NIEUWS- ES mBmTBLil) MET VALSCHE PAPIEREN. VOOR 8JM BS WTMES. Woensdag 22 JTuni’1904. No. 50. 1 r 59e Jaargang.^’ Uitgever: B. FALKENA Mzn., Singel, Sneek. Het heerschende ras. FEUILLETON. Middellandsche- ras der Parijs te bren- Dit blad verschijnt WOENSDAGS en ZATERDAGS. ABONNEMENTSPRIJS voor Sneek f 0,40 per 3 maanden, franco per post f0,50. Abonnementen worden te allen tijde aangenomen. voor, met het werden Europeesche in er de onderge ef »Jane Gray, uit Londen, brengt mij in de treurige «noodzakelijkheid, haar eenigen tijd ter behandeling «in uw beroemd gesticht te plaatsen. Tevergeefs «heb ik elders genezing gezocht voor het lijden van «mijn geliefde vrouw. In haar gekrenkt gemoed «heeft zich een nieuw idee fixe geworteld, waaraan «zij zich met al het vuur van haar levendig tempe- «rament vasthecht. Op eens gelooft zjj nu gehuwd «te zijn met een Duitschen officier, zij verafschuwt «mij, enz. «Naar ik hoop, zal het mjj gelukken, mijn dierbare «echtgenoote op zachte manier naar Parijs te bren- «gen. Zoodra mogelijk vertrek ik van hier. Verdere «tijdingen volgen per telegram. «Met verschuldigde hoogachting, «F. Morris, advocaat, «Londen*. Toen hij dezen brief gereed had, maakte hij toebereid selen voor de reis naar Parijs. XI. Bij het lezen van den kalm gestelden afscheidsbrief van mijnheer Morris, gevoelde Jane medelijden met den advocaat. Zij zag in zijn onderwerping aan zijn lot iets grootsch. Na eenig peinzen meende de fijnge voelige jonge vrouw, dat hij haar een goed voorbeeld wilde geven, om zich ook in haar lot te schikken. Zij dacht aan Koert. Mocht zij van hem afzien? Kon zij dat doen? Neen, nooit! luidde het antwoord in haar binnenste. Al is Koert in den diepsten afgrond ge vallen, dan zal ik tot hem afdalen om hem te troosten, te redden, hem weder op te richten; maar hem verla ten, neen dat nooit. De jonge vrouw dacht er over, of zij den advocaat, na hetgeen er tussehen hen was voorgevallen, nog zou antwoorden op zün afscheidsbrief. Ja, zij zou hem een 26 X. «O, mijnheer Morris, ge maakt mij beangst, ik ben buiten mij zelve van verbazing. Ik heb menig uur bij haar doorgebracht en hield haar voor een goed opgevoede, zachtaardige, soms naïeve vrouw.* «Uit deze woorden blijkt, dat ge nog geen gelegen heid hebt gehad om in de eigenaardigheden van baar bestaan door te dringen. Het zit in Jane’s eigenaardig karakter, dat zjj altjjd het tegendeel doet van wat haar intiemste vriendinnen haar aanraden. Als ge haar dus tracht terug te houden van naar Pa rijs te gaan, als ge haar onder het oog brengt dat het in de gegeven omstandigheden beter is in een echtschei ding te bewilligen, dan zal zjj uw raad niet opvolgen; integendeel, dan vertrekt zij onmiddellijk naar Parijs, daarvoor sta ik borg.* Op deze wijze onderrichtte manheer Morris de jonge dame nog eenigen tijd verder en verliet haar toen, in de vaste overtuiging, dat het succes verzekerd was en Jane onmiddellijk naar Parijs zou vertrekken, zoodra zij Koerts adres zou weten. Alvorens naar Wiesbaden terug te keeren, wilde de advocaat nog een bezoek brengen aan den heer Vod Wambold. Aan diens woning gekomen, vernam hij echter van den oppasser, dat zijn meester een uur geleden met den spoortrein naar Wiesbaden was ver trokken. Thans wandelde hij naar het station en keer- meer de Chineezen, Japanners en Thibetanen. In ’t verleden hebben deze volken hunne lan den gesloten gehouden. (We laten hier buiten beschouwing de kortstondige Mongoolsche reuzenrijken, die voor eenige eeuwen als een wervelwind opkwamen, een groot deel van Azië en zelfs een deel van Europa veroverden, doch ook weer verdwenen.) Groote massa’s volk met een oer-oude be schaving, een verfijnde beschaving, zijn sedert eeuwen opgehoopt in de achttien provinciën van eigenlijk China en in Japan. Doch de Euro peesche handelaars werden zooveel