ft
8IIW8- Bi) 1DM1WIBBLAÏ
Het vadsehe Testament.
VOOR SilEBk EJ 01S1WL
s-
Woensdag 7 December 1904.
J
I
59e Jaargang.
No. 98.
Uitgever: B. FALKENA Mzn., Singel, Sneek.
Officieele Advertentie.
Uit de Raadszaal.
FEUILLETON.
SS
p
F®*
Koloniale waren.
VEERTIENDE HOOFDSTUK.
I
lan
den
rer-
alle
zijn
leid
eze
'oet
nze
-
of
ur-
Bewerkt door AMO.
•8,
e-
e-
)1-
n,
ie
t,
Vlas-
idene
De
shou-
tende
j van
filing
de 4
)aard
s van
kip-
ge door het valsche testament zult verkrijgen. Doch
nu een vraag, Minona Hebt ge het valsche testa
ment reeds bij het gerecht ingeleverd
«Neen, ik was van plan het morgen te doen.«
«En wilt ge aan het gerecht mededeelen, dat ge dit
document gevonden hebt in een geheim vakje van de
schrijftafel van uw echtgenoot
«Dat was mijn voornemen.»
«Dat is goedWaar staat die schrijftafel
«Twee vertrekken van hier, tusschen de eetzaal en
de slaapkamer van den graaf.*
«Nog iets. Is het u niet gelukt dat geheime vakje
te vinden
»Neen, ik was van plan een meubelmaker te raad
plegen.*
«Dat zal niet noodig zijn. Ik ben bijzonder goed op
de hoogte met zulke geheimen van een schrijftafel.
Wilt ge mij eens bij dat meubelstuk brengen
«Kom maar mee.*
«Zijt ge zeker, dat wij niet gestoord worden
Minona schelde en onmiddellijk verscheen haar ka
menier op den drempel der kamer.
«Ik heb zaken met den notaris te regelen en ben voor
niemand te spreken, Annetta,zei de gravin in het
Italiaansch.
Annetta knikte ten teeken, dat zij het bevel van haar
meesteres begrepen had. Het ontging den baron niet,
dat daarbij een lachje om haar mond speelde. Zou zij
spoediger dan haar meesteres den gewaanden notaris
herkend hebben Of had zij achter de deur geluisterd?
De kameniers zijn over het algemeen zeer nieuwsgierig
en wij behoeven niet te gelooven, dat Annetta een uit
zondering op den regel was.
VIJFTIENDE HOOFDSTUK.
Terzelfdertijd dat gravin Minona met haar gast in
lan
iar
er-
rte
ke
)id
en
er
id
KENNISGEVING.
ZITTING VAN DEN MILITIERAAD.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS der Gemeente
Sneek, brengen, ter voldoening aan art. 73 der Militie-
wet 1901, ter openbare kennis, dat de zitting van den
Militieraad voor deze gemeente zal worden gehouden
te Bolsward, in het Gemeentehuis aldaar, op Woens
dag den 21 December 1904, des voormiddags te tien
uur, en dat voor dien Raad moet verschijnen de lote-
ling, die vrijstelling verlangt wegens ziekelijke gesteld
heid of gebreken of wegens gemis van de gevorderde
lengte.
Sneek, den 22 November 1904.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
ALMA, Burgemeester.
JAC. van der LAAN, Secretaris.
ADVEBTENTIëN 4 cent per regel. Bij abonnement van 500
regels 3 cent en van 1000 regels 27» cent. Groote letters naar
plaatsruimte.
23).
«Van het afschrift?*
»Wel, natuurlijk. Zou u denken, dat een verstandig
mensch als baron d’Hoffmann zulk een kostbaar ge
schrift als het testament van graaf Czerny in zijn jas
bij zich draagt. Ik ben geen lomperd in mijn vak, Mi
nona! Het eerste, wat ik deed, was: dat ik mij een
goed nagemaakt afschrift van het echte testament liet
maken en waarschijnlijk heeft u dat afschrift aan de
vlammen overgegeven.*
»En het echte testament?*
«Is in mijne handen; ik heb het met andere papieren
van waarde op een veilige plaats geborgen, waar ik al
leen het kan vinden. Ik ben niet zoo onvoorzichtig ge
weest het mee te nemen; mogelijk raakte ik dit ook
kwijt, als ik weer eens te veel van Annetta’s punch
dronk. Maar ik geef u mijn eerewoord, Minona, dat
ik het echte testament bezit en als de gelegenheid
zich voordoet zal ik het u laten zien. Dit testament
is van den 19en Januari en vernietigt alle aanspraken,
die u kan laten gelden op grond van het valsche
testament, want dit laatste draagt de dagteekening
van 18 Januari. Ge ziet dus, dat ge geheel in mijn
macht zijt, Minona, maar ik hoop nog altijd, dat ge u
met deze gedachte kunt verzoenen. Het noodlot heeft
het zoo beschikt, dat wij bondgenooten moeten zijn.
