Het Vredespaleis. Uit het Moeras. r Allerlei. FEUILLETON. No. 72. Uitgever: B. FALKENA Mzn., Singel, Sneek. I I J 1 dezen durf zijn nog niet goed ont- m Einde. K' een gelijkwaar- Maar dat in Carnegie’s uitgegeven ’t Kan gebeuren dat men, vele vrienden hebben, de, toch alleen staat in de wereld met zijn hart en zijn smart. Stip: Stop: Stip: Stop: ZIJN VERDIENDE LOON. Heb je gehoord, dat E’alb dood is? Wie is Falb? De man, die ’t weer maakte. Nou, dan heeft hij zijn verdiende loon. HOOG TIJD. Conducteur: Als de heeren nog mee willen, is het hoog tijd: de trein is al weg.« Menschen, die vergeten kunnen wat hunne vrien den voor hen gedaan hebben, verdienen niet vrienden te bezitten. De neus is ’t merkwaardigste lichaamsdeel van den mensch, want hij heeft den rug van voren, de vleugels van onderen en den wortel van boven. en blijmoedig zag zij hem aan en uit haar groote, zwarte oogen straalden dankbaarheid en liefde. Haar Hans is een voortreffelijk man, hij bemint haar en doet al het mogelijke om haar gelukkig te maken, want hij ge voelt, dat hij haar zijn redding heeft te danken uit het moeras, waarin hij bijna was weggezonken. Hij rookt niet meer of althans bijna niet meer en dat heeft hem niet veel moeite gekost. In zijn vrijen tijd heeft hij zooveel kleinigheden in zijn huishouden te verzorgen dat hij nooit tijd heeft om zich te vervelen, ook als hij niet rookt. In de herberg komt hij niet meer, en het zware hoofd, het vele geeuwen, den dorst, kortom de ellende der vroegere Maandagen kent hij niet meer, sedert hij het toonbeeld van een ordelievend en huiselijken man is geworden. Maar het gaat hem niet slechter. Integendeel, hij werkt met grooteren ijver sedert hij dat, wat hij verdient, ook goed besteedt. Ook is hij tot de ontdekking gekomen dat het huiselijk leven eene bevrediging biedt, waarvan hij geen ver moeden had en voor niets ter wereld zou hij weder tot het leege, liederlijke leven terugkeeren, dat hij zoo lang geleid had. Om ook op kalme wijze aan het feest deel te nemen, was het jonge paartje met een andere familie een rustige herberg binnengegaan. Daarna deden zij een kleine wandeling over het marktplein, voordat zij huiswaarts keerden. Plotseling werden zij Paul gewaar, die met geha vende kleeren kwam aanzwaaien, vergezeld van de oude drinkebroers, met wie hij in den laatsten tijd steeds omging. Evenals deze stompte ook hij langza merhand af en zonk dieper en dieper in het moeras, waaruit geen redding mogelijk is. Bij den aanblik van zijn vroegeren vriend scheen het of zijn gezicht verhelderde. Hij verliet zijne vrienden en liep op ’t jonge paar toe, hing zich aan den arm van Hans en riep met heesche stem: Jij bent mijn vriend, een Slot. Dat was trouwens geene zeldzaamheid en gewoonlijk hechtte hij aan deze toevallige ontmoetingen weinig gewicht. Hij gevoelde voor Marie slechts die welwil lendheid, die een man op rijperen leeftijd steeds gevoelt voor een ongelukkig jong meisje, dat de vreugde van haar leeftijd niet kent. Op dien bewusten dag echter liep hij een heel eind van den weg naast haar en aan schouwde haar daarbij opmerkzamer dan gewoonlijk. Hij bemerkte dat zij sprekende, groote, zwarte oogen en frissche wangen 'had. Hij vond haar bijna mooi. Zij liepen een tijdlang naast elkaar voort, langzaam, om de schapen niet te verschrikken, die aan den rand van de sloot en onder de braamstruiken de eerste gras sprietjes afgraasden. Bedeesd antwoordde zij op zijne alledaagsche vragen en ofschoon hij niet meer jong en daarbij nog geblaseerd was, toch glimlachte hij, toen hij bemerkte, dat zijne tegenwoordigheid alleen voldoende was om haar het bloed naarde wangen te doen jagen en haar angstig te maken. Nadat hij Marie