t)
8IEEW8- ES 1IIÏERTEST1EBL1D
MrïjmÊ voor He Nationale Militie.
Sêt Tsst^msnt.
VWR SHEER ES WREIEI.
f
2^7
R
Woensdag 28 December 1804;.
58e Jaargang.
Fo. 104.
VI
ia
Uitgever: B. FALKENA Mzn., Singel, Sneek.
FEUILLETON.
I
Nieuwjaarsgroet aan Familie,
Vrienden, Begunstigers, enz.
tegen den prijs van 25 cents per Advertentie.
Vroegtijdige inzending wordt beleefd ver
zocht.
L
a
De Uitgever.
4o., indien hij minderjarig is
ACHTTIENDE HOOFDSTUK.
-
Dit blad verschijnt WOENSDAGS en ZATERDAGS.
ABONNEMENTSPRIJS voor Sneek f 0,40 per 3 maanden,
franco per post f0,50.
Abonnementen worden te allen tijde aangenomen.
BEKENDMAKING.
Bewerkt door AM0.
Al
vori&e iaren zaI in ons
blad, dat op 31 Decem
ber verschijnt, weder gelegenheid bestaan tot
het plaatsen van Advertentiën als
UI v
behooren tot een staat, waar de Nederlanders niet aan
den verplichten krijgsdienst zijn onderworpen of waar
ten aanzien van den dienstplicht het beginsel van
wederkeerigheid is aangenomen
2o. hij, die bewijst in de koloniën of bezittingen
des Rijks in andere werelddeelen verblijf te houden
of woonplaats te hebben, al heeft zijn vader, moeder,
voogd of curator woonplaats binnen het Rijk.
Art. 16. Hij, die volgens art. 13 behoort te worden
ingeschreven, is verplicht zich daartoe bij burgemees
ter en wethouders der gemeente, waar volgens art. 14
de inschrijving moet geschieden, aan te geven tusschen
den lsten en den 31sten Januari van het jaar, volgende
op dat, waarin hij het 18de levensjaar volbracht,
Bjj ongesteldheid of afwezigheid van hem, die zich
ter inschrijving moet aangeven, alsmede in een der
gevallen, hierna in de vierde zinsnede omschreven,
rust de verplichting tot het doen der aangifte:
indien het een minderjarige betreft, op zijn vader,
moeder of voogd;
indien het een meerderjarige betreft, die onder cura-
teele gesteld is, op zijn curator. De verplichting van
vader, moeder of voogd geldt evenwel slechts zoo hij
of zij binnen het Rijk, in het Duitsche Rijk of in het
Koninkrijk Belgie woonplaats heeft.
Behoudens de uitzonderingen bij de volgende zinsnede
gemaakt, rust de zorg voor het doen der aangifte uit
sluitend op den in te schrijven minderjarige;
indien zijn vader, moeder of voogd niet binnen het
Rijk, in het Duitsche Rijk of in het Koninkrijk Belgie
woonplaats heeft,
indien zijn vader of moeder of beiden de ouderlijke
macht missen;
indien hij door zijn vader, moeder of voogd verlaten
Js; of
indien hij ouderloos is of in wettelijken zin geen
vader of moeder heeft en het niet bekend is dat hij
een voogd heeft.
Hij, die door de bestuurders, in art. 22 vermeld, ter
inschrijving moet worden opgegeven of die in dienst
is bij de zeemacht, de marine-reserve en het corps mari
niers hieronder begrepen, bij het leger hier te lande
of bij de koloniale troepen, is tot het doen van de aan
gifte niet verplicht.
Voor hem of haar, die tot het doen der aangifte ver
plicht is, kan de aangifte geschieden door een ander daar
toe schriftelijk gemachtigd. De volmacht blijft onder
burgemeester en wethouders berusten.
De wijze, waarop van de gedane aangifte moet blij
ven, wordt door Ons bepaald.
