;t
s
i
Iwil! SM 1 ««ft
In ’t Verre Oosten.
Woensdag 14 September 1904.
No. 74.
Er is haast bij.
59e Jaargang.
UIT BEGINSEL.
Sneek.
FEUILLETON.
Uitgever: B. FALKENA Mzn., Singel,
IN.
:en
Zij, die zich met 1 Oct. a. s.
op dit blad abonneeren, ontvan
gen de tot dien datum verschijnende
nummers gratis.
Dit blad verschijnt WOENSDAGS en ZATERDAGS.
ABONNEMENTSPRIJS voor Sneek f 0,40 per 3 maanden,
franco per post f0,50.
Abonnementen worden te allen tijde aangenomen.
ras-
Dit
N,
Ik was zes weken gehuwd, en hoe deftig en bedaard
ik mij ook als getrouwd man hield, nog maar niet aan
mijn geluk gewoon. Nog altijd liep ik met een ge
voel van tevredenheid de restauratie voorbij, waar ik
vijf jaar lang als vrijgezel den gewonen gaarkeuken-
kost had gegeten; nog altijd stapte ik vol verwachting
de stoep van mijn nette, kleine woning op, en nog al
tijd was ’t mij als een droom, wanneer Lora mij de soep
opschepte en wij met ons beidjes elkaar zoo geheel
toebehoorden. Ik was een gelukkig man en wel had
het de moeite geloond zooveel jaren eenzaam door te
brengen en alle spotternijen en huwelijksvoorstellen
van mijne vrienden met een verachtelijken glimlach
te beantwoorden, om toevallig, op reis, bij een mij
ner bekenden, dit kleinood te vinden, dat er in toe
stemde »de schoonste steen aan mijn kroon« te worden,
waarvan in het beroemde duet van Mendelssohn sprake
is. De kennis was spoedig gemaakt, het jawoord spoe
dig verkregen, er was geen reden om de bruiloft lang
uit te stellen en na twee maanden een idealistische
briefwisseling gehouden te hebben, was Lora mijn
vrouw. Sedert drie weken waren wij van ons huwe
lijksreisje terug, hadden reeds bezoeken gemaakt en
bezoeken ontvangen en waren voornemens onze eerste
partij te geven.
Het was een tijd van het reinst geluk maar (waar
komt geen »maar« bij?) toch gevoelde ik, dat men zelf
bij de beste harmonie kleine offers moet brengen, zich
kleine zelfverloocheningen getroosten moet. Het wa
ren, wel is waar, slechts kleinigheden, maar die kunnen
ook wel eens zwaar wegen, vooral als men zoo heel
jong niet meer is en lang een vrijgezellenleven geleid
heeft.
Terwijl de verwoede strijd tusschen Rus
land en Japan voortduurt, houdt men zich in
de geheele wereld bezig met het opmaken der
oorlogsbalans en ’t uitvorschen der gevolgen.
Eigenlijk gezegd, is en blijft dit onbegonnen
werk. Men kan doorgaans den uitslag van een
oorlog niet voorspellen en nog veel minder de
gevolgen berekenen.
Neem b.v. den oorlog in Zuid-Afrika, waar
door Engeland na een strijd van 1000 dagen
twee kleine, dunbevolkte republieken overwon,
enkel en alleen door er ongeveer zooveel sol
daten heen te zenden als die beide republieken
blanke inwoners telden. De sympathie van
bijna de geheele wereld was voor de dappere,
handige Boeren; die sympathie maakte dat men
de overwinning aan de Boeren toewenschte en
vergat rekening te houden met Engelands uit
houdingsvermogen en rijkdom.
En neem nu dezen oorlog.
’t Zou interessant zijn al de beoordeelingen
voor en gedurende den oorlog in de groote pers
opgenomen, eens bij elkaar te nemen. Men
zou een warwinkel van gedachten en ver
wachtingen en berekeningen krijgen, waaruit
geen conclusie was te trekken, als alleen deze:
Ze wisten er niets van. En dan ook nog deze
conclusie: De thans woedende strijd in ’t Verre
Oosten is er een, zóó belangrijk, zóó gewichtig,
zóó wereldschokkend, dat men niet in staat is,
de gevolgen er van te berekenen.
