Rijke en DOOflUiftenfle Eeraeenten.
Het va-teche Testament
MMS- EJ JIIVËKTEJTIEELJ1I
VOOK SME D MSTIlEkEJ.
Woensdag 21 September 1904.
59e Jaargang.
No. 79.
t,
J
T
k
Uitgever: B. FALKENA Mzn., Singel, Sneek.
FEUILLETON.
'M
lil
II
R.
EERSTE HOOFDSTUK.
n
n
Bewerkt door AMO.
Dit blad verschijnt WOENSDAGS en ZATERDAGS.
ABONNEMENTSPRIJS voor Sneek f 0,40 per 3 maanden,
franco per post f0,60.
Abonnementen worden te allen tijde aangenomen.
te
en
S
g
ir
ben ik weer, en nu raakt u me ook niet spoedig weer
kwjjt.*
«Dat hoop ik, mijn jongen! Jean, hier, neem den pels
aan, breng hem in de voorkamer. En wat zie je er kos
telijk uit, mijn jongen, kostelijk! Je bent wat bruin
geworden van de zon. Hier Jean, de reistasch, leg
die maar ginds op de tafel. Zoo, breng je kleeding nu
wat in orde, dan gaan we soupeeren. Je zult wel hon
ger hebben, hé? Jean, zet het souper op, gauw!
Maar, jongen, wat zie je er kostelijk uit! De lucht van
Italië schijnt je goed gedaan te hebben. Of de wijn,
hè? Nu, je moet me later alles vertellen! Hier is
de waschtafel! Wel, wat zeg je er van? Heb ik alles
niet goed voor je ingericht? Kijk eens wat een mooi ledi
kant met roode zijden gordijnen! En die blauwe flu-
weelen kussens op de stoelen! En die toilettafel! Alles
nieuw, mijn jongen! Het eenige nieuwe in het oude
huis! Ziet het er hier niet uit als in het boudoir van een
Parijsche danseres?»
«Maar, beste oom, ik zou gaarne weer die twee kamers
beneden
«Neen, mijn jongen, die zijn te vochtig. Waar denk
je aanP Je komt pas uit het warme Italië. En hier heb
ik je dichter bij me. Hier is je slaapkamer, daarnaast
je studeerkamer, voor je boeken zullen we wel een
plaatsje vinden. Wij gebruiken samen het groote
salon en natuurlijk ook de eetkamer. Dan volgen nog
tweekamers voor mij. Je ziet, dat er voor ons tweeën
ruimte genoeg is. Hoe genoeglijk zullen we het hier
hebben! Het beviel me niemendal in die ledige kamers.
Maar nu hebben we een gemeenschappelijke huishouding.
Natuurlijk behoud je je volle vrijheid, maar voor je
ouden oom zal je dagelijks wel een paar uur over heb
ben?.
»Oom«, sprak de graaf, die nu zijn kleeding weer in
1).
In de oude keizerstad aan den Donau is de Hee-
renstraat een der oudste straten, en daarin is het
paleis van graaf Leo von Thurnfels zeker een der
oudste en tevens een der aanzienlijkste gebouwen.
Het is van arduinsteen gebouwd, heeft twee verdie
pingen en wordt aan den ingang bewaakt door een
ouden portier.
De bovenverdieping wordt bewoond door een ouden
eenzaam-levenden man. Alles doet hier aan het ver
leden denkendie breede trap met zware, plompe
leuning en uitgesleten treden, die verschoten looper
op de trap, die twee verweerde standbeelden, welke
verroeste kroonluchters in de opgeheven handen vast
houden die groote schilderij in olieverf, eenmaal een
sieraad, toen de kleuren nog frisch waren, het doek
nog niet gescheurd was en eindelijk die oude familie
portretten aan den muur, in de gang en in de voorka
mer van de bovenverdieping.
De oude, eenzame man, die dit oude huis bewoont,
graaf Leo von Thurnfels, zit bij den haard. Op den
marmeren schoorsteenmantel staat een oude pendule,
style Louis XVI, en bij tusschenpoozen richt de grijs
aard den blik op de wijzerplaat om dan weer terug
te keereu naar de courant, die op zün knie ligt of zich
Het komt
nader en nader. Bij het onzekere schijnsel van
door zijn equipage te herkennen, die den verwachten
man van het station heeft gehaald.
Ja, het rijtuig houdt stil voor het paleis. De portier
Hij is het,roept de graaf uit. «Eindelijk, eindelijk!»
Tziiia..i-„i:j a.J4. t;
«Gauw naar beneden, Jean,« zegt hij. «Mijnheer de
Alle bezorgdheid is van het gelaat des ouden mans
lukkig lachje speelt om zijn mond.
die hem daareven nog kwelde, heeft plaatsgemaakt voor
zorgende werkzaamheid.
