i Ï011I1 Wt ES I)I8TMES. JlfflWS- H lllïlllTElTIBLAll Kwesties. Zaterdag 10 December 1804. 59e Jaargang. No. 99. Uitgever: B. FALKENA Mzn., Singel, Sneek. FEUILLETON. I L Officieele Advertentie. i 9 er t 3. >r VIJFTIENDE HOOFDSTUK. N, I ;en ne boe- b wordt ïheel imer den ter raar, jken uiste- heidt t den k uw geen lerkt. stil.» het ver reikte fe lijke srheid int en tnoge- groot- ieder aheid laad ;raaf >end laar j de het zerd oen, iter pa- ef,« dat in aan- sugden orer en alle n zijn ichheid it deze |h moet onze lig of atuur- en. ja, dan i, maar I Bewerkt door AMO. Och waren alle menschen wijs En deden daarbij, enz. Dit rijmpje uit de oude doos, of uit den pruikentijd, zoo ge wilt, heeft kans net zoo lang aangehaald te kunnen worden, als de we reld bestaan blijft. De Genestet zou, als hij nog leefde, dit rijmpje niet eer uit den tijd achten, voor ’t Duizendjarig rijk een aanvang neemt; dus ook ad calendas graecas. Een pessimist zou dit rijmpje kunnen be spotten en beweren: Ja, ’t menschdom wordt steeds wijzer; je duizelt van al de ware en vermeende geleerdheid en ’t paradijs, dat in de vier versregeltjes beloofd wordt, komt er geen sier eerder om. Doch deze zwartgallige naturen willen we niet volgen in hun zwartkijkerij. We willen er even over uitwijden, hoe de menschenmaatschappij enkel en alleen schijnt te bestaan, om aan ’t oplossen van kwesties te werken. Kwesties zijn er geweest, zoolang de wereld bestaat en zullen er zijn, al worden ook alle menschen nog een heel stuk wijzer dan het bekende huisdier van Salomo. Kwesties wa ren er in de Babylonische, in de Egyptische, »Vlas- ïheidene en. De veehou- itekende idge van istelling rende 4 gepaard aria van n kip- haar ongesteldheid, maar ik geloof nog altijd, dat er dien winter iets is voorgevallen, dat een scheidsmuur tusschen man en vrouw optrok. Men zeide zelfs. «Nu, wat zeide men?« vroeg de commissaris «Hier, steek een sigaar van me op, mijnheer Sallai, laat ik u 'n glas wijn inschenken zoo en vertel me nu alles, wat ge omtrent dit huwelijk weet; ik geef u de verzeke ring, dat die oneenigheden tusschen den graaf en de gravin voor mij juist van groot belang zijn.« «Men zeide. dat de graaf gedurende dien winter eene liefdesbetrekking had aangeknoopt. En daar de gravin haar man werkelijk beminde, zal de jaloerschheid niet meegewerkt hebben om man en vrouw een gelukkige samenleving te bezorgen. U begrijpt me wel, niet waar .Zeer goed. Ge bedoelt, dat tusschen de echtgenooten heftige tooneelen zijn voorgevallen, waarbij de jaloersch heid de hoofdrol speelde. Nu, dat gebeurt in grafelijke familiën even dikwijls als in burgerlijke.* «Zoo is hetIn den zomer, gedurende den oorlog, reisde de gravin naar Weenen. Zij bleef slechts acht dagen uit en toen zij terugkwam, kon men zeer goed zien, dat zij zeer zenuwachtig was. Het trok de aan dacht van ons allen, dat zij geen briefwisseling met den graaf onderhield, ofschoon hij in den oorlog mee vocht en reden genoeg had om naar zijn toestand te vra gen. Toen de vrede geteekend was, kwam de graaf op het kasteel, doch slechts voor een paar uren. Hij kwam ’s a vonds en vertrok ’s nachts weer, nadat man en vrouw hevig getwist hadden. Den volgenden dag vertoonde de gravin zich niet, dien avond werd de dokter ontboden, twee dagen later de geestelijke en acht da gen later was zij dood. Zij was aan zenuwkoorts ge storven.* «Was de graaf aan haar sterfbed?* 24). «Vraag maar, mijnheer.* «Hoelang zijt ge in dienst geweest bij den graaf, mijnheer Sallai?* «Langer dan twintig jaren, van het najaar van 1858 tot aan zijn dood.* «Nu, dan is het niets dan billijk, dat de graaf u voor zoo’n langdurigen diensttijd in zijn testament bedacht heeft. Was u reeds in die betrekking, toen de graaf voor de tweede maal trouwde?