Dit blad verschijnt WOENSDAGS en ZATERDAGS.
ABONNEMENTSPRIJS voor Sneek f 0,40 per 3 maanden,
franco per post f0,50.
Abonnementen worden te allen tijde aangenomen.
gesprek zat, hield een rijtuig stil voor het logement,
dat halverwege tusschen het dorp Windeck en het gra
felijk kasteel lag.
Het was reeds donker en de kastelein kwam met
een lantaarn naar buiten om het portier te openen
voor twee mannen, van wie wij één reeds kennen.
«Is u de kastelein van dit logement?* vroeg de jonk
man, die eerst uitstapte.
»Ja wel, mijnheer.*
«Hoe heet u?«
De kastelein scheen eenigszins verwonderd te zijn over
deze vraag, maar antwoordde toch »Johann Freund.*
«Aangename kennismaking, mijnheer Freund. Neem
me niet kwalijk, dat ik u zoo’n beetje in verhoor nam,
want dat in verhoor nemen is nu eenmaal zoo de ge
woonte van politie-beambten. Ik ben namelijk de com
missaris van politie Karei Nisser uit Weenen en deze
heer, mijnheer Wagner, behoort ook tot de Weener
politie.*
»Wat verlangen de heeren?*
»Ik oordeelde het noodig u te zeggen, wie wij zijn,
mijnheer Freund, want wij wenschen de volle waarheid
te vernemen op alle vragen, die wij tot u zullen
richten.*
«De heeren kunnen er op rekenen
«Span maar uit, koetsier,* riep de commissaris den
koetsier toe, die bij de paarden stond. «Als je voor de
paarden gezorgd hebt, bestel dan wat eten voor je.
Wij blijven hier wel een paar uren, misschien tot mor
genvroeg.*
«Kom aan, kastelein, geef ons een kamer, waar wjj
ons gesprek ongestoord kunnen voortzetten en breng
ons een flesch wijn.*
»Hm,« zei de kastelein, terwijl hij zijn gasten voor
ging, «in de zijkamer zouden de heeren alleen zijn, als
geerlijke toekijkers.
Niemand .zal ’t ons, Nederlanders, zeker tot
schande rekenen, dat we ook uit rijke tabaks-,
petroleum- en andere gebieden voordeel trekken.
We hopen daarom, dat er steeds op prac-
tische wijze gewerkt worde in het belang van
onze Oost-Indische bezittingen. Het eigenbelang
is hier ook ’t belang van den bruinen broeder!
VERGADERING van den Gemeenteraad
van Wymbritseradeel, op Zaterdag den
3 December 1904, des voormiddags te 11
uur.
Tegenwoordig zijn 13 leden, afwezig met kennisge
ving, wegens bezigheden, de A. H. Tromp; een vacatu
re wegens het overlijden van den heer S. J. Ger
brandij te Goënga.
Voorzitter de heer M. H. Tromp, Burgemeester.
Secretaris de heer J. Poppinga.
De Voorzitter herinnert, hoe deze vergadering in ’t
bijzonder en de gemeente in ’t algemeen een gevoelig
verlies heeft geleden door het overlijden van den wet
houder Gerbrandij. Zijne heldere adviezen werden
zeer op prijs gesteld en zijn heengaan deed zich dan
ook reeds zeer in de vergaderingen van het Dagel.
Bestuur gevoelen. De overledene was een zeer gezien
burger en een werkzaam en welwillend lid dezer ver
gadering; spr. verwacht dat de overledene bij de leden
dezer vergadering in gunstige nagedachtenis zal
blijven.
boe-
ordt
fier-
J'Ply.
e als
'onze
wij
en
dat
ze weer
daarna van
geprofiteerd door ’t cultuurstelsel, dat een be
langrijk deel van den bodem op erg goedkoo-
pe wijze deed cultiveeren voor de Nederland-
sche marktdaarvan werden Nederlandsche
spoorwegen gebouwd.
Maar deze toestand is, gelukkig reeds
lang voorbij. En thans vraagt Oost-Indië
geld van ons, van Nederland. De Javaan, de
goedige, werkzame Javaan vooral, moet gehol
pen worden. En daarvoor zijn gelukkig gel
den beschikbaar gesteld. De meeningen hier
over waren zeer verschillend, maar we geloo
ven, dat Nederland toch niet schaamrood be
hoeft te worden, als er sprake is van weldoend-
koloniale-mogendheid spelen.