Hij werpt een paar stukken hout op het vuur in den
haard en mompelt: «De jongen zal wel koud zijn. Die
'riëst naar hier! Den geheelen dag in
En dat bij zoo’n kou!« Hij opent de deur
het aangrenzende vertrek, en ziet of alles in orde
is op een tafel, waar voor het avondmaal voor twee per
sonen de noodige voorbereidselen zijn gemaakt. Ver
volgens gaat hij naar de overzijde en treedt een klein
salon binnen, dat fraai ingericht en goed verwarmd is.
Hij kijkt of de thermometer het voorgeschreven getal
van vijftien graden aanwijst, werpt nog even een vluch-
tigen blik door de portiere in de aangrenzende slaap
kamer en
De deur gaat open en een slanke, in een reispels ge
hulde gestalte wordt zichtbaar.
«Bruno, mijn jongen! heb ik je eindelijk weder!»
roept de oude uit en sluit de jonkman in zijn armen.
«Ja, beste oom!« roept de binnentredende uit en beant
woordt de hartelijke omarming even hartelijk «Hier
Tn dit no. wordt een begin gemaakt
met een nieuw, boeiend feuil
leton, getiteld: HET VALSCHE TES
TAMENT.
ADVERTENTIëN 4 cent per regel. Bij abonnement van 500
regels 3 cent en van 1000 regels 21/» cent. Groote letters naar
plaatsruimte.
te verliezen in den gloed van het haardvuur.
Op eens richt de graaf het hoofd op, als luistert hij
naar iets. In de verte hoort men het geratel van een
rijtuig. Neen, hij heeft zich niet vergist, het
rijtuig komt al dichter en dichter bij. «Dat zal hij zijn!*
roept hjj uit en ijlt naar het venster. Hij schuift de
zware damasten gordijnen ter zijde en ziet naar buiten.
Door de sneeuw, die in dichte vlokken neervalt, ziet hij
het rijtuig al nader komen, maar hij ziet het ook snel
voorbijrijden.
«Dat is vreemd! De trein is toch zeker al lang aan
gekomen,» mompelde hij, «van het station naar hier
De oude neemt weer plaats in zijn leunstoel en
weder zwerven zijn blikken van de courant naar het
haardvuur en van daar naar de wijzerplaat der pendule.
De lamp, die naast den leunstoel op een tafeltje staat,
werpt haar mat licht op de gelaatstrekken van den
grijsaard, die een onmiskenbare uitdrukking van goed
aardigheid vertoonen. De blik van zijne helderblauwe
oogen verraadt de rustige, bezadigde stemming, die de
beste aanwinst voor den ouderdom is, de lichte rimpels
in zijn voorhoofd zijn misschien alleen toe te schrijven
aan de kleine bezorgdheid, die op het oogenblik zijn
geest bezig houdt. Slechts weinige dunne lokken wit
haar komen te voorschijn van onder het fluweelen kapje
met gouden kwast dat zijn schedel dekt, maar zijn
ferm voorkomen verraadt nog niets van de gebreken
des ouderdoms. Er ligt nog lenigheid in de vlugge
beweging, waarmee hij nu weer van zijn leunstoel óp
staat, in den vasten tred, waarmee hij in de kamer op
en neer loopt.
«Wat zou er met hem gebeurd zijn mompelde
hij voor zich heen. «De trein zal vertraging gekre
gen hebben, dat is alles.«
Toch luistert hij opnieuw, het geritsel van een rij-
gemeenten bij Amsterdam wonen vele deftige
Amsterdamsche kooplieden, die met gemak uit
de uitgespaarde gelden, noodig voor hoofdelij-
ken omslag en andere belastingen, de tram-
kosten naar Amsterdam en terug kunnen be
talen. Te Amsterdam toch betaalt men 5 ’/*°/o
hoofdelijken omslag en de inkomens worden
er zoo hoog mogelijk getaxeerd. Bovendien
betaalt men er hooge opcenten op rijksbelas-
tingen.
We spraken onlangs iemand, die te Water
graafsmeer woonde, vlak tegen Amsterdam aan.
’t Scheelde hem zoo en zooveel honderd gulden
per jaar. Nu is er sprake van, dat Water
graafsmeer bij Amsterdam zal gebracht wor
den. Als dat gebeurt, zei onze vriend, ga ik
weer iets verder wonen.
Te Amsterdam gaan rijken er uit en komen
er vele armen voor in de plaats. Is ’t won
der, dat ’t gemeentebestuur steeds meer moeite
heeft, om de begrooting sluitende te maken,
zonder de percentage der H. O. nog meer te
verhoogen!
