NIEUWS- ES MIÏERTESTIEBLAD I Een. Wederzien. 10011 SIM D OilSTIlfflA No. 17. Uitgever: B. FALKENA Mzn., Singel, Sneek. Officieele Advertentie. Feuilleton. Over Zeeschepen. KENNISGEVING. en laden, terwijl een z X'. De hier 12.500 ton zijn Dit blad verschijnt WOENSDAGS en ZATERDAGS. ABONNEMENTSPRIJS voor Sneek f 0,40 per 3 maanden, franco per post f0,50. Abonnementen worden te allen tijde aangenomen. zijn, dat er zooveel mogelijk reizen kunnen ge maakt wordenmaar als de vaart te snel is, zoekt men zeldzaam opvallend was; daarbij had hij een waarlijk bewonderenswaardig talent voor de schilder kunst. Doch hunne ouders hadden zoo goed als niets nage laten; alleen Eduard had over een bescheiden kapitaal te beschikken, dat van zijne overleden moeder afkom stig was: dit had hij voornamelijk gebruikt, om zijn broeder het bezoeken van een beroemde academie mogelijk te maken. Daarentegen had hij zelf zeer zuinig geleefd, om zijn eigen studiën te kunnen voltooien. Lotharius maakte werkelijk buitengewone vorderin gen en scheen op weg, om een verheven doel te be reiken. Later zal ik honderd-, duizendvoudig vergelden, wat je voor mij opoffertl zeide de jongeling meermalen, terwijl zijne oogen vol geestdrift fonkelden. Spreek daarvan niet! Het zal mij gelukkig maken, wanneer jij eens beroemd moogt worden, antwoordde Eduard dan. Ongelukkig, dat den aankomenden kunstenaar, naast zijn schitterende eigenschappen, ook minder edele wa ren toebedeeld; vooral een licht ontvlambaar en even licht weer kalmeerend gemoed en een lichtzinnigheid, die hem maar al te veel in den weg stond voor het verwezenlijken zijner illusiën. Aan ernstige, dringende vermaningen liet, de oudere broeder het natuurlijk niet ontbreken. Die hielpen ook altijd voor korten tijd en zoo scheen dan ook de jonge schilder na jaren plotseling door een gelukster te worden bestraald. Zijn eerste grootere werk werd voor een niet onaanzienlijk bedrag aangekocht door een kunstvereeniging. De blijdschap van Eduard was onbeschrijfelijk. Overal ging hij rond en verhaalde trotsch, welke eer aan Lotharius was ten deel gevallen. 1.) Het was Paschen. Een plechtig klokgelui van alle kerktorens der stad verkondigde het heilige Paaschfeest. In de straten golf de de menschenmenigte; de schoone lente-avond had allen naar buiten gelokt en een blijmoedig opgewekt leven heerschte overal. Alleen Dr. Eduard Neubert, die aan het geopend venster zijner studeerkamer was ge zeten, verkeerde in een gedrukte stemming. De oude jonggezel, wiens haren reeds begonnen te grijzen, kon nooit mooi geweest zijn; daartoe waren zijne trekken te hard en onregelmatig, maar intelligent en gemoedelijk zag hij er uit, zelfs de diepe voren tusschen de wenkbrauwen konden de uitdrukking van zijn gelaat, dat vertrouwen inboezemde, niet schaden, Dr. Neubert placht soms in woorden uitdrukkingen te geven aan de gedachten, die hem bezig hielden, en zoo geschiedde het ook nu, dat hij de lange pijp eenigs- zins heftig op de tafel wierp, en op smartelijk toornigen toon uitriep: verdorven en gestorven! Een zwarte schrandere hond, die op den grond lag, richtte zich op, knorde, zag den rustverstoorder ver wijtend aan en legde zich daarop weder op één oor, nadat de baas zich had gehaast, om hem met een klontje suiker te verzoenen, Dr. Neubert had eens met bijkans vaderlijke teeder- heid gehouden van zijn tien jaren jongeren stiefbroe der Lotharius, wiens zuidelijke schoonheid in voorko- »Dat wil ik 1 Ik zweer, dat ik van nu af een beter leven zal leiden. Je zult je niet meer voor mij be hoeven te schamen. Ik neem je offer alleen aan, omdat ik zal bewijzen het waard te zijn geweest,* verzekerde Lotharius en werkelijk meende hij dit. Uit Rome schreef hij zeer opgewonden brieven, waar in de wonderen der eeuwige stad zoo gloeiend geschetst werden, dat men wel kon zeggende jonge schilder had er ook slag van met de pen te teekenen het meest verheugde Eduard