TOWS- EJ 1IIÏHKTEJTIEBL1D ll 'I OP EENE LOCOMOTIEF. I Ho. 24. Zaterdag 25 Maart 1905, 60e Jaargang. Uitgever. B. FALKENA Mzn., Singel, Sneek. JAN WILLEM FRISO. Feuilleton. I Uit de Raadszaal. i. r Dit blad verschijnt WOENSDAGS en ZATERDAGS. ABONNEMENTSPRIJS voor S n e e k f 0,40 per 3 maanden, franco per post f0,50. Abonnementen worden te allen tijde aangenomen. J I van die tooverkracht, waarmee de naam van Oranje steeds allen wist te bezielen.’’ Russisch verhaal uit den tegenwoordigen oorlog. (Slot)- In dit ondeelbaar oogenblik van radeloozen schrik had de majoor de kamer met het toestel reeds verla ten. Kalm, bedaard en half werktuigelijk, ontdeed hij zich van mantel en sabel en stapte op het perron, toen het juist met groote droppels begon te regenen en een felle bliksemstraal het geheele station eene seconde lang verblindend hel verlichtte. Gevolgd door eenige ambtenaren, liep hij in draf naar de loods, waar de lo comotief voor de reservetrein onder stoom stond. Hier waren machinist en stoker, ondanks de algemeene ont steltenis en verwarring, getrouw aan hun plicht, op hun post gebleven. Op het eerste teeken van den majoor reed de loco motief naar de draaischijf, vanwaar men haar op de rails bracht en den tender voor aan haakte. De wissel, waarmede het van de draaischijf loopende spoor bij het hoofdspoor aansloot, werd recht gezet; en nog voordat de omstanders begrepen, wat de majoor in den zin had, was deze op de locomotief gesprongen, had de machinist de kruk opengedraaid en rolde de reus in snelle vaart den weg op, om eenige seconden later in den donkeren onweersnacht te verdwijnen. Met toenemende snelheid vloog zij over het horizontale gedeelte van den weg. Na korte tusschenpoozen opende de stoker de deuren van den vuurhaard en wierp daarin nieuwe kolen. Spoedig was de snelheid aangegroeid tot 60 werst in het uur, zijnde het maximum, dat op de Lijn bereikt mag worden. D« stoker wierp een vragenden blik op Tjsitsjerin; machinist neer. Omstreeks 200 meter verder kwamen beide locomo tieven geheel tot staan, op enkele duizenden schreden afstands van een tunnel, welke door een bergrug liep welke de scheiding tusschen twee waters vormde. Toen sprong de stoker van zijn machine, om den stoom op de voorste af te sluiten en stak naast de rails een langen stok in den grond, aan welks boveneind een helder bran dende fakkel bevestigd werd. Alsnu haakte hij de beide machines aan elkander, be dekte 'den majoor met zijn mantel en keerde naar Sjoen- gang terug. Het was hoog tijd, want een dof gedreun in het ge bergte gaf te kennen, dat de verwachte militaire trein den tunnel reeds was binnengereden. Bijna een vol uur, nadat de locomotieven Sjoengang verlaten hadden, keerden beide behouden aldaar terug. Niet zoodra had de lange militaire trein het fakkellicht bespeurd, of hij vertraagde zijn gang en hield weldra stil. De lijn werd zorgvuldig onderzocht, doch men vond niets verdachts. Op het herhaalde gefluit van den machinist kwam eene kozakken-patrouille aanrennen, met de mededee- ling, dat zij weinige minuten tevoren een tweetal spook achtige gedaanten waarschijnlijk locomotieven in dolle vaart had zien voorbijsnellen, maar dat de vree- selijke donderstorm haar belet had den machinisten seinen te geven. Maar ondanks hare geruststellende verzekering, dat zij geen onheil op de lijn bespeurd had, werd besloten om langzaam en voorzichtig de reis voort te zetten. Aan het station gekomen, vernam men wat gebeurd was. En bewogen sprongen alle officieren uit den trein en dankten als één man hun dapperen kameraad voor zijn heldhaftige daad. Onze bekendste Friesche Stadhouder was de zoon van Hendrik Casimier II, die zich in 1684 in den echt verbond met prinses Amalia van Anhalt-Dessau. De Friesche Staten hadden zeer veel op met Hendrik Casimier, die zich ook als leger overste een kloek aanvoerder betoonde; zelfs verzochten de Staten hem een gemalin te kie zen, die hij vond in prinses Amalia. Vanwege de Staten werd het vorstelijk paar een gift van 100,000 gld. aangeboden en een intocht be reid, zooals nog nooit een Friesch vorst gebeurd was. Na zich als tweede veldmaarschalk bui tengewoon dapper gedragen te hebben, in de slagen van Fleurus, Steenkerken