Art. 18. Voorde militie wordt ook ingeschreven of
wordt opnieuw ingeschreven:
lo. ieder minderjarig mannelijk Nederlander, die
na den lsten Januari van het jaar, volgende op dat,
waarin hij het 18e levensjaar volbracht, en vóór het
intreden van het 21ste levensjaar zijn verblijf binnen
het Rijk, in het Duitsche Rijk of in het Koninkrijk Belgie
gevestigd heeft;
2o. ieder minderjarig mannelijk Nederlander, wiens
vader, moeder of voogd na den lsten Januari van het
jaar, volgende op dat, waarin de minderjarige het 18de
levensjaar volbracht, en vóór bet intreden van diens
21ste levensjaar zijne of hare woonplaats binnen het
Rijk, in het Duitsche Rijk of in het Koninkrijk Belgie
gevestigd heeft;
Den morgen na Karels afreize was Eefje bezig haar
kanarievogel en haar bloemen te verzorgen, toen juf-
ADVERTENTIëN 4 cent per regel. Bij abonnement van 500
regels 3 cent en van 1000 regels 21/, cent. Groote letters naar
plaatsruimte.
29).
»Het vermoeden ligt voor de hand, dat gij de gravin
kennis hebt gegeven van die liefdesbetrekking.»
«De graaf kon niet op dat vermoeden komen, want
ik Hablatschek bleef steken.
«Welnu?» vroeg de commissaris.
«Ik had den graaf gezegd, dat ik mjjne familie in
Zevenburgen wilde gaan opzoeken om daar in be
trekking te gaan. De graaf heeft mij zelf reisgeld ge
geven.*
«En toch zijt ge hier gebleven?*
»Ja, ik vond hier in Brünn een betrekking.*
»En hebt ge dan van hier de gravin kennis gegeven
van het bestaan dier liefdesbetrekking?»
«Ja, ik schreef haar over hetgeen te Weenen plaats
had. Later had ik een gesprek met haar.«
»Waar? Hier in Brünn?«
»Neen, bij den geestelijke te Windeck.»
«Wanneer gebeurde dat?«
«In de laatste dagen van Juni. In Juli reisde ik
daarop met de gravin naar Weenen.»
«Komaan, vertel mij nu eens wat er verder is voor
gevallen, mijnheer Hablatschek. Houd u trouw aan de
•waarheid, het zal u geen nadeel doen.«
«Toen wij te Weenen aankwamen was Louise Koch
frouw Nisser met een brief in de hand binnentrad.
«Hier is wat voor je, EefjeKarei heeft een brief
voor je achter gelaten.*
«Een brief
«Ja, en hij heeft me uitdrukkelijk gezegd, dat ik je hem
dezen morgen moest geven. Hier, mijn kind 1 Wat
zou het zijn, dat hij je zoo geheimzinnig schrijft
Het zal wel weer een grap van hem zijn
De oude had Eefje den brief gegeven en ging weer
naar de keuken om nog iets voor het ontbijt te halen.
Zoodra Eefje de eerste rege’ van den brief had
gelezen, verbleekte zij, haar hand beefde en toen zij
den brief teneinde was, welden de tranen ia haar
oogen op.
Met wankelende schreden zocht zij haar slaapkamer
op, waar zij loodzwaar op de sofa neerzeeg. Onder het
storten van vele tranen las zij daar nogmaals Karel’s
brief, die luidde:
«Lieve zuster! Het is mogelijk, dat ik je door deze
regelen smart veroorzaak, maar ik houd het voor mijn
plicht te rechter tijd je de oogen te openen. Wees op
je hoede, zusje-lief! Die mijnheer Thurnfels, die sedert
korten tijd bezoeken bij ons aflegt en zooals moeder
zegt naar je hand dingt, is niemand anders dan
de graaf von Thurnfels, een der aanzienlijkste heeren
van Weenen. Zijn prachtig paleis staat in de Heeren-
straat. Ik kan onmogelijk gelooven, dat zoo’n voornaam
heer plan heeft, om zijn rang en rijkdom aan een arm
meisje aan te bieden. Ik weet niet, hoe je hart er over
oordeelt, dat hij zjjn ware positie verborgen hield, maar
je verstand zal dat niet goedkeuren, dat weet ik. En
ik weet ook, dat je een braaf meisje bent en dat je
het wilt blyven. Neem mij deze waarschuwing niet
kwalijk, mijn bedoeling is goed. Hartelijk gegroet van
je trouwen broer, Karel.*
liet het voorkomen, alsof zij handelde op last van den
