IET VALSCHE PAPIEREN. NIEIWS- ES IIIÏMSTIBBLAII W SJEEE ES miMEJ. 59e jaargang. ZaterdagSB Juni 1904. Over Stedenbouw. FEUILLETON. Uitgever: B. FALKENA Mzn., Singel, Sneek. Reeds in 1248 uitbreiden (Wordt vervolgd.) Dit blad verschijnt WOENSDAGS en ZATERDAGS. ABONNEMENTSPRIJS voor S n e e k f 0,40 per 3 maanden, franco per post f0,50. Abonnementen worden te allen tijde aangenomen. .Mijnheer,* zeide hij tot de beambte, »ik ben zeer vermoeid en zou in mijn coupé gaarne tot Parijs wil len slapen.» Bij dit echt Engelsche verzoek vertrok de beambte geen spier van zijn gelaat, maar maakte een beleefde buiging. »Ik zou u daarom willen verzoeken, gedurende de reis voor mjjn echtgenoote te zorgen. Zij zit in de wacht kamer eerste klasse op het vertrek van den trein te wachten. Opdat zij mij niet stoort, wenschte ik wel dat zij in twijfel was of ik meereis of niet?' De advocaat haalde twee goudstukken uit zijn beurs en duwde die den conducteur in de hand. »Als dit geld niet voldoende is voor alle uitgaven ter verzorging van mijn vrouw gedurende de reis, dan hebt ge slechts te spreken. In Weissenburg laat ge haar een kop heete melk brengen en daarbij gebraden kastanjes, wijndruiven en beschuit. In Chalons moet haar thee gebracht worden. Doe nu een coupé voor mij open, knip mijn kaartje en laat mij verder met rust; ik ben zeer vermoeid en wensch te slapen. Zeg niet aan mijn vrouw dat ik in den trein ben.» Een oogenblik later zat de advocaat op de zachte kus sens van een coupé eerste klasse, waarvan de gordijn tjes dicht waren. Hij dacht aan Jane Gray. »Nu behoort ze aan mij,* mompelde hij. »Zij gaat met mij naar Parijs; nooit laat ik haar weer van mijn zijde. Al haar wenschen zullen vervuld worden, be halve dien eenen: naar Koert von Berghaupt terug te keeren; dat is onmogelijk. Hij is nu gestraft, omdat hij de hand naar Jane Gray durfde uitsteken. Jane zal hem vergeten en erkennen dat haar geluk alleen aan mijn borst te vinden is. Nooit zal ik haar een minuut verbitteren met een verwijt over dat huwelijk. Ik heb je alles vergeven, Jane.« Mijnheer Morris nam haar portret uitzijn portefeuille en staarde het geruimen tijd aan. Hij gevoelde vol strekt geen gewetenswroeging, maar integendeel tevre denheid en zelfvoldoening over hetgeen hij verricht had hij hoopte dat Jane zich ook spoedig in het gebeur de zou schikken. Hjj leunde met het hoofd in de kussens en trachtte in te slapen; hij was met de wereld tevreden; immers hij had alle geschillen in zijn voordeel beëindigd en zijn tegenstander daarbij niet meer benadeeld dan hoog noodzakelijk was. Toen de klok op het perron het teeken gaf dat de trein over een paar minuten zou vertrekken, richtte de advocaat zich uit de kussens op, schoof het gordijntje ter zijde en tikte den conducteur die juist op de tree plank voorbijging. De beambte opende het portier. .Mijnheer, heeft mijn vrouw u een telegram afgegeven vóór zij instapte?* .Neen, mylord* .Dan moet ik het doen! Er is haast bij. Wacht u een oogenblik!* Snel haalde mijnheer Morris zjjn notitieboekje te voorschijn, scheurde er een blaadje uit en schreef een telegram aan prof. Francois Gispert te Parijs, waarin hij den beroemden psychiater de aankomst van zijn vrouw tegen den volgenden dag meldde. Het blaadje aan den conducteur toereikende zeide hij: »Ik hoop dat mijn vrouw wel is?« .Zij nam zooeven plaats in haar .coupé en ik geloof dat zij geheel wel is.« .Dank u! spaar geen moeite om haar de reis aange naam te maken. Wil u de kosten van het telegram voorschieten?* »0m u te dienen, mylord!