en Neer winden, overleed hij in 1696. Behalve zeven dochters liet hij slechts één zoon na, Jan Wil lem Friso, die pas acht jaren oud was. Onder voogdijschap van zijne moeder, prinses Amalia, werden hem al de waardigheden zijns vaders toegezegd. Hij ontving een uitnemende opvoe- voeding, zoodat hij reeds op zijn 13e jaar de hoogeschool te Franeker kon bezoeken. In ’t volgende jaar ging hij naar de Utrechtsche Alma Mater, vooral door toedoen van prins Willem III, die zelf geen kinderen had en Jan Willem Friso ongeveer als zoon aannam en tot zijn erfgenaam benoemde. Toen Willem III in 1702 stierf, erfde Friso zijn prinselijken titelen zijn meeste goederen en bezittingen; doch Holland was naijverig op Friesland en zijn stadhouder en benoemde dezen niet tot de waardigheden van Willem III, gelijk dit machtig gewest ook niet belette, dat de koning van Pruisen een deel van Willem’s nalatenschap inpalmde. Te ver geefs ijverden de Friesche Staten in 1703 voor Friso’s benoeming tot generaal. Maar de kloeke prins wilde dien rang door zijn daden verdie nen. Zestien jaar oud, woonde hij in 1703 met zijn leidsman Van Heemstra, den eersten veld tocht bij (in den Spaanschen successie-oorlog.) In dezen strijd stond prins Eugenius van Sa- voye aan ’t hoofd der Duitsche, de hertog van Marlborough aan ’t hoofd der Engelsch-Neder- landsche troepen, terwijl Ouwerkerk als hoofd der Nederlandsche troepen naam verwierf. Ne derland bracht toen meer dan tien jaren ach tereen een leger op de been, dat geregeld tus schen de 110 en 130 duizend man telde. En deze knikte zwijgend met het hoofd, en dit stilzwij gende antwoord begrijpende, wierp hij nogmaals de eene schep kolen na de andere in de vuurzee en liet te gelijk een evenredigen stroom van mazoet toevloeien. Thans wees de index het cijfer 80. Doch weldra begon de steile oprit naar den berg en daalde de snelheid spoedig tot 45. Inmiddels barstte het onweer met volle kracht los en verlichtte het helle bliksemvuur van tijd tot tijd de geheele streek, waarop de regen in stroomen viel. Na eiken bliksemstraal scheen de nacht nog donkerder en werd de duisternis alleen verbroken door het licht der lantaarns, dat op de rails viel en door de wolk van vonken, die uit den schoorsteen vlogen. Met den chro nometer in de hand en nu en dan een gebiedenden blik op den stoker om geen kolen te sparen, tuurde de majoor onafgebroken in het duistere verschiet. Het schijnsel van den bliksem deed hem zien, dat zij den bergpas Diaotizo naderden. Nauwelijks was deze gepasseerd, of de locomotief versnelde opnieuw hare vaart. Met rukken, evenals een paard, dat over een berg gaat, baande de locomotief zich een weg door de duis ternis. Al hooger en hooger steeg de lijn, zich slinge rend door bochtige engten, om uitspringende rotsen, door donkere tunnels en over steile hellingen, waar langs de regenvloeden, tot bruisende watervallen ge wassen, met donderend geraas naar de vlakten stroomden. Onrustig keek de majoor naar den kleinen wijzer van zijn chronometer. Hij kende dezen weg, al vaak door hem bereden, niet slechter dan den ingenieur, die hem gemaakt had, en wist dat iedere seconde kostbaar was. Over tien minuten zouden zij den wachttoren bereiken; en was het dan nog niet gelukt de ontvluchte locomo tief in te halen, dan zou alles vergeefs, alles verloren zijn en eene ramp onvermijdelijk wezen. De rit werd met zulk eene verbazende snelheid voortgezet, dat zij in minder dan 8 minuten de waterscheiding moesten be reiken. Maar Tsjitsjerin kon nog steeds niets ontdekken. Wanhoop en vertwijfeling dreigden het bloed in zijne aderen te doen stollen. Hij voelde een stekende pijn in het hoofd en zag groene kringen voor zijn oogen, die hem beletten te zien, wat hij zien moest. Plotseling bracht een onverstaanbare uitroep van den machinist hem tot bezinning en straalde er blijd schap uit zijn doodsbleek gelaat. Op nog geen 500 me ter vóór hen uit ijlde de door niemand bestuurde lo comotief voorwaarts. Nu was het oogenblik daar waarin alles afhing van vlugheid en koelbloedigheid; van eene enkele en laatste krachtsinspanning, waartoe de majoor zijn spieren moest dwingen. Hij begreep dit, en zijn ijver steeg ten top. Terwijl de stoker onvermoeid het