Mriivii voor ds Nationale Militie.
Set valsche Testament.
VOOll SHK EI MMitlkli.
MEI M S- H IIIÏEIITESÏIEDLAII
XTo. 101.
Zaterdag 17 December 1904.
59e Jaargang.
Uitgever: B. FALKENA Mzn., Singel, Sneek.
Officieele Advertentie.
FEUILLETON.
I
ZEVENTIENDE HOOFDSTUK.
(Wordt vervolgd).
BEKENDMAKING.
Bewerkt door AMO.
I
Zij, die zich nu op ons
blad abonneerenontvan
gen de tot 1 Januari a.s. verschijnende
nummers GRATIS.
I
I
voor zich op de tafel en ontdekte, dat hier en daar
op het verkoolde papier nog eenige woorden leesbaar
waren. De laatste bladen waren nog ongeschonden,
de middelste ontbraken geheel, de voorste bladen wa
ren voor de helft verbrand.
Hij begon onmiddellijk zijn rapport op te stellen aan
den chef der politie. Daarbij wilde hij de half ver
brande aanteekeningen van den graaf overleggen, doch
hij maakte toch een afschrift daarvan, dat hij handig
wist aan te vullen, waar iets ontbrak aan een volzin,...
»Zij noemde mij haar naam en deelde mij ook het een
en ander mede van den toestand, waarin zij den laat-
sten tijd had verkeerd. Zij heette Louise Koch, was
geboortig uit Westfalen en had een betrekking als
kinderjuffrouw bij een bankier te Weenen. Zij had
die betrekking echter verlaten, omdat de heer des hui
zes haar met verkeerde bedoelingen vervolgde. Uit de
manier, waarop zij aanduidde wat zij liever niet uit
sprak, maakte ik op, dat ik een fatsoenlijk onbedorven
meisje voor mij zag; dit verhoogde haar bekoorlijkheid
in mijne oogen niet weinig. Spoedig genoeg kon zij
bemerken, dat ze mij niet onverschillig was, maar zij
deed niets om mijn genegenheid aan te wakkeren.
Het zou niets meer dan natuurlijk geweest zijn, als zij
getracht had te behagen aan den persoon, die haar uit
een neteligen toestand gered en haar altijd met fijn
gevoel behandeld had. Maar zij was geheel onbekend
met de kunsten der behaagzucht, waarmee de vrouwen
de harten der mannen zoeken te winnen. Haar liefde
kwam voort uit haar dankbaarheidwellicht ook had
zjj reeds ondervinding opgedaan, waardoor zij meer
vertrouwen stelde in oudere dan in jongere mannen.
Zoolang ik haar gekend heb, was zij altijd en in alles
dezelfdealtijd zonder hevigen hartstocht en toch vol
gevoel, zonder berekening en zonder behaagzucht, zich
Hier ontbrak weer het vervolg. Karei maakte daar
van melding in zijn rapport en ging toen aan het ver
dere gedeelte, dat vrij goed volledig was. Hij las daar:
Die handelwijze van mijn vrouw laat zich verkla
ren, als men die daad beschouwt als van iemand, die
niet meer toerekenbaar is. Ik althans heb haar altijd
daarvoor aangezien en later heb ik dikwijls be rouw
gehad over de heftigheid, waarmee ik in een ongelukkig
oogenblik tegen haar ben opg .reden. Zij was altijd
overspannen van natuur geweest. Al haar denken en
gevoelen is nooit zoo geregeld geweest als bij andere
menschende zenuwtoevallen, die zij soms kreeg, ver
keerden meer dan eens in aanvallen van razernij als
van een krankzinnige. Het voortdurende samenleven
met zulk een vrouw zou mg onverdraaglijk worden,
want ik heb een aangeboren neiging tot rustige bespie
geling. Daardoor ook voelde ik mij zoo aangetrokken
tot mijn onvergetelijke Louise, want vroolijkheid was de
grondtrek van haar geheele bestaan, juist het tegenover
gestelde van wat ik in mijn vrouw vond.