mogelijk geweerd en eerst in de 19e eeuw konden oorlo gen China en Japan dwingen tot ’t openstellen van hun land voor den op winst belusten blanke. Ziende, hoe ze moesten bukken voor de oorlogsmiddelen, die de Europeesche beschaving uitvond, waren de Japanners er haastig bij, zich de Europeesche beschaving, doch vooral hunne oorlogsmiddelen aan te schaffen. De groote Chineesche menschenzee kwam minder spoedig in beweging. Doch nu komt ’t groote verschil tussehen de Chineeschen (en Japanners) en de andere rassen, waarmee de Europeanen in aanraking kwamen: Terwijl deze andere rassen het gees telijk overwicht der Europeanen beseften en er door ten ondergingen of er hun vrijheid door verloren, hebben de staart- en de dwergmen- schen dat geestelijk overwicht nooit gevoeld. Integendeel, de lieden van het Hemelsche rijk en van de Rijzende Zon beschouwden zich zelf als hoogerstaande, ’t geen blijkt uit de wijze, waarop zij de Europeanen behandelden; deze was steeds vernederend voor de blanken en wel zoodanig, dat alleen de zucht naar winst die behandeling kon doen verdragen. Nu hebben de Japanners in ongelooflijk kor ten tijd zich de Europeesche oorlogsbeschaving aangepast en bij al hun respect voor die oorlogsbeschaving, die zij begrepen, zoo spoedig mogelijk ook te moeten bezitten, kregen zij toch geen idee van een zedelijk of geestelijk of in tellectueel overwicht, of welk overwicht dan ook van den blanke. Men moge gedacht hebben, dat den Japan ners een ongewettigde hoogmoedswaanzin be zielde, hun nationale trots is thans reeds vol doende gewettigd gebleven. En zoodra de Chineesche reuzenmassa ont waakt uit zijn dommeling van vooroordeelen tegen ’t Europeesche, zullen de staartmenschen ADVERTENTIëN 4 cent per regel. Bij abonnement van 500 regels 3 cent en van 1000 regels 21/» cent. Groote letters naar plaatsruimte. De Negers in Afrika werden de slaven der blanken, gelijk zij de slaven waren en nog grootendeels zijn van hun eigen vorsten. Zullen de negers verdwijnen ’t Schijnt van niet. Bij uitstek zijn de Negers geschikt voor ’t tropische klimaat. De Europeaan doorzocht de geheele wereld, veroverde landen in alle klimaten, dcch acclimatiseerde zich niet in de tropen. De Negers zagen den blanke komen, belust op rijkdom, zoekende naar goud, naar ivoor, naar meer kostbare zaken, om daarmee terug te keeren naar zijn eigen land. De Negers toonen ook genoegzame vrucht baarheid om niet als ras te verdwijnen. Opmerkelijk is ’t ook, hoe de zwarten, die bij ontzettende massa’s als slaven naar Ame rika werden gevoerd, om daar voor den blanke goud en zilver uit de mijnen te halen; hoe zij in Noord-Amerika als afzonderlijk ras bestaan bleven, van 't slavenjuk verlost werden en, levende onder de verachting en den haat van den Yankee, toch toenemen in aantal en leven in de beschaving hunner haters en verachters. In de andere deelen van Amerika vindt men ze nu eens onvermengd, dan weer verbasterd met anderen, ook met Roodhuiden. De RoodhuidenTreurig voorbeeld van een verdwijnend ras 1 Toen de Europeanen Ame rika ontdekten, vonden zij dit groote werelddeel bewoond door de koperkleurige Indianen. In Noord-Amerika, in Midden- en in Zuid- Amerika, overal ’t voor dien tijd onbekende ras. Ja, ’t is waar, vóór de beroemde reis van Columbus had men opgemerkt, dat de zee soms lijken aanspoelde van een onbekend menschen- ras; doch gezien had men het ras nog niet. (De tocht der Scandinaviërs naar Ijsland, Groen land en nog verder, die lang voor Columbus geschiedde, laten we onbesproken). En dit koperkleurige ras bleek ook zelf voor beschaving te kunnen zorgen. Immers, in Mexico en in Peru vond men daarvan de on weerlegbare bewijzen. En toch is dit ras reeds van de eerste tijden af, dat de blanken bij hen kwamen, begonnen te kwijnen. Eerst werden de Roodhuiden ge dwongen in de mijnen te