NIEUWS- ES WEOTTIEBLiD
MET VALSGHE PAPIEREN.
1
I
WK SMTk M OMSTREkD.
59e Jaargang.
Zaterdag 9 Juli 1904.
No. 55.
Uitgever: B. FALKENA Mzn., Singel, Sneek.
De Noormannen in Friesland.
h.
F EU I LL ETOiT
V
2
f
1
r
in
ui
haar niet elke zinspeling vermijden op het feit, dat ons I daan!«
y
ng
ser
i li
en
Dit blad verschijnt WOENSDAGS en ZATERDAGS.
ABONNEMENTSPRIJS voor Sneek f 0,40 per 3 maanden,
franco per post f0,50.
Abonnementen worden te allen tijde aangenomen.
ons
had.
nd
rs
ADVERTENTIëN 4 cent per regel. Bij abonnement van 500
regels 3 cent en van 1000 regels 21/, cent. Groote letters naar
plaatsruimte.
31 XIII.
Erik nam daarop afscheid en ging naar Wiesbaden.
Hier nam hij een rijtuig, dat hem naar het hotel in
het bosch zou brengen.
Het was avond, toen hij daar aankwam. Een zinde
lijk gekleed dienstmeisje bracht hem naar de kamer
van zijn vriend.
Zwaarmoedig gestemd zat Koert aan de tafel. Toen
Wambold binnentrad, helderde zijn gelaat op. Hij ging
hem te gemoet en drukte hem de hand.
♦Hoe gaat het, Koert?* vroeg Von Wambold.
Met een pijnlijken glimlach haalde Von Berghaupt
de schouders op en antwoordde:
♦Ik dacht daar juist of het de moeite wel waard is,
dat ik mijn kruis verder sleep.*
Von Wambold schrikte.
♦Beste vriend, in die woorden ligt voor mij een zwaar
verwijt, want het kruis, dat je te dragen hebt, heb ik
op je schouders gelegd. Je wilde niet trouwen; ik heb
je daartoe overgehaald.*
♦Pardon, waarde vriend, ik bedoelde volstrekt niet je
eenig verwijt te doen; daar heb ik geen recht toe. Wees
een beetje toegevend met mij, het zal wel overgaan,
alles gaat voorbij, geluk en ongeluk. Spoedig zal ik
weer een ander mensch zijn. Kom, neem een stoel en
ga zitten.»
♦Ware het, dat je waarheid spreekt,* zeide Von Wam-
BEKENDMAKlNGr.
Brandgevaar door Hooibroeien.
De BURGEMEESTER van Sneek,
Gelet op eene missive van den heer Commissaris
der Koningin dezer Provincie, dd. 28 Juni 11. leAfd. A,
no. 807 (Provinciaal blad no. 55);
Herinnert belanghebbenden aan art. 114 der Algemee-
ne Politie-Verordening dezer gemeente, waarbij is be
paald, dat wanneer hooi begint te broeien, de eigenaar
daarvan terstond kennis moet geven aan de Politie en de
door deze te bevelen maatregelen van veiligheid onver
wijld moet opvolgen, en dat overtreding dezer bepaling
wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste zes dagen
of geldboete van ten hoogste vijf en twintig gulden.
Voorts wordt in herinnering gebracht art. 158 van het
wetboek van Strafrecht, houdende bepaling, dat hij, aan
wiens schuld waaronder te verstaan is verzuim,
nalatigheid, onvoorzichtigheid, gebrek aan voorzorg,
achteloosheid enz., brand te wijten is, wordt gestraft
met gevangenisstraf of hechtenis van ten hoogste drie
maanden, of geldboete van ten hoogste driehonderd gul
den, indien daardoor gemeen gevaar voor goederen ont
staat met gevangenisstraf of hechtenis van ten hoog
ste zes maanden of geldboete van ten hoogste driehon
derd gulden, indien daardoor levensgevaar voor een
ander ontstaat, en met gevangenisstraf of hechtenis van
ten hoogste een jaar, indien het feit iemands dood ten
gevolge heeft.
Sneek, 7 Juli 1904.
De Burgemeester voornoemd,
ALMA.
verder samenleven verbiedt? En toch, mijn vriend, voor
ik dien vervloekten brief schreef had ik met haar naar
Amerika moeten vluchten
Koert sprong van zijn stoel op en liep ten hoogste
opgewonden heen en weer.
«Maar, beste vriend waar dwaal je heen?* vroeg Wam
bold met bevende stem.
♦Van dwalen kan geen sprake zijn, ik heb het terrein
goed verkend, waar ik nu ben. Welk recht heb ik nu
om tegen Jane van mijn eer en de plichten van mijn stand
te gewagen? Ik heb bedrog gepleegd, bijgevolg ben ik
eerloos, je moet mij verlaten, Wambold!*
«Houd op Koert. Je zenuwen zijn overspannen: Mor
gen zal je weer bedaard zijn; wij zullen van nacht in één
kamer slapen.*
Koert lachte bitter.