Door een toeval moet mijn vrouw kennis gekregen
hebben van het bestaan van dit zachte, lieve meisje en
van mjjn betrekking tot haar. Toen werd zij overmees
terd door jaloezie. Zij reisde naar Weenen en zocht het
meisje op, (naar zij meende) die haar beroofd had van
de liefde van haar echtgenoothelaas, zij had die
liefde nooit bezeten. In onzen stand gelooft men maar
al te veel, dat men door geld alles gedaan kan krijgen
van de menschen uit lagere standen. Het was nu haar
plan mijne Louise door een groote som gelds te bewe
gen van mij af te zien. Zij vond eene doode, tot
wier begrafenis de noodige toebereidselen werden ge
maakt, en een kind, dat zijn moeder reeds mist en
zijn vader nooit zal kennen.
geheel overgevende aan den man, dien zjj liefhad en...«
Hier kon Karei niet verder lezen. Het blad was
voor het overige deel verbrand, evenals het volgende.
Voordat hij verder ging, overdacht hij hetgeen hij tot
daar gelezen had. Hij bracht dit in verband met het
geen de kamerdienaar hem had medegedeeld. Nu was
het hem duidelijk, dat graaf Czerny gedurende zijn
tweede huwelijk in den winter van 1858 op 1859 te
Weenen toevallig kennis had gemaakt met zekere juf
frouw Louise Koch, wie hij een grooten dienst bewees.
Welke dienst dit geweest was, had de graaf in de eer
ste bladen van zijn handschrift vermeld, doch die wa
ren bijna geheel vernietigd.
Uit enkele woorden, die op sommige stukjes van
het verkoolde papier nog leesbaar waren, maakte hij
op, dat de graaf haar van een wanhopige daad had
teruggehouden en haar gered had uit een toestand van
ellende, waarin zij geraakt was, omdat zij een braaf,
eerbaar meisje wilde blijven.
Karei nam daarop het volgende blad in handen en las
Nu leerde ik de liefde in haar onhaatzuchtigsten
en reinsten vorm kennen, zooals nooit te voren het
was voor mij een schoone lente, die aan den winter
mijns levens voorafging. Zonder eenige genegenheid
was ik voor de tweede maal in het huwelijk getreden;
de teederheid, die mijn ziekelijke vrouw mij betoonde,
was dikwijls zoo ongewoon en overspannen, dat ze mij
soms angstig maakte.
Ik erken, dat ik mijne plichten tegenover mijn vrouw
niet vervulde, maar ik werd meegesleept door een zoe
ten aandrang, dien ik niet kon weerstaan.
En ook zij zwichtte voor de macht der liefdemet de
grootste teederheid gaf ze zich aan mij over; ze of
ferde aan mij haar eer op, die zij tegen een ander zoo
dapper verdedigd had. Ik
26).
Hij ging aan tafel zitten bij de kaars en liet zijn
blikken rusten op het portret, dat hij had opgeraapt.
Daar las hij op de achterzijde»Louise Koch, de moe
der van mijn kind, overleden bij haar bevalling, den
7en Juli 1859.«
Het verbleekte portret vertoonde een gelaat met
schoone, regelmatige trekken, lange, gekrulde lokken
en groote oogen, met een uitdrukking van kinderlijk
vertrouwen. Een glimlach speelde om den fijnbesne-
den mond en toch lag over het geheel een waas van
treurigheid, als had zij een voorgevoel van haar treu
rig lot.
Het portret had veor Karei eene aantrekkelijkheid,
waarvan hij zich geen rekenschap kon geven. Het
kwam hem voor, dat hij dat gelaat van vroeger kende;
het was, of hij die groote, zachte oogen, die lange Jok
ken, dien vriendelijk weemoedigen glimlach meer had
gezien. En toch dacht hij daarbij niet aan iemand uit
zijn naaste omgeving, waaraan ieder ander dadelijk zou
gedacht hebben.
Nadat hij èen geruimen tijd het portret beschouwd
had, stak hij het in zijn portefeuille en begon nu zijn
onderzoek van hetgeen nog overgebleven was van de
aanteekeningen van den graaf. Hij legde de bladen
BURGEMEESTER en WETHOUDERS der Gemeen
te Sneek,
Gelet op art. 17 der Militiewet 1901, Staatsblad no.