verlaten had, spookten allerlei nieu we en zeldzame gedachten door zijn hoofd. Den volgenden Zondag kwam hij weer op het afge sproken uur met Paul samen. De dag werd volgens het gewone program doorgebracht. Biljart- en kaart spel volgden ehaar op en ’s avonds namen zij in de rookerige herberg deel aan de gebruikelijke discussies over verschillende vraagstukken, lachten over dubbel zinnige gezegden en vertelden elkaar min of meer ge- BEZORGD. Parvenu (in de comedie tot zijn vrouw): Niet zoo veel applaudisseeren, Kaatje, de menschen denken an ders, dat we vrijbiljetten hebben. waagde grappen. Bij al deze genoegens echter zag Hans steeds het beeld van Marie voor zijn geest verschijnen. Toen te gen middernacht het afscheid kwam, overviel hem'de zelfde stemming als den vorigen Zondag; zijne gedach ten waren nu echter duidelijker en scherper en het gevoel van afkeer van zichzelf was bitterder. In dezelfde maand was er kermis in het dorp. Nadat de beide vrienden den geheelen dag gedronken en gespeeld hadden, gingen zij des avonds dansen in de dorpsherberg. Zij schreeuwden en tierden en raasden en werden ten slotte ontzettend dronken. De twee daaropvolgende dagen gevoelde Hans zich dood ziek en wederom dacht hij na over het liederlijke leven dat hij leidde. Voor de eerste maal sedert vele jaren ging hij den vol genden Zondag niet uit. Hij had Marie in de weide opgezocht en was den geheelen avond bij haar gebleven. Ditmaal had hij zijne geblaseerdheid thuis gelaten en hij had met het schuchtere meisje gezellig en onge dwongen gesproken. Daarbij had hij zich zeer gelukkig gevoeld, omdat het meisje zoo verheugd scheen. Den volgenden Zon dag ging hij weer niet naar de herberg en ook de beide daaropvolgende Zondagen niet. Zes weken later ech ter, op een Zondag in Juni, las de pastoor voor de pre dikatie de eerste huwelijksafkondiging van Hans en Marie voor. Drie maanden later, in Augustus, was het kermis. Tegen den avond gingen Hans en Marie arm in arm op het marktplein wandelen. Ter eere van het feest hadden zij hun bruiloftskleeren aangetrokken. Lang zaam schoven zij tusschen de dichte groepen feestelijk uitgedoste landlieden door en bekeken rechts en links de verlotingen en andere jaarmarktspelen. Ten slotte bleven zij voor een draaimolen staan. Marie informeer de naar de menschen die haar voorbijgingen en haar a man gaf haar vriendelijk inlichtingen. Vertrouwelijk I oude vriend, maar jij ziet op me neer, sedert je ge- de gouden eeuw van Frederik Hen- Met den koning-stadhouder Willem III er aan de geschonken gelden te krijgen. Het paleis had er al kunnen staan tot blij vende herinnering aan ’t te Den Haag gehou den Vredescongres, dat zoo rijk was aan ge volgen nl. een onafgebroken reeks van vreeselijke oorlogen. En hoever is men er thans mee? Men is nog aan ’t twistschrijven over de plaats, waar ’t paleis zal komen te staan. Een twistgeschrijf dat zijn eersten jari gen dag reeds had kunnen vieren. Wanneer komt het paleis dus gereed Wel, eerst moet de plaats bepaald worden vastge steld. Dan kan een wedstrijd worden uitge schreven over een bouwplan, nadat een inter nationale jury gekozen is. Na een behoorlij ken tijd voor de te maken bouwplannen ge geven te hebben, kan een plan goedgekeurd worden en daarna kan eindelijk eens aanbe steed en gebouwd worden. De Schevening- gangers van 1906 zullen dus nog wel geen kijkje in de zalen van het Arbitrage-paleis kunnen nemen. We zijn nu reeds een heel eind met punt 1, de plaatsbepaling, gevorderd. Een week of drie geleden is bij den minister van Water staat, Handel en Nijverheid het verzoek inge komen om ’t paleis te mogen plaatsen in den Koekamp, aan den zoom van het Haagsche Bosch. x De eerste