GBüBtinBdrilB en ostraflB Mm» fOOR SNEEK ES 0I8TREEES. MEIVVS- ES JOfERTESTIERLAO Zaterdag 17 September 1904. 59e Jaargang. No. 75. sa UIT BEGINSEL. 7 I Uitgever: B. FALKENA Mzn., Singel, Sneek. e FEUILLETON. op den voorgrond kamer het was alsof de lust tot het verbodene door den geest van tegenspraak opnieuw was aangeblazen en ik liet Lora dikwijls urenlang alleen, om mij recht op mijn gemak in de geliefde rookwolken te hul len. Ik meendein mijn recht te zijn; ik gevoelde mij een bedrogen, liefdeloos behandeld echtgenoot, en nochtans rezen er dikwijls zachtere gedachten in mij op. Als mijn vrouwtje mij eene, voorzeker toch eene gedeeltelijk slechte, gewoonte wilde afleeren, als zij zoo gaarne zag dat haar Philip zich zoowel voor haar als voor anderen in het gunstigst licht vertoonde, was het dan eigenlijk niet heel aardig, dat zij in hare eerste schuchterheid niet voor haar wensch uitkwam, maar hem op’n zachte wijze er toe leiden wilde om haar zin te doen, zonder dat er iets van de zachte pantoffel, die zij voornemens was over hem te zwaaien, te bemerken was. Wat zij dacht, weet ik niet; wij waren beiden zeer stil geworden. Waar was de vroolijke, kleine Lora, die in het schemeruurtje nog allerlei aardige ge- geschiedenissen vertelde; de schalksche Lora, die hon derdmaal op een dag mijne kamer binnen huppelde, om mij op ondeugenden toon iets liefs te vragen, en dan, met haar nieuwen sleutelbosch rammelend, weer ver dween; de teedere, kleine Lora, die op mijne knie placht te zitten en hare armen om mijn hals sloeg? Wij waren nu zeer verstandige lui geworden. Zoo verliepen eenige allesbehalve aangename dagen toen een oud academievriend zich bij ons liet aandienen. Hij kwam des middags en toen onder het spreken met ons de pianino hem in ’t oog viel, riep hij vroolijk: En je hebt eene pianino ook? Speelt u mevrouw? O, doe mij het genoegen en hij sloeg het instrument open. Lora werd hoogrood. Het spijt mij, antwoordde zij stamelend, maar Philip hoort het niet gaarne. Hoort het niet gaarne? vroeg mijn vriend verwonderd, terwijl ik half verontschuldigend, Lora iets toefluister de; hoort het niet gaarne! Wel, mevrouw, dat moet eene vergissing zijn hij speelde zelf wel niet, maar wij hadden een muziekkrans, waarvan hjj eerelid en kunstbeoordeelaar was, alleen omdat door zijn gevoel voor muziek en.zijn goeden smaak zijne uitspraak altijd zoo juist was. Het spijt mij, herhaalde Lora, met trillende lippen maar ik heb mij tot regel gesteld nooit te spelen als Philip thuis is. Maar, lieve Lora, dat neem je veel te ernstig op, be gon ik; een blik op het gelaat mijner vrouw deed mij zien, dat het schreien haar nader stond dan het lachen. Geen regel zonder uitzondering, zei mijn vriend vroo lijk; maar, liet hij er met tact op volgen, ik wil u er niet om plagen, vooral ook omdat ik niet lang kan blijven. Philip zal u zeker spoedig van het tegendeel uwer meening kunnen overtuigen. Toen mijn vriend afscheid had genomen en ik hem naar den spoortrein had gebracht, ging ik langzaam naar huis terug. Onderweg had ik zware gewetenswroeging. Had ik als de sterkste van ons beiden niet toegevend voor de zwakkere moeten wezen, had ik haar niet moe ten vergeven, weer vriendelijk moeten zijn? Was het grootmoedig, was het wel aardig van mij, dat ik zoo streng jegens ’t arme vrouwtje geweest was, dat ik haar grootste genoegen, hare muziek, voor haar bedorven had, en eigenlijk alleen uit verachtelijke wraakzucht? ’t Was leelijk van mij, en al had zij tienmaal ongelijk gehad, dan had ik mij toch onverantwoordelijk gedragen. Dat had ik al lang gevoeld, doch nu kon het zoo niet lan ger gaan; ik wilde het weer goed maken; maar hoe? Met de beste voornemens die mij echter zelven nog niet recht duidelijk waren, klom ik de stoep op. Lora zat alleen aan het venster. Na eenige onverschillige ge zegden viel ik in een leuningstoel bij den haard neder. Zou zij dan nooit weer zooals vroeger, hier op ’t haard kleed bij mij komen