* Op zulk een manier werd het gesprek voortgezet tot men te Mainz was aangekomen. Toen nam de advo caat afscheid, om nog een laatste bezoek aan den heer Von Wambold te brengen. Intusschen maakte Jane aanstalten voor de reis. Zij meende verplicht te zijn in alle stilte te vertrekken en het doel van haar reis zelfs verborgen te moeten houden voor haar kamenier, die anders in vele opzichten haar vertrouwen genoot. Zij liet het allernoodzakelijkste in een kleinen koffer pakken en reed ’s middags met Koert’s rijtuig naar Bibrich, om van daar naar Frankrijk te reizen. Bij haar vertrek twijfelde zij nog of zij Koert’s oppas ser niet zou meenemen, maar de vrees voor een moge lijke scène tusschen Koert en haar deed haar van dit plan afzien. Zoo reisde zij dan voor de eerste maal in haar leven alleen. Te Frankfort vernam zij, dat de sneltrein naar Parijs eerst des avonds te zeven uur vertrok. Hoeveel uren moest zij nog zuchten, voordat het stoomros heur haren Koert tegemoet zou voeren! Gesluierd als eeu treurende weduwe nam zij in den hoek van een sofa plaats, om zoo het uur van vertrek af te wachten. Eerst tegen zes uur kwam mijnheer Morris op het perron van ’t station. Hjj was in alles het type van den Engelschman, die op reis is. Het treinpersoneel kent deze trekvogels van de over zijde van het Kanaal: het is met hun luimen en hun aardigheden bekend en ziet hen niet ongaarne. De sneltrein stond gereed, de conducteurs drentelden heen en weer en beantwoordden telkens weer de vraag wanneer de trein zou vertrekken. Ook mijnheer Mor ris ging naar een der conducteurs. ma- uitbreidingsplan gedeeltelijk be- De oude gebouwen, straten, grach- enz. gaven aan iedere Wanneer men door eigen aanschouwing of, daar dit voor de meesten toch onmogelijk is, door beschrijvingen en afbeeldingen, zich op de hoogte tracht te stellen van ’t voorkomen der steden in verschillende landen, van den huizenbouw, dan krijgt men al heel verschil lende indrukken. Men ziet in menige, ja in elke streek een soort van woningbouw, die zoo’n streek onderscheidt van andere. Doch niet alleen de stijl, waarin de woningen zijn opgetrokken, geeft ’t kenmerkende; ook de ouderdom der steden doet er veel aan toe. Men heeft steden, die tal van prachtige ker ken, stadhuizen en andere gebouwen bewaren, die haar tot sieraad strekken. En niet alleen de ouderdom nog; de vraag is ook, of een stad of landstreek in vroegeren tijd een bloei tijdperk gekend heeft, waarin de rijkdom der bewoners *t mogelijk maakte kostbare bouw werken te stichten. Laten we hier nog bij opmerken, dat verschillende bouwwerken slechts alleen konden ondernomen worden door den godsdienstzin der tijden en den invloed der geestelijken; en dat er meerdere werden onder nomen, zoo grootsch, zoo kostbaar, dat op tientallen jaren moest gerekend worden, om dien bouw gereed te krijgen. Tientallen jaren van bloei, jaren van over vloed, jaren, waarin de goedgeefschheid der bewoners stand hield, jaren zonder oorlog, zonder vernietigende ziekten, zonder groote rampen moesten volgen; jaren, waarin de of fervaardigheid der poorters dezelfde bleef, om den ondernomen bouw gereed te krijgen. Vandaar ’t nog al eens opgemerkte verschijn sel, dat een bouwwerk onafgewerkt bleef staan. Meer dan een legende, die zijn grond vond in de werkelijkheid en later al meer opgesierd en gewijzigd werd en zoo tot ons kwam, meer dan een legende wijst op de groote offers, die de bouw der meesterwerken kostte. Herinne ren we aan den bouw der Utrechtsche Dom kerk of Sinte-Maartenskerkhoeveel inspan ning kostte 't niet om een betrouwbaren on derbouw te verkrijgen. Denk aan de legende van den Dom van Aken. De vroede regee- ring was met den bouw der kerk reeds be hoorlijk gevorderd, toen de stedelijke schatkist geheel leeg raakte. Men zou den voortbouw moeten staken en zoo ten spot strekken aan de andere steden. Dat zou te groot een schan- ADVERTENTIëN 4 cent per regel. Bij abonnement van 500 regels 3 cent en van 1000 regels 27, cent. Groote letters naar