NIEUWS- ES 1PVMMIEBLAI) 1, fOOK SIM ES «MES. Friesland’s regeering tijdens de Republiek. Zaterdag 15 April 1805. 60e Jaargang. No. 30. Uitgever: B. FALKENA Mzn., Singel, Sneek. I I 1 ine G i 9 Dit blad verschijnt WOENSDAGS en ZATERDAGS. ABONNEMENTSPRIJS voor Sneek f 0,40 per 3 maanden, franco per post f0,50. Abonnementen worden te allen tijde aangenomen. ADVERTENTIëN 4 cent per regel. Bij abonnement van 500 regels 3 cent en van 1000 regels 21/, cent. Groote letters naar plaatsruimte. teurs, uit de burgerij of de breede gemeente en de regeeringsleden gekozen en bij herha ling uitgeloot) was zeer samengesteld, om de onpartijdigheid van de keuze te verzekeren. Te Leeuwarden bestond de regeering uit een (jaarlijks ten deele aftredende) Magistraat van 12 en een Vroedschap van 40 leden, welke laatste in 1637 de Gezworen Gemeente had vervangen. De Vroedschappen werden voor hun leven gekozen en daaruit de nominatie van Magistraatsleden opgemaakt. De Magistraat of ’t regeerend lichaam had in belangrijke zaken den raad in te winnen van de Vroedschap, die was samengesteld uit 4 burgemeesters, 6 sche penen en 2 bouwmeesters of raadslieden met een secretaris, 4 pensionarissen, 4 rentmeesters en 20 bevelhebbers. Deze bevelhebbers waren de hopman en de vaandrig der schutterij uit elk der 10 espels, waarin Leeuwarden verdeeld was. In andere steden bestond de Magistraat enkel uit 6 of 8 burgemeesters of met bijvoeging van 2 of 4 raadslieden en was 't getal vroedschap pen evenredig naar ’t aantal magistraatsleden. Bij de jaarlijksche aftreding van de magi straatsleden werd er een nominatie gemaakt, waaruit de Stadhouder een keuze deed. De nominatie was echter niet noodig; de Stadhou der kon er ook buiten gaan. Van dit laatste werd nog al misbruik gemaakt; vooral Willem V hielp zijn vrienden nog al eens aan ’t hoofd der Magistraat, ’t welk veel stof tot misnoegen gaf; ook daarom trokken sommige steden deze vrijwillige opdracht in en vernieuwden vervol gens zelve haar Magistraat. Behalve ’t burgerlijk bestuur van de steden, was aan de Magistraten of Burgemeesters ook de uitoefening van de rechtsmacht der Neder- gerechten opgedragen op ongeveer gelijke wijze als ten plattenlande. De Dijksgerechten. Zoolang ieder dorp der naast aan zee gelegen grietenijen, van ouds met ’t onderhoud belast, een zeker perk of deel van den algemeenen dijk had te herstellen, uit wel ke verplichting begrijpelijkerwijze vaak hevige twisten en langdurige geschillen voortvloeiden, was ’t moeilijk goede dijken te hebben en te houden. Eerst de Kerstvloed van 1717 bracht verandering. Deze vloed bracht in Oost-Fries- land, Groningen, Friesland, Holland, Overijsel, Engeland, enz. groote schade; in ons gewest verdronken ruim 100 menschen, buiten de an dere enorme schade. De Staten gelastten niet alleen de beschadigde werken te herstellen, maar ook alle dijken te verzwaren en boven dien, dat in iedere zeedijks-contributie het onder houd algemeen verdeeld en aan de onmiddel- lijke zorg der dijksbesturen overgelaten zou worden. In weerwil van sterken tegenstand werd bij resolution van 1718 en 1719 bepaald, dat er een omslag over de vastigheden zou ge legd worden. Hierdoor bleef ons gewest tot 1775 bevrijd van o verst rooming. De voor naamste contributiën waren 15 in getal, dezelfde die er nu ook nog zijn en men kreeg toen ook in elke contributie een Dijkgraaf, 2 of meer Gedeputeerden en een Secretaris en Ontvanger, benevens Volmachten uit de gemeenten.