212 van 1901;
Brengen ter openbare kennis, dat bij Hoofdstuk II
dier wet, handelende over de Inschrijving voor de
Militie en Hoofdstuk XII, Strafbepalingen, onder an
deren het navolgende is bepaald
Art. 13. Voor de militie wordt ingeschreven
lo. ieder minderjarig mannelijk Nederlander, die bin
nen het Rijk, in het Duitsche Rijk of in het Koninkrijk
België verblijf houdt,
2o. ieder minderjarig mannelijk Nederlander, wiens
vader, moeder of voogd binnen het Rijk, in het Duit
sche Rijk of in het Koninkrijk België woonplaats heeft,
3o. ieder meerderjarig mannelijk Nederlander, die
binnen het Rjjk, in het Duitsche Rijk of in het Ko
ninkrijk België woonplaats heeft,
4o. ieder mannelijk ingezetene, niet-Nederlander,
zoo hij op den laten Januari van het jaar het 19e
levensjaar was ingetreden en niet verkeert in een der
bij art. 15 omschreven gevallen.
Ingezetene is, voor de toepassing van het bepaalde
hierboven onder 4o.
A. de binnen het Rijk verblijf houdende minderjarige
niet-Nederlander
a. wiens vader, moeder of voogd binnen het Rijk woon
plaats heeft en haar gedurende de voorafgaande achttien
maanden in het Rijk of de koloniën of bezittingen des
Rijks in andere werelddeelen gehad heeft
b. van wiens ouders de langstlevende bij zijn of haar
overlijden in het hierboven onder a omschreven geval
verkeerde, al verkeert zijn voogd niet in dat geval of
al is deze buiten ’s lands gevestigd
c. die door zijn vader, moeder of voogd verlaten is,
of die ouderloos is of in wettelijken zin geen vader of
moeder heeft en van wien niet bekend is dat hij een
voogd heeft, indien hij gedurende de voorafgaande acht
tien maanden in het Rijk verblijf gehouden heeft
B. de meerderjarige niet-Nederlander, die binnen
het Rijk woonplaats heeft en haar gedurende de voor
afgaande achttien maanden in het Rijk of de koloniën
of bezittingen des Rijks in andere werelddeelen gehad
heeft.
Voor minderjarig wordt voor de toepassing van het
bepaalde hierboven onder A gehouden hij, die minder
jarig is in den zin der Nëderlandsche wet. Voor meer
derjarig wordt voor de toepassing van het bepaalde
hierboven onder B gehouden hij, die meerderjarig is
of woonplaats te hebben, al heeft zijn vader, moeder,
voogd of curator woonplaats binnen het Rijk.
Art. 16. Hij, die volgens art. 13 behoort te worden
ingeschreven, is verplicht zich daartoe bij burgemees
ter en wethouders der gemeente, waar volgens art. 14
de inschrijving moet geschieden, aan te geven tusschen
den Isten en den 31sten Januari van het jaar, volgende
op dat, waarin hij het 18de levensjaar volbracht.
Bij ongesteldheid of afwezigheid van hem, die zich
ter inschrijving moet aangeven, alsmede in een der
gevallen, hierna in de vierde zinsnede omschreven,
rust de verplichting tot het doen der aangifte:
indien het een minderjarige betreft, op zijn vader,
moeder of voogd;
indien het een meerderjarige betreft, die onder cura-
teele gesteld is, op zijn curator. De verplichting van
vader, moeder of voogd geldt evenwel slechts zoo hij
of zij binnen het Rijk, in het Duitsche Rijk of in het
Koninkrijk Belgie woonplaats heeft.
Behoudens de uitzonderingen bij de volgende zinsnede
gemaakt, rust de zorg voor het doen der aangifte uit
sluitend op den in te schrijven minderjarige;
indien zijn vader, moeder of voogd niet binnen het
Rijk, in het Duitsche Rijk of in het Koninkrijk Belgie
woonplaats heeft,
indien zijn vader of moeder of beiden de ouderlijke
macht missen;
indien hij door zijn vader, moeder of voogd verlaten
is; of
indien hij ouderloos is of in wettelijken zin geen
vader of moeder heeft en het niet bekend is dat hij
een voogd heeft.
Hij, die door de bestuurders, in art. 22 vermeld, ter
inschrijving moet worden opgegeven of die in dienst
is" bij de zeemacht, de marine-reserve en het corps mari
niers hieronder begrepen, bij het leger hier te lande
of bij de koloniale troepen, is tot het doen van de aan
gifte niet verplicht.