zich in de verzekering, dat zijn broeder vlijtig aan het werk was. In dien tijd ontkiemde in Eduard de liefdehet meisje zijner keuze was de dochter eener onbemid delde weduwe een zacht, schuchter maar aanmin nig schepseltje, met oogen als korenbloemen en licht blonde lokken. Mevrouw Walter begunstigde het aanzoek van den algemeen geachten dokter en Magdalena had nimmer durven weigeren wat hare strenge moeder verlangde of beval. Schuchter en blozend liet zij het welgeval len, dat hare kleine blanke hand gelegd werd in de groote, krachtige van den overgelukkigen man, maar als hij van haar afscheid had genomen, zag zij mijme rend voor zich en vroeg zich af, wat men toch eigen lijk van het zalig gevoel eener verloofde wist te verha len Haar hart klopte even rustig als altijd alleen gevoelde zij zich onuitsprekelijk weemoedig, als had zij afscheid genomen van een zoet, nog onbekend, slechts gedroomd geluk. Het lot scheen dokter Neubert blijkbaar eens bijzon der gunstig te willen zijn. Tehuis gekomen vond hij een brief van Lotharius, waarin deze hem zijn succes meldde en tevens, dat hij zijn geboorteland, waarvan hij nu twee jaren verwijderd was gebleven, weder eens wilde zien en zeer spoedig zou komen. (Slot volgt.) BURGEMEESTER en WETHOUDERS der gemeente Sneek, noodigen, naar aanleiding van een van den heer Commissaris der Koningin in Friesland ontvangen besluit, alle houders van pretentiën ten laste van het Rijk, den dienst van 1904 betreffende, uit, hunne de- claratiën zoo spoedig mogelijk in te zenden, en het uiterste tijdstip van indiening, zijnde den laatsten der maand Juni e. k., niet af te wachten, vermits die pre tentiën, na dat tijdstip ingediend zijnde, volgens de wet van 8 November 1815 (Staatsblad no. 51), worden gehouden voor verjaard en vernietigd. Sneek, den 1 Maart 1905. Burgemeester en Wethouders voornoemd, ALMA, Burgemeester. JAC. van der LAAN, Secretaris. In de laatste tijden is op allerlei gebied veel veranderd en niet ’t minst heeft de scheep vaart een heele gedaanteverwisseling onder gaan. In 1878 telde de Nederlandsche koop vaardijvloot ver over de 1100 zeil- en slechts 80 stoomschepen. In dat jaar werden inge klaard bijna 4500 stoomschepen en 3600 zeil schepen. Kwam men destijds in een zeeha ven, dan zag men er veel meer zeil- dan stoomschepen. Nu zou men zeggen, dat dit niet sluit met de hier pas genoemde cijfers, maar men moet in aanmerking nemen, dat een zeilschip geregeld een paar weken of meer werk had met lossen stoomboot dit liefst in een paar dagen doet. Men zag dus de zeilschepen langer achtereen. Kwam men des winters in een kleine haven als bijv, die van Harlingen, dan zag men er een 80-tal gedeeltelijk afgetakelde schepen liggen, die wachtten op de lente, om dan weer de houtvaart naar de Oostzee te kunnen be ginnen. En thans is ’t slechts toevallig, dat men eens een zeilschip ziet. De zeilschepen zijn bijna geheel verdrongen door de stoomers. En ook deze zijn verbazend veranderd. Toen voor een kleine dertig jaren het Noordzee- kanaal gereed was, juichte Amsterdam. Nu konden alle schepen daar binnen komen, dacht men. ’t Kon ook een heel poos. Doch thans is ’t kanaal al aardig verdiept en nieuwe Deze ontwierp plan op plan. Nu viel het hem ge makkelijk den eerepalm van den roem te behalen. Na zulk een succes moest hij verder met reuzenschreden vooruit, maar naar zijne meening behoefde hij zich ei genlijk niet te overhaasten. Hij bleef dan ook niet kalm aan het werk; telkens haalde hij zijn schat voor den dag, liet de goudstukken door de vingers glijden, en kwam zich zelf voor als een Croesus, en ’t verdiende geld verminderde onrust barend snel in de handen van den jongen man. Personen van twijfelachtige reputatie sloten zich bij hem aan en spanden hem strikken, die hij niet kon ontgaan. Ein delijk, na een wild doorgebrachten nacht, waggelde Lotharius naar huis met het drukkend bewustzijn, dat hij zijn laatste geld