graaf en de weduwe zij heette vrouw Schafer
ontving bovendien geld genoeg om een oogje dicht te
doen. Een paar dagen later vertrok zij, zonder ooit
weer iets van zich te laten hooren. De min, die het
kind gezoogd had, werd ontslagen en een andere in
dienst genomen, die geschikte pleegouders voor het
kind moest zoeken. Zij beval de familie Nisser aan
het kind werd daar dan ook gebracht, de voorwaar
den zal u wel weten, mijnheer de commissaris. Op
denzelfden dag dat uwe ouders het kind tot zich namen,
werd in de Rijksbank een som van tienduizend gul
den vastgezet. Er was afgesproken, dat het kind als
vondeling opgenomen en op naam der familie Nisser
zou gedoopt worden. Deze voorwaarden namen uw
ouders aan, het kind was nu zoo veilig geborgen, dat de
graaf het onmogelijk kon terug vinden. Het kwam
toen tot heftige tooneelen tusschen de gravin en haar
echtgenoot, Bie vermoedde wat er gebeurd was. Maar
bewijzen had hij nieten zoo heeft de gravin het geheim
in het graf meegenomen.*
De commissaris stond op. «Ik heb niet veel tijd
meer,* zeide hij «het spijt me, dat wij ons gesprek
moeten eindigen, daar ik gaarne op eenige punten nog
nadere opheldering had ontvangen. Maar ik hoop
daartoe laïer nog gelegenheid te vinden en ik dank u
voor uwe mededeelingen, die groote waarde voor mij
hebben.*
Een half uur later zat de commissaris in den snel
trein, die hem naar Weenen voerde.
NEGENTIENDE HOOFDSTUK.
heeft.
Voor minderjarig wordt voor de toepassing van het
bepaalde hierboven onder A gehouden hij, die minder
jarig is in den zin der Nederlandsche wet. Voor meer
derjarig wordt voor de toepassing van het bepaalde
hierboven onder B gehouden hij, die meerderjarig is
in den zin van voormelde wet.
Art. 14. De inschrijving geschiedt
lo. van hem, bedoeld in art. 13, eerste zinsnede lo.:
zoo hij binnen het Rijk verblijf houdt en zijn vader,
moeder of voogd aldaar woonplaats heeft, in de ge
meente der woonplaats van vader, moeder of voogd;
zoo hij binnen het rijk verblijf houdt en zijn vader,
moeder of voogd elders dan binnen het Rijk woonplaats
heeft, in de gemeente, waar hij verblijf houdt
zoo hij door zijn vader, moeder of voogd verlaten is,
ouderloos is of in wettelijken zin geen vader of moe
der heeft en het niet bekend is dat hij een voogd heeft,
in de gemeente, waar hij verblijf houdt
zoo hij in het Duitsche Rijk verblijf houdt, in de
gemeente Amsterdam;
zoo hij in het Koninkrijk België verblijf houdt, in
de gemeente Rotterdam;
2o. van hem, bedoeld in art. 13, eerste zinsnede 2o.
zoo zijn vader, moeder of voogd woonplaats heeft
binnen het Rijk, in de gemeente der woonplaats van
vader, moeder of voogd
is de woonplaats van vader, moeder of voogd in het
Duitsche Rijk, in de gemeente Amsterdam;
is zij in het Koninkrijk België, in de gemeente Rot
terdam
reeds dood en begraven. De geboorte van haar kind
had haar het leven gekost.*
«Zij stierf den 7 Juli 1859?»
«Ja, wij kwamen vier of vijf dagen later te Wee
nen.»
«Waar woonde Louise Koch?«
«In de Wiednerstraat, het huisnummer ben ik verge
ten. Het zou toch te vergeefs zijn als u daar nog na-
sporingen wilde doen. De weduwe, bij wie Louise
Koch woonde, was van het platte land afkomstig, en
de gravin heeft haar geld gegeven om naar haat vroe
gere woonplaats terug te keeren en daar zonder zorg
te leven. Eigenlijk had de gravin dit geld bestemd
om daarmede Louise Koch te bewegen alle betrekking
met den graaf af te breken. Maar de jonge dame was
dood, en alleen het kind herinnerde nog aan de vroe
gere verhouding.*
«Nu komen wij tot het voornaamste punt, mijnheer
Hablatschek. Wat is er met dit kind gebeurd?»