* «Neen, mijnheer! De graaf is in het najaar van 1857 ▼oor de tweede maal getrouwd. Bovendien was ik aan vankelijk huisknecht. In het voorjaar van 1862 werd ik kamerdienaar, korten tijd nadat de graaf zijn vori- gen lijfknecht had ontslagen.* «Hoe heette die ontslagen lijfknecht?* «Hablatschek,* antwoordde mijnheer Sallai, eenigs- zins verwonderd, dat de commissaris nog vroeg naar den naain van dien vroegeren bediende. «En waar woont die man nu?« «Hm, men heeft hem erg beklaagd, toen de gtaaf hem ontsloeg, maar hij had zijn schaapjes al op het dro ge. Hij kocht een huis in Brünn en is daar nu een ge acht burger.* De commissaris schreef een paar regels in zijn aan- re eier- >a, Ply- irde als in onze en wjj ras en .4, dat ADVERTENTIëN 4 cent per regel. Bij abonnement van 500 regels 3 cent en van 1000 regels 21/, cent. Groote letters naar plaatsruimte. teekenboekje en vroeg toen weer: «Stierf de tweede vrouw van den graaf niet omstreeks dien tjjd?« «Ja, in September 1859. Reeds bij haar huwelijk leed mevrouw erg aan zenuwaandoeningen en in den zomer van dat jaar vermeerderde haar lijden zoodanig, dat zij de koortsen niet kon doorstaan.* «Leefde de graaf in goede verstandhouding met zijn vrouw?* «Dat geloof ik wel tenminste tot dat er een vreemde gebeurtenis plaats had «Wat was dat voor een gebeurtenis? Vertel mij al les, mijn waarde! Was de gravin niet uit de familie Minsky?* «Ja, zij was een geboren gravin Minsky. Ze was zeer rijk. Men zegt, dat zij een paar millioen ten huwelijk medebracht en dat de graaf haar alleen trouwde om zijn financiën te verbeteren. De jonge graaf, zijn zoon uit het eerste huwelijk, die bij de wedrennen veron gelukte, had veel geld opgemaakt en veel schulden na gelaten. Anderen zeiden, dat de graaf een tweede hu welijk aanging op aandringen van hooggeplaatste zijde. Ik weet niet, wat de waarheid is, maar ik kon wel be merken, dat de graaf en zijn tweede vrouw in den be ginne zeer goed met elkaar omgingen, en dat de gra vin haar echtgenoot zelfs groote liefde toedroeg, tot aan den winter van 1858 op 1859, die de graaf bijna geheel te Weenen doorbracht.* «Zonder zijn vrouw?* «Zonder zijn vrouw, want de gravin was in het na jaar met haar zuster te Meran geweest en leefde ver volgens hier op het kasteel alleen. Toen de graaf in het voorjaar, korten tijd voor den oorlog, een paar we ken op het kasteel doorbracht, gingen zij weinig met elkaar om en dikwijls kon men het toen der gravin aan zien, dat zij geschreid had. Men schreef dit toe aan bevoorrechting van 't bijzonder onderwijs, thans klinkt het alom in vergaderingen en tijdschrif ten: Maakt front voor de openbare neutrale lagere school! Wanneer komt hier de eind oplossing? En, niet te vergeten, de godsdienstkwestie, die zoo nauw met de meeste andere samen hangt. Men hoort ze thans ook weer op den voorgrond luide spreken en zeer velen zullen zich bijv, reeds vertrouwd gemaakt hebben met ’t voor hen nieuwe stadhuiswoord paganist, dat ongeloovige of heiden beteekent. En nu op sociaal gebied! Toen we hierbo ven zeiden, dat de kwesties leven, zijn als we zens met veel leden, dachten we niet 't minst aan de sociale kwesties. Wat al leven en be weging op dit gebied; wat is dit gebied aan gegroeid, uitgebreid. Niet vergeten mogen we, op te merken, hoe deze kwestie op aller lei gebied, in eiken stand en iedere partij doordringt. En opmerkelijk mag heeten, dat terwijl voor twintig jaren de woorden sociaal, socialist zeer velen, ja verreweg de meesten als iets afschuwelijks in de ooren klonken, men thans met het woord sociaal vertrouwd is als met zijn eigen kind. Geen strijd- of partijprogram zonder een gedeelte, dat over sociale nooden handelt. Er is reeds iets gelijksoortigs op te merken als op onderwijs-gebied. Gelijk de voorstanders der openbare lagere school, bang voor den te sterken groei van ’t bijzonder onderwijs, luiste ren naar ’t machtwoord: Maakt front vcor de openbare school! zoo ook gaan de Middenstan ders zich vereenigen. Zij vreezen doodgedrukt te worden tusschen den vierden stand, die in ’t teeken der protectie staat en ’t grootkapitaal, dat zich zelf wel verdedigen kan. (We willen hier niet mee zeggen, dat deze beide bewe gingen elkaar volkomen gelijken; we willen er alleen maar op wijzen.) We noemden zoo even ’t groot-kapitaal. Hier is een kwestie, die vooral in den laatsten tijd zeer van zich doet spreken. Hoe zal de kwestie der trusts, der cartells of hoe ze ook mogen genoemd worden, die vereenigingen van groot-kapitaal en groot-industrie tot reu zenmachten, hoe zal ze opgelost worden? Mogen we niet zeggen, dat de menschenwe- reld leeft in, met, voor en door kwesties? KENNISGEVING. ZITTING VAN DEN MILITIERAAD. BURGEMEESTER en WETHOUDERS der Gemeente Sneek, brengen, ter voldoening aan art. 73 der Militie- wet 1901, ter openbare kennis, dat de zitting van den Militieraad voor deze gemeente zal worden gehouden te Bols ward, in het Gemeentehuis aldaar, op Woens dag den 21 December 1904, des voormiddags te tien uur, en dat voor dien Raad moet verschijnen de lote- ling, die vrijstelling verlangt wegens ziekelijke gesteld heid of gebreken of wegens gemis van de gevorderde lengte. Sneek, den 22 November 1904. Burgemeester en Wethouders voornoemd, ALMA, Burgemeester. JAC. van der LAAN, Secretaris. «Neen, hij kwam eerst toen zij begraven werd.» «Wie was de laatste dagen van haar leven bij de gravin?* «Niemand dan haar oude kamenier, die twee jaar geleden gestorven is.« «Bleef de graaf na dea dood van zijn vrouw op het kasteel?* «Neen, hij keerde naar Weenen terug. Zes weken later kwam hij terug op het kasteel met die Italiaan- sche en het meisje, dat hij als zijn eigen kind opvoed de.* «Ah, daar komen wij op een andere zaak, die mij niet minder belangstelling inboezemt. Wist men iets om trent dat kind?* «Men geloofde algemeen, dat dit kind gesproten was uit de bewuste liefdesbetrekking te Weenen, maar la ter is de graaf met haar getrouwd, dus «Hm, dat is een vreemde zaak,* mompelde de commis saris. Hij wendde zich daarop weder tot Sallai en zei de: «Er meet toch een kind van den graaf zijn uit dien tijd, want aan dat kind vermaakt hij zijn geheele ver mogen.* «Wat zegt u?« riep de kamerdienaar verbaasd uit. «Wie is dat kind? Waar is dat kind?* «Dat is juist het raadsel, dat wij nog moeten oplos sen. Gelukkig is er nog een middel om tot de oplos sing te geraken. Kom aan,* zeide de commissaris, ter wijl hij opstond, «breng mij naar het kasteel en meld mij aan bij de gravin. Zij is dezen morgen uit Wee nen teruggekeerd, niet waar?* «Ja, mijnheer,* antwoordde Jacob Sallai, die ook op stond. «Ik geloof echter, dat de gravin op dit oogen- blik nog bezoek heeft.* «Ah, is zjj dus niet te spreken?* (Wordt vervolgd.) ’t geld aan leger en vloot besteed, misdadig verkwist. Ook wordt afschaffing van 't mi- litairisme geëischt door hen, die meenen, dat de soldaten er alleen zijn, om den kapitalisti- schen staat te beschermen. Ook zullen in alle partijen wel personen zijn, die ’t jammer vin den, dat jaarlijks zooveel jongelieden, in de kracht van hun leven, worden weggerukt uit een goede werkking, uit een mooie betrekking, uit hun studie. De vloot baart niet minder meeningverschil. Zelfs de vurigste voorstanders van een krach tige vloot verschillen zeer in de wijze van vlootversterking. Ieder stelt weer wat anders op den voorgrond, deze slagschepen, gene kustverdedigers, een ander snelle kruisers, of torpedoschepen, of onderzeesche vaartuigen. Daar de staat steeds meer werkzaamheden en functies tot zich neemt, al onder ’t groeien en veranderen der meeningen door, heeft hij altijd meer geld noodig. De kwestie is nu: hoe moet dat meerdere geld verkregen worden Invoerrechten, roepen