werken en toen zij hier niet geschikt voor bleken, door Negerslaven vervangen. In Noord-Amerika werden de Angelsaksers ’t volk, dat zich van de blanken de hegemonie verzekerde, dat de andere Euro peesche volken in zich opnam. De Roodhuiden hielden echter in de binnen brief zenden en daarin uiteenzetten, hoe zij haar heilige verplichtigen jegens haar echtgenoot opvatte. Nauwelijks had zij echter de pen in de hand genomen, of zij verviel in zwaarmoedige gedachten en liet de pen rusten. De oppasser had alles medegedeeld wat de advocaat gezegd had toen hij toegelaten wenschte te worden. Zij bleef kalm, toen zij vernam dat de advocaat be weerd had dat Koert te Parijs vertoefde. Misschien omdat zij aan alles twijfelde, wat mijnheer Morris zeide of liet zeggen. Nu dacht zij weer aan die bewering. Een Duitsche officier te Parijs! dat scheen haar iets onmogelijks. Maar had Koert haar dan niet geleerd, aan het onmogelijke te gelooven? Daar kwam de kamenier binnen en zeide dat de jonkvrouw Von Lauterer haar wenschte te spreken. «De dame wacht in de voorkamer, mevrouw.* Jane kleurde vluchtig, toen zij dit hoorde. Zij trad voor den spiegel, om haar toilet te zien, en zeide toen: «Ik heb het voorkomen van een treurende vrouw, maar ik heb geen reden om mijn droefenis voor de men- schen te verbergen, en allerminst voor de bloedverwan ten van Koert. Laat de jonkvrouw binnenkomen.* Staande ontving Jane de boodschappen van den advo caat. Met een zwaarmoedig pijnlijk glimlachje nader de zij de jonge dame en wilde haar de hand geven, maar deze vermeed met zichtbare angst de hand van Jane aan te raken. Zij gruwde er blijkbaar van, de hand van de dochter eens moordenaars te drukken. Jane verbleekte en trad terug. Als een schoone zondares stond zij nu voor de jonkvrouw Von Lauterer. «Ik kom eigenlijk namens mevrouw Von Reidersdorff en de mama van Koert von Berghaupt,* sprak de jonk vrouw die bij de deur bleef staan. de met den trein naar huis terug. Den avond van dezen dag besteedde Morris aan het schrijven van eenige brieven. Den eersten brief richtte hij aan zijn gemachtigde te Londen. Hij deelde daarin mede, dat zijn gezondheids toestand bedenkelijk was en dat hij zich op bevel van den dokter van alle beroepsbezigheden moest onthou den. Hij had den raad gekregen verandering van lucht te zoeken en was daarom voornemens naar Frankrijk te gaan, en wel naar Parijs. Waarschijnlijk zou hij daarom zjjn volgenden brief uit die stad dateeren, enz. enz. De tweede brief was bestemd voor Koert. Kort en bondig schreef hij daarin, dat hij wegens dringende zaken te Londen, zijn reis geen minuut langer kon uit stellen. Aan het slot van dit beknopte schrijven druk te hij den wensch uit, dat de heer Von Berghaupt een vriendelijk aandenken aan hem mocht behouden enz. Een derden brief richtte hij aan Jane Gray. Hij nam van haar formeel afscheid voor eeuwig. Uit de weinige regelen sprak geen zweem van bitterheid of wrok. Hij wenschte haar geluk en zegen op haar verderen levensweg en vroeg vergiffenis als hij haar soms ooit gekrenkt mbcht hebben. Thans legde hij de pen neder en zat een poos te peinzen. Op eens stond hij op, opende een grooten koffer en nam daaruit een fraaie brochure. Het boekje was niet meer of minder dan het prospectus van het particuliere krankzinnigengesticht van professor Fran cois Gispert, in de Rue St.