Tot de reeds voorgoed tot leugen gemaakte
beweringen behoort bijv.Ter zee mag de Ja
panner als eilandbewoner, kranig zijn, te land
zal ’t blanke ras zijn meerderheid over 't gele
ras toonen. Nu, de tot nu toe gevoerde strijd
heeft duidelijk aangetoond, dat er van een ze
delijke meerderheid der blanken kwalijk meer
kan gesproken worden.
Er werd beweerd, dat de Japansche ruiterij
niets zou beteekenen tegenover de Russische.
En tot nu toe heeft dit den Russen nog niets
gegeven.
ADVEBTENTIëN 4 cent per regel. Bij abonnement van 500
regels 3 cent en van 1000 regels 21/, cent. Groote letters naar
plaatsruimte.
Daar heb ik jelui gesnapt schreeuwde Maihold,
die zich niet meer kon inhouden, terwijl hij op het
verschrikte, verliefde paar instormde.
Doch de woorden bestierven hem op de lippen.
stootte hij na een poosje uit. U Ja, ik beu
het, ik ben gekomen om u aan uw woord te houden.
Maihold leunde met gebogen hoofd tegen een boom.
Datdat is niet netjes stamelde hij.
Dat ik u aan uw woord houd? viel het jonge mensch
hem in de rede.
U gaf uw woord, zonder te weten, wie ik was uit
dankbaarheid.
Wordt de dienst aan u bewezen er dan minder om,
omdat ik met palet en penseel mijn brood verdien, in
plaats van met grootboek en kasboek?
Maihold was weer tot zichzelf gekomen.
U kende mij? vroeg hij.
Ja, antwoorde de ander cordaat.
En u wilde mij een valstrik spannen?
»Ja!«
Maihold meesmuilde.
Zoo’n duivelsche kerel! Ik zie wel dat een kladschil
der zich ook zijn kansen weet ten nutte te maken. Ik
houd mij aan mijn woord neem mijn dochter, als
het toch niet anders kan! Je bevalt mij, ik had al da
delijk schik in je! Maar dat is voor de laatste maal,
dat ik mij laat overrompelen.
Slot.
Ik zou het wederzien immers maar storen
Sakkerloot. Dat zal haar juist goed doen. Ze heeft
zich namelijk in het hoofd gehaald, om zoo’n geur
maker van een kunstschilder te trouwen daar moet
ze van worden genezenbevalt mij hebt het
hart op de rechte plaats U moet dien ander maar
verdringen. Enfin, wie weet, besloot hij gemoedelijk,
terwijl hij het jonge mensch vertrouwelijk op den
schouder klopte. U bevalt mij werkelijk. Ook han
delsman Neen Doet er niets toe Wilt u nu?
Ga maar met mij mee.
Op die wijze babbelde Maihold nog lang voort,
kwam er evenwel niet verder mee dan dat de andere
alleen beloofde, om den volgenden dag hem en zijne
dochter te komen opzoeken.
Aan het station W. namen de heeren in de beste
harmonie van elkaar afscheid.
Mijnheer Maihold trof zijn zuster alleen thuis. Dat
Hilla niet ziek was en al hetgeen hij gevreesd had,
niet bewaarheid werd, verheugde hem bijzonder, min
der evenwel de tijding, dat tante Phine een briefkaart
aan Hille had onderschept, waarin haar werd meege
deeld, dat de geliefde van haar hart den volgenden dag
haar zou komen opzoeken. Dat was nu het gevaar
waarvan het telegram gewaagde. Dat noch hij, noch
zijn zuster den huwelijkscandidaat kende, daaraan
dacht Maihold. Alleen de gedachte van een eventueel
Beweerd werd, dat de Japanner als infante
rist niet zou kunnen volhouden, omdat zijn
voeten niet geschikt zijn in goed schoeisel te
marcheeren. Veel hebben we hiervan nog
niet kunnen bemerken.
Neem verder al de voorspellingen omtrent
Port Arthur, omtrent het al of niet uitvaren
der Oostzeevloot, de berekeningen over ’t aan
tal aanwezige troepen. Komisch was ook de
bewering, die voor een maand opgeld deed,
nl. deze, dat de Japanners met ’t troepenverzen
den reeds »au bout de leur latin* waren; dat er
nu reeds grijsaards en ongeschikte mannen naar
Mantsjoerije verscheept werden, omdat al de
strijdbare mannen reeds waren opgeroepen.