Sedert Napoleon hebben wij onze Oost-In-
dische bezittingen heel wat uitgebreid. Dat
kostte strijd. Tal van oorlogen op Java, op
Bali, op verschillende deelen van Sumatra, enz.
De ergste, de Atjeh-oorlog is een beetje per-
petuum-mobile-achtig geworden, maar wie
kan beweren, dat Nederland anders kon dan
te zorgen, dat ’t baas werd en bleef in ’t ge
bied, dat door Engeland als Nederlandsche
invloedssfeer erkend werd. We zouden kun
nen antwoorden op hen, die Nederland in dit
opzicht een roofstaat of wat dan ook noemen:
Wat zoudt gij dan willen Zou een deel van
Oost-Indië niet in andere handen gevallen zijn?
Zou ons eigen bezit er niet gevaar door loo-
pen? En ook zou de Oost-Indiër het er
beter door gekregen hebben?
Wij gelooven, dat Nederland steeds meer
bedacht moet zijn op ’t welzijn van den Javaan,
den Maleier, dan werken we in ’t belang van
deze volken, werken niet tegen ons eigen be
lang en geven geen gereede aanleiding aan
hebzuchtige groote mogendheden, om in onzen
Oost tusschenbeide te komen.
Ons Insulin Ie ligt verbazend mooi voor meer
dan een groot rijk Rusland zou gaarne een
paar eilandjes willen overnemen maar als
we steeds zorgen, dat we zóó goed dit prachtig
gebied besturen, dat ’t ten voorbeeld van geheel
de wereld kan strekken, dan zijn we waard
zoo’n rijk gebied te bezitten en we zullen mis
schien niet zoo spoedig last hebben van be-
Voor Nederland is zeker het bezit van Oost-
Indië een zaak van groote beteekenis; van
veel grooter belang dan zeer velen, vooral in
de provincie, meenen.
We zeggen met opzet OorZ-Indië. Immers,
onze bezittingen in Amerika, ons West-Indië
geven niet dat\
In onze West hebben we werkelijk koloniën:
daar wonen Nederlanders en afstammelingen
daarvandaar is men op Nederlandsch taal
gebied. Maar daarheen gaan niet de Ne
derlandsche landverhuizers om er een Nieuw-
Nederland van te maken.
Bovendien zijn Suriname en Curasao geen
bezittingen, die opbrengen. Daar moet gere
geld bijgepast worden.
Met onze West zitten we nu juist niet op
gescheept, we kunnen ’t er naar verhouding
beter mee stellen als bijv, de Denen met hun
klein West-Indisch bezit, maar feitelijk voordeel
voor ons land, voor ons volk, voor ’t Neder
landsche ras is er niet erg te behalen.
Oost-Indië daarentegen is en blijft een bezit
ting, geen kolome. Het volk, dat daar woont,
blijft er ’t volk, ’t steeds talrijker wordende
volk.
Als 't gelukt was, zooals in Zuid-Afrika, om
er werkelijk een goed deel Nederlandsch volks-
en taalgebied in Oost-Indië te vestigen, dan
zou dit prachtig bezit nog veel meer waard
zijn. Als!
Doch dit is nu eenmaal niet zoo.
Maar Oost-Indië is voor Nederland een
Punten van behandeling:
1. Notulen van den 5 November 1904.
Na lezing door den Secretaris, worden deze notulen
onveranderd vastgesteld.
2. Ingekomen stukken en mededeelingen.
De Secretaris doet mededeeling van:
a. Een besluit van den heer Commissaris der Ko
ningin, houdende de benoeming van Klaas Nicolaï tot
gemeente-veld wachter te Woudsend;
b. Een idem, houdende de benoeming van den
heer H. P. Wesselius te Idzega tot lid van het col
lege van zetters, die deze benoeming heeft aange
nomen;
Deze benoeming, wegens het overlijden van den
Al hebt ge in den vorigen nacht een trouwelooze daad
gepleegd, ik zal de laatste zijn om u daarvan een ver
wijt te maken. Ik wil wel erkennen, dat ik zelf niet
vrij van schuld ben, al werd ik meegesleept door uwe
schoonheid. Maar ik beloof plechtig, dat ik aan de
wenschen van mijn hart het zwijgen zal opleggen tot
wij ons doel bereikt hebben. Dan zal het aan u staan
om uw trouwen dienaar te beloonen, zooals hij het
verdientTot dat oogenblik, Minona, laat ons vrienden
zijnVindt ge dat goéd Mijn hand daarop
Hij stak haar de hand toenog weifelend legde zij
haar hand in de zijne.