had verspeeld. Dit alleen ware nu zoo erg niet geweest, maar er rustten nog verplichtingen op hem, waaraan hij niet kon voldoen. Thans wilde hij arbeiden en hij trachtte het ook, maar de noodige kalmte en opgewektheid ontbraken. Weer moest hij door zijn broeder er toe gebracht wor den de waarheid onder de oogen te zien, en toen ge schiedde dit met het heftigst zelfverwijt. Eduard werd ditmaal ernstig boos en tot in het innigste zijner ziel bedroefd, overlegde hij geruimen tijd en kwam toen eindelijk tot een besluit. >Ik ben nu arts geworden, hoop een goede praktijk te bekomen en kan dus mijn erfdeel missen,* zeide hij. »Het is niet veel, maar toch voldoende om je schul den te betalen en, als je zuinig leeft en ijverig werkt, eenige jaren naar Italië te gaan. In elk geval moet je hier van daan. De omgeving, waarin je geraakt zijt, sleept je mee en doodt je talent. In andere om geving zal je een ander mensch kunnen worden en door groote voorbeelden zal je geestdrift worden ge wekt.* ook de oorlogsschepen, er uitzagen Ieder heeft ze zeker wel zien afgebeeld in geschied- boeken of anderszins (denk aan »’t huis met ’t schip in den gevel* aan de R. Bockemaka- de, alhier!) Zeer hoog was de achterspiegel. Waren de handelsschepen slechts van een paar stukjes geschut voorzien (tegen de zeeroovers!) de eigenlijke oorlogsschepen hadden aan beide zijden van 't schip een twee- of driedubbele rij vierkante gaten of poorten, waardoor de ka nonnen hunne lading afvuurden. Men sprak dan van »de volle laag geven*, als al de ka nonnen van ééne zijde tegelijk op den vijand werden afgeschoten. Vele oorlogsschepen wa ren destijds slechts vervormde handelsvaar- tuigen. De grootste schepen voerden destijds 100 kanonnen, maar deze waren zeer klein in ver gelijking van de tegenwoordige monsters, die projectielen van 31,5 cM. dikte afschieten. Bui tengewoon groot waren de vaartuigen ook niet. Zoo was de Ruyter’s admiraalschip »De Zeven Provinciën* 52 Meter lang, dus even lang als de veerbooten Stavoren Enkhuizen. Natuurlijk waren alle schepen van hout. Voor een eeuw paste Fulton de stoom voor ’t eerst als beweegkracht voor vaartuigen toe. Langzamerhand wonnen de stoombooten ter rein, doch, zooals we in ’t begin reeds schre ven, eerst in de laatste décenniums namen zij zoo’n groote vlucht. De houten twee- en drie masters verdwenen en alleen zeer groote stalen vier- en vijfmasters zeilers worden nog gebouwd. Doch de zee behoort thans aan den stoom, die zelfs bij de visscherij hoe langer hoe meer gebruikt wordt. Steeds grooter werden in de laatste jaren de handels- en passagiersbooten. In ons lan$ zijn de booten der HollandAmerikalijn de grootste; drie der passagiersbooten zijn elk 12.500 registerton netto en een nieuwe boot van over de 17,000 ton is bijna gereed; ver der heeft deze lijn ook drie goederenbooten, elk van 12.500 ton. Hierbij vergeleken zijn onze Suezbooten en oorlogsschepen van hoog stens 5000 ton betrekkelijk klein, genoemde passagiersbooten van ruim 170 Meter lang. Behalve de afmetingen nam echter ook de vaartsnelheid toe en dit moet men niet licht achten. De vrachtbooten behouden hun ge wone snelheid; bij deze booten is ’t alleen om ’t verdienen te doende vaart moet zoo snel maakt wordenmaar als de vaart te i kostten machines en kolen te veelmen dus bij deze booten een snelheid van ongeveer tien mijl (181/, KM. per uur) en meer niet, omdat ’t dan het voordeeligst vaart. Doch de passagiers- en mailbooten hebben thans ’t record reeds op 24 mijl (44'/a KM. per uur) ge bracht. Deze booten concurreeren tegen elkaar in snelheid en pracht, om de passagiers te trekken. Laten we hierbij zeggen, dat juist de laatste loodjes ’t zwaarst wegen: een boot b.v. met 23-mijlsvaart kost tweemaal zooveel aan ma chines en kolen als dezelfde boot met 19-mijls- vaart en die kosten zijn verbazend hoog. De grootste booten, die thans varen en ook in snelheid ’t van anderen