-Martin te Parijs. Aan dezen professor schreef Morris den vierden brief, luidende: «Den hooggeleerden heer Prof. Dr. Francois Gispert, Parijs.» «Hoogedele heer! «De toestand van mijn teedergeliefde vrouw, geboren landen reusachtige terreinen over, waar zij hun jagersleven voortzetten. Doch de blanken drongen steeds verder op; d>or landverhuizing vermeerderde hun getal sterk en de rooden zagen hunne jachtvelden bezet door landbou wende blanken. Al kleiner werden die jacht velden en in wreede gevechten moesten de rooden ’t onderspit delven. Waarom moet dit roode ras, dat toch een flink ras was, in Noord- en misschien in geheel Amerika en daarmee van den aardbol verdwij nen? Was ’t, omdat zij niet van jagersvolk in landbouwersvolk wilden veranderen? Was 't vuurwater der blanken er de oorzaak van? Doch nog duidelijker is de verdwijning van het Australische ras merkbaar geweest. Nau welijks een eeuw trokken de blanken naar Nieuw-Holland, naar Tasmania en ook naar Nieuw-Zeeland, en als sneeuw voor dè zon verminderde ’t Australische ras; thans is ’t reeds lang van Tasmanië verdwenen en ook op Nieuw- Holland is ’t bijna uitgestorven. Doch jammer is ’t misschien niet. Deze Australiërs stonden weinig boven ’t redelooze vee. Jammerder is, dat ook de Maori’s, een flink volk op Nieuw-Zeeland, niet tegen de aanraking met den blanke kunnen. Tot nu toe hebben we de Europeanen al leen aangetroffen tegenover mindere volken, die ’t intellectueel, geestelijk en zedelijk over wicht der Europeanen gevoelden. We kunnen constateeren, dat de Europeanen bijna heel Amerika tot hun volksgebied maak ten. Verder moeten we nog andere deelen der aarde noemen, als Zuid-Afrika, die een blank taal- en volksgebied werden. Nog moeten we hier bijvoegen, dat de Rus sen de geheele Siberische laagvlakte met aan grenzende bergstreken voor ’t Slavische ras wonnen. In vier eeuwen tijds hebben dus de Euro peesche stammen der Middellandsche-Zeevol- ken hun taal- en volksgebied minstens ver vijfvoudigd. Doch nu komen we aan de verhouding in verleden, heden en toekomst tussehen ’t blanke en ’t gele ras. Tot ’t gele ras, of liever tot de Mongolen behooren ook verschillende kleine volksstam men in Europa, behooren ook de Turken. Doch met ’t eigenlijke gele ras bedoelt men Terwijl thans de oorlog woedt tussehen ’t groote Slavische rijk, dat zich uitstrekt van de Weichsel tot den Amoer, van de Witte tot de Zwarte zee, van de Oostzee tot den Stillen Oceaan, tussehen dit reuzenrijk en het gemoderniseerde Japan; een oorlog over de vraag, wie van beide rijken een goed deel van ’t Verre Oosten zal beheerschen terwijl men met bewondering de voorbeelden van moed, van onverschrokkenheid en doodsverachting leest, die aan beide zijden getoond wordt; ter wijl men met verwondering de durvende krijgs tactiek ziet van een volk, dat zich pas de krachtmiddelen der moderne Europeesche be schaving heeft toegeëigend; terwijl men daar entegen ook de noodelooze offers aan bloed en leven, geld en gezondheid betreurt, die aan beide zijden gebracht wordenterwijl men ook vooral ’t weinig hoop op een vredestoekomst gevende feit ziet, dat juist de man van het Vredescongres, dat juist de Czaar in een reu zenoorlog gewikkeld is; terwijl men met be langstelling de kansen van beide oorlogvoe renden op de overwinning volgt, krijgt men ook tal van andere gedachten, door dezen oorlog opgewekt en er mede in verband staande. Vooreerst over de kwestie van rasheerschappij. Tot nu toe hebben we ons niet anders kun nen voorstellen dan een overheersching van ons eigen ras, ’t blanke rasdus van ’t Euro peesche deel van ’t Zeevolken. En daar is reden Alle volken, die aanraking kwamen, schikten van, werden ge-europeaniseerd, werden geknecht of verdwenen. Hoe ging ’t toch in verschillende deelen der aarde De Nederlanders en andere Europeesche volken verschaften zich de heerschappij over de Maleiers, die zich gedwee leerden schikken onder ’t vreemde juk. De Hindoes kwamen op gelijke wijze onder ’t juk der Engelschen, die zich sedert meer dan een eeuw van de heerschappij over dit volk van bijna 300 millioen zielen verzekerd heb ben. Doch beide volken bleven bestaan en groei den in aantal. OURANT

Kranten in de gemeente Sudwest-Fryslan (Bolswards Nieuwsblad, Sneeker Nieuwsblad en Friso)

Sneeker Nieuwsblad nl | 1904 | | pagina 1