VOOR 81EK EN «ISMEN. NIEUWS-EN ADVERTENTIEBLAD Ons kalm landje. Haar tachtigste verjaardag. 60e Jaargang. Woensdag 1 Februari 1605. JNo. 9» Uitgever: B. FALKENA Mzn., Singel, Sneek. Kantongerecht te Sneek. Feuilleton. L Dit blad verschijnt WOENSDAGS en ZATERDAGS. ABONNEMENTSPRIJS voor Sneek f 0,40 per 3 maanden, franco per post f0,50. Abonnementen worden te allen tijde aangenomen. 1 ADVERTENTIëN 4 cent per regel. Bij abonnement van 500 regels 3 cent en van 1000 regels 27, cent. Groote letters naar plaatsruimte. pertszn. Tromp tot een groote vloot van 100 schepen was aangegroeid? In den Franschen tijd werd onze staat door de Franschen ingepalmd; Engeland bemachtig de onze koloniën. Na den val van Napoleon werden we weder vrij, kregen we bijna al onze koloniën en be zittingen weer terug. We hadden heel wat leergeld betaald, want de Franschen waren zeer dure vrienden geweest. Nederland had zeer veel van zijn in meerdere eeuwen vergaderden nationa- len rijkdom verspeeld. Men zou zoo zeggen: Jan Salie zal toen wel gestorven zijn of in ieder geval de zaken heb ben overgedaan aan wat flinker zonen. Och, deze Jan had maar één zoon: Jan Be daard, die heel aardig op z’n zaakjes past, maar och, och zoo voorzichtig is. De laatste Jan is goed en eerlijk, zorgt er voor, dat de erfenis van z’n oom Jan Companie, goed beheerd wordt, maar hij heeft niet veel weg van z’n oom Jan Courage, is vooral geen haantje-de-voor- ste, kijkt steeds de kat uit den boom en laat een ander de kastanjes uit het vuur halen. Zeker, we hebben te weinig courage. We zijn als rustige burgers, die fatsoenlijk kunnen leven, maar vooral geen burengerucht maken en in 't geheel niet over de tong willen gaan van de ssheele wereld. Nieuwe uitvindingen passen we toe, als een ander er reeds eigen mee ge worden is. Aan revoluties en dergelijke druk ke dingen doen we liefst niet mee. Als in an dere landen de revolutievlam hoog opflikkert, zooals in 1848, dan veranderen we kalmpjes een weinig aan de grondwet en Jan Bedaard houdt z’n kalmen aard. Als Engeland en België beginnen met het leggen van spoorwegen, heb ben wij ’n kleine tien jaren noodig, om zoo wat vreemds ook eens aan te durven. De pacificatie van Atjeh zouden we om den dood niet binnen de dertig jaren durven voltooien; door ’t vlugger te doen mocht Jan Bedaard eens achter adem geraken en dan zou hij maar weer werk hebben om behoorlijk bij te komen. Als onze Kamers vergaderen, breken er geen voor- zittersbellen en -hamers, vliegen er geen pro jectielen door de zalen, worden er geen klappen uitgedeeld of tweegevechten geëngageerd. En wanneer een vredesvorst van professie, als Czaar Nicolaas II ’t initiatief neemt tot het beleggen van een Vredesconferentie, waar zou die dan beter kunnen gehouden worden dan in de allerbedaardste hofstad van ’t allerbe- besprekingen. Vooral nu ze niet wou inzien dat het verkeerd was. Hij kon zóó niet met haar leven zon der doodongelukkig te worden. Dus was hij maar weggegaan, op weg naar Australië, gaan reizen om zijn zinnen te verzetten. Terwijl ze dezen ontving, was hij al midden op zee. De laatste regelen vloeiden over van een zoo groote smart en eenzaamheid, dat ze wanhopig was geworden. Toen was ineens tot haar gekomen haar schuld, haar slechtzijn. Toen had ze woest gehuild, om haar Frans geroepen, vergeving ge smeekt -het was onherroepelijk te laat. 0, die vreeselijke woorden te laatl Ze wilde hem nareizen, maar waarheen! Waar hem te vinden? Waarom had hij geen adres achtergelaten Haar ouders, broers en zusters hadden diep medelij den met haar troosten echter konden ze haar niet, dat kon alleen hij, die nu ergens op zee rondzwalkte. Toen kregen ze op een avond een courantenbericht in handen de boot, waarmee hij vertrok, was vergaan in een vreeselijke mist, aanvaring, alleen gered dan volgden eenige namen.