winnen, zijn vooral Duitsche en Engelsche booten. Stelu deze reuzen voor van 200, ja zelfs over de 210 Meter lengte en 10 Meter diepgang. De grootste pantserschepen zijn thans ruim 15000 ton, hun vaart is niet buitengewoon, on geveer 17 a 18 mijl, omdat aan pantsering en bewapening meer dan aan snelheid moest ge dacht worden. Bij de kruisers echter, die vooral door snelheid moeten uitmunten, heeft men snelheden van 24 a 25 mijl verkregen. Er is één soort oorlogsbodems, die vooral door hun snelheid reden van bestaan hebben en wel de torpedobooten, maar vooral de torpedoja gers; sommigen dezer snelvaarders bereiken 30 a 33 mijl per uur of 55 a 61 KM. Vergelijk hierbij de booten StavorenEnkhuizen, die 12 mijl loopen en de Vlissinger nachtbooten met ruim 21 mijl. We willen hier even bij vergelijken de Arke Noachs en de Great Eastern. Deze laatste boot legde den eersten kabel van Europa naar Amerika en kon zich bijna met de grootste booten van thans meten; destijds gold ze natuur lijk voor iets wonders. De Arke Noachs was, volgens den Bijbel 1661/a Meter lang, bijna 28 M. breed en ruim 16‘/a M. diep. Merkt hierbij vooral de groote breedte en diepte op. De Ark had dus een groo- teren inhoud dan de grootste thans bestaande boot en dan er ging geen ruimte voor ma chines en kolenbunkers af. Wanneer zal eens de grens van grootte en snelheid bereikt zijn? Men moet hierbij niet vergeten, dat zeer vele havens niet op booten van deze grootte ingericht zijn. Noordzeesluizen zijn gebouwd met veel groo ter kolken, omdat de oude sluizen de nieuwste booten niet konden doorlaten. Laten we hier even een speldje bij steken en eens in ’t algemeen over de zeeschepen spreken. De oudste zeevaarders waren de Phoeniciërs, die vlak bij ’t Joodsche land woonden. Hunne schepen, die alle deelen der Middellandsche zee en zelfs Engeland en de Oostzee bezoch ten, waren niet groot. Na de Phoeniciërs wa ren het de Karthagers, die als zeemogendheid machtig werden. Ook werden de Grieken toen met de zee vertrouwd. Eerst later kwamen de Romeinen, die eerst niet aan de zeevaart de den, maar door hun veroveringszucht zich een vloot moesten bouwen, om daardoor de baas over de Karthagers te worden en zoodoende de heerschappij ter zee te bekomen. Doch de Romeinen waren van nature landrotten en beter soldaten dan matrozen. Zij wisten er echter wat op te vinden. Zij voorzagen hun ne schepen van valbruggen, naderden de Kar- thaagsche vaartuigen al zeilende en roeiende en lieten dan die bruggen neervallen. Hier door konden zij den vijand op dezelfde wijze bestrijden als te land. Het roeien bleef nog lang in zwang. Het is nog maar weinige eeuwen geleden, dat de groote misdadigers in de landen aan de Mid dellandsche zee tot de galeien werden veroor deeld. Zij werden dan geheel slaven en zaten in de ruimen der oorlogsschepen aan de rie men. Boven hunne hoofden waren de strij ders, die de kanonnen en andere wapenen bedienden. Doch vooral in den tijd, dat de Hollanders den zeehandel beheerschten, werden de groote zeeslagen geleverd. Reeds was ’t kompas uitgevonden, waarmee men zich gerust ver uit ’t gezicht der kusten kon wagen en hoe langer hoe meer breidde zich de zeevaart uit. Dat men ook vóór de uitvinding van het kompas reeds verre tochten durfde wagen, bewezen eerst reeds de bovengenoemde Phoe niciërs, en later vooral de Noormannen, die niet alleen alle kusten van geheel West-Europa bezochten, doch ook Ijsland bereikten en in de 10e eeuw in Groenland kwamen, ja zelfs vandaar uit Amerika bereikten en tot bij Bos ton volksplantingen stichtten. Zij ontdekten dus Amerika lang voor Columbus. Hoe in de 15e en 16e eeuw de schepen, ADVERTENTIëN 4 cent per regel. Bij abonnement van 500 regels 3 cent en van 1OOO regels 27, cent. Groote letters naar plaatsruimte. s 1 I

Kranten in de gemeente Sudwest-Fryslan (Bolswards Nieuwsblad, Sneeker Nieuwsblad en Friso)

Sneeker Nieuwsblad nl | 1905 | | pagina 1