NIEUWS- EiN IIWEWNTIEBLAD
MET VALSCHE PAPIEREN.
ÏWIl SNEES EN «MEN.
Zaterdag 18 Juni 1904.
59e Jaargang.
No. 49.
Uitgever: B. FALKENA Mzn., Singel, Sneek.
FEUILLETON.
Over regeeringsvormen.
Nederland ten tijde der stad-
X.
Dit blad verschijnt WOENSDAGS en ZATERDAGS.
ABONNEMENTSPRIJS voor Sneek f 0,40 per 3 maanden,
franco per post f0,60.
Abonnementen worden te allen tijde aangenomen.
voerders onzer krijgsmacht waren.
Doch het volk, dat buiten alle regeering
stond, zag tot hen op als tot koningen en
meermalen werd door een stadhouder «de wet
verzet*, (zooals de term luidde,) als in stad of
gewest niet de door hem gewenschte regee-
ringspersonen zaten.
Eigenaardiger combinatie van vorstenregee-
ring en democratie, die geen democratie was,
heeft men zeker nooit gezien.
Doch zoo gaat 't doorgaans met bloeiende
republieken. De democratische regeeringsvorm
verbastert. In de Romeinsche republiek kregen
eindelijk slechts enkele der schitterendste fami
lies de macht, totdat eerst drie daarvan ft Eerste
en ’t Tweede Driemanschap) en later slechts
één (Cesar, Augustus,) de macht in handen
kreeg.
Is men zelfs in Amerika niet beducht voor
een herkiezing van denzelfden President der
republiek, omdat men voor diens almacht vreest.
cratisch over zich hadden, zou men zoo zeggen.
Maar deze op de regeeringskussens zittende
geslachten bevoorrechtten elkaar zooveel moge
lijk, hielpen elkaar in de regeering, maakten,
dat geen anderen er in kwamen en vormden
zoo een regeeringskaste, die zich geheel van
de andere standen afscheidde. En toch bleven
deze regeeringsfamilies burgerlijk. Zij namen
geen adellijke titels aan. Niettemin waren zij
zich ter dege van hun waardigheid en macht
bewust en bekend is bijvoorbeeld ’t volgende,
dat den toestand teekent: Er werd onderhan
deld over ’t sluiten van een huwelijk tusschen
een Amsterdamsche burgemeestersfamilie en een
lid van dep Franschen adel. Van Fransche zijde
werd eindelijk gevraagd, of de Amsterdamsche
burgemeester wel van adel was. «Van adel?<
gaf deze ten antwoord, «wij zijn de koningen
van ’t land En waarlijk, dit mocht met recht
gezegd worden. Men moet niet vergeten, dat
Amsterdam, ondanks de machtsgelijkheid, die in
de Republiek bestond, den toon aangaf. In
Holland was de handel, de rijkdom. Holland
betaalde ruim 58 percent van de rijkslasten en
kon dat best doenen van die 58 percent be
taalde Amsterdam de helft. Holland gaf daar
door den toon aan in de Republiekhad, om
zoo te zeggen, de hegemonie. En in Holland
was Amsterdam de groote baas.
’t Was dus zóó: In de Staten-Generaal (de
Hoog Mogenden) bracht ieder der zeven ge
westen (Drente had geen stem en Brabant en
Limburg werden als wingewesten behandeld)
een stem uit en ieder stem had evenveel waar
de. Maar de stem van Holland klonk het
luidst.
Ook in de gewestelijke staten van Holland
had Amsterdam slechts ééne stem van de on
geveer twintig, die konden uitgebracht worden.
Dus evenveel te zeggen als Medemblik of
Edam. Maar alweer, de Amsterdamsche stem
gaf den toon aan.
Ook hing ’t voeren van oorlog soms af van
de groote Amsterdamsche handelslieden, die
zich uitsluitend door hunne handelsbelangen
lieten leiden.
En bij dit ingewikkeld samenstel van regeer-
families, hield ons land er twee (later één) stad
houderlijke families op na, die in ’t buitenland
voor vorsten golden en ’t ook inderdaad wa
ren. De stadhouders waren slechts de gehoor
zame dienaren der Staten; in naam niets dan
dienaren, die in oorlogstijd ook nog de aan-
ADVERTENTIëN 4 cent per regel. Bij abonnement van 500
regels 3 cent en van 1000 regels 21/, cent. Groote letters naar
plaatsruimte.
dellijk werd hij bij deze dame toegelaten.