♦Slapen? Slapen, als ik met half gesloten oogen in
mijn bed lig te woelen en Jane in volle schoonheid voor
mij staat? Als haar tranen als droppels kokend lood op
mijn hart vallen? Rust vinden in den nacht dien ik vrees,
omdat zij klagend en smeekend voor mij verschijnt?
Wanneer ik dan het bosch inga om mijn gloeiend voor
hoofd in de frissche lucht te verkoelen, volgt zij mij
ook daar. Het is mij, alsof zij uit de verre verte mijn
naam roept en om redding smeekt. O, Wambold, hoe
kwellend, hoe vreeselijk is dat! En hoe ontzettend
als dat zoo mijn leven lang moet duren!
♦Koert, ik bid je, houd op! Je woorden verscheuren
mij het hart!*
♦Anne Wambold! Nognooitisde edele daad van Ti trouw
vriend zoo slecht beloond geworden als deze. Hoe edel
heb je gehandeld. Als in deze zaak nog iets troostends
te vinden is, dan is het dat ik in uw plaats lijd, want
als ik Jane Gray niet getrouwd had dan hadt gij het ge-
(Wordt vervolgd.)
verderf brengende. Doch zij werden door de
Franken spoedig geheel verslagen.
In 687 vielen de Dcnpn en Noren met groote
macht in deze landen, ’t Heet dat Radboud I,
koning der Friezen, toen gevangen genomen en
zeven jaren lang in Denemarken moest blijven,
terwijl een Deensch stadhouder, Oriunt of Ornund
geheeten, de Friezen zeer verdrukte en uit
mergelde. Deze liet de Friezen, tot een teeken
van hun slavernij, houten halsbanden maken;
ook moesten zij hun deuren aan de Noordzijde
hunner woningen maken en wel zoo laag, dat
zij bij ’t uitgaan zich diep moesten bukken.
In 779 deden de Noormannen weer een roof
tocht in Friesland. Vooral leed het dorp Wester-
bierum, dat een goed uur ten N. van Harlingen
lag en nu reeds lang door de zee verzwolgen
is. Vele Friezen werden vermoord en groote
buit behaald; o. a. werd de edelman Jan Her-
mana, van Minnertsga, gedood. Nadat meer
dere dorpen hadden moeten lijden, kwamen
echter de Friezen met een flinke macht opzet
ten en overvielen de roovers zoo geducht, dat
zij bijna al den geroofden buit moesten achter
laten en met een verlies van 350 a 400 man
naar hun schepen vluchtten. De Noormannen
staken in zee en de Friezen trokken huiswaarts.
Den volgenden dag kwamen de schepen terug,
voeren ’t Vlie in en plunderden weer; vooral
Hindeloopcn en Kornwerd moesten ’t ontgel
den. Doch Stavoren, dat toen reeds machtig
was, versloeg de indringers te land en ter
zee en veroverde vijf Noorsche schepen.
In 784 wist Wittekind, de Saksische vorst,
die voor Karei den Grooten naar Denemarken
moest vluchten, de Noormannen tot een nieu
wen rooftocht op te zetten. Eerst poogden zij
de Eems binnen te loopen, doch de mannen
van Stavoren en Ezonstad (dit lag toen aan de
Lauwers) verdreven hen. Kort daarna versche
nen de Noormannen aan den mond der Mid
delzee bij ’t eiland Ameland, doch ze werden
nogmaals door de Friezen verdreven. Deze
laatsten dachten nu, dat hun vijanden voorgoed
zouden wegblijven en brachten hun schepen
in de havens van Stavoren en Ezonstad. Doch
nu kwamen de Noormannen ijlings terug en
landden onverwacht, terwijl zooveel mogelijk
te vuur en te zwaard verwoest werd. De
Christenen, die zij in handen kregen, werden
gedwongen de afgodsbeelden te vereeren en
velen, die dit weigerden, vermoord.
{Slot volgt.}
hun dapperheid onderscheidden.
Na deze nederlaag ondernamen de Noor
mannen niet meer zulke belangrijke tochten.
Alleen vindt men vermeld, dat zij ’t volgende
jaar zich op den Rijn vertoonden en een
klooster vernielden, waarvan de monniken
zich nauwelijks door de vlucht konden red
den zij wachtten echter geen groot leger af,
maar trokken spoedig met den behaalden buit
naar zee en hun lard terug.
Men moet echter niet denken, dat hiermede
de Noorsche invallen een einde hadden geno
men. Nog in 1009 vertoonde zich een talrij
ke vloot op de Merwede en plunderde Tiel,
destijds ook een handelsstad van beteekenis.