zitten? Eensklaps gevoelde ik dat zij naast mij stond; dat was het oogenblik, het juisteoogenblik om mij tot het verzoeningswerk te vermannen. Lora, zei ik, langzaam en zonder op te zien, maar zoo zacht en feeder als ik kon, lieve Lora, ik heb je ook een weinig bedrogen, ik houd eigenlijk zeer veel van muziek wil je mij, mij alleen, nu niet wat voorspelen? Lachte of snikte zij? Ik geloof beide; maar toen ik Op grond van het feit, dat de maatschap pelijke orde tal van malen bedreigd wordt door personen, wier geestesafwijkingen duide- Slot. Philip, wil je niet eens hooren, hoe het klinkt? riep Lora van de pianino af. Ik speel zelf niet, antwoordde ik op stijven toon, en ik geef er ook niet om. Dat was een leelijke leugen, en dat wist ik zelf ook wel, maar ik was door het knorrige heen. Geef je er niet om? Misschien hoor je het liever niet? Het hindert je toch niet? O, ik kan het wel hooren, antwoordde ik onverschil lig. Men moet zich kunnen beheerschen uit beginsel. Het ging mij aan ’t hart, zooals Lora getroffen de kleine handen van de toetsen liet zakken, zonder een woord te zeggen. Mijn gevoel drong mij terug te keeren, het teleurgestelde vrouwtje in mijne armen te drukken en haar te verzoeken mij al hare lievelings-sonaten voor te spelen, maar ik kon het niet over mij verkrij gen. Had zij zich er over bekommerd dat ik mij zoo dikwijls mijn liefste genot, het rooken, ontzegd had, hoewel zij zelve had bekend, dat zij het wel aange naam vond? Had ze mij niet weken stilzwijgend mis leid, letterlijk bedrogen, om een berekend opvoedings- plan met mij ten uitvoer te brengen? Neen, ik was te zeer gegriefd, en toch zag ik nog eens om toen Lora de pianino sloot, en den sleutel omdraaide. Het kras send geluid dat dit maakte, sneed mij door de ziel. Alles was nu tusschen Lora en mij veranderd; zij raakte de pianino niet meer aan, ais ik thuis was; maar dikwijls luisterde ik, ongemerkt voor ’t venster staande, naar de weemoedige melodiën, die zij speelde. Zoodra ze mij echter, hoe zacht ook, de stoep hoorde opkomen, hield ze er mee op. Het spreekt van zelf, dat ik liever, ik weet niet wat had gedaan dan dat ik in haar bijzijn een sigaar aan gestoken zou hebben; des te meer rookte ik ze in mijne ADVERTENTIöN 4 cent per regel. Bij abonnement van 500 regels 3 cent en van 1000 regels 21/, cent. Groote letters naar plaatsruimte. Tn het volgend no. van dit blad wordt een begin gemaakt met een nieuw, boeiend feuilleton, geti teld: HET VALSCHE TESTAMENT. opzag, stond zij nog altijd voor mij, zooals zij misschien reeds een geruime poos gestaan had, met den geopen- den sigarenkoker in de hand, dien zij mij verleidelijk voorhield. Rook ook zooveel als je wilt, zei ze, maar heb mij lief. Ik wierp de sigaren tegen den grond, terwijl ik Lora in mijne armen sloot. Alles was weer goed en een bewijs van de ware sympathie tusschen ons was, dat we juist op hetzelfde oogenblik elkaar de gewenschte inschikkelijkheid betoonden. Ja, alles was weer goed. Lora zat op het haardkleed aan mijne voeten en het schijnsel van het haardvuur (een van hare liefhebberijen die ik bij het kiezen van onze kachels bepaald in aan merking had genomen) flikkerde op twee gezichten, die eerst nog wel wat vreemd keken, maar nu zeer dicht bij elkaar eene recht prettige uitdrukking ver toonden. De avond had zelfs nog een vroolijk einde. Lora speelde mij in de schemering de eene liefelijke volks melodie na de andere voor en toen de lamp was op gestoken, nam zij mijne tamelijk groote, maar zooals zij beweerde, welgevormde handen in hare kleine tenge re dito, en beproefde mijne stijve vingers tot de eerste vingeroefeningen te dwingen. Zoo ondeugend schert sen als zij deed, terwijl zij haren onhandigen man uit lachte, kon alleen maar mijn kleine Lora. Wat het rooken betrof, dat had zij mij werkelijk met zoo goed gevolg afgeleerd, dat het mij niet zulk een verschrikkelijke ontbering meer was het zoo te doen als zij ’t wenschte, namelijk als iets waarvan ik