MEIWS- ES IhlEKTEfflEBLlÜ
Een praatje over werkstaking.
ÏWR ifflEEE ES «ISMES.
r
OP DEN KRUISWEG.
No. 15.
Woensdag 22 Februari 1805.
60e Jaargang.
Uit de Raadszaal.
Feuilleton.
Uitgever: B. FALKENA Mzn., Singel, Sneek.
1
t
s
tl
Dit blad verschijnt WOENSDAGS en ZATERDAGS.
ABONNEMENTSPRIJS voor Sneek f 0,40 per 3 maanden,
franco per post f0,50.
Abonnementen worden te allen tijde aangenomen.
Fabrieken moesten stop ge-
En zoo voort. Duitschland is gewoonweg
over de honderd millioen gulden armer
een ongelukkige.
Eindelijk ging luitenant Von Hoppe heen. Frits ge
voelde zich verlicht. Hahaha Josepha, dat was een
avond! Die vervelende kerel wordt niet weder op de
thee genoodigd. Neen, neen, dat kunt gij niet weer
van mij verlangen. Mijn vroolijk vrouwtje liet mij van
daag geheel en al in den steek, ’t Was komisch te
zien, hoe hij je telkens aankeek die zwartoogige
melancholieke kerel.
Ach Brits, spot toch niet. Ik kan het niet hooren,
van jou niet en ook van anderen niet.
Hm, bevalt hij je misschien?
Ja zeker, dat doet hij.
Nu, dan feliciteer ik je met je bizonderen smaak, mij
echter zul je van mijn antipathie niet genezen.
Het was voor de eerste maal dat ze elkaar niet be
grepen.
Josepha zag luitenant Von Hoppe weldra weer. Een
gesprek werd spoedig aangeknoopt. Hij verontschul
digde zich, dat hij de laatste maal niet onderhoudender
was geweest.
Ik kan mij er niet toe dwingen, zeide hij, gezellig
keuvelen kan ik niet, maar spreken, spreken, hoe
ik te moede ben kan ik alleen met menschen, aan
wie ik mij geheel kan toe vertrouwen. Alleen zij, die
mij werkelijk kennen, kunnen mij begrijpen. O! als ik
u nog eenmaal mocht bezoeken
Waarom zou u dat niet mogen, komt u gerust, ik
ben eiken voormiddag thuis.
Hij drukte haar dankbaar do hand en twee dagen
later kwam hij
Josepha kreeg dikwijls bezoek van officieren, zij
kwamen nu eens voor zaken, dan weer met bloemen,
het was dus niets bijzonders. Waarom zou luitenant
Von Hoppe haar ook niet bezoeken? Hij had evenveel
en sprak over zich zelf, over haar man, ja over alles.
Hij luisterde opmerkzaam toe en zag haar daarbij in
de oogen, aan welker blik hij zich niet kon onttrekken.
Men had het bemerkt. Josepha werd er mee ge
plaagd en men noemde haar een kleine toovenares. Zij
wees zulke plagerij af, zelfs Frits moest zwijgen, toen
hij zich vroolijk wilde maken over de overwinning,
die zijne vrouw behaald had. Ondanks dit stemde hij
toe in haar wensch, luitenant Von Hoppe uit te noo-
digen, zonder de tegenwoordigheid van andere gasten.
Het zal vreesehjk vervelend worden, had Frits eerst
aangevoerd, maar Josepha was van het tegendeel
overtuigd. Hij werd gisteren zeer vertrouwelijk. Hij
zal zich bij ons thuis gevoelen en het duurt niet lang
of hij is onze vriend.
Dat geloof ik nu juist niet, antwoordde Frits, maar
je zult je zin hebben. Ik heb nooit zulke sombere men
schen aan het praten kunnen brengen, maar we kunnen
het probeeren.
De poging gelukte niet zoo goed, als Josepha dat
verwacht had. Luitenant Von Hoppe kwam weliswaar,
maar hij was geslotener dan ooit. De pauzen, die
steeds weder in het gesprek voorkwamen, werkten
waarlijk drukkend. Frits wendde alles aan, om het
gesprek levendig te houden, zooals hij later verzekerde,
maar het hielp niets. Josepha voelde dikwijls den
treurigen blik der donkere oogen op zich rusten. Zij
zou hem zoo gaarne naar veel gevraagd willen hebben,
maar zij scheen er maar niet toe te kunnen komen.