- De zijne was er niet bij. Dus wel onherroepelijk, onherstelbaar te laat. Hoe het nieuws aan hun kind mee te deelen Doch, het moestwie weet zou het na den eersten slag haar misschien geen rust geven, te weten, dat hij niet meer leefde Toen had haar moeder haar het vreeselijke verteld in een schemeruurtje, vertrouwelijk met den arm om haar heen. Ze had niets gezegd toen ze zoolang stil bleef zitten, dat men haar eindelijk moest wakker schudden, zag men, dat ze bewusteloos was. Nu kwamen maan den van vreeselijke ziektehersenaandoening. Ze was steeds buiten bewustzijn en men vreesde voor ’t ergste. Maar haar veerkrachtige, jonge natuur behaalde de 2) Wat hoorde zij hem graag vertellen van zijn verre reizen, en hoe voelde ze zich tot tranen toe geroerd als ze hoorde hoe eenzaam hij altijd geweest was. En toen hij haar op een avond vertelde, dat hij altijd naar geluk gezocht had, zonder het te vinden, maar dat hij nu meende het gevonden te hebben; toen hij haar daarop zoo ernstig en geroerd had aangekeken en heel zachtjes vlindertje had gezegd toen had ze zich met een jubelkreet in zijne armen gestort en daar ge schreid, tranen van geluk, zooals zij nog nooit gekend had. Toen was alles zon om haar heen geweest; haar ouders hadden hem vriendelijk opgenomen in hun kringplannen voor de toekomst werden er gemaakt. Zij zou met hem meereizen naar Amerika) zijn klein vrouwtje, waar hij zijn groote fabrieken had’ En ze zou zijn huisje vullen met gezang en vroolijk- heid en ze zouden zoo gelukkig zijn. Zoo vervloog de tijd, en ze zouden weldra gaan trou wen. Zij, ze was soms wel eens bang voor zijn ernst en vooral wel eens ongelukkig, als ze hem niet begreep, maar hij zei dan: ’t Is niets, jij bent ook mijn klein, vroolijk vlindertje. Toch werd hij wel eens treurig en een beetje onge rust, als hij haar zag fladderen door de balzaal, zich nog steeds latende bewierooken en alles, wat haar zoo gezegd werd, verzamelde als schatten. Nederland heeft een heel stuk voor bij an dere landen, ’t Ligt niet te warm, 't ligt niet te koud; precies in de gematigde luchtstreek, ’t Is mooi aan zee gelegen en tevens bezit het de uitmonding van een belangrijk stroomge bied. Ons land is dus door de natuur als aan gewezen voor een handelsstaat. En dit was Nederland ook altijd. In de elfde eeuw werden reeds Dorestad (Wijk-bij-Duurstede), Utrecht en Tiel als handelssteden genomen en in 1015 nam de Hollandsche graaf Dirk III bezit van de streek, waar nu Dordrecht ligt, omdat ’t de moeite loonde, daar tol te heffen van voorbij varende schepen. In de oudste tijden bezat Friesland reeds stadjes, die door zeevaart be kend werden, zooals Ezonstad (aan de Lauwers- zee) en Uitgong (aan de Middelzee, ter plaatse waar nu Berlikum ligt,) en in de 13e eeuw bereikte Stavoren zijn hoogsten trap van bloei. Deze nu reeds zoolang vervallen zeestad had destijds een belangrijke handelsvloot, die vooral de Noordzee en de Oostzee bevoer. Al spoedig daarna kreeg Holland op zee een zich steeds uitbreidende vloot. Waren het eerst vooral visschersschepen, die met de ha ringvangst aanzienlijke voordeelen behaalden, langzamerhand kreeg Holland ook een belang rijke handelsvloot. Zoo langzamerhand wer den de Hollanders de vrachtschippers van half Europa. Een belangrijke tijd voor den bloei vanNoord- Nederland was de 16e eeuw. Destijds, om streeks 1550, bereikte Antwerpen zijn groot- sten bloei; ’t gebeurde toen, dat er 2500 zee schepen op de Schelde lagen en in de stad zag men handelslieden uit alle oorden van Europa. Toen kwam de strijd tegen Spanje. De ener gie, de handels- en ondernemingsgeest ver plaatste zich uit het Zuiden. Amsterdam, dat reeds belangrijken handel op zee dreef, werd de erfgenaam van Antwerpen’s grootheid. En met den handel ontwikkelde zich niet alleen de nijverheid, die met de zeevaart verband houdt, de scheepsbouw, zeilmakerij, touwslage- rij, enz.; doch ook de weverij en nog andere industrie brachten heele steden tot bloei. Deze bloei van ons land viel juist na den tijd, dat Spanjaarden en Portugeezen Indië en Amerika ontdekt hadden. Kwamen de Neder- In de zitting van Woensdag 25 Jan. werden de vol gende vonnissen gewezen 1. J. W„ 37 jaar, winkelier te Nijland, wegens, zon der de vereischte vergunning, sterken drank ten verkoop in het klein in voorraad hebben, eene boete van f 20, subs 7 dagen hechtenis, met teruggave van de 2 in beslag genomen flesschen fladderac, welke na verloop van 8 dagen kunnen worden afgehaald. 