beide weken zweeg de kritiek. Maar daarna brak ze los. Men vindt het verkeerd, dat ’t paleis op den,achtergrond van een ruim open veld zijn silhouet zal doen afsteken tegen het donkere, prachtige bosch. Alsof dit niet juist goed is! En als de heeren critici nu dige of een betere plaats wisten, ’t geheel niet. Enfin, men ziet ’t, er komt gang in. We weten nu de plaats al voor ’t toekomstig paleis. Nu reeds! De directie der Nederlandsche Bank te Am sterdam is ’t haast ontgaan, dat ze millioenen zoo lang beheert, tot ze moeten worden. Heeft de Temps niet ’t volste recht om te schimpen op de Nederlandsche voortvarendheid, pardon laksheid? Zooals we zoo pas zeiden; we komen weer f over de tong en we hebben ’t dubbel en j dwars verdiend. met deze onze naaste en meest stamverwante buren. De Duitscher past, zoo gauw mogelijk de nieuwste uitvindingen en ontdekkingen toe op zijn industrie, zijn verkeerswezen, enz. De Duitscher zendt zijn nijverheidsproducten over de geheele aarde. De Duitsche koopman komt overal om zijn waren te verkoopen, en hij verdringt daarbij den Engelschman, dien hij uittart met zijn «made in Germany*. Op de Britsche handelskantoren vindt men Duitsche klerken, die niet bang zijn om bij moeders pap pot weg te gaan. De Nederlanders hebben vroeger gehad. De Nederlanders waakt uit hun dommel, die volgde op de glorie- eeuw, drik. werd onze laatste energie er uitgehaald en bleef niets over. We zijn te laks en daarom lachen de bui tenlanders ons uit. Bepaald te laks! Wilt ge een voorbeeld? Nadat de Engelsch man George Stephenson de eerste spoortrein tusschen Liverpool en Manchester liet rijden, waren de Belgen er als de kippen bij om het nieuwe verkeersmiddel ook in hun land in te voeren. En eerst zeven, acht jaren later, na de Belgen, volgden de Nederlanders met de lijn AmsterdamHaarlem. De electrische trams rijden in onze steden eerst, nadat ’t bui tenland er reeds goed aan gewend is. Ja, ja, we zijn voorzichtig! We laten ’t bui tenland de kastanjes uit ’t vuur halen. De bui tenlanders moeten met schade wijs worden bij het invoeren van iets nieuws. En als zij dan de beste practische toepassing gevonden heb ben, komen wij er eens kennis van nemen. Hoe voorzichtig, niet waar! Bah! Doch nu gaan we denkelijk in ’t buitenland voor goed over de tong! Het groote Fransche blad de Temps is er reeds mee begonnen. En we verdienen dubbel en dwars dat de heele wereld met onze laksheid den draak steekt. Natuurlijk is ’t over ’t Vredespaleis. Hoe lang is ’t reeds geleden, dat de aarts- milliardair Andrew Carnegie zijne millioenen gaf vooreen te’s-Gravenhage te bouwen Ar- bitragepaleis. De milddadige man had er on- dertusschen al den tijd voor gehad, om, ware het mogelijk, weer arm te worden en behoefte trouwd bent. Hij zag Marie aan en maakte voor haar eene pot sierlijke buiging. Goeden dag 1 Toen zeide hij tot haar, bij wijze van inlichting Weet u, ik heb werkelijk veel met uw man op. Vijftien jaren lang hebben we samen ferm gebrast. Hij is mijn vriend, een oude vriend Hij wankelde en zou bijna zijn gevallen. Met moei te kreeg hij het evenwicht terug en ging voort Zeg, op de kermis moeten wij toch eens met elkaar klinken. Hans Je vrouw gaat natuurlijk ook mee Medelijdend zag Hans hem aan en antwoordde vriendelijk Neen, ouwe vriend, neen Wij gaan er niet meer in en jij deedt ook beter, als je naar huis gingt. Marie echter fluisterde hij toeAch hemel, wat ziet de arme kerel er weer uit Haastig voerde hij zijne vrouw weg. De beschon- kene volgde hem een poosje, zwaaide met de armen in de lucht en stiet afgebroken zinnen uit Dat is me ’n mooie kerel! Van niets wil hij weten Hij gaat naar huis en zegt, dat ik ook naar huis moet gaan Zoo