F, k. MMS- D AIH'ERTEÜTIEBLAD Een Wederzien. VOOR S.iEEE ES mTItEEEY Zaterdag 4 Maart 1805. 60e Jaargang. No. 18. Uitgever: B. FALKENA Mzn., Singel, Sneek. Officieele Advertentie. .j Feuilleton. I Moet Nederland een beschermer zoeken? I ING L i fl. A 'E- het I J Moeten de landbouwers de Karwij in het voorjaar Chilisalpeter geven? BEKENDMAKING. Kennisgeving. 3rs: i gewijzigd in de a ink bil- jj es zan Dit blad verschijnt WOENSDAGS en ZATERDAGS. ABONNEMENTSPRIJS voor Sneek f 0,40 per 3 maanden, franco per post f0,50. Abonnementen worden te allen tijde aangenomen. OURAN en. in en Zeer heldere ruiten verkrijgt men door een weinig parafine op een spons of lap te doen, waarmede men de vensters van buiten schoonmaakt. aan een lang verbleekt beeld. Zoo gaarne zou Neubert weten wie de geheimzinnige gever was; zijne nieuwsgierigheid of liever zijn Wee moedig verlangen naar het eenige wezen, dat liefdevol zijner gedacht, werd niet gestild- Zoo was het Paaschfeest weder aangebroken en Eduard Neubert was op dien feestdag, terwijl anderen blijmoedig gestemd waren, in zijn herinneringen ver zonken en somberder dan ooit. Het was reeds laat in den avond, toen er werd gebeld. Zijn oude huishoudster trad haastig de kamer binnen en zeide: Daar is een heel jong meisje; het weent en is zeer aangedaan. Hij sprong op en ging naar de deur. Daar stond een tenger, slank meisje, nauwelijks veertien jaar oud, met oogen als korenbloemen en vlasblond haar. Het lieve onschuldige, treurige gelaat herinnerde hem aan de gelukkigste en smartelijkste ure zijns levens. Moeder is zoo ziek ach, zoo ziek! snikte zij en hij nam de kleine, bevende hand, drukte die en voegde haar eenige troostende woorden toe; daarop gingen ze haastig naast elkander voort. Onderweg deed hij geen enkele vraag. De voorstad was bereikt. Het kind trad een oud huis binnen. Als een schaduw zweefde het voor den dokter uit en de mat verlichte trap op. Nauw vermocht hij haar te volgen; de kleine walmende lamp, die aan den wand hing, wierp slechts een onzeker, roodachtig licht op de trap. In de kamer, die Neubert binnentrad, spoedde een moede leven ten einde, zacht en zonder doodstrijd. Twee groote, zwaarmoedige blauwe oogen, die hij on middellijk herkende, wendden zich met een smeeken den, berouwvollen blik naar den binnentredende en als een zucht klonk het van de nauw zich bewegende lippen: Eduard, hebt ge mij vergeven? Daar de Karwij als tweejarige plant in den regel eerst in het 2de jaar vruchten geeft, wordt zij gewoon lijk onder een ander gewas gezaaid. In Noord-Hol- land zaait men de Karwij onder bruine en gele mos terd, onder erwten of boonen, ook wel onder aardap pels; in Noord-Brabant, Zeeland en Zuid-Holland ziet men de Karwij het meest onder eiwten, soms onder vlas. De tijd van zaaien verschilt van half Februari tot einde Mei, al naar de weersgesteldheid en de ge wassen, waaronder of waartusschen gezaaid zal wor den, een vroeger of later zaaien verkieslijk maken. De Karwij moet, zal zij in het 2de jaar goede vrucht ge ven, in het eerste jaar zich behoorlijk ontwikkelen. Het is duidelijk, dat zij, omdat ze onder een dekvrucht gezaaid wordt, pas na den oogst dier dekvrucht goed (Slot.) Natuurlijk verheugde Eduard zich van ganseher harte en toen zijn broeder kwam, geleidde hij hem niet zonder trots naar de woning zijner Magdalena. Daar stonden zij nu tegenover elkaar, de jonge schilder met den genialen kunstenaarskop en het blonde meisje. En toen zijne donkere oogen op haar rustten, kwam er plotseling een ongekend gevoel over haar en een blos op hare wangen. De broeders begaven zich weer naar huis, maar Lotharius was zoo verstrooid, dat Eduard verwonderd vroeg: Waar denk je aan? Ik moet werken. De ledigheid maakt mij ziek en el lendig, luidde het antwoord. Ik moet een altaarbeeld maken en wil hier beginnen. Mag ik aan den neerda lenden engel de beeltenis geven van je aanstaande vrouw? Zeker mag je dit. Het zal je geluk aanbrengen. Neu bert verheugde er zich in dat het geliefde gelaat hem weldra in heiligen glans van het doek zou tegenlachen; maar op zekeren dag, toen hij onverwacht het atelier binnenkwam, zag