In ’t volgende jaar verscheen een vloot van
90 schepen op de Lek en voer zelfs door tot
Utrecht.
Doch ook Friesland-zelf had meermalen van
de Noormannen te lijden.
Wij zullen niet alle invallen der Noorman
nen opsommenzelfs niet eens al hunne stroop
tochten de rij zou te lang worden. Laten
we opmerken, dat die invallen reeds in het
begin der zesde eeuw, in 510 of 520 begon
nen en dus eeuwen geduurd hebben. Die
woeste zeelieden zochten de beste en rijkste
streken uit, die ’t meest te plunderen gaven
daarom moesten de belangrijkste koopsteden
t zoo vaak ontgelden. Tal van soms zeer
zware gevechten zijn tusschen Noormannen
en Friezen geleverd. Ja, volgens een oud
schrijver, zijn de Friezen in de historie ge
kenmerkt als de moedigste bestrijders van de
mannen uit het Noorden. Uit zucht naar
wraak trokken zij zelfs meermalen te scheep
naar de Oostzee, om den Noorman de gele
den verliezen in zijn eigen land betaald te
zetten.
Kenmerkend was bij de Noormannen een
gloeiende haat tegen het Christendom.
In ’t jaar 1306 had de laatste inval van
Noormannen in ons gewest plaats.
Nu eenige feiten.
In 510 (of 520) kwam de Deensche koning
Harald met een ontzaglijk leger woeste Noor
mannen in Oost-Friesland, Westfalen en Te-
klenburg, welke beide laatste gewesten toen
aan de Friezen onderhoorig waren. Overal
roof en brandstichting. Gewapenderhand wer
den zij door den koning der Friezen, Richold
II, verjaagd, doch schijnen weinig volk verlo
ren te hebben, want onmiddellijk trokken zij
naar de monden van den Rijn, daar dood en
ken,* zeide hij eindelijk op doffen toon.
♦Ja, Koert, Jane is afgereisd.*
♦Dat schreit ten hemel! O, Erik, het berouwt mij zoo,
dat ik in het plan van den advocaat heb toegestemd,
dat ik dien vervloekten brief geschreven heb, dien hij
mij heeft gedicteerd. Val mij niet in de reden Erik, ik
weet wat je zeggen wilt. Mijnheer Morris meende liet
goed maar dat ontneemt aan zijn handelwijze vol
strekt niet ’t miserabele karakter. Men mag een zwakke
vrouw niet dupeeren, al heeft zij ook nog zooveel tegen
ons misdreven. Een schurkenstreek blijft een schur
kenstreek, al is het nog zoo edel. Ik was krankzinnig,
toen ik mij liet bepraten om dien lagen, lafhartigen brief
te schrijven.*
»Ik houd mijnheer Morris voor een door en door
eerlijken vent. Ik zie in hem een man, die voor niets
terugdeinst om zijn vriend van dienst te zijn. Ik geef
toe, dat zijne opvatting van het leven de onze niet is,
maar dat geeft ons niet het recht om zoo over hem te
spreken. Of meen je soms, dat de advocaat in deze
zaak eenig eigenbelang beoogt?*
♦Daar is geen sprake van.*
♦Goed, dan kan hij slechts edele motieven hebben. Ik
moet bekennen dat mijnheer Morris ondanks je beden
kingen bij mij hoog in achting staat. Je kon niet lan
ger met die vrouw leven en er was geen ander middel
om je uit die leelijke positie te redden. Ofheb je
soms berouw dat je Jaue verlaten hebt?*
Koert kleurde. «Ik geloof, dat je in mijn plaats niet
anders zoudt gehandeld hebben,* zeide hij. «Ik meen
de dat het mijn plicht was, zóó en niet anders te hande
len. Wat kon ik anders doen? Moest ik Jane een scene
maken, zooals men dat op het tooneel ziet? Of haar
voor de vierschaar dagen? Moest ik zelfs tegenover
Wanneer men de gewone geschiedenissen
leest, dan verneemt men, dat de Noormannen
ongeveer van 800 tot 900 hunne tochten on
dernamen naar de verschillende deelen van
West-Europa. Deze Noormannen waren krach
tige, stoute en ondernemende lieden uit De
nemarken, Noorwegen en Zweden, die vooral
in de zee hun element vonden. Zij waren
dus eigenlijk de naburen der Friezen; want
ook ’t Pruisische Oost-Friesland werd tot het
land der Friezen gerekend. Onder hunne zee
koningen of Vikingers ondernamen ze verre
rooftochten en vestigden zich op verschillende
punten van ons werelddeel. Zoo stichtte Ru-
rik met de zijnen in 864 een vorstendom te
Nowgorod, de kiem van het latere Russische
rijk, waarin evenwel de Russische (Slavische)
bevolking de overhand hield. Zoo vestigde
Rollo (Robert), die ’t Christendom aannam,
zich met zijn scharen in ’t hedendaagsche Nor-
mandië, waar de ruwe krijgers weldra ver-
franscht en beschaafd werden en van waar
uit zij onder hun hertog Willem in 1096 En
geland veroverden, welk land reeds in de eer-
'Ital
ste helft dier zelfde eeuw aan den Deenschen
koning Knoet en zijne zoons gehoorzaamd
had. Bovendien stichtten Fransche Noorman--
nen omstreeks het midden der elfde eeuw
verschillende staatjes in Beneden-Italië, die
later het aanzijn gaven aan het koninkrijk
Napels. We vinden zelfs Noormannen als
hulptroepen in het leger van de Byzantijnsche
keizers.