Stel u voor! Een land van 45 millioen inwo
ners zou geen half millioen uitnemend voor den
oorlog geschikte mannen hebben! Waar zou
Frankrijk met zijn 39 millioen inwoners dan in
oorlogstijd zijn vier millioen soldaten weghalen.
Enz.
’t Is ook merkwaardig, op te merken, waar
de sympathieën der verschillende groote bla
den heen gaan.
Ziet de teekeningen in Engelsche illustraties.
Je krijgt niet veel anders te zien dan Japan
sche heldendaden en Russische zwakheid. De
Fransche teekeningen zijn meer Russisch-
gezind.
Het is met de sympathie doorgaans zóó
gesteld: Men leeft mee met den zwakke en
wenscht den ondergang van den sterke. Ver
der wordt de sympathie beheerscht door
senverwantschap en door eigenbelang,
laatste vooral niet te vergeten.
Wie heeft nu in den huidigen oorlog het
met zijn sympathie bij ’t rechte eind? Hij,
die voor de Japanners is, omdat zoo’n jong,
veelbelovend volk bewondering verdientter
wijl den Russischen tyran, die Polen en Joden
en Finnen onderdrukt en die met den knoet
regeert, een flinke vernedering wordt toege-
wenscht
Of hij, die met den Duitschen keizer vreest
voor ’t gele gevaardie in de naaste toekomst
Japan aan de spits van ’t gele ras ziet optrek
ken om de wereld-hegemonie van ’t blanke
ras te vernietigen en in de wereldhistorie geel
tot troef te maken? Hij, die vreest voor
Neêrlandsch Indië bij een Japansche overwin
ning? Of hij, die vreest, dat Rusland te
machtig zal worden
Wij gelooven, dat eerst lang na dezen oor-
huwelijksaanzoek had hem indertijd zoo opgewonden,
dat hij elke toenadering van den kant van den jongen
man verijdelde en zijne dochter eens voor al verbood,
over hem te spreken, of een schrijven van hem te
ontvangen. En nu had hij het toch gewaagd
Verduiveld gromde Maihold, ik kom toch wel op
het juiste oogenblikHet is een geluk dat ik niet in
de coupé ben blijven zitten Wèl, wel ik ver
heug me al op morgen.
De begroeting tusschen vader en dochter was niet
bijzonder hartelijk, daar Maihold zijn woede over de
indringerigheid van den kladschilder niet kon inhou
den. Toen zij laat in den avond scheidden, zeide hij:
Ik verwacht morgen bezoek van een jongmensch,
denzelfde die mij zoo goed heeft geholpen en nu zou
ik wel willen, dat mijn dochter den gast eens vrien
delijk ontving.
Hilla hoorde dit zwijgend aan en trok zich toen
terug om haar bezwaard gemoed door tranen te ver
lichten.
Na een slapeloozen nacht liep het meisje den tuin
in, die nog versch bedauwd was. Zij geloofde, dat
niemand haar had gehoord, maar tante Phine was
gevolgd en kwam nog juist bij tijds om te zien, dat
Hilla zich onder het uiten van een luide vreugde
kreet in de armen wierp van een vreemd mansper
soon.
Andreas Andreas maak toch open
Tante Phine rammelde aan de deur van Maihold's
kamer vertelde in vliegende haast, wat ze had
gezien.
Stil, heel stil sloop het oude mensch met hem naar
de aangegeven plaats. Het jonge paar, niets vermoedend
van het naderend gevaar, zat zoetjes minnekoozend op
een bank, geheel verdiept in hun geluk.
terugtrekken; zoo langzaam aan naar Charbin.
Charbin is de belangrijke strategische stad, de
driesprong, waar de groote spoorlijnen naar Eu
ropa, naar Wladiwostock en naar Port-Arthur
samenkomen.
Stellen we ons nu eens voor, dat de Japan
ners thans ongeveer te Moekden zijn, dan
moeten zij de Russen nog tot Charbin terug
drijven. De afstand MoekdenCharbin is ech
ter merkelijk grooter dan de afstand Moekden
Port-Arthur; hij is hemelsbreed meer dan
honderd uren gaans, zoodat ons land van de
Zuidpunt van Limburg tot ’t Noordelijkste punt
van Groningen er met zeer veel gemak tusschen
kan liggen.