plaatsruimte. maakt zijn, zien. Er is nog een belangrijke factor, die ’t ken van een heerscht. P ten, pleinen, bouworde plaats zijn cachet, drukten hun stempel op de steden. Zoo Amsterdam met zijn Ykant, zijn grach ten. Moest nu dat cachet verdwijnen of zoo goed mogelijk behouden blijven? Moest men voortbouwen in den ouden trant of niet? Om zijn eigenaardig bekoorlijke te bewaren, heeft bijv. Amsterdam de nieuwe beurs niet in de rooilijn der Damrakhuizen durven zetten, geen groote doorsnede, geen groote centrale boulevard durven scheppen, die van ’t centraal station door de geheele oude stad zou loopen. Om zijn karakter te bewaren werd Amster dam geen klein-Parijs, zooals Brussel. Laten we eindigen met de opmerking, dat Sneek gelukkig ook een plan van uitbreiding heeft. Niet of nauwelijks tijdig genoeg begrepen de stedelijke regeeringen, dat 't noodig was dien uitbouw te reglementeeren. En te laat waren die bouwverordeningen zoo goed in orde, dat licht en lucht en ruimte en veiligheid voor brand, dat goede watertoevoer en nog meer za ken zoo goed mogelijk verzekerd waren. In kleine steden werd eerst heel weinig be hoefte gevoeld aan zoo’n bouwverordening. Doch groote steden moesten heel gauw toe zicht op den uitbouw houden en maakten plan nen gereed. Deze plannen moesten nog al eens gewijzigd worden. Vooreerst, omdat men niet kon vooruitzien, dat de aanwas der bevolking zJff’groot zou zijn. En dan, omdat men de aesthetische zijde van den uitbouw nog niet dui delijk voor den geest had. Neem Amsterdam! In 25 jaren tijds is de bevolking van 300 dui zend op 540 duizend gekomen. Als men den bouw der straten voor die 240 duizend menschen nog eens kon beginnen dan zou voorzeker een heel ander plan ge maakt zijn. De stad had er beter uit gaan 27 XI. »Ib het niet mogelijk, mijnheer Morris, dat ge uw reis naar Londen nog wat uitstelt? Ik geloof dat uw hulp en bijstand juist onmisbaar is, wanneer Jane Gray naar Parijs vertrokken zal zijn. Bedenk toch, dat Koert’s vrouw weder naar Duitschland zou kunnen terugkeerenl* >De mogelijkheid daarvoor is uitgesloten, geloof ik«, antwoordde de advocaat met zooveel zekerheid van toon, dat de jonkvrouw er verbaasd over was. »Jane Gray zal in Parijs tot verandering komen en dankbaar zjjn dat zij een plaats verlaten heeft, waar zij niet bij zonder op haar gemak was. Zij heeft daar vrienden, die haar zullen troosten, als zij troost noodig heeft. Aan de echtscheiding staat nu niets in den weg; een Duitsch advocaat kan met goed gevolg dadelijk de zaak aanvatten. Ik zeg dit alleen, om u te bewijzen dat ik in dit geval na de afreis der jonge vrouw geheel over tollig ben geworden. Dit sluit echter niet in, dat ik mjj voor altijd wensch terug te trekken. Neen, ik geef u mjjn woord, dat ik naar Wiesbaden terugkeer, om mjjn vriend Koert met mijn raad ter zijde te staan, zoodra mijne zaken dit toelaten.* »In naam van den armen Koert houd ik u aan uw woord, mijnheer Morris! Ge zult tot ons terugkeerenk »Ik zal alleen de gewichtigste zaken af doen en keer dan hier terug om herstel van gezondheid te zoeken.* eenling is gebleven, een tweeling had moe ten zijn. We halen deze voorbeelden aan, om aan te toonen, dat de bouw der heerlijke kerken, raad huizen, enz., die in de 13e, 14e en ook latere eeuwen verrezen, gewoonlijk boven de krach ten der toen nog niet zoo volkrijke steden ging. En toch heeft ’t nageslacht aan hun durven die kunstwerken te danken. Deze oude kunstwerken treft men aan in de streken, die een tijdperk van bloei kenden. Zoo in verschillende Duitsche steden langs den Rijn en in Zuid-Duitschlandzoo in België ook in sommige Fransche steden. In Spanje vindt men ze ook, de kostbare tempels en eigenlijk heeft zoowat ieder land zijn eeuwenoude monumenten. Doch vooral Italië is ’t land der