Vergelijk hiermee eens Den Haag, relatief
de rijkste stad van ons land. Terwijl Amster
dam een gemeenteschuld heeft van bijna 100
millioen gld., heeft Den Haag een totale schuld
vdn nog geen 20 millioen; dus relatiet de helft
minder dan Amsterdam en dat, terwijl Den
Haag relatief veel rijker is.
Den Haag heeft weinig opcenten en slechts
2% Hoofd. Omsl. Terwijl de Koningin en de
rijke vreemde gezantschappen niets met deze
belasting te maken hebben en bovendien de
inkomens zeer laag geschat worden, bedraagt
dit geschatte belastbaar inkomen per jaar toch
bijna 50 millioen gulden. Naar verhouding
zou Sneek een belastbaar jaarlijks inkomen
moeten hebben van 23/» millioen, waar nog al
iets aan mankeert. En dan moet men steeds
in ’t oog houden, dat de Haagsche inkomens
zoo laag geschat worden.
Laten we verder in aanmerking nemen dat
de helft der Haagsche gemeenteschuld ten
laste van bedrijven komt, die ruim hun rente
opbrengen. Voegen we hierbij, dat Den Haag
een laag sterftecijfer heeft, dat de huizen so
iled en niet duur zijn, dat water en gas er
goedkoop zijn, dat de omstreken en de gemeen-
te-zelf uitmunten door natuurschoon, dat Sche-
veningen des zomers een eenige attractie is, waar
men zeer duur doch ook goedkoop terecht
kan, dan kan men zich voorstellen, dat kleine
Er zijn arme, minder rijke en rijke menschen.
Er zijn arme, minder rijke en rijke gemeenten,
streken, provinciën, landen.
Ons Nederland behoort zeker tot de nog al
rijke landen. Sedert eeuwen zijn in onze han-
delssteden schatten vergaderd, eerst door den
handel op een groot deel van Europa en door
een hoogst belangrijke visscherij, daarna door
den handel op Oost-Indië en Amerika.
In den Franschen tijd is ons land beduidend
armer geworden; vooreerst doordat de handel
stilstond, onze koloniën en bezittingen werden
ontvreemd en dan ook, omdat we aan de
Fransche «bevrijders® rog al dure vrienden
hadden.
Doch ondanks dit alles is Nederland nog
al een rijk land. De Fransche tijd deed de
groote kapitalen niet verdwijnen en na dien
tijd flikkerde de ondernemingsgeest weer op
en, al is ’t niet door een reusachtige industrie,
door een belangrijk mijnwezen, zooals bij onze
buren, toch komt er nog al wat geld in ons
land.
Jammer is ’t alleen, dat de meeste gelden in
ons land vloeien, doordat in Nederland veel
buitenlandsch papier zit, dat z’n rente moet
opbrengen.
Doch onze Oost is voor ons land nog steeds
een goudmijn. Natuurlijk door dat Nederland
den Oost beheert en tal van Nederlanders er
goede betrekkingen hebben, en later met goed
pensioen terugkomenmaar ook door verschil
lende bloeiende ondernemingen, door cultures
en mijnwezen. Noem bijv, tabak, petroleum,
tin, enz.
Ons Nederland is dus nog altijd een der
rijke landen.
Doch wat is die rijkdom ongelijk verdeeld.
Men heeft in ons land arme en rijke gedeelten,
ziJ’ die zich met 1 Oct. a. s.
op dit blad abonneeren, ontvan
gen de tot dien datum verschijnende
nummers gratis.
arme en rijke provinciën, arme en rijke steden.
Er zijn streken, die door landbouw en voor
al door tuinbouw bloeien. Enkele plaatsen
bloeien door een zich ontwikkelende nijverheid
en dan hebben we nog de centra van den han
del. Ook zijn er plaatsen, die door een gun
stige ligging welvarend zijn.
In de laatste tientallen jaren treedt echter
nog een andere bloei steeds meer op den voor
grond; de bloei namelijk van enkele plaatsen
en streken, die de geldmenschen tot zich trek
ken: Den Haag, Arnhem, Nijmegen, ’t Gooi
land, en nog meer oorden.
Daar gaan de menschen heen, die de schaap
jes op ’t droge hebben, de kleine en groote
renteniers, die de steden ontvlieden, waar ze
hun geld vergaderden, om de thans in den
smaak vallende oorden te bevolken. (We zeg
gen met opzet «de thans in den smaak vallen
de*; voor een paar eeuwen gingen de rijke Am
sterdammers hunne zomertenten opslaan aan de
Utrechtsche Vecht en vermeiden zich daar in
de beschouwing der kalme weiden met haar
gezond vee.)