hij Lotharius aan de voeten van Magdalena. Deze snikte, maar weerde hem niet af en stamelde: O, hadt gij nooit gesproken, hadt ge uw geheim toch verborgen gehouden in ’t diepste van uw gemoed! Het hart zal mij breken. Wij hebben elkaar slechts gevon den, om voor eeuwig weer te scheiden. Nu deed Eduard een paar schreden voorwaarts en toen zijn broeder opsprongen spreken wilde, wenkte hij hem gebiedend te zwijgen, greep de hand van het sidderende meisje en zeide: En ondertusschen gaan de krijgstoerustingen rusteloos door; legers en vloten worden over al versterkt, omdat men tegen elkaar concurree- ren moet; omdat men groote kracht tegen groote kracht moet kunnen zetten. En voor de kleine staten wordt het ge voel van veiligheid er niet grooter op. Vooral zij, die wat te missen hebben op koloniaal terrein, voelen die onveiligheid. Portugal staat al sinds lang onder Engelsche protectie. Spanje moest zijn koloniën, op een paar kleinigheden na, aan Amerika afstaan. België had in den laatsten tijd een heele cam pagne van de zijde van Engeland door te staan, omdat ’t zijn Congo-staat niet goed, naar den zin van Engelsche handelaars, heette te besturen. Is ’t wonder, dat vele Nederlanders met bezorgdheid naar Oost-Indië zien? Die Neder- landsche bezitting is zoo mooi gelegen, zoo uitgestrekt, zoo rijk, zoo geschikt voor kolen stations en oorlogshavens; er kan nog zooveel gewerkt worden door ondernemende kapita listen. Verder ligt ze juist op den weg, waar iedere groote mogendheid gaarne een of meer steunpunten voor handel en oorlogsvloot zou wenschen. En eindelijk krijgt ze steeds meer groote mogendheden in de buurt. Engeland grenst er aan bijna alle kanten aan door Ach- ter-Indië, Australië, Noord-Borneo en Engelsch- Nieuw-Guinea. Frankrijk heeft bezittingen in de buurt. Duitschland grenst met zijn vrij armoedige Australische bezittingen aan onze rijke gewesten. Amerika heeft Spanje uit de Filippijnen verdrongen, om daar onzen naast- leger te worden. Ook Japan ligt met zijn nieuwe bezitting Formosa aardig dicht bij en streeft met jeugdige kracht naar meer terrein voor zijn zich uitbreidende bevolking. En nu, met den oorlog tusschen Rusland en Japan, is er kans, dat groote vijandelijke vloten elkaar in de wateren van onze Oost zullen ontmoeten. Nu is er kans, dat wij met geweld de on zijdigheid van ons bezit zullen moeten bescher men, zonder dat wij in staat zijn, dat met onze legers en vloten te zullen kunnen doen. Nu is er kans, dat een der oorlogvoerenden, of zelfs beide partijen, zich van onze havens zullen gaan bedienen, zonder dat wij ’t kunnen kee- ren. En ook door ’t respect der oorlogvoeren den voor onze kracht, kunnen we dat niet. ADVERTENTIëN 4 cent per regel. Bij abonnement van 500 regels 3 cent en van 1000 regels 2*/, cent. Groote letters naar plaatsruimte. Ja, Magdalena! antwoordde hij zonder verbazing en zonder merkbare aandoening. Het was hem plotseling, als kon het niet anders zijn; als had hij vooraf met zekerheid geweten, dat zij voor een laatst en eeuwig afscheid nog eenmaal vertrouwend tot hem moest komen als had hij al dien langen tijd slechts op dit wederzien gewacht. Alles is je vergeven en ook hem. Wat is er van mijn broeder geworden Op het kerkhof te Long Island rust hij uit van den wilden zwerftocht zijns levens, Van stad tot stad, van plaats tot plaats trokken wij. Steeds meer en meer afgemat en meer en meer ongeschikt om de kunst te dienen, zonk hij dieper en dieper en zocht met koorts achtig verlangen naar het verloren gelua. Toen hij eindelijk begreep een herschenschim na te jagen, bleef hem niets meer over dan den duisteren nacht van het graf. De stem begaf haar en ging over in een zacht weenen. Heb je nog een wensch, Magdalena Kan ik iets voor je doen vroeg Neübert, diep over haar heen gebogen. Roosje antwoordde zij, op het meisje wijzende, dat in de andere kamer geknield lag te bidden. Zij zal mijne dochter zijn. Door haar geeft ge mij een schoonen levensavond, antwoordde hij. Stil werd het in het vertrek. Alleen de stem van het biddende kind klonk zacht als in een droom. Nog eenmaal sloeg de stervende de oogen op