^ Bij de zorg welke de overheid voor het ker kelijke en voor de academie te Franeker aan den dag legde, stak zeer af de verwaarloozing van het lager onderwijs. Welwaren in nage noeg alle steden Latijnsche scholen, wel poog den de Staten in 1774 te Leeuwarden een Fransche kostschool op te richten, doch ’t lager onderwijs was gebrekkig en ’t lot der onder wijzers, vooral op ’t platteland, zeer beklag ens- waardig. In 1768 waren er nog maar weinige dorpen, waarin de onderwijzers, boven woning, tuin en een gering schoolgeld, meer dan 100 of 150 gld. inkomen genoten. Is ’t wonder, dat ’t verstandelijk peil der verachte onderwij zersstand zeer laag stond. -"V«' vestingen, enz. zorgden. Ook waren er 4 Cu ratoren voor ’s lands Hoogeschool te Franeker; sedert 1653 stond de Stadhouder als eere-lid aan ’t hoofd van dit college. Sedert 1591 was een aanzienlijk edelman als Houtvester en Pluimgraaf door de Staten met rechtsmacht over jacht, visscherij, eierenzoe- ken, enz. bekleed. In 1748 werd de Stadhou der benoemd tot Opper-Houtvester, met macht tot aanstelling van een Luitenant-Houtvester en 4 Meester-Knapen, die meteen secretaris en ’s lands fiscaal voor de pas genoemde zaken ’t hoogste gerecht uitmaakten. Het Rrygsgerecht dezer provincie bestond uit een Gerechts-Scholtus (Schout) met 2 As sessoren, een secretaris, een advocaat, een ka- pitein-geweldige met zijn luitenant en een ge- richts-weibel of bode en trawanten. Alle mis drijven van het krijgsvolk werden door dit gerecht behandeld en ook aan lijf en leven gestraft; ’t laatste evenwel met goedkeuring van de bevelhebbers der troepen in deze pro vincie en met voorkennis des Stadhouders, die bij doodstraffen ook ’t recht van pardon had. De rechtsdagen werden gehouden te Leeuwar den in de Lands Provoost of Gewaldige, ach ter de Galileër kerk. Op voorstel van Prins Willem V werd echter in 1775 dit «Provinciaal Krijgsgerechte der Friesche en Nassausche re gimenten* opgeheven en vervangen door een Krijgsraad met een Auditeur-Militair, op den voet der andere gewesten. De Neder gerechten. Ieder der dertig grie tenijen van Friesland werd bestuurd door een Grietman met 2, 3 of meer Bijzitters en een Secretaris. Gedeputeerde Staten (sedert 1748 de Stadhouder) kozen den Grietman en deze koos de Bijzitters (beide uit een drietal.) Voor den Grietman werd een nominatie gemaakt door de meerderheid der dorpen, welke de meeste stemmen hadden van de stemgerech tigde ingezetenen; dezen stelden voor de laat- sten een nominatie samen, zooals ook gebeurde voor ontvangers, predikanten en onderwijzers. Aan de politieke macht, welke dit Grietenij- bestuur uitoefende, ten aanzien van ’t belang en de veiligheid der ingezetenen, de uitvoering van staatsbesluiten, de zorg voor dijken, wegen, armen, enz., was echter toenmaals een juridieke macht, een lagere rechtbank, een Nederge- recht verbonden, in vele opzichten overeenko mende met de latere Vrede- of Kantongerech ten. Als zoodanig was ’t, behalve met de be stendige zorg over nalatenschappen, minderja rigen, boedelsclleidingen, verkoopingen, enz., in ’t bijzonder belast met de regeling van bur gerlijke rechtszaken en de vervolging van po- litie-misdrijven. Men kon echter in beroep komen bij het Hof Provinciaal, dat in eenigs- zins zware zaken toch moest rechten en daarbij de hulp ter opsporing en inlichting genoot van de Nedergerechten. Deze laatsten konden slechts geringe politie-straffen, als geldboeten, aan de kaak stellen*), korte gevangenisstraf opleggen. Daartoe werd er in elke