2. H. V., 31 jaar, jager en visscher te Heeg, wegens eens anders grond bejagen, zonder voorzien te zjjn van een schriftelijk bewijs van den eigenaar of rechthebben de, eene boete van f 8 of 3 dagen hechtenis. 3. Th. H., 28 jaar, zwemmeester te Sneek, idem alsvoren, eene boete van f 8 of 3 dagen hechtenis en uitlevering van de niet in beslag genomen eend of betaling der geschatte waarde ad 35 cent of een dag hechtenis. 4. G. S., 36 jaar, bier- en koffiehuishouder te Blauwhuis, wegens in de gemeente Wymbritseradeel tusschen ’s avonds 10 uur en ’s morgens 6 uur personen laten verblijven in een voor het publiek toegankelijk locaal van zijn bier- en koffiehuis, eene boete van f 3 of 1 dag hechtenis. 5. J.v.d. M., 67 jr, arbeider te Oudega (W.), M. B., 28 jr, arbeider, L.W. 31 jr, arbeider,W. F., 20 jr, schippers knecht, allen te Blauwhuis, B. P., 27 jr, schippersknecht, tijdelijk te Westhem, wijl zij zich na bezetten tijd in evenbedoeld lokaal hebben opgehouden, ieder tot eene boete van f2 of 1 dag hechtenis. 6. F. D., 39 jaar, winkelier te Hommerts, wegens overtreding der ijk wet, eene boete van f 3 of 1 dag hech tenis en verbeurdverklaring van het in beslag genomen ijzeren gewicht van 2 KG. 7. S. T., 82 jaar, winkelier te Woudeend, eveneens wegens overtreding der ijkwet, eene boete van f 3 of 1 dag hechtenis en verbeurdverklaring van de in be slag genomen inhoudsmaat van 2 dL. 8. L. M., 44 jaar, koopvrouw te Hommerts, idem alsvoren, eene boete van f 1.50 of 1 dag hechtenis en Toen, eens op een avond, had ze een speelzieke bui en dacht nu eens aan iedereen te kunnen laten zien, hoeveel haar aanstaande man van haar hield en hoe ze hem om haar vinger kon winden. Een jong ventje maakte haar ’t hof en ze liet ’t maar toe, opgaande in dat gevaarlijk spelletje; ze danste steeds door met hem. Heel ernstig had Frans haar een paar maal aangekeken, eindelijk gevraagd, of ze nu niet eens even bij hem wou komen zitten praten. Hij danste zelf nooit, daar hij een stijf been had gehouden uit een zeer gevaar lijke operatie, toch begeleidde hij haar altijd naar haar bals en meestal praatten ze dan een groot stuk van den avond samen, gezellig gezeten in een hoek van waaruit ze de zaal konden overzien. Maar zij: Hé, laat me toch dansen, ’t is zoo’n heerlijke wals en meteen wendde ze zich van hem af. O, hoe had ze toch zoo vreesekjk kunnen doen tegen haar lie veling! Hij was toen weggegaan, maar kwam terug om haar thuis te brengen. In ’t rijtuig hadden ze gezwegen; dicht bij huis had hij alleen gevraagd: Heb je me niets te zeggen? Niets, had ze koppig geantwoord. Den volgenden morgen had hij ’t weer gevraagd. Neen, had ze wederom geantwoord. In haar koppigheid redeneerde ze toen Zoo’n kleinigheidkom, ze was toch vrij te doen en te laten, wat ze wilde; voor zoo’n kleinigheid wilde ze geen ex cuus vragen. Van ’teen kwam ’tander; hooge woorden vielen er, ze wilde niet toegeven. Toen bleef hij eenige dagen weg. Eindelijk bracht de post haar een brief, ’t Was een afscheid, een afscheid aan zijn illusie. Hij sprak zoo ernstig met haar, zei haar, dat hij zoo echt geluk kig met haar geweest was, maar dat hij nu de toe komst niet met haar durfde ingaan, na hun laatste overwinning. En na jaren van stil in zichzelf gekeerd zijn kwam langzamerhand in haar het verlangen, haar leven te geven aan allen, die haar lief en dierbaar waren. Haar zusters, vroeger wel eens een beetje afgunstig van de schoonheid en de voorrechten der oudste, die nu langzamerhand zelf gingen trouwen, moeders