«Mejonkvrouw,* begon de advocaat, »ik kom op ’t be
paalde uur, maar ik verzeker u dat het mij moeite heeft
gekost om binnen den vastgestelden tijd gereed te zijn.*
«Mag ik u verzoeken plaats te nemen, mijnheer
vroeg zij, op een stoel wijzende. «Ik ben geheel van
streekde zaak van den armen Koert heeft mij den
geheelen nacht uit den slaap gehouden. Denk eens,
mevrouw Von Heidersdorf heeft mij dringend verzocht,
niets te doen waardoor de jonge vrouw gedupeerd kan
worden. In zekeren zin wenscht zij dus, dat ik Koert
aan zijn lot zal overlaten. Mag ik dat doen
«Ik ben de allerlaatste om de bedenkingen van zulk
een streng rechtvaardig oordeelende dame te gering
schatten. Ik sta zelf ook op het standpunt van me
vrouw Von Heidersdorf; ik zeg zelf, dat wjj nooit een
onwaarheid mogen zeggen, al konden wij daardoor de
grootste voordeelen behalen, maar aan den anderen
kant hebben wij rekening te houden met ons hart en
gemoed. De toestand is met weinige woorden getee-
kenddoor een kleine onwaarheid kunnen wij een bes
ten vriend redden, mogen wij nu onze strenge opvat
ting van rechtvaardigheid een weinig geweld aandoen,
of handelen wij edeler en beter als wij de waarheid
huldigen en kalm den hoopvollen jongen man zijn on
dergang tegemoet laten loopen?*
«Zeg geen woord meer, mijnheerIk blijf bij mijn
besluit en laat mij door niets daarvan afbrengen. Is u
bij Koert geweest?*
»Ik heb mijnheer Von Berghaupt in het hotel in
het bosch bezocht en moet erkennen, dat hij met
dankbetuiging instemde met het plan, dat hem voor-
loopig althans voor een schandaal wil behoeden. Hij
schreef onmiddellijk dit briefje, waarin hij u, jonk
vrouw Von Lauterer, in vertrouwen mededeelt dat
hij te Parijs is aangekomen en zijn intrek heeft geno
men in ’t «Hotel de l’Europe*, nabij het spoorwegstation.*
De jonkvrouw nam den brief en zag hem in.
Hij bevatte slechts weinige regelenkort en bondig
werd haar het bewuste bericht medegedeeld. Het ge-
heele Schrijven was zoo kort en bondig, dat de jonge
dame twijfelde aan het welslagen van haar pogingen.
Mijnheer Morris was echter overtuigd, dat haar pogen
zeker met succes zou bekroond worden. Hij had Koert
den brief gedicteerd en daarbij rekening gehouden
met de eigenaardigheden van Jane’s karakter. Bedaard
hoorde hij daarom de bezwaren van de jonge dame aan
en zeide toen
«Als de poging niet mocht slagen, dan kunnen wij
ons toch troosten met de gedachte, dat wij aan de plich
ten der vriendschap ten volle voldaan hebben. In de
eerste plaats zou het uw taak moeten zijn, gedurende ’t
gesprek de jonge vrouw terug te houden van een reis
naar Parijs. Stellig handelt ge goed, met Jane Gray
het adres van haar man te laten noteeren, maar laat
haar den brief in geen geval behouden. De grootste
moeilijkheid, aan uw zending verbonden is, dat ge te
doen hebt meteen uiterst geslepen vrouw. Zij verstaat
de kunst om in de oogen de zwakheden des
harten te lezen, en van die zwakheden maakt zij dade
lijk gebruik tot haar eigen voordeel. Die vrouw werkt
altijd achter het gevaarlijke masker van ingetogen
zedigheid. Op wegsleepende wijze weet zij zich tegen
over mannen voor te doen als eene vrouw die bescher
ming noodig heeft, en dat middel mist nooit zijn uitwer
king. Neem alle middelen te zamen, waarover de
dochter van James Gray kan beschikken, en voeg daar
bij haar eigenaardige, aangrijpende schoonheid als vrouw,
dan kunt ge eenigermate begrijpen, welk een gevaar
lijke tegenpartij zij is. (Wordt vervolgd.)
Wanneer men de verschillende wijzen wil
noemen, waarop volken en landen geregeerd
worden, namelijk de landen, waar reeds een
soort regeeringsvorm is gevestigd, dan verdeelt
men deze eerst in republieken en monarchieën.
In een monarchie is een vorst, die, met ze
kere macht bekleed, aan 't hoofd des rijks
staat. In een republiek ontbreekt zoo’n vorst.