veel hield, maar dat ik ook, zonder er verdriet van te heb ben, kon laten, 'tls waar dat de liefde, van alle leer meesteressen de vlugste op aarde mij er bij te hulp kwam. Ik vermeed van zelf door Lora’s mooie kamer met een sigaar te loopen of er op de wandeling eene op te steken; maar daarentegen zit zij, evenals bij haar va der, dikwijls in mijne studeerkamer, in blauwe rookwol ken gehuld, bij mij zonder dat ons gelui in rook of damp dreigt te vervliegen. EINDE. het verband tusschen misdaad en krankzinnig heid. Thans is het rapport verschenen van de Staatscommissie, ingesteld bij Koninklijk be sluit van 31 Juli 1902, welke commissie werd geïnstalleerd op 13 September d. a. v. door de ministers van Binnenlandsche Zaken en van Justitie. De minister van Binnenl. Zaken zette in het openingswoord uiteen, welke motieven de beide ministers gehad hebben om aan de Ko ningin de benoeming van een Staatscommis sie voor te stellen en merkte o. a. op, dat, terwijl voorheen zoowel op ’t gebied van het krankzinnigenwezen als op crimineel terrein schier uitsluitend aandacht werd gewijd aan de verschijnselen van psychischen (zielkundigen, geestelijken) oorsprong, men in de laatste ja- ren dikwerf in een ander uiterste is vervallen en er toe overgegaan is, met terzijdestelling van de psyche (ziel) als zelfstandig deel des menschen, alle levensverschijnsel te beschou wen als noodzakelijk gevolg van materieel proces; de grenzen tusschen krankzinnigheid en misdaad zijn, mede ten gevolge hiervan, menigmaal uitgewischt, en dit heeft (in ver band met het overigens loffelijk streven om het lot der krankzinnigen door zooveel moge lijk ‘vrije verpleging zooveel te verbeteren als slechts eenigszins mogelijk is) tot groote prac- tische moeilijkheden aanleiding gegeven, wijl personen met zeer misdadige neigingen, die verschijnselen van krankzinnigheid vertoonen, wellicht simuleerden (voorgaven), door plaat sing in een krankzinnigengesticht onder om standigheden zijn gekomen, dat zij zich aan het toch strikt noodige toezicht konden ont trekken. De Regeering, die voorlichting van noode had om de moeilijkheden, welke ook bij de begrootingsdebatten in de Staten-Generaal ter sprake zijn gekomen, uit den weg te ruimen, oordeelde daartoe de benoeming eener Staats commissie gewenscht. Zij, die zich met 1 Oct. a. s. op dit blad abonneeren, ontvan gen de tot dien datum verschijnende nummers gratis. der gevangenissen en De geheele tak van litaire naar de civiele organisatie worden over gebracht. Het centraal psychiatrisch toezicht, uitge oefend door de inspecteurs voor ’t staatstoezicht op krankzinnigen zal de gevangenisartsen moe ten helpen bij ’t opsporen van krankzinnig- heids-gevallen. Daarom zal dit centraal toe zicht moeten worden uitgebreid. Te Utrecht zal een centraal observatiestation met 30 plaatsen moeten zijn. Dit station moet dienst baar gemaakt worden aan ’t onderwijs in psychiatrie. In ’t algemeen zal de observatie van de veroordeelden in de gevangenissen-zelf moeten geschieden. Met ’t oog hierop zullen bij en kele groote gevangenissen annexen moeten worden ingericht, bestemd voor de observatie van veroordeelden met twijfelachtigen geestes toestand en voor de tijdelijke verpleging van hen, die krankzinnig zijn, zoolang het bestaan eener chronische zielsziekte nog niet met ze kerheid is gebleken. In deze annexen zullen 30 personen moe ten kunnen worden opgenomen en voorloopig zal men aan 2 of 3 annexen genoeg hebben. Een observatie van 6 weken is gewoonlijk vol doende; 3 maanden zal ’t maximum kunnen zijn. De strafgevangenissen te Groningen, Den Haag, Haarlem en Breda leenen zich ’t ge schiktst tot’t toevoegen dezer annexen. Bij de rijkswerkinrichting te Veenhuizen moet ook een annex verrijzen, mede dienende voor twijfelachtige personen uit de rijkswerk inrichting te Hoorn. Zoodra blijkt, dat de veroordeelde, die in een annex is opgenomen, lijdt aan chronische zielsziekte of wanneer voor een gevaarlijk krankzinnige’t