«Ja, mijnheer de commissaris, dat is een zonderlinge
geschiedenis. De vrouwen zijn geheel anders van aard
dan wij mannen, en vocral als de jaloezie haar plaagt,
halen ze wonderlijke dingen in het hoofd. Bovendien
was de gravin altijd buitengewoon in haar doen; zij
was toen ziekelijk en de gebeurtenissen hadden haar
zoo aangegrepen, dat ze nauwelijks haar verstand mees
ter was. De jonge dame was dood als de graaf voor
het kind gezorgd had, dan was de zaak uit geweest.
Maar de gravin had zich in, het hoofd gezet, den
graaf voor zijn trouwbreuk te straffen, door hem voor
immer het kind te ontnemen. Het is wel een bewijs,
dat de vrouwen tot alles in staat zijn, wanneer ze
geplaagd worden door jaloezie.*
«Wat deed de gravin om dit doel te bereiken
«Zjj is daarbij heel voorzichtig te werk gegaan. Zij
3o. ieder mannelijk minderjarige, die na den lsten
Januari van het jaar, volgende op dat, waarin hij het
18de levensjaar volbracht, en vóór het intreden van het
21ste levensjaar Nederlander of opnieuw Nederlander
is geworden, zoo hij in een der hierboven onder lo
omscbreven gevallen verkeert, of wiens vader, moeder
of voogd verkeert in een der gevallen, hierboven onder
2o. omschreven
4o. ieder meerderjarig mannelijk Nederlander, die
na den lsten Januari van het jaar, volgende op dat,
waarin hij het 18de levensjaar volbracht, en vóór het
intreden van het 21ste levensjaar zijne woonplaats
binnen het Rijk, in het Duitsche Rijk of in het Ko
ninkrijk België gevestigd of er woonplaatsverkregenheeft;
5o. ieder mannelijk meerderjarige, die na den lsten
Januari van het jaar, volgende op dat, waarin hij het
18de levensjaar volbracht, en vóór het intreden van
het 21ste levensjaar Nederlander of opnieuw Neder
lander is geworden, zoo hij in een der hierboven onder
4o. omschreven gevallen verkeert,
6o. ieder mannelijk niet-Nederlander, die na den
lsten Januari van het jaar, volgende op dat, waarin
hij het 18de levensjaar volbracht, en vóór het intre
den van het 21ste levensjaar ingezetene of opnieuw in
gezetene is geworden in den zin der tweede zinsnede
van art. 13.
Hierbij gelden de laatste zinsnede van dat artikel
en art. 15.
Ten aanzien van de gemeente, waar de inschrijving
of de inschrijving opnieuw moet geschieden en van de
verplichting tot het doen van aangifte ter inschrijving
of ter inschrijving opnieuw gelden de eerste zinsnede
van art. 14 en de laatste vijf zinsneden van art, 16.
De aangifte ter inschrijving of ter inschrijving op
nieuw van hem, die volgens de eerste zmsnede van dit
artikel moet worden ingeschreven, geschiedt binnen der
tig dagen na het verkrijgen of, werd hij reeds vroeger
ingeschreven doch van het register afgevoerd, na het
terug erlangen van het Nederlanderschap of van het
ingezetenschap, of na de vestiging van verblijf of de
vestiging of het verkrijgen van woonplaats binnen het
Rijk, in het Duitsche Rijk of in het Koninkrijk Belgie.
De inschrijving geschiedt in het register betreffende
de lichting van het jaar, waartoe de in de eerste zin
snede van dit artikel bedoelde persoon volgens zijnen
leeftijd behoort.
Art. 166. Met boete van ten minste vijftig cents en
ten hoogste f 100 wordt gestraft de overtreding van de
artt. 16, 18 en 22.
Naar aanleiding van bovenstaande bepalingen maken
Burgemeester en Wethouders verder bekend, dat op
WOENSDAG den 4en JANUARI 1905, ten Gemeente-
huize alhier eene bijzondere zitting zal worden gehou
den tot inschrijving der bovenbedoelde mannelijke Ne
derlanders en ingezetenen, die op den lsten Januari
1905 hun 19e jaar waren ingetreden en die alzoo ge
boren zijn in 1886.
Terwijl overigens de inschrijving ter Secretarie dezer
gemeente kan geschieden van ’s morgens 9 tot ’s na
middags 1 uur.
Sneek, den 24 December 1904.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
ALMA, Burgemeester.