Voor hem of haar, die tot het doen der aangifte ver
plicht is, kan de aangifte geschieden door een ander daar
toe schriftelijk gemachtigd. De volmacht blijft onder
burgemeester en wethouders berusten.
De wijze, waarop van de gedane aangifte moet blij
ven, wordt door Ons bepaald.
Art. 18. Voorde militie wordt ook ingeschreven of
wordt opnieuw ingeschreven:
lo. ieder minderjarig mannelijk Nederlander, die
na den Isten Januari van het. jaar, volgende op dat,
waarin hij het 18e levensjaar volbracht, en vóór het
intreden van het 21ste levensjaar zijn verblijf binnen
het Rijk, in het Duitsche Rijk of in het Koninkrijk Belgie
gevestigd heeft;
2o. ieder minderjarig mannelijk Nederlander, wiens
vader, moeder of voogd na den Isten Januari van het
jaar, volgende op dat, waarin de minderjarige het 18de
levensjaar volbracht, en vóór bet intreden van diens
21ste levensjaar zijne of hare woonplaats binnen het
Rijk, in het Duitsche Rijk of in het Koninkrijk Belgie
gevestigd heeft;
3o. ieder mannelijk minderjarige, die na den Isten
Januari van het jaar, volgende op dat, waarin hij het
18de levensjaar volbracht, en vóór het intreden van het
21ste levensjaar Nederlander of opnieuw Nederlander
is geworden, zoo hij in een der hierboven onder lo
omschreven gevallen verkeert, of wiens vader, moeder
ADVERTENTIëN 4 cent per regel. Bij abonnement van 500
regels 3 cent en van 1000 regels 27, cent. Groote letters naar
plaatsruimte.
in den zin van voormelde wet.
Art. 14. De inschrijving geschiedt:
lo. van hem, bedoeld in art. 13, eerste zinsnede lo.:
zoo hij binnen het Rijk verblijf houdt en zijn vader,
moeder of voogd aldaar woonplaats heeft, in de ge
meente der woonplaats van vader, moeder of voogd;
zoo hij binnen het rijk verblijf houdt en zijn vader,
moeder of voogd elders dan binnen het Rijk woonplaats
heeft, in de gemeente, waar hij verblijf houdt
zoo hij door zijn vader, moeder of voogd verlaten is,
ouderloos is of in wettelijken zin geen vader of moe
der heeft en het niet bekend is dat hij een voogd heeft,
in de gemeente, waar hij verblijf houdt
zoo hij in het Duitsche Rijk verblijf houdt, in de
gemeente Amsterdam
zoo hij in het Koninkrijk België verblijf houdt, in
de gemeente Rotterdam',
2o. van hem, bedoeld in art. 13, eerste zinsnede 2o.
zoo zijn vader, moeder of voogd woonplaats heeft
binnen het Rijk, in de gemeente der woonplaats van
vader, moeder of voogd
is de woonplaats van vader, moeder of voogd in het
Duitsche Rijk, in de gemeente Amsterdam-,
is zij in het Koninkrijk België, in de gemeente Rot
terdam
3o. van hem, bedoeld in art. 13, eerste zinsnede 3o.:
zoo hij woonplaats heeft binnen het Rijk, in de ge
meente zijner woonplaats;
zoo hij woonplaats heeft in het Duitsche Rijk, in de
gemeente Amsterdam
zoo hij woonplaats heeft in het Koninkrijk België,
4o. A. van hem, bedoeld in art. 13, eerste zinsnede
of voogd verkeert in een der gevallen, hierboven onder
2o. omschreven
4o. ieder meerderjarig mannelijk Nederlander, die
na den Isten Januari van het jaar, volgende op dat,
waarin hij het 18de levensjaar volbracht, en vóór het
intreden van het 21ste levensjaar zijne woonplaats
binnen het Rijk, in het Duitsche Rijk of in het Ko
ninkrijk België gevestigd of er woonplaats verkregen
heeft
5o. ieder mannelijk meerderjarige, die na den Isten
Januari van het jaar, volgende op dat, waarin hij het
18de levensjaar volbracht, en vóór het intreden van
het 21ste levensjaar Nederlander of opnieuw Neder
lander is geworden, zoo hij in een der hierboven onder
4o. omschreven gevallen verkeert,
6o. ieder mannelijk niet-Nederlander, die na den
Isten Januari van het jaar, volgende op dat, waarin
hij het 18de levensjaar volbracht, en vóór het intre
den van het 21ste levensjaar ingezetene of opnieuw in
gezetene is geworden in den zin der tweede zinsnede
van art. 13.