sommigen. Bescherm onze industrie, onzen landbouw en onze veeteelt door hooge invoerrechten te heffen van al wat ’t buitenland in ons land wil zenden. Nu, we konden ’t in den laatsten tijd waarnemen, hoe veel hierover en vooral hiertegen geprotesteerd is. ’t Ging hierbij doorgaans zoo: Ieder was wel voor hooge invoerrechten, als hij zelf er in zijn zaak maar geen last van had. Anderen willen de indirecte belastingen niet hebben. Neen, directe belastingen en dan sterk progressief; hoe hooger inkomen bijv, hoe hooger percentage. Ook moeten de suc- cessie-rechten terdege verhoogd worden, voor al op de erfenissen, die in zijliniën vervallen. Er moest een man gevonden kunnen worden, die het rijk aan de noodige gelden wist te helpen, zonder dat iemand ’t in zijn portemon- naie voelde; die den staat een Fortunatus- beurs bezorgde, welke nooit ledig werd. Eilaci, die man is niet te vinden. En dan de brandende onderwijs-kwestie, vooral ’t lager onderwijs. Sedert de wet van 1857, maar vooral sedert die van Kappeyne (1878) woelt ’t. Hier trekken ze op voor de bijzondere godsdienstige school. De wetten van Mackay en later van Goeman Borgesius gaven toe aan ’t streven der bijzondere-onderwijspar- tijen. En thans, nu de hoofdman dier partijen de lakens uitdeelt en de voorstanders der openbare neutrale school vreezen voor te groote in de Grieksche, in de Romeinsche wereld; ze waren er bij de oude Germanen, in de Middel eeuwen, in den nieuwen tijd, ze waren er in de heidensche, in de christelijke en in de ma- homedaansche wereld. En thans, ruim 19 eeuwen houden we reeds de christelijke jaartelling op na, en we zitten boordevol geschilpunten en strijdvra gen. Wij willen niet eens denken aan de staatkundige kwesties, aan drie soorten Oos- tersche kwesties, enz. enz. Wij blijven alleen maar in ons eigen kleine Nederland en in den tegenwoordigen tijd. Wat al kwesties! Ze stapelen zich op, to renhoog, op sociaal-oeconomisch, op godsdien stig, op militair, op staatsrechterlijk terrein. Noemen we enkel de kieswetgeving, ’t be- lastingvraagstuk, ’t onderwijs, den strijd over vrijhandel, weinig of veel bescherming, ’t leger en de vloot, godsdienst of niet, de sociale nooden, verzekering tegen ongevallen, invali diteit, ouderdom, de woningwet. ’t Eigenaardige van die kwesties, die vraag stukken is dit: Ze leven een onverwoestbaar leven, ze groeien, ze vervormen zich altijd door; de lichamen krijgen hier nieuwe lede maten en uitwassen, terwijl op andere plaatsen weer uitwassen afsterven en inkrimpen. j- Ja, ’t zou geen gewaagd beweren zijn, als iemand volhield: De menschenwereld, zoowel in ’t klein als in ’t groot, bestaat met, in, door en voor kwesties. Laten we een paar woorden nog hierover zeggen. Nemen we de kieswetgeving. De eene partij zal tevreden zijn met de tegenwoordige wet, een ander vraagt huismanskiesrecht, een term, die voor meerdere opvattingen geschikt is, weer anderen willen vóór alles algemeen kies recht voor mannen en vrouwen. En dan zijn er nog velen, die zich in dezen eigenlijk nog geen meening gevormd hebben; die op dit punt hun politiek strijdprogram nog moeten invullen. En onderwijl breidt zich de kieswet hoe langer hoe verder uit. Ga op militair gebied. Er zijn er die nog lang niet tevreden zijn met de afschaffing van de remplaceering, ’t vermeerderen van ’t jaar- lijksch contingent op 17,500 man en ’t vormen der landweer; zij willen nog algemeener dienst plicht. Anderen zien heil in een volksleger als ’t Zwitsersche. Weer anderen vinden al n Dit blad verschijnt WOENSDAGS en ZATERDAGS. ABONNEMENTSPRIJS voor Sneek f 0,40 per 3 maanden, franco per post f0,50. Abonnementen worden te allen tjjde aangenomen. I OURAN

Kranten in de gemeente Sudwest-Fryslan (Bolswards Nieuwsblad, Sneeker Nieuwsblad en Friso)

Sneeker Nieuwsblad nl | 1904 | | pagina 1