en fluisterdeEduard als een aardsche, aan dwalingen onderhevige vrouw beminde ik Lotharius maar wanneer wij elkaar in de hemelsche velden van den eeuwigen vrede wederzien dan zal mijn ziel u toe- behooren. Sedert dien avond gevoelde de oude dokter zich niet meer eenzaam. In de dochter van haar, die hij eenmaal zoo innig had lief gehad, vond hij terug, wat hem was ontnomen. BURGEMEESTER en WETHOUDERS der gemeente Sneek, brengen ter openbare kennis, de volgende De COMMISSARIS DER KONINGIN in de provin cie Friesland, Gelet op het besluit van Gedeputeerde Staten dier provincie, van 23 Februari 1905, no. 55, le afdeeling J, en op art. 11 der wet van 13 Juni 1857 (Staatsblad no. 87); Brengt ter kennis van de belanghebbenden lo. dat het jachtbedrijf, het vangen van eendvogels door middel van eendenkooien of daarmede gelijk staande toestellen, genoemd onder letter h van art. 15 der voormelde wet, wordt gesloten op Zaterdag 11 Maart 1905, met zonsondergang 2o. dat het jachtbedrijf, het vangen van waterwild met slagnetten, genoemd onder letter f van art. 15 der voormelde wet, wordt gesloten op Zaterdag 18 Maart 1905, met zonsondergang 3o. dat de kooieenden voor het jaar 1905 door den kooiman moeten worden opgesloten of gehokt van 1 April tot 30 April-en van 11 Juli tot en met 13 Aug. 4o. dat het weispel van kwartelen met steekgaren of vliegnet, genoemd onder letter e van art. 15 der voormelde wet, zal vrijstaan van 15 April tot en met 17 Juni 1905. En zal deze op de gebruikelijke wijze worden af- gekondigd en aangeplakt. Leeuwarden, 24 Februari 1905. (get.) VAN HARINXMATHOE SLOOTEN. Sneek, 28 Februari 1905. Burgemeester en Wethouders voornoemd, ALMA, Burgemeester. JAC. van deb LAAN, Secretaris. en wel aan het groeien kan gaan. Toch moet zij dat jaar nog reeds behoorlijk dikke wortels hebben, wil ze het volgende jaar in het laatst van Mei of begin Juni volop bloeien en tegen het einde van Juni genoeg rijp zaad dragen. De Karwij heeft, om een goede op brengst te geven, een diep bewerkten grond noodig, rijk aan humuss^offen en ook overigens zeer vruchtbaar. Hoe rijker de bodem voorzien is van de verschillende voedingsstoffen, hoe rijker en hoe grooter de oogst is. Het is duidelijk, dat met de bemesting van den bodem rekening moet gehouden worden met de dekvrucht. De dekvrucht, stellen we, dat het erwten of boonen zijn, dat het mosterd of vlas is, heeft, om tot hare volle ontwikkeling te komen een groot gedeelte van den voorraad aan voedingsstof uit den bodem mede genomen. De erwten en boonen plegen gewoonlijk, als zijnde vlinderbloemigen, niet zoo rijkelijk met stikstof bemest te worden. Stel, dat zij, nadat zij van het land ver wijderd zijn, in hun stoppel een zekeren voorraad stik stof in den bodem achterlaten, dan is het vooreerst de vraag, of die stoppel-stikstof direct voor de planten beschikbaar is, doch veronderstel dat; veronderstel, dat de Karwij wortel met behulp van de zomerwarmte en den Augustus-regen (men zal nog al eens vaak zien, dat de Karwij niet te best is, na een drogen warmen zomer) geprofiteerd heeft van den in den bodem ont- stanen en opgelosten Salpeter, dan is het toch zoo goed als zeker, dat in het volgende voorjaar Fe bruari, Maart de stikstof öf uit den grond weg is, öf in elk geval niet tot beschikking staat van de Kar wij. Bij een temperatuur als onze voorjaars gewoonlijk aanbieden, wordt er geen salpeter in den grond ge vormd. Vandaar de harde noodzakelijkheid, om de Karwij het tweede jaar reeds vroeg in het voorjaar een zekere hoeveelheid Chilisalpeter te geven en de uitzaaiing een maand later nog eens te herhalen; een bemesting van 300 a 400 K.G. Chilisalpeter per H.A. in twee of driemaal over het Karwijland uitgestrooid, maakt zich daarom zeer beloond. Onder mosterdzaad, vlas en aardappelen gezaaid, dringt zich de noodzakelijkheid van het gebruik van Chilisalpeter in de lente van het 2de jaar nog meer op. Na deze gewassen toch kunnen we veronderstellen, dat de grond een groot deel van zijn stikstofvoorraad heeft verloren, zonder dat daarvoor iets in de plaats is gekomen. Daar we echter kunnen veronderstellen, dat bij de bemesting van het land daarmede rekening is gehouden, zoo kunnen we met een gelijke hoeveel heid als boven volstaan. Deze beschouwingen worden nog meer bewezen door de uitkomsten van geno men proeven. In 1902 schreef de heer Kakebeeke, landbouwleeraar van Zeeland reeds »Een bemesting met Chilisalpeter op Karwij is zeer aan te bevelen.