JAC. van deh LAAN, Secretaris.
3o. van hem, bedoeld in art. 13, eerste zinsnede 3o.:
zoo hij woonplaats heeft binnen het Rijk, in de ge
meente zijner woonplaats;
zoo hij woonplaats heeft in het Duitsche Rijk, in de
gemeente Amsterdam
zoo hij woonplaats heeft in het Koninkrijk België,
in de gemeente Rotterdam
4o. A. van hem, bedoeld in art. 13, eerste zinsnede
4o., indien hij minderjarig is
zoo hij verkeert in het geval, in de tweede zinsnede
van dat artikel onder Aa omschreven, in de gemeente
waar zijn vader, moeder of voogd woonplaats heeft
zoo hij verkeert in het geval, in die zinsnede onder
Ai omschreven, in de gemeente, waar zijn voogd woon
plaats heeftis de woonplaats van dezen buiten ’s lands,
dan geschiedt de inschrijving in de gemeente, waar de
minderjarige verblijf houdt
zoo hij verkeert in een der gevallen, in evenbedoel-
de zinsnede onder Ac omschreven, in de gemeente, waar
hij verblijf houdt
B. van hem, bedoeld in art. 13, eerste zinsnede 4o.,
in dien hij meerderjarig is
in de gemeente, waar hij woonplaats heeft.
De in de vorige zinsnede als plaats van inschrijving
aangewezen gemeente is die, waar het verblijf of de
woonplaats gevestigd is of was op den lsten Januari
van het jaar, volgende op dat, waarin de in te schrijven
persoon het 18e levensjaar volbracht, tenzij het iemand
geldt, wiens inschrijving te Amsterdam of te Rotterdam
moet geschieden wegens verblijf of woonplaats onder
scheidenlijk in het Duitsche Rijk of in het Koninkrijk
België.
Art. 15. Voor de militie wordt niet ingeschreven
lo. de ingezetene niet-Nederlander, die bewijst te
BURGEMEESTER en WETHOUDERS der Gemeen-
to Sneek
Gelet op art. 17 der Militiewet 1901, Staatsblad no.
212 van 1901
Brengen ter openbare kennis, dat bij Hoofdstuk II
dier wet, handelende over de Inschrijving voor de
Militie en Hoofdstuk XII, Strafbepalingen, onder an
deren het navolgende is bepaald
Art. 13. Voor de militie wordt ingeschreven
lo. ieder minderjarig mannelijk Nederlander, die bin
nen het Rijk, in het Duitsche Rijk of in het Koninkrijk
België verblijf houdt,
2o. ieder minderjarig mannelijk Nederlander, wiens
vader, moeder of voogd binnen het Rijk, in het Duit
sche Rijk of in het Koninkrijk België woonplaats heeft,
3o. ieder meerderjarig mannelijk Nederlander, die
binnen het Rijk, in het Duitsche Rijk of in het Ko
ninkrijk België woonplaats heeft,
4o. ieder mannelijk ingezetene, niet-Nederlander,
zoo hij op den lsten Januari van het jaar het 19e
levensjaar was ingetreden en niet verkeert in een der
bij art. 15 omschreven gevallen.
Ingezetene is, voor de toepassing van het bepaalde
hierboven onder 4o.
A. de binnen het Rijk verblijf houdende minderjarige
niet-Nederlander
a. wiens vader, moeder of voogd binnen het Rijk woon
plaats heeft en haar gedurende de voorafgaande achttien
maanden in het Rijk of de koloniën of bezittingen des
Rijks in andere werelddeelen gehad heeft
J. van wiens ouders de langstlevende bij zijn of haar
overlijden in het hierboven onder a omschreven geval
verkeerde, al verkeert zijn voogd niet in dat geval of
al is deze buiten ’s lands gevestigd
e. die door zijn vader, moeder of voogd verlaten is,
of die ouderloos is of in wettelijken zin geen vader of
moeder heeft en van wien niet bekend is dat hij een
voogd heeft, indien hij gedurende de voorafgaande acht
tien maanden in het Rijk verblijf gehouden heeft
B. de meerderjarige niet-Nederlander, die binnen
het Rijk woonplaats heeft en haar gedurende de voor
afgaande achttien maanden in het Rijk of de koloniën
of bezittingen des Rijks in andere werelddeelen gehad
1