Als de Rus tot Charbin is teruggedrongen,
heeft Japan een zeer lange verbindingslijn te
beschermen en zoolang Rusland Charbin
heeft en plan heeft om, 't koste wat ’t wil,
door te zetten, bezit Rusland den voornamen
sleutel tot ’t Verre Oosten.
Er is voor Japan dus nog heel wat te doen,
om te kunnen zeggen: We zijn er.
Maar voor Rusland niet minder, als ’t zelf
zich overwinnaar zal kunnen noemen. Rus
land zou ’t geluk moeten hebben, ’t Japansche
hoofdleger in een grooten strijd of een reeks
van gevechten te verslaan. Anders zal ’t een
reuzentaak zijn, om de door Japan bezette dee-
len van Mantsjoerije te heroveren.
En Port-Arthur, als dit eens door Japan
genomen is, krijg ’t eens terug.
Wanneer Japan op zee de baas blijft, en als
Rusland te land baas wordt, krijgt ’t Port-
Arthur misschien nooit.
Hoe meer men over dezen oorlog nadenkt,
hoe meer moet men den durf van Japan (op
gezet door Engeland en Amerika) bewon
deren.
En Rusland mocht wel willen, dat ’t zijn in
Oost-Azië aanwezige vloot zoo voorzichtig mo
gelijk in Port-Arthur en Wladiwostock be
waard had, dan zou de Oostzeevloot met suc
ces naar ’t oorlogsterrein kunnen stevenen, om
de heerschappij ter zee aan Rusland te bren
gen.
We willen ons niet verder in dezen oorlog
indenken, maar de komende dingen afwachten.
Er kunnen toch nog zooveel dingen geschie
den: afmatting van een der partijen; inter
ventie der mogendheden; onlusten in Rusland;
en nog veel meer.
log de juiste balans van de door dien oorlog
gekomen gevolgen zal kunnen worden opge
maakt.
Wij willen, al erkennen we, dat we nog veel
minder dan de groote bladen een oordeel kun
nen vellen, wij willen toch even in ’t met bloed,
met menschenbloed door weekte Verre Oosten
vertoeven en zien, hoever Japan nu eigenlijk
gevorderd is.
De Japanners zijn meester van de zee in ’t
Verre Oosten. Zij hebben ’t geluk gehad, de
minder sterke, in dat oord aanwezige Russische
vloot voor ’t grootste deel te vernietigen of
machteloos te maken. Een aantal torpedojagers
en -booten zijn vernietigd, evenals eenige groo
te schepen. Verder ligt een deel der vloot
ontwapend in onzijdige havens, terwijl 't ge
havende overschot der Russische vloot in Port-
Arthur en Wladiwostock vrij machteloos is.
Daartegenover staat een Japansche vloot,
die ook geleden heeft, ook vaartuigen verloor.
Doch hoever die vloot geleden heeft, weten
we niet. Dit begrijpen we echter wel, dat de
Japanners al den tijd hebben, de beloopen ave
rij zooveel mogelijk te herstellen.
Deze heerschappij ter zee is voor Japan de
hoofdkwestie.
Mocht eens de Russische Oostzeevloot in ’t
Verre Oosten de Japansche vloot verslaan, dan
zou dit de ondergang van ’t Japansche leger
in Mantsjoerije kunnen beteekenen. Hierbij
merken we echter op, dat we vooreerst weinig
kans zien, dat die nederlaag der Japansche
vloot zal gebeuren; ten tweeden heeft Japan
vóór de komst dier Oostzeevloot veel tijd, om
zeer veel oorlogsvoorraden naar ’t oorlogsterrein
te brengen; ten derden zal Port-Arthur dan
wel in Japansche handen zijn.
Te land is Japan nu meester van ’t schier
eiland Liaotong minus Port-Arthur, van bij
na geheel Korea en van ’t zuiden van Mant
sjoerije.
De Japanners zijn nu ongeveer tot Moek
den gevorderd.
Maar dit beteekent nog niets, als
Rusland kan volhouden.
Koeropatkine is wel telkens teruggedrongen
en heeft den slag bij Liaoyang verloren, maar
Koeropatkine is niet ingesloten en vooral
niet vernietigd. En, naar de oorlogsberichten
te oordeelen, heeft Japan meer manschappen
verloren dan Rusland.
Bovendien kan de Rus nog steeds verder
t
I
k
8
99
9
KER COURANT
\ii:i ws- ffl mmwiM
f j