verblijf in een gevangenis-annex nadeelig is, zal de overbrenging naar gen krankzinnigengesticht behooren te geschieden. Wenschelijk is ’t, dat die overbrenging ge paard gaat met schorsing van straf. Vooral met ’t oog op gevaarlijk-krankzinni- ge veroordeelden of voor hen, die neiging tot ontvluchten bezitten, worden voor enkele krankzinnigengestichten bijzondere afdeelingen aanbevolen, die geen gevaar voor de omgeving en geen kans op ontvluchting hebben. Voor loopig zullen 3 zulke afdeelingen elk voor 20 personen, voldoende zijn. De rijkskrankzinnigengestichten te Medem- blik en Grave kunnen daarvoor bezwaarlijk in aanmerking komen. Daarom moet ernstig worden overwogen den bouw van een nieuw rijkskrankzinnigengest:cht met een in alle opzichten voldoende bijzondere afdeeling, in ’t midden des rijks en in een ge zond oord. Ook in de op te richten tuchtscholen zal voor goed psychiatrisch toezicht gezorgd moe ten worden door ’t aanstellen van daartoe be- In den loop der laatste tientallen jaren na men verschillende vraagstukken in ’t maat schappelijk leven steeds belangrijker verhou dingen aan; dit vindt zijn oorzaak in veran derde sociale beschouwingen, ineen geagiteerder psychisch leven, in een dichter wordende be volking, in een algemeener wordende bescha ving. Zulke vraagstukken zijnLoon en arbeids duur of, om den geijkten term te noemen, minimum loon en maximum arbeidsduur; toe zicht op den arbeid in fabrieken en werkplaat sen vrouwenarbeidkinderarbeidleerplicht tot een vastgestelden leeftijd; verzekering te gen ongelukken; het woningvraagstuk; goed drinkwater en voedsel. En zoo voort. Met verschillende dezer zaken is men reeds een heel eind gevorderd op den goeden weg. Doch er is nog een zaak van belang, die steeds grooter afmetingen aanneemt en wel: het krankzinnigen-vraagstuk. Ieder zal ’t opgevallen zijn, hoe in de laat ste jaren nieuwe krankzinnigengestichten en andere gebouwen voor geestelijk zwakken en verwarden zijn gebouwd, zonder dat er be staande gestichten verdwenen zijn. En toch wordt er nog voortdurend geklaagd over plaatsruimte voor arme krankzinnigen en gees telijk zwakken. Nu is ’t waar, dat de bevolking van ons land ook vrij wat is vermeerderd; maar het aantal kranken van geest is naar verhouding veel meer toegenomen. Nog treedt steeds meer lijk zijn, doch niet dien graad bezitten, dat van krankzinnigheid gesproken mag worden, heeft de commissie overwogen, welke maatregelen te nemen zijn ten opzichte van deze personen, die zich bevinden op de grens van krankzin nigheid en geestelijken welstand. Bovendien was de aandacht der commissie gewijd aan de moeilijkheden, Welke onder vonden worden bij het geneeskundig onder zoek van verdachten, wier geestestoestand twijfelachtig is, die zich niet in preventieve hechtenis bevinden. De commissie wil annexen (bijgebouwen) bij strafgevangenissen en bijzondere inrichtingen bij krankzinnigengestichten; doch acht nog niet noodig op de mogelijkheid van vrouwen-op- name te rekenen bij ’t bouwen. De commissie raadpleegde een groot aantal geschriften van autoriteiten uit binnen- en bui tenland en deed een aantal onderzoekingen. Het gesticht te Medemblik en het gevangenis- annex te Münster werden bezocht. De meerderheid der commissie is van oor deel, dat ’t totaal aantal gevangenen en ver dachten, die krankzinnigheid voorgeven, doch niet krankzinnig zijn, in Nederland niet on aanzienlijk is. De commissie geeft ook aan, welke maatre gelen wenschelijk zijn. Vooreerst moet gezorgd worden voor ver betering en verscherping van ’t psychiatrisch (de ziel betreffend) toezicht op de bevolking aanverwante gestichten. dienst moet uit de mi- Dit blad verschijnt WOENSDAGS en ZATERDAGS. ABONNEMENTSPRIJS voor Sneek f 0,40 per 3 maanden, franco per post f0,50. Abonnementen worden te allen tijde aangenomen. I OURANT -K 1

Kranten in de gemeente Sudwest-Fryslan (Bolswards Nieuwsblad, Sneeker Nieuwsblad en Friso)

Sneeker Nieuwsblad nl | 1904 | | pagina 1