Als Frits er niet bij geweest was, dan had zij het wel ge
kund. Nog nooit in haar leven was het in haar opge
komen, haar man uit de kamer te wenschen. Was
dat onrecht? Volstrekt niet. Zij had haar Frits zoo
oprecht en boven alles lief hij kon zich werkelijk
niet beklagen, maar hier gold het een liefdewerk aan
bleeken man eens te Jeeren lachen. Zij wist het zelf
niet, of de eerzucht om meer te kunnen bereiken dan
hare kennissen er haar toe leidde, dan wel of het de
vriendelijke gedachte was, dezen schijnbaar zoo treuri
gen man, eenige vroolijke uren te bezorgen. Op eene
soiree, waar ook luitenant Hoppe was, had men Josepha
als zijne tafeldame aangewezen en het was haar alsof
haar praattalent op eens verdwenen was. Zij had haar
stillen buurman zoo gaarne aangesproken, maar kon
geen woorden vinden. Opeens nam hij echter zelf
het woord en zeide:
hebt de oogen van mijne zuster, mevrouw. Ik
verbeeldde mij dat al lang, maar nu weet ik het zeker.
Ach, zie mij nog eens aan.
Het was een zonderling verlangen. Ongevraagd ge
beurt het onder het gesprek zeer dikwijls, dat twee
paar blikken elkaar ontmoeten, maar nu op verzoek
zich door een heer in de oogen te laten zien, dat
maakte haar verlegen en zij deed juist het tegendeel
van ’t geen hij verlangde. Zij gelaat werd nog treuri
ger dan tot nu toe en hij ztfeeg. Nu kon Josepha niet
langer weerstand bieden, het speet haar en zij zag
hem met een langen vollen blik in de oogen.
Hij dankte haar innig en diep getroffen en zeide:
Mevrouw, begrijp mij niet verkeerd, maar geloof mij.
Als ik nog eens in de schoone, lieve oogen van mijne
zuster kon zien, ik zou een gelukkig mensch zijn.
Wat maakte hem zoo bedroefd? Was het de dood
zijner zuster Zou hij dat verdriet dan nooit overwin
nen Dan moest een knagend geheim daarmede ver
bonden zijn.
Josepha waagde het niet te zeggenVertel mij iets
van uwe zuster zooals het hart het haar ingaf,
maar zij gevoelde zich vertrouwehjker met hem. Zij
was weder vrij van den band, die haar had gekneld
2.)
Zijn gelaat was als uit marmer gebeiteld, bleek, on-
natuurlijk bleek. De donkere oogen keken zoo treurig
ernstig, alsof het onmogelijk was een lachje op dat
gelaat te doen verschijnen. Hij kon zich niet terugtrek
ken van de feestjes, dan zou men hem hebben beschul
digd van onkameraadschappelijkheid, maar zelfs in de
vroolijkste kringen bleef hij stil en somber, ja er kwam
dan zelfs een uitdrukking op zijn gelaat alsof deze
vroolijkheid hem pijn deed.
Natuurlijk waren er menschen genoeg, die hem be
spotten. Eerst geloofden velen, dat hij, door net te doen
alsof hij verdriet had, zich interessant wou maken,
doch toen men zag, dat deze beschuldiging valsch was,
werd de vraag wie het zou gelukken den bleeken
vreemdeling, zooals men hem schertsend noemde, te
veroveren, het lievelingsthema van de dames.
Mevrouw Luki, een alleraardigste, maar wat kokette
vrouw, had reeds alles in het werk gesteld, dezen
triomf te behalenKathe Ulrich was doodelijk
verliefd op den luitenant, terwijl mevrouw Possel, op
allerlei manier had getracht hem in te palmen. Het
resultaat was bij allen gelijk geweest. Beleefd en
kalm had hij alle vragen beantwoord, maar noch zijn
eigenaardig karakter had men daardoor beter leeren
kennen, noch was er op zijn gelaat een vroolijker uit
drukking gekomen.
Eindelijk kwam ook in Josepha den wensch op, dien
Thans, nu de stakingen niet van de lucht
zijn; nu er gestaakt wordt in Rusland, in
Duitschland, in België; nu men in Italië vreest
voor spoorwegstaking; thans wordt er zeer veel
over werkstakingen geschreven. En ’t is ook
een rijk en dankbaar onderwerp.
Men zou zoo zeggen: Over staking is gauw
een oordeel te vellen.
Sedert de slavernij is afgeschaft en de eene
mensch niet meer, als een stuk vee, toebe
hoort aan den anderen, heeft ieder mensch
vrijheid van al of niet arbeiden. Dus, wie
staken wil, die staakt en wie door wil werken,
die staakt niet. Als stakers en niet-stakers elkaar
verder maar niet hinderen, dan is alles in orde.
Wie aldus redeneert, vertelt waarheden, wel
een stuk of drie waarheden als koeien, maar
toont ook een wijsgeer in de kinderjaren te
zijn.
Aan werkstaking is iets meer verbonden.