* Jan van de Mark. Er zullen zqker vele Nederlanders zijn, die wel ware vaderlanders zijn en met een zeke re bezorgdheid den loop der staatkundige ge beurtenissen volgen. We leven in staatkundig opzicht tegenwoordig zoo snel; de eene verwik keling is nog niet afgewikkeld, of de andere is er al weer. De eene reuzenstrijd is nauw gestreden of een andere is reeds in voorbereiding. En tusschen al die oorlogen en kansen op oor log door doet men in ’t groot aan vredescon ferenties, aan arbitrage-verdragen, aan vriend- schapsvisites, enz. Nu is zij uwe bruid maar dit uur scheidt ons voor altijd. Magdalena werd de gade van Lotharius en ging met hem in den vreemde. Somwijlen las Eduard berichten, waarin zijn broeder eervol werd vermeld, maar weldra werden die berichten spaarzamer en hielden eindelijk geheel op. De schilder had zich weder gestort in den wilden maalstroom des levens en arbeidde alleen wanneer de nood hem daartoe dwong. Eduard was door dat alles somber gestemd en in zichzelven gekeerd geworden en behalve zijn beroep scheen niets meer voor hem te bestaan, wat zijne be langstelling kon gaande maken. Eenmaal echter werd hem eene verrassing bereid; het was op zijn 52sten ge boortedag. Gramstorig was hij opgestaan, gramstorig had hij aan de ontbijttafel plaats genomen en hoofd schuddend zich afgevraagd, waartoe hij eigenlijk op de wereld was. Geen levend wezen was aan hem ge hecht, met uitzondering van den goeden, trouwen hond, die wel weer een anderen baas zou gevonden hebben en dokters waren er weinig minder dan patiënten. En steeds mokkend greep hij naar zijn hoed, om zijn ziekenbezoek te beginnen. Nauwelijks had hij echter de deur geopend, toen hij verrast terugtrad en daarna bukte om iets op te rapen. Bijna had zijn voet een bouquet vergeet-mij-nietjes, in welks midden een bleekroode maandroos prijkte, vertre den. Verwonderd staarde hij op de bloemen en het hart werd hem week dus bekommerde zich waarlijk nog iemand om zijn verjaardag? Maar wie kon de onbekende vriend zijn en waarom wilde hij onbekend blijven? Den ganschen dag ging het gebeurde hem niet uit het hoofd. Als een rijk met geschenken overladen kind verheugde hij zich. Het was, als gaven de blauwe bloempjes aan de geheele kamer een ander, vriendelij ker aanzien en wekte de teedere roos de herinnering Is ’t wonder, dat er stemmen opgaan, die aansluiting van Nederland bij een groote mo gendheid vragen? Dat er zijn, die daardoor de integriteit van ons land en ons bezit beter ge waarborgd achten? Eerst was ’t het «Utrechtsch Dagblad*, dat werkte voor een tolunie met Duitschland. En in den laatsten tijd leent »De Telegraaf* meer dere kolommen voor ongeveer ’t zelfde doel. Op te merken valt, dat, uitsluitend naar onze oostelijke buren de oogen worden gericht. Wel op te merken! Voor twintig en meer jaren was onze sympathie voor ’tland van von Bismarck al zeer gering; wij hadden toen meer op met Frankrijk. Wel is de meening dus harten der Nederlanders! Zijn we daarmee op den goeden weg? Vast en zeker is, dat wij ons zelf niet kunnen red den tegen ’t geweld van een groote mogend heid. Ons leger is gering en telt nauwelijks voor één goed Duitsch legerkorps. Onze vloot is tegen een flink eskader van Engeland, of Frankrijk of Japan of Amerika of Duitschland, een verloren vloot. Maar zouden we niet zeer veel moeten bie den in ruil voor de bescherming onzer onaf hankelijkheid? En zou die onafhankelijkheid niet hoe langer hoe meer in de klem geraken? En wanneer we ons bij Duitschland aansluiten, zullen er dan geen jaloersche blikken komen uit de richting van meer dan één ander groot land? Allemaal vragen, maar wie geeft’t juiste antwoord

Kranten in de gemeente Sudwest-Fryslan (Bolswards Nieuwsblad, Sneeker Nieuwsblad en Friso)

Sneeker Nieuwsblad nl | 1905 | | pagina 1