienduizen
den verdronken medeburgers beweenden, bij
dien rouw nog kommervolle tijden te doorwor-
stelen, waarin de bedorven akkers geen vruch
ten opleverden, ’t verdronken vee niet meer in
de weiden graasde en overvloed van melk, boter
en kaas gaf.
Soms echter heeft men tijden van malaise,
die afwisselen met tijden van voorspoed, welke
men niet zoo goed verklaren kan. Herinneren
we ons slechts de laatste dertig jaren. Eerst
heerschte er in ons land een voorspoed, die de
boeren weelderig maakte, die de huurprijzen
der plaatsen ongelooflijk in de hoogte bracht.
En welk een slechte tijd is daarop niet gevolgd
voor den boerenstand.
Bezitters van een aardig kapitaal zagen al
hun bezit vernietigd door de mindere waarde
der landerijen.
En hoe is in de laatste jaren weer langza
merhand vooruitgang gekomen!
Een gelukkige tijd was voor Friesland de
laatste helft van den 80-jarigen oorlog en de
jaren, die er op volgden.
Friesland genoot sedert de overgave van Gro
ningen in 1594 ’t voorrecht om, van het too-
neel des oorlogs verwijderd, zich rustig te kun-
»te veel liefde en goedheid van mijn ongelukkigen va-
«der ondervonden, dan dat zijn nagedachtenis mij
«niet heilig zou zijn. Naast mijn man is er niemand
«ter wereld, dien ik zoo van ganscher harte vereer als
«mijn vader. 0! dat gij hem toch gekend hadt,
«mevrouw! Hij dacht en handelde zoo edel en stierf
«als een held. Gij bezweert mij, dat ik uw zoon de
«vrijheid zal teruggeven, dat ik in een echtscheiding
«zal bewilligen. Maar, mevrouw, mag een jonge
«vrouw haar kind berooven van zijn vader? Ondanks
«uw »Neen!« op deze vraag, ben ik bereid van mijn
«Koert afstand te doen; ik zal mijn kind zijn vader
«ontnemenik zal mij in alle stilte van hem
«laten scheiden en mij in alles naar zijn ver-
«langen schikken, als Koert tot mij wil komen en
«mondeling de verklaring herhaalt, die hij mij door
«mijnheer Morris schriftelijk heeft laten bezorgen.*
Zij schreef nog een tweeden brief, namelijk aan me
vrouw Von Reidersdorf, en daarin drong zij nog sterker
aan om haar man te mogen zien en spreken. De
overige brieven liet zij voorloopig onbeantwoord.
Toen zij de beide brieven aan een bediende gegeven
had om ze op de post te brengen, nam zij rust op de
sofa; zij was afgemat.
Zij was nu alleen, uitgestooten uit den kring barer
bekenden, verlaten door haar beminden man. Mijnheer
Morris kon tevreden zijn over den goeden uitslag van
zijn werk.
Marie, de kamenier, kwam met een kop thee de kamer
binnen. De oogen van het goedhartige meisje waren
rood geweend.
«Mevrouw, blieft u een kop thee?»
«Heb je geschreid, Marie?«
«0, mevrouw, mijn hart breekt als ik u zoo zie lijden.
Ik zou zoo graag iets voor u doen, maar ik weet niet
Het was of de advocaat
•e vrees, dat zij dien man
stellen, dat zij de nog aanwezige kamenier verzocht, den
De oppasser, wiens geweten nog niet gerust was,
1
4
ie-
n-
1URANT