vuur onderhield, sprong hij zelf op den hoog met kolen beladen tender. Een veelbeteekenenden blik, dien hij den machinist toe wierp, deed dezen terstond begrijpen, welk wanhopig plan hij in den zin had. Terwijl Tsjitsjerin naar den rand van den tender kroop, werd de afstand tusschen de beide locomotieven merkbaar kleiner en bedroeg nog slechts 100 meter. Een halve minuut later was hij gedaald tot 50 meter. Nu en dan werd de snelheid door den machinist geregeld, zoodat de afstand spoedig daalde tot 10 en eindelijk niet meer dan 3 meter bedroeg. De majoor spande al zijne krachten in voor een wanhopigen sprong: en twee seconden later, toen een zwak geluid der buffers en een lichte stoot hem te kennen gaven, dat beide loco motieven elkander bijna raakten, deed hij een geweldi gen sprong en viel voorover op de kolen van den ten der der voorste locomotief, met zulk een kracht, dat zijn bloed uit aangezicht en handen spatte. Maar reeds het volgend oogenblik was hij weer op de been, snelde naar de locomotief en greep met vaste hand de kruk. Luid sissend drong de tegenstoom in den cylinder en bewusteloos viel de majoor bij het hokje van den ADVERTENTIëN 4 cent per regel. Bij abonnement van 500 regels 3 cent en van 1OOO regels 2*/, cent. Groote letters naar plaatsruimte. VERGADERING van den Gemeenteraad van Wymbritseradeel, op Zaterdag den 18 Maart 1905, des voormiddags te 11 uur. Tegenwoordig zijn eerst 13, na de installatie van het nieuw benoemd lid, 14 leden; afwezig met kennis geving de heer A. H. Tromp. Voorzitter de heer M. H. Tromp, Burgemeester. Secretaris de heer J. Poppinga. Na opening der vergadering doet de Voorzitter me- dedeeling van eene resolutie van Ged. Staten, houden de bericht dat er geen bezwaren zijn ingediend tegen het raadsbesluit tot toelating als raadslid van den heer Tj. Jorritsma. Spr. stelt voor, deze resolutie voor kennisgeving aan te nemen en verzoekt den secretaris den heer Jorritsma binnen te leiden om over te gaan tot punt 1. Beëediging van het nieuw benoemd raadslid. Na de komst van den heer Jorritsma, maakt de voor zitter uit diens tegenwoordigheid op, dat hij genegen is zitting te nemen als lid van den Raad en daarvoor den zuiveringseed en den eed, om de belangen van de ge meente Wymbritseradeel naar beste weten waar te ne men, wenscht af te leggen. Na voorlezing der vereischte eeden, legt de heer Jorritsma deze in handen van den Voorzitter af. De voorzitter wenscht hierna den heer Jorritsma ge luk met zijne benoeming en hoopt dat de ledige plaats, die wegens sterfgeval van het verdienstelijk lid Ger- brandij is opengevallen, door hem met eere mag wor den vervuld en dat hij tot zegen der gemeente moge werkzaam zijn. Na teekening der presentielijst neemt de heer Jorrit sma zitting. 2. Notulen van den 7 Maart j.l. Na lezing door den secretaris worden ovengenoemde notulen onveranderd vastgesteld en gearresteerd. 3. Ingekomen stukken en mededeelingen. De secretaris doet mededéeling van: a. Eene resolutie van Ged. Staten, houdende goed keuring van het raadsbesluit tot onderhandschen ver koop van een perceeltje grond te IJpecolsga aan Atte D. de Boer aldaar. b. Een idem, waarbij het raadsbesluit, tot onder- handsche verhuring van een der lokalen van de o. 1. school te Gaasmeer aan den Kerkeraad der Ned. Herv. Gemeente, voor ’t geven van bizonder onderwijs, met ingang van 1 Febr. 1905, tegen een jaarlijkschen huur- som van f 40,wordt, als zijnde onvolledig, terugge zonden, omdat niet is aangegeven welk lokaal en ge durende welken tijd het zal worden verhuurd, of er ook onbebouwd terrein en schoolmeubelen bij worden verhuurd en omdat verder niet is omschreven op wiens kosten de afscheiding der lokalen zal worden daarge- steld. Alvorens eene eindbeslissing te nemen, verzoeken Ged. Staten dit besluit, verbeterd en aangevuld, op- eerste bij elk gevecht. Ook St. Am and, Door nik en Gent hielp hij veroveren. In den zwaren slag bij Malplaquet (1709) was Friso eerst geplaatst aan ’t hoofd van ne gen bataljons, die de vijandelijke verschansin gen moesten beklimmen; hij rukte tegen een vreeselijk kanon- en geweervuur op: «Voort, voort klinkt in een hevig kruisvuur zijn stern en hij sleepte zijne mannen mee naar het doel. Het