schoone gebouwen. Spreken we nu even over den aanleg der steden, over ’t daarbij gevolgde straten- of bouwplan. Men had breede straten. vroeger over ’t algemeen geen Doordat de steden omringd waren van grachten, muren, bolwerken, waar binnen het ’t veiligst wonen was, moesten de huizen dicht op elkaar gebouwd worden. Was er eindelijk geen ruimte meer, ja, dan moest men wel buiten de veste bouwen. Had men niet een snel aangroeiende stad, die bloeide en rijk werd door handel of nijverheid, dan kon een nieuwe uitleg gemaakt worden. Een mooi voorbeeld daarvan is Amsterdam, dat in zijn halfcirkelvormige grachten nog steeds die her haalde uitleggingen laat zien. Een geheel nieuw tijdperk van stedenbouw beleven we in de laatste tientallen jaren. Verbazend is de stedelijke bevolking ver meerderd. Steden in de Oude Wereld zijn in vijftig, veertig, dertig en zelfs nog veel minder jaren tijds verdubbeld. Voor één ding behoefde men echter niet meer te zorgen. Geen grachten, muren, bol werken en poorten hoefden de steden meer te omsluiten; de veranderde wijze van oorlogvoe ren, de volmaking van de schietwerktuigen hebben die werken overtollig gemaaktzij vormen geen bescherming meer. De steden konden zich dus nu naar verkiezing. De bouwwoede deed nieuwe maatschappijen en vennootschappen ontstaan, die met ’t aan leggen van groote blokken woningen zoo veel mogelijk trachtten te verdienen. de zijn en reeds meermalen was vergaderd en vruchteloos gepeinsd om de noodige financiën machtig te worden. Toen kwam de duivel de vergadering binnen en bood geld in overvloed, mits hij de beschikking kreeg over de ziel van den eerste, die ’t voltooide tempelgebouw zou binnentreden. De vroede heeren riepen vol godsdienstigen afschuw «Retro Satanus(Ga weg, Satan!) Doch juist kwam een kluizenaar, in stad en omgeving als heilig vereerd, de vergadering binnen en nam ’t duivelsvoorstel aande verblufte bestuurders kwamen echter niet te weten, hoe de kluizenaar de aangeno men voorwaarde met zijn godsdienstzin kon vereenigen. In de hoogste spanning werd voortgebouwd, daar de schatkamer der stad ruim van goud en zilver was voorzien. Einde lijk was ’t de dag, voor de kerkwijding be stemd. De onrust en de angstige afwachting waren te lezen op ’t gelaat der duizenden, die 't plein voor de kerk vulden. Op ’t hoogst was de nieuwsgierigheid gekomen, toen een wagen met een groot hok door de menigte naar den ingang van de kerk werd gereden. In dien wagen zat een beer gevangen en deze was de eerste, die ’t kerkgebouw binnentrad. De duivel had vergeten als voorwaarde te zeggen: de eerste mensch. Daar had dè vro me kluizenaar gebruik van gemaakt. Nog toont de gescheurde bronzen deur, met hoe veel razernij de duivel deze openwierp, toen hij zijn vergissing bemerkte. Neem den Keulschen Dom. legde de Hollandsche graaf Willem II, toen Roomsch-koning van Duitschland, den eersten steen en eerst voor weinige jaren is ’t heer lijke gothische gebouw gereed gekomen. Ruim zes eeuwen duurde ’t dus, waarin zeer groote tijdperken, dat in ’t geheel niet gebouwd is en door medewerking van ’t rijk, van burgerlijke en kerkelijke fondsen, kon men den kostbaren bouw voltooien. We noemden zoo pas onzen Utrechtschen Domaan ’t niet mooie spitsje op den steenen bouw geplaatst is ’t duidelijk te zien, dat de toren onvoltooid is. Beschouw den heerlijken Kathedraal van Antwerpen, met zijn fijn beeldhouwwerk een reusachtig stuk versteende Brabantsche kant gelijkende; met zijn prachtig pijlerbosch; zijn schoone altaren; met de meesterwerken van den grooten Rubens. Dadelijk valt het op, dat de bewonderenswaardige toren, die een t JIIE - ■- - -- OURANT.

Kranten in de gemeente Sudwest-Fryslan (Bolswards Nieuwsblad, Sneeker Nieuwsblad en Friso)

Sneeker Nieuwsblad nl | 1904 | | pagina 1