werden, kwamen gaarne bij haar om raad of riepen haar goe den smaak te hulp. En zoo werd ze ieders vertrouw de, ieders lieveling. Want altijd was ze bereid te hel pen en niets was haar te veel. En toen de kinderen ouder werden en hun lipjes tante Ize konden prevelen, was ze zoo trotsoh en gelukkig, alsof het haar eigen waren. Hierdoor was ze niet alleen in haar leven vol drukte en zorg voor anderen. Ze kon zich toch niemands vrouwtje denken dan van haar Franswelnu, dat was voor altijd voorbij door haar eigen schuldnu wilde ze hem en zijne nagedachtenis trouw blijven. Zoo was ze geworden, die ze was. En nu, terwijl ze op dezen zonnigen morgen dit alles nog eens overdacht, vond ze, dat haar leven toch eigenlijk heel gelukkig was geweest. Ook dezen dag kwamen allen weer, jong en oud, om haar geluk te wenschen ze luisterde tevreden, had voor ieders belangen ooren. En toen het avond was, voelde ze zich erg moe en ging ge lukkig te bed. Den volgenden morgen, toen men haar als gewoon lijk een morgenbezoek kwam brengen, vond men haar ingeslapeu met dien vredigen trek op haar gelaat. Rustig, kalm, zooals haar leven geweest was, was tante Lize de eeuwigheid ingegaan. EINDE. landsche vrachtvaarders eerst te Lissabon en in de Spaansche havens, om vandaar de over- zeesche waren naar verschillende landen van Europa te brengen, spoedig ondernamen zij zelf de igis naar Indië en Amerika, verdreven de Spanjaarden en Portugeezen uit menig be langrijk gebied en spoedig vestigden de Oost- indische en Westindische compagnieën zich in de landen van over zee. Dat was Neêrlands glorietijdperk. ’t Was de tijd van Jan Companie en Jan Courage. Toen durfden de Nederlanders; zij wisten wat zij wilden; en konden wat zij durfden. Toen werd Nederland rijk; rijk door handel en scheepvaart, visscherij en nijverheid. Overal op de toenmaals bekende wereld waren de Nederlanders te vinden en ze waren er haan- tjes-de-voorste. Maar rijkdom bracht weelde en deze brengt steeds verslapping. Jan Companie en Jan Cou rage kregen nog een heel klein broertje, dat als Benjamin zeer vertroeteld werd en daar door langzamerhand bleek op te groeien met ’t denkbeeld: Ik behoef me niet moei te maken; de ouwe lui en m’n oudere broers hebben geld genoeg verdiend; ik kan ’t wel op mijn slofjes redden. Dat kind heette Jan Salie en deze Jan, die eens de zaken van den vader en de oudere broers moest overnemen, werd een troetelkindje. Nadat Jan Courage zich in den Spaanschen successie-oorlog voor ’t laatst ter dege had ingespannen, moest hij de zaken aan den jong- sten telg overlaten. In de 18e eeuw dommelde ons land. De handel bracht nog schatten in overvloed, maar wij, die zoo lang haantje-de-voorste geweest waren op staatkundig gebied, die een eerste viool speelden op ’t Europeesch concert, wij hielden ons achteraf, tevreden dat we financi eel welvarend bleven, ’t kwam zelfs zóóver, dat we Spanje moesten verzoeken, of dit land met zijn oorlogsschepen onze handelsschepen tegen de Barbarijsche roovers wilde bescher men. Als De Ruyter, de Trompen, en al de andere helden uit ons glorietijdperk ’t geweten hadden, zij hadden zich van ergernis in hun graf omgekeerd. Ze hadden de stumperachtige vloot van Zoutman in 1781’ eens moeten zien, zeker hadden ze gevraagd: Kunt ge geen vloot meerbouwen als in 1639, toen in den tijd van zes weken de 30 scheepjes van Maarten Har- daardste land. Komt eindelijk een staalkoning van Amerika een hoop dollars aanbieden voor een paleis, dat ’t arbitrage hof waardig kan herbergen, dan nemen wij die millioentjes heel gracieuselijk aan en hebben eenige jaren noodig om te begrijpen, dat zoo’n paleis dan toch ook eens gebouwd moet worden. Is ’t wonder dat de voortvarende buitenlan der, die Jan Bedaard ontmoet, soms denkt met jan Chinaman te doen te hebben? r** j s I

Kranten in de gemeente Sudwest-Fryslan (Bolswards Nieuwsblad, Sneeker Nieuwsblad en Friso)

Sneeker Nieuwsblad nl | 1905 | | pagina 1