Dan vertelt ons de geschiedenis, hoe vooral
land veel van die woeste helden te lijden
’t Begon reeds onder de regeering van
Karei den Grooten, doch vooral onder de
zwakkere leiding van Lodewijk den Vromen
hadden de verschillende deelen van ’t groote
Frankische rijk de Noormannen te duchten.
Door hun bekeering of schijnbekeering tot het
Christendom wonnen vaak die woeste zee
vaarders het hart van den vromen, maar
zwakken zoon van den krachtigen Karei. Aan
Herold of Heriold werd het land van Dorestad
(Wijk bij Duurstede, destijds een aanzienlijke
handelsplaats,) aan zijne broeders Roruk en
Hemming respectievelijk Kennemerland en
Walcheren geschonken. De bewoners dier
streken hadden ontzettend te lijden en waren
niet veel anders dan de- slaven der Noorsche
heerschers.
De geschiedenis, die ieder kind reeds op de
gewone school leest, vertelt verder, hoe mach
tige Noorsche benden niet alleen Dorestad en
Utrecht teisterden, doch ook tot in de omstre
ken van Maastricht doordrongen er. er tever
geefs door den loggen keizer Karei den Dik
ken werden aangevallen. Dan leert ons de
geschiedenis, dat die drukkende overheersching
duurde tot 885 en dat hun vooral in ’t jaar
889 een geduchte slag werd toegebracht. Het
heet, dat er niet minder dan 190.000 aan de
monden der Maas verschenen; 90.000 gingen
aan wal en de bevolking, die hen wilde weer
staan, leed een geduchte nederlaag. De Noor
mannen begaven zich toen Zuidwaarts, overal
verderf brengende. Doch in 890 trok de Duit-
sche koning Arnulf met een machtig leger op
en viel de door voorspoed misschien zorgeloos
geworden Noormannen zoo onverwacht en ge
weldig aan, dat dezen een vreeselijke neder
laag leden en vele duizenden dooden achter
lieten. Twee Deensche koningen, Siegfried en
Godfried, sneuvelden en zestien koninklijke
veldteekenen vielen in handen der overwin
naars. Het heet, dat vooral de in ’t Christen
leger medestrijdende Friezen zich zeer door
bold, terwijl hij ging zitten.
«Ik zal wat bestellen.*
♦Ja, Koert laat vooral wijn en water brengen, want
ik heb grooten dorst.*
Koert schelde en een kwartier later was de tafel
voorzien van koud vleesch, boter en brood,wijn en water.
Nadat Von Wambold zijn dorst had gelescht,
begon hij: «In de eerste plaats zal ik je maar zeggen,
dat ik van plan ben dezen nacht en morgen bij je te
blijven.*
♦Dank, Erik, dank voor dit besluit! Ik zal dan ten
minste één dag ontkomen aan de eenzaamheid, die zoo
loodzwaar op mij drukt
«Drink je niet, Koert?*
«Sedert twee dagen heb ik geen droppel wijn ge
proefd, maar om je een genoegen te doen zal ik mee
drinken.*
De vrienden klonken met de glazen en ledigden die
op hun beider welzijn. Zij aten een weinig van het
brood en het vleesch, maar de rechte eetlust ontbrak.
Het gesprek liep aanvankelijk over onverschillige
dingen, maar Erik trachtte het op Jane en op de reden
van zijn komst te brengen.
Koert ontweek echter telkens; blikbaar zweeg hij
liever over eene zaak die hem zoo pijnlijk was.
Von Wambold besloot daarom ronduit te spreken. Hij
schoof zijn stoel dichterbij en legde de hand op Koerts
schouder.
♦Koert, ik heb opgemerkt dat de eenzaamheid hier
in het bosch niet goed voor je is. Je zoudt hier tot
wanhoop vervallen. Het is daarom noodzakelijk, dat
je naar je prachtige villa terugkeert.Jh
Koert keek zijn vriend een oogenblik vragend aan.
♦Je wilt daarmee zeggen, dat het mijnheer Morris
gelukt is mijn arme vrouw naar Parijs te doen vertrek-
b
i
RCOURANT