Ieder mensch is vrij, dit is heel waar ge
zegd. Ieder mensch kan werken of niet wer
ken, al weer heel waar. Laten ze elkaar
maar niet hinderen, want dan beneemt men
eikaars vrij heitt,--—öok erg waar. Doch men
zou ook precies ’t omgekeerde van deze stel
lingen kunnen verdedigen en zeggen: Men is
niet steeds vrij om te staken. Het is niet re
delijk om door te werken als een ander wil
staken en de niet-stakers moeten soms gedwon
gen worden mee te doen.
Aan werkstaken zit iets meer vast. Men kan
spreken over de oorzaken van een werksta
king; over ’t al of niet rechtvaardige; over de
zijde, aan welke de algemeene sympathie is;
over de organisatie; over ’t uithoudingsvermo
gen der stakers; over de solidariteit; over den
uitslag, ’t geheel of gedeeltelijk winnen of
verliezen; en ook over de gevolgen. Ge
gevens dus meer dan genoeg. We zullen er
maar een kort praatje over houden.
Laten we vooropstellen deze bewering: Men
is niet, beslist niet altijd vrij om te staken. Wij
denken hier niet eens aan contractbreuk van
de zijde der werklieden; Wie zich bij con
tract verbonden heeft tot een zekeren arbeid,
bij contract een opzegtijd goedgekeurd heeft,
heeft niet het recht om plotseling te staken,
als van de zijde des werkgevers niet tegen ’t
contract gezondigd wordt en als ’t contract
VERGADERING van den Gemeenteraad
van Wymbritseradeel, op Zaterdag, den
18 Februari 1905, des voorin. 11 uur.
Tegenwoordig zijn alle 14 leden één vacature we
gens het overlijden van den heer S. J. Gerbrandij te
Goënga.
Voorzitter de heer M. H. Tromp, Burgemeester.
Secretaris de heer J. Poppinga.
Punten van behandeling
1. Notulen van den 21 Januari 1905.
Na lezing door den Secretaris, worden deze notulen
onveranderd vastgesteld.
2. Ingekomen stukken en mededeelingen.
De Secretaris doet mededeeling van
a. Een schrijven van de rijksveldwachters uit de
gemeenten Wymbritseradeel en Sneek, houdende dank-
daarbij mededeelende, dat hij zijne benoeming tot arm
voogd aanneemt
o. Alsvoren van Johs. Douma te IJpecolsga, hou
dende mededeeling, dat hij het grasgewas van de
begraafplaats aldaar, onder de gestelde voorwaarden
aanneemt
d. Alsvoren van den heer B. M. Koopmans te Heeg,
daarbij berichtende, dat hij niet genegen is tot aankoop
en demping van een gedeelte bermsloot, gelegen voor
zijn huis aan de »Schatting«, over te gaan, wijl daartoe
zijnerzijds bezwaren bestaan;
e. Eene resolutie van Ged. Staten, houdende goed
keuring van het kohier van schoolgeld over het 4e
kwartaal 1904
f. Een idem, houdende mededeeling, dat de beslissing
op het raadsbesluit van 21 Jan. jl., om het ledigstaan-
de schoollokaal der o. 1. school te Gaastmeer aan den
Kerkeraad der Ned. Herv. Kerk aldaar te verhuren,
om daarin bijzonder onderwijs te geven, is verdaagd
g. Verslag der Commissie tot wering van school
verzuim in deze gemeente, over’t geen in het vorig jaar
door haar is verricht.
Uit de voorlezing van dit verslag blijkt o. a., dat de
commissie 14 maal heeft vergaderd 33 gevallen van
ongeregeld schoolbezoek werden behandeld tegen 39 in
1903de commissie ondervond veel medewerking van
de hoofden der scholen, die steeds bereidwillig alle
gewenschte inlichtingen verschaften overigens stelden
de commissieleden, voor zoover mogelijk, zelf een on
derzoek in.
ADVERTENTIëN 4 cent per regel. Bij abonnement van 500
regels 3 cent en van 1000 regels 21/» cent. Groote letters naar
plaatsruimte.
te herstellen ellende in de gezinnen.
Moge eens een permanent arbitrage-hof
zoowel aan oorlogen als aan stakingen een
einde maken, dan zal de wereld er heel wat op
verbeterd zijn.
Vrome wensch? Utopie?
Dit was reeds geschreven vóór de vermoording
van grootvorst Sergius, waarover we te dezer plaatse
geen oordeel willen vellen.
in volle vrijheid, beslist zonder pressie, opzette
lijke of toevallige, is aangegaan en als er
geen zeer buitengewone omstandigheden tot
staken aansporen.
Hieraan denken we dus niet. Maar buiten
deze omstandigheden is men beslist niet altijd
vrij om te staken.
Stel eens, dat in een land alle spoorweg
arbeiders plotseling staken en daarmee een
deel des lands beslist ongelukkig maken.