eerst de grachtboord der verschan sing bereikende, zwaait de jonge held met den hoed in de hoogte en al zijn volk rent naar de gracht, treedt er door heen, beklimt de borstwering en verdrijft den vijand met de bajo net. Duizenden ziet hij vallen, bijna al zijn of ficieren, maar hij gaat door, de moed klimt met ’t gevaar; twee paarden worden onder hem doodgeschoten; voort gaat ’t; een vaandrig grijpt hij het vaandel uit de hand, rent daarmee al leen naar de vijandelijke werken, roepende: «Volgt mij, mijn vrienden, hier is uw post!” Hij plant het vaandel op de borstwering en deze wordt genomen. Juist deze stormloop was de hoofdoorzaak van de nederlaag der Franschen. De vrienden van Oranje vonden, dat Friso, de eenigste mannelijke telg, zich wat meer had moeten sparen. Was Friso in April gehuwd met Maria Louisa, reeds in Mei snelde hij weder naar ’t leger; in October nam hij met prins Eugenius de vesting Bergen. In 1710 was hij weer tijdig in ’t veld en hielp Douai en St. Venant veroveren. In 1711 ging hij voor ’t laatst ten strijde; in Juli van dat jaar werd hij naar den Haag geroepen om de geschillen over de erfe nis van Willem III met den koning van Prui sen te regelen. En de held, die zoo vaak den kogelregen had getrotseerd, kwam op den tocht naar den Haag om ’t leven, doordat bij de Moerdijk de schouw omsloeg. Den 1 Sep tember, 6 weken na zijn dood, werd Willem Karei Hendrik Friso, de latere Willem IV, te Leeuwarden geboren. «Men had Jan Willem Friso nooit genoeg ge acht bij zijn leven en kon hem niet genoeg be schreien bij zijn dood. Bij de sierlijke gestalte eens jeugdigen ridders van ongemeene gees tesbeschaving voegde hij ook midden in den oorlog, minzaamheid, kloekzinnigheid en goed aardigheid. In ’t leger treurden zelfs de ver grijsde krijgers; want men miste nu den invloed Friesland droeg wel zijn aandeel in de alge meene lasten; een schrijver van dien tijd zegt tot lof van dit gewest: «Nu heeft die heerlyke Provincie de Lof, dat haare Vriesen zo te voet als te paard, wel een groot gewicht in des Lands overwinningen inbrengen; en dat zij, streng en hardnekkig vechtende, de uitgepikte magt van ’s Konings (Lodewijk XIV van Frankrijk) huis bij Ramil lies gebrooken en vertreeden hebben, en in de Beleegeringen standvastig en schrander zijn, zodat de vijandelycke Steeden, zelfs de alderuitgeleezenste sterke Vestingen, voor ’t vuur van Koehoorn, den Vriesschen Archimedes, plooyen; voortgaanfie met zege vierende schreeden na Europa’s Vrijheid, door het vernederen van dien ontrouwen en ho- vaardigen Franschen Dwingeland.« ’t Mocht den jeugdigen Jan Willem Friso niet gebeuren, in de eerste jaren van den krijg, die hij aan de zijde van Ouwerkerk bijwoonde, bijzondere blijken van zijn krijgsmansaard te geven; doch deze jaren waren voor hem een belangrijke leerschool. Eerst in 1708 werd hij in de gelegenheid gesteld, zich door dapperheid te onderscheiden en aller oogen op zich te ves tigen. Toen was hij ook niet alleen bevorderd tot generaal van het voetvolk, maar eveneens tot de waardigheden zijns vaders. Nadat hij, den ouderdom van 20 jaren bereikt hebbende, den 18 November 1707 met groote plechtig heid te Leeuwarden was ingehaald, werd hij den 22sten dier maand tot Stadhouder en Ka- pitein-Generaal van Friesland gehuldigd, terwijl zijn moeder als Voogdes den dank der Staten en een jaargeld van 5000 gld. ontving. De luister van zijn huis, in 1704 door den aan koop van de heerlijkheid Ameland (voor f 175,000) en in 1708 door het stadhouder schap van Groningen en Drente verhoogd, werd in 1709 bekroond door een gelukkig huwelijk met Maria Louisa van Hessen-Kassel. In 1708 had Friso zich ook inden slag bij Oudenaarden met roem bedekt; met helden moed rukte hij aan ’t hoofd zijner troepen op de bloem van ’t Fransche leger aan; eerst viel hij het «door een meesterlyken togt en zwen king in de flank en daarna door een stouten marsch in den rug aan«, zoodat hij veel toe bracht tot de overwinning. In ’t beleg van Rijssel, dat 117 dagen duurde, was hij de tweede in ’t opperbevel, doch de I 4 Et wii »n b vismsB.

Kranten in de gemeente Sudwest-Fryslan (Bolswards Nieuwsblad, Sneeker Nieuwsblad en Friso)

Sneeker Nieuwsblad nl | 1905 | | pagina 1