Daar gaan ook de menschen heen, die bijv,
hun zaken hebben in Amsterdam, die daar hun
geld verdienen, doch de daar geheven wor
dende hooge belastingen ontvluchten.
Daar wonen zij, die leven van de pachtsom
men, die Friesche en andere huurboeren hun
alle jaren moeten opbrengen, omdat aanzien
lijke deelen van Friesland en andere provin
ciën hun toebehooren.
Hierdoor, en ook door de toenemende be
volking, en ook door de toenemende levens-
eischen, die maken, dat een stedelijke huishou
ding er steeds kostbaarder op wordt, dat de
gemeentebegrootingen aanzienlijk stijgen, is in
de laatste jaren steeds duidelijker geworden,
dat we een ongezonde verhouding tusschen
verschillende deelen des lands krijgen.
Wie zou bijv, vroeger gedacht hebben, dat
’t nog steeds rijke, dat ’t groote Amsterdam
nu begint te behooren tot de noodlijdende ge
meenten.
Men begint zoo langzamerhand te begrijpen,
dat eens een andere belastingverdeeling de al
te groote verschillen in belastingdruk tusschen
verschillende oorden des rijks zal moeten ver
minderen.
Laten we eens een paar voorbeelden nemen
en enkele getallen noemen.
Te Bussum, te Watergraafsmeer en andere
en groote renteniers er gaarne willen wonen,
’t Is zelfs wonder, dat ze er nog niet meer
heengaan.
Uit de jaarlijksche Haagsche begrootingen
kan men opmaken, gelijk een Haagsch blad dat
ook deed, dat de toestroomende menschen
geld hebben; ten minste is in de laatste jaren,
zonder dat de percentage verhoogd wordt, de
belasting ook relatief nog stijgende; ’tgeen be
wijst, dat 't gemiddelde bezit van de Hage
naars per hoofd toeneemt; en dit duidt aan, dat
de inkomende nieuwe Hagenaars gemiddeld
rijker zijn dan de oude Hagenaars.
Stel daar Amsterdam eens tegenover. Pre
cies andersom gaan hier de rijken er uit en
komen de armen er in. Men begrijpt, dat dit
zoo niet kan doorgaan. Ook moet men hier
bij bedenken, dat een toestrooming van armen
en arbeiders groote onkosten veroorzaakt aan
het Amsterdamsch gemeentebestuurreken
maar alleen door scholenbouw, meerdere politie
en brandweer! Hierdoor zal het percentage
van den H. O. nog hooger moeten stijgen.
En hoe hooger dit stijgt, des te spoediger
zullen de bezittenden, die de hoofdstad kunnen
verlaten, er uit gaan.
We overdrijven zeker niet, als we beweren,
dat de toestand steeds lastiger wordt, dat de
financiëele verhouding tusschen de gemeenten
steeds onbillijker wordt. We hebben hier nu
alleen een paar gemeenten genoemd om te
typeeren.
We zullen mogen zeggenOnbillijk is, dat
een stad als Den Haag de huurpenningen ziet
verteren binnen zijne muren, die bijv. Friesche
boeren opbrengen. Men kan geen vrij burger
in een vrij land dwingen om te wonen in de
gemeente, waar hij in hoofdzaak zijn geld ver
werft, maar die gemeenten moesten toch iets
meer profiteeren van de bezitters harer gron
den.
Een ongezonde toestand is, dat Bussum, enz.
zich in weelde baden, door dat echte Amster
dammers, die nog steeds in de hoofdstad hun
geld verdienen, die in alle opzichten van de
hoofdstad profiteeren, in die Gooische gemeen
ten gaan wonen om de Amsterdamsche belas
ting te ontgaan.
Ieder is vrij in de keuze van zijn woonplaats,
maar ’t geeft ongezonde verhoudingen, dat zij,
die hun geld in een handelsstad of fabrieks
plaats verdiend hebben, dat geld in een weel-
destad gaan verteren.
tuig lokt hem nogmaals aan het venster.
Ja, het rijtuig houdt stil voor het paleis. De portier
komt toesnellen en cpent het portier van het rijtuig.
Hij schelt; een bediende treedt binnen.
graaf is gekomen.*
verdwenen. Zijn oog glinstert van vreugde, een ge-
--- -J. De ongerustheid
die hem daareven nog kwelde, heeft plaatsgemaakt voor
zorgende werkzaamheid.
Hij werpt een paar stukken hout op het vuur in den
verre reis van T:
den trein!
van
r f
I
OURANT
i de
gaslantaarn meent hij tusschen de dwarrelende sneeuw
door zijn equipage te herkennen, die den verwachten
man van het station heeft gehaald.
1 a. l r ...’i -
I