Stel bijv, dat in Engeland eens alle bootwer
kers staken en verhinderen, dat er nog een
enkele boot gelost wordt; ’t land, dat grooten-
deels moet leven van wat over zee aangevoerd
wordt, zou spoedig aan hongersnood ten prooi
zijn. Zulke voorbeelden kan men er veel meer,
ook in ’t klein, aanhalen. Zou in zulke ge
vallen een staking altijd wel zedelijk geoor
loofd zijn? Zouden de voordeelige voorwaarden,
door zoo’n staking verkregen, wel volkomen
eerlijk en wettig zijn? Men zou in zulke ge
vallen soms denken aan den man, die een dren
keling dreigt te laten verdrinken, als deze hem
niet zoo en zooveel geld geeft. Bij stakingen,
zoowel als bij andere gebeurtenissen op de
wereld, moet men nooit vergeten, dat men, dat
zoowel de werkgever als de wart-™-
is van ue groote menschenmaatschappij en dat
dit lidmaatschap aan beiden verplichtingen op
legt. Niet alleen aan den arbeider, maar ook
aan den patroon. Bij staking moet men steeds
denken aan de bekende vergelijking van den
senator uit ’t oude Rome, die een staking en
uittocht der plebejers over wist te krijgen met
deze redeneering, welke hij voorhield aan de
stakers: De leden van ’t menschelijk lichaam
kregen eens hevigen twist met elkaar. Elk
meende verongelijkt te zijn en eischte rechten.
Elk staakte. Dit duurde zoo een poos tot dat
’t geheele lichaam wegkwijnde. Toen de leden
hun dwaasheid begonnen in te zien en weer
wilden werken, was ’t te laat; ’t lichaam stierf
een ellendigen dood.
Bij stakingen moeten zoowel werkgever als
werkman denken aan de groote schade die zij
de geheele maatschappij aanbrengen. Neem
de staking in Duitschland. Twee-honderd
duizend mannen verlaten de mijnen, waaruit zij
het zwarte goud halen. Hoeveel millioenen
marken zijn daardoor verloren aan werkloon;
en van schade inhalen is bij zulk zwaar werk
geen sprake.
Nu zijn ze weer grootendeels aan ’t werk,
maar hoe lang zullen zij werk hebben om weer
de oude, koopkrachtige werklieden te zijn. En
dan de neringdoenden, die anders van hunne
koopkracht profiteeren. En ’t geheele volk,
dat duurder steenkolen moet stoken. De mijn
eigenaars verloren zoo- en zooveel millioenen.
De spoorwegen maakten alleen reeds tien milli
oen mark minder aan vracht. De mijnen raakten
in ’t ongereede.
zet.
ver
geworden.
De oorzaken van werkstakingen kunnen zeer
uiteenloopen. Wel is lotsverbetering ’t naaste
doel voor stakende arbeiders, maar er kunnen
nevenbedoelingen bij zijn.
In Duitschland was ’t doel der arbeiders voor
al lotsverbetering; minder werkuren, minder
willekeur van de zijde der patroons, vooral bij
't hatelijke wagennullen, ’t niet tellen van een
wagen kolen als er steen tusschen zit of de
wagen niet vol genoeg is.
In Rusland treedt bij de geweldige stakingen
der laatste weken meer dan enkel lotsverbete
ring op den voorgrond. Niet alleen loonsver-
hooging en een mensch waardiger behandeling
van den maatschappelijken toestana,'’r^etering'
keer in de regeering; ook revolutie; ook haat
tegen den vreeselijken en ondoelmatigen en on-
gewenschten oorlog.
Staking is vaak ook een machtsproeve, een
beweging om te kunnen heerschen.
Wat sympathie betreft hebben beide stakin
gen, die in ’t Ruhrgebied en die in Rusland,
grootendeels de sympathie van de wereld,
doch de organisatie is in Rusland niet zoo
goed als in Duitschland en wat kalmte be
treft, kon men zelden een bedaarder staking
aantreffen dan die der 200,000 mijnwerkers.
De groote kwestie voor stakende arbeiders is
gewoonlijk het uithoudingsvermogen. Door
gaans is de stakerskas slechts voor korten tijd
berekend en bij een groote staking valt steun
van buiten ook af.
De uitslag valt gewoonlijk slecht voor
de arbeiders uit. De meeste stakingen worden
tot nu toe verloren en al verbetert langza
merhand de toestand der arbeiders, toch moet
men niet vergeten, dat de geleden verliezen
niet spoedig hersteld zijn, dat de zoo noodige
goede verstandhouding er minder op wordt,
dat wrok in de harten komt heerschen en niet
COURANT.
v rctliUCil 'uobl' O? X XüLutj&’ijtua u’O xi jy lauuy