Doch beide soorten van regeeringen kunnen
er nog heel verschillend uitzien.
Nemen we eerst de republieken. Deze kun
nen aristocratisch of democratisch zijn, al naar
de regeeringsmacht berust in de handen der
rijken, der aristocraten, of van de groote volks
massa, de democratie.
Deze beide vormen kunnen weer ontaarden.
Geraakt in ’t eerste geval de regeering in han
den van slechts enkele rijken, dan spreekt men
van oligarchie. Krijgt bij een democratische
regeering een klein deel van ’t gewone volk
door samenloop van omstandigheden de ge-
heele macht in handen, dan noemt men dit
ochlogarchie.
Natuurlijk kunnen deze regeeringsvormen
er nog op zeer verschillende wijzen uitzien.
Wil men een democratische republiek noe
men, dan noeme men Zwitserland, in vele op
zichten een ideaal-republiek. Het volk heeft
daar op allerlei wijzen de macht. De geheele
republiek is verdeeld in talrijke kantons, die
niet minder democratisch zijn ingericht dan het
geheel. En zoowel voor de geheele republiek
als voor de enkele kantons kunnen door volks-
referendums gewichtige besluiten worden ge
nomen.
Ook Frankrijk en Amerika zijn zulke repu
blieken, die echter, ondanks hunne democrati
sche instellingen, niet zoo bewonderenswaardig
ingericht zijn als de kleine Zwitsersche repu
bliek.
Wat was
houders
Ja, ’t is waar, een republiek. Doch een heel
eigenaardige. De macht berustte niet in han
den van adellijke familiën; ’t was dus geen
eigenlijke oligarchie, zelfs geen aristocratie,
die hier heerschte. En toch in de geheele
republiek berustte de regeering in handen van
slechts weinige familiesvan families, die uit
den gewonen burgerstand, doorgaans uit den
koopmansstand sproten; die dus niets aristo-
En ik zal wel oppassen, mijnheer, dat uw goudstukken
mij niet voor de tweede maal verleiden.*
De Engelschman peinsde een oogenblik en zeide toen
zeer bedaard:
«Zeg aan mevrouw Von Berghaupt, dat ik vandaag
naar Londen terugkeer en het ten zeerste betreur niet
persoonlijk afscheid te kunnen nemen. Mijn adres in
Londen is niet veranderd. Ook had ik gaarne verno
men of mijnheer Von Berghaupt reeds uit Parijs aan
zijn vrouw heeft geschreven maarlaat ik zwijgen,
dat helpt nu toch niet. Zeg vooral aan mevrouw, dat
ik haar een vriendelijk vaarwel toeroep.»
Zonder zich ontstemd te toonen keerde de advocaat
naar de koets terug en beval den koetsier naar Mainz te
rijden. De dienstvaardigheid van den huurkoetsier
was echter teneinde. Hij verklaarde dat de paarden
rust noodig hadden en te Bibrich gevoederd moesten
worden.
Mijnheer Morris deed zich gaarne voor als een hu
maan man; hij begreep dat de paarden rust noodig had
den en prees zelfs den koetsier, die liever zijn dieren
naar eisch behandelde dan een extra-belooning verdien
de.
«Rijd mij dan naar het stoombootkantoor te Bibrich,
dan zal ik met de boot wel naar Mainz terugkeeren,*
zeide hij.
Met de boot voer mijnheer Morris van Bibrich naar
Mainz. Daar nam hij bij de Houtpoort een huurrijtuig
en reed daarmee naar het huis van Mevrouw Von Lau
terer, een zeer rijke weduwe. De dochter van deze da
me was de dweepster, die zich in het hoofd had gezet
haar neef Koert te helpen redden uit de handen van
zijne vrouw.
Met een schijnvroom gezicht stapte mijnheer Morris
uit en liet zich bij de jonkvrouw aandienen. Onmid-
25
«Met genoegen neem ik dit aan, mijnheer, doch ik
moet u vooruit zeggen, dat ik niet lang kan blijven.
Ik heb den koetsier gewenkt om in te spannen.*
Mijnheer Morris scheen inderdaad veel haast te hebben;
hij bleef geen half uur in het hotel. Met een briefje
van Koert in de hand, stapte hij in het rijtuig en reed
rechtstreeks naar Wiesbaden terug.
Daar aangekomen, beval hjj den koetsier hem buiten
de stad naar de villa van den heer Von Berghaupt te
rjjden. De vermoeide paarden draafden den straatweg
naar Bibrich op en brachten den advocaat in een half
uur naar de schoone villa.