Hierbij gelden de laatste zinsnede van dat artikel
en art. 15.
Ten aanzien van de gemeente, waar de inschrijving
of de inschrijving opnieuw moet geschieden en van de
verplichting tot het doen van aangifte ter inschrijving
of ter inschrijving opnieuw gelden de eerste zinsnede
van art. 14 en de laatste vijf zinsneden van art, 16.
De aangifte ter inschrijving of ter inschrijving op
nieuw van hem, die volgens de eerste zinsnede van dit
artikel moet worden ingeschreven, geschiedt binnen der
tig dagen na het verkrijgen of, werd hij reeds vroeger
ingeschreven doch van het register afgevoerd, na het
terug erlangen van het Nederlanderschap of van het
ingezetenschap, of na de vestiging van verblijf of de
vestiging of het verkrijgen van woonplaats binnen het
Rjjk, in het Duitsche Rijk of in het Koninkrijk Belgie.
De inschrijving geschiedt in het register betreffende
de lichting van het jaar, waartoe de in de eerste zin
snede van dit artikel bedoelde persoon volgens zijnen
leeftijd behoort.
Art. 166. Met boete van ten minste vijftig cents en
ten hoogste f 100 wordt gestraft de overtreding van de
artt. 16, 18 en 22.
Naar aanleiding van bovenstaande bepalingen maken
Burgemeester en Wethouders verder bekend, dat op
WOENSDAG den 4en JANUARI 1905, ten Gemeente-
huize alhier eene bijzondere zitting zal worden gehou
den tot inschrijving der bovenbedoelde mannelijke Ne
derlanders en ingezetenen, die op den Isten Januari
1905 hun 19e jaar waren ingetreden en die alzoo ge
boren zijn in 1886.
Terwijl overigens de inschrijving ter Secretarie dezer
gemeente kan geschieden van ’s morgens 9 tot ’s na
middags 1 uur.
Sneek, den 13 December 1904.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
ALMA, Burgemeester.
JAC. van deb LAAN, Secretaris.
in de gemeente Rotterdam
4o. A. van hem, bedoeld in art. 13, eerste zinsnede
4o., indien hij minderjarig is
zoo hij verkeert in het geval, in de tweede zinsnede
van dat artikel onder Aa omschreven, in de gemeente
waar zijn vader, moeder of voogd woonplaats heeft
zoo hij verkeert in het geval, in die zinsnede onder
A.b omschreven, in de gemeente, waar zijn voogd woon
plaats heeftis de woonplaats van dezen buiten ’s lands,
dan geschiedt de inschrijving in de gemeente, waar de
minderjarige verblijf houdt
zoo hij verkeert in een der gevallen, in evenbedoel-
de zinsnede onder Ac omschreven, in de gemeente, waar
hij verblijf houdt
B. van hem, bedoeld in art. 13, eerste zinsnede 4o.,
indien hij meerderjarig is":
in de gemeente, waar hij woonplaats heeft.
De in de vorige zinsnede als plaats van inschrijving
aangewezen gemeente is die, waar het verblijf of de
woonplaats gevestigd is of was op den Isten Januari
van het jaar, volgende op dat, waarin de in te schrijven
persoon het 18e levensjaar volbracht, tenzij het iemand
geldt, wiens inschrijving te Amsterdam of te Rotterdam
moet geschieden wegens verblijf of woonplaats onder
scheidenlijk in het Duitsche Rijk of in het Koninkrijk
België.
Art. 15. Voor de militie wordt niet ingeschreven
lo. de ingezetene niet -Nederlander, die bewijst te
behooren tot een staat, waar de Nederlanders niet aan
den verplichten krijgsdienst zijn onderworpen of waar
ten aanzien van den dienstplicht het beginsel van
wederkeerigheid is aangenomen
2o. hij, die bewijst in de koloniën of bezittingen
des Rijks in andere werelddeelen verblijf te houden
Dit blad verschijnt WOENSDAGS en ZATERDAGS.
ABONNEMENTSPRIJS voor Sneek f 0,40 per 3 maanden,
franco per post f0,50.
Abonnementen worden te allen tijde aangenomen.
4
OURAN
i