vroeg’t is immers ker mis O jé ik heb geene vrouw ik Hij viel tegen een ouden man aan, die daarover boos werd. Daarop stiet hij tegen de leuning van een schiet tent en viel ten slotte, zoo lang hij was, op den grond. Hans keek nu en dan om, om hem in ’t oog te hou den. Toen hij hem zag vallen, bleef hij staan. Paul was echter direct weer op de been en oogenschijnlijk ongedeerd. Toen ging Hans zijns weegshij wilde niet meer te doen hebben met zijn vroegeren vriend. Vaster drukte hij Marie’s arm, onder den indruk van dit leelijk voorval. Als om haar te danken, keek hij haar aan met een blik vol liefde en teeder fluisterde hij haar toeZie, zonder jou zou het met mij net zoo treurig gesteld zjjn als met hem 1Einde. moeite waard zijn, om eens rond te kijken in Nederland, ten einde die erkende Nederlandsche slakkenvlugheid nog door andere voorbeelden te bewijzen; om ons voorgoed tot de Chineezen van Europa te maken. Het zou dan bijv, kunnen vertellen over de 15 millioen gulden, in de onvoltooide Solo- vallei op Java geworpen. Het zou kunnen spotten over destoompont te Velzen, die een brug vervangen moet, waarmee men reeds maanden lang bezig is proeven te nemen, proeven, die reeds lang bewezen hebben, dat die pont nooit goed kan worden. En van deze voorbeelden zouden er wel meer op te diepen zijn. Meermalen hebben wij, Nederlanders, er ons over verbaasd, welke scheeve voorstellingen zoo vele buitenlanders van ons land en ons volk hebben. De zotste dingen kan men soms vernemen en we zouden dikwijls geneigd zijn de han den van verbazing over zooveel naïviteit in elkaar te slaan. De kroningsdagen hebben er toe bijgedra gen om ons volk beter door ’t buitenland te leeren kennen. Maar overigens moet men ook erkennen, dat veel er toe bijdraagt om Nederland in een vreemd daglicht te stellen. De Holland- sche schilders bijvoorbeeld schilderen windmo lens, Marker en Volendammer menschen, schepen en woningen, of geven typische schets jes uit Zeeland en Friesland. Ook worden Marken en Volendam gaarne door buitenlan ders bezocht, die dan meteen een kijkje ne men in ’t kraakzindelijke, popperige stadje Broek in Waterland. z Door te generaliseeren maken de buiten landers zich een echt ouderwetsche voorstel ling van ons volk. Ze tellen ons een paar honderd jaren terug en in hunne gedachten loopen de meeste Nederlanders nog a la Vo lendam en a la Marken gekleed; de Friezin netjes moeten beslist allemaal een oorijzer met floddermuts op hebben, enz. Voeg hierbij, dat we door ons volkskarak ter ook wel een beetje schuld hebben aan ’t feit, dat we in het oog der buitenlanders de Chineezen van Europa zijn. Wij worden erkend als echte waterbouw- kundig en, en men weet, dat »God heeft de wereld geschapen, maar de Nederlanders heb ben zelf hun land gemaakt.* Wij worden er kend als waterratten eerste klas. Maar ook zijn we bekend om onze overdreven voorzich tigheid. Wij zijn juist andersom als de Amerikanen. Van nieuwe uitvindingen maken wij eerst ge bruik als ’t buitenland ’t reeds lang gedaan heeft. We zijn geen goudzoekers als de An- gelsaksers. Wel kunnen we uitnemend cou ponsknippen. We gaan ook niet de wereld in als Belgen en Duitschers. Wat een verschil i- aardig P I dwars Het zou voor zoo’n buitenlandsch blad de Dit blad verschijnt WOENSDAGS en ZATERDAGS. ABONNEMENTSPRIJS voor Sneek f 0,40 per 3 maanden, franco per post f0,50. Abonnementen worden te allen tijde aangenomen. ADVERTENTIëN 4 cent per regel. Bij abonnement van 500 regels 3 cent en van 1000 regels 27» cent. Groote letters naar plaatsruimte. 1 1 1 I I I I jn i j

Kranten in de gemeente Sudwest-Fryslan (Bolswards Nieuwsblad, Sneeker Nieuwsblad en Friso)

Sneeker Nieuwsblad nl | 1904 | | pagina 1