Mijnheer Morris stapte uit en schelde aan. De oppas
ser kwam opendoen. Deze man was nog niet vergeten,
dat zijn meesteres hem bevolen had den Engelschman
slechts binnen te laten wanneer mijnheer Von Berghaupt
van zjjn reis teruggekeerd zou zijn.
Hij had aanhoudend op den loer gelegen en vroeg
nu op brutalen toon:
«Wat verlangt ge?«
«Het is mijn gewoonte niet, aan een bediende mijn
verlangen mede te deelen,* antwoordde de advocaat
scherp. «Laat mij binnen en dien mij aan bij mevrouw
Von Berghaupt.*
«Mevrouw heeft ten strengste bevolen, u niet binnen
te laten, zoolang mijnheer niet van zijn reis terug is.
Dat in een rijk als Rusland, waar de vorst
als alleenheerscher regeert, deze vorst nog niet
almachtig is, behoeven we niet uit te leggen.
Behalve, dat de czaar zich bindt aan eigen wet
ten, moet hij te veel afgaan op de regeerings- of
familieleden, die hem omringen en is daardoor
bij al zijn macht vaak machteloozer dan menig
ander vorst of president.
Moet een vorst volgens een grondwet re-
geeren, dan hangt van zoo’n grondwet veel af,
deze kan veel of weinig macht aan een vorst
overlaten.
Veel hangt in monarchiën verder af van
den persoon des vorsten, veel ook van de ont
wikkeling en den geest des volks.
Men kan van sommige landen zeggen, dat
zij volgens de letter koninkrijken heeten, doch
volgens den geest van ’t volk republieken zijn.
De historische ontwikkeling van een land
doet hier ook veel aan toe.
Eigenlijk is in ieder land de toestand weer
anders.
Neem Engeland. In waarheid is dit een
koninkrijk. En ’t was van oudsher een konink
rijk, slechts een tiental jaren uitgezonderd.
Doch de koning heeft er zeer weinig macht.
En ’t is merkwaardig, dat Olivier Cromwell,
die ’t land een decennium lang tot een republiek
maakte, als hoofd dier republiek veel, veel
meer te zeggen had dan de meeste koningen
van dit rijk vóór en na hem.
Neem hierbij Noorwegen. Dit heet een ko
ninkrijk, doch is volgens de volksgeest een re
publiek. Een republiek dus met een erfelijk
presidentschap.
Neem ons eigen land. Is de macht onzer
vorsten eigenlijk niet zeer gering? Herinnert
ieder zich niet, dat een staatsman ’t woord
«ornament” bezigde?
Een voorbeeld, dat de historische ontwikke
ling van een staat, gevoegd bij een op den voor
grond tredende persoonlijkheid des vorsten, tot
eigenaardige verhoudingen aanleiding geeft, is
Duitschland.
Een voorbeeld, dat in een republiek een
president vrij wel een ornament is, zou men
Frankrijk kunnen noemen. In zulk een land,
en men kan er meer noemen, is de presi
dent weinig meer; hij moet er zijn, omdat de
grondwet ’t eischt.
Doch laten we ook de monarchieën eens
nagaan.
In een monarchie is een vorst, die regeert
of heet te regeeren. En hieruit zou men licht
de gevolgtrekking maken, dat zoo’n regeerend
vorst veel meer macht heeft dan een president,
die aan ’t hoofd eener republiek staat.
Laten we dadelijk zeggen, dat dit vaak zoo
niet is, dat ’t zelfs wel anderfeom kan zijn, vaak
andersom is.
Nemen we uit de geschiedenis onzen Stad
houder Willem III, die ook koning van Engeland
was. Terwijl deze heerscher, in wiens zwak
lichaam een buitengewoon krachtige geest ze
telde, in ons land alles naar zijn hand zette,
schoon hij als stadhouder slechts de dienaar
der staten van niet eens alle gewesten was, had
hij als koning van Engeland heel weinig macht,
zoodat men hem wel eens koning van Neder
land en stadhouder van Engeland noemde.
Men heeft vorsten, die als despoot alles in
hun rijk te zeggen hebben, die alleenheerscher
zijn; men heeft vorsten, die volgens door hen
zelf ingestelde wetten regeerenen men heeft
vorsten, die volgens een grondwet (constitutie)
regeeren. In ’t laatste geval spreekt men van
een constitutioneele monarchie. In de meeste
monarchieën is een erfelijk regeeringshuis. Doch
men heeft ook landen gehad, als bijv. Polen,
waar iedere nieuwe vorst gekozen moest
worden.
j
COURANT.