«Qe spreekt van avond zoo verstandig,* zeide zij
met een glimlach, «dat ik weer begin te twijfelen of
ik werkelijk wel baron d’Hoffmann voor mij zie.*
«Zal ik u dan ter overtuiging den weg hier in het
park wijzen naar zeker prieel achter het dennenboschje?*
vroeg de baron, die was opgestaan en naar het venster
trad. «Alles is nu kaal en dor,* voegde hij er geveinsd
droevig bij, «toen bloeiden de rozen.*
«Laten wij het verleden rusten, baron,* zeide Minona,
terwijl zij haar gast met een handwenk uitnoodigde
om weer te gaan zitten, «laten wij ons liever met de
toekomst bezig houden. Die is voor ons beiden gewich
tig. Ge zijt dus nog in het bezit van het echte tes
tament
»Zoo is het, mevrouw.*
«Ge beschouwt dat document als een stuk van
groote waarde voor u
«En van nog grootere waarde voor u, Minona.*
«Een stuk, dat u veel geld zou kunnen opbrengen.*
«Dat zou het zeker.*
«Hoeveel vraagt ge er voor
«Daar zullen wij later wel over spreken. Ik vraag
niets, voordat ge in het bezit zijt van de goederen, die
heer S. JGerbrandij te Goënga, gaat in met 1 Jan.
a. s.
c. Een besluit van Ged. Staten, waarbij wordt
goedgekeurd het kohier van schoolgeld over het 3e
kwartaal 1904;
d. Een idem, houdende goedkeuring der gemeente-
rekening over 1903, bedragende in ontvang f 124,055,88
en in uitgaaf f 117,181,83;
e. Een idem, waarbij de reclame tegen zijnen aan
slag in den H. O., in beroep bij Ged. St., van den
heer G. P. Hoekstra te Heeg, gedeeltelijk is toegewe
zen, in zooverre dat zijn belastbaar inkomen van f3500
is teruggebracht op f 3107,88;
f. Een bericht van de nagelaten betrekkingen, dat
de heer S. J. Gerbrandij te Goënga, Wethouder der
gemeente Wymbritseradeel en lid der Prov. Staten, op
10 November in den ouderdom van bijna 58 jaren is
overleden;
De Voorzitter zegt, dat hoewel, zoover hem be
kend, de leden van den Raad ook ieder afzonder
lijk eene dergelijke kennisgeving hebben ontvangen,
het hem wenschelijk voorkomt, dit schrijven als
zijnde tot den Raad gericht, ook namens den Raad met
een schrijven van rouwbeklag te beantwoorden, ’t zij
dat men hiervoor eene commissie wenscht te benoe
men, of wel dat men dit aan het Dagel. Bestuur of
den Secretaris wil overlaten.
Op voorstel van den heer Visser wordt algemeen
goedgevonden de formuleering van het antwoord aan
B. en W. op te dragen.
g. Een Provinciaal blad, houdende bericht dat de
verkiezing van een lid voor de Prov. Staten (vacatu-
re-Gerbrandij) in het hoofdkiesdistrict Sneek, is bepaald
op 19 December, de stemming, zoo noodig, op 28 De
cember en de herstemming, zoo noodig, op 5 Janu
ari a. s.;
De Voorzitter brengt hierbij in herinnering, dat de
heer Gerbrandij voorzitter was van een der stembu
reaux en vraagt of men eene regeling hiervoor aan het
Dag. Bestuur wil overlaten, daar alle leden thans
zitting hebben in de verschillende bureaux.
Zonder discussie en hoofdelijke stemming wordt
conform besloten.
h. Eene mededeeling van het Dag. Bestuur, dat
bij de gehouden publieke verpachting van de tolhef
fing der brug «het Wolsumerketting* over de Snee-
ker—Bolswarder zeilvaart, vijf inschrijvingen, resp.
van f 191, f 206, f 201, f 231 en f 266 waren inge
komen.
Aan den hoogsten inschrijver, B. B. de Jong te Hom-
merts, is de tolheffing gegund voor de door hem inge
schreven som van f 266, door wien het contract reeds
goudmijn.
In onzen gouden tijd werden deze eilanden
veroverd. In den Franschen tijd hebben wij
ze verloren en door ons gelukkig meedoen in
den strijd tegen Napoleon hebben wij
terAggekregen. We hebben er
‘i
1
1
r,l> 'I I I »wrw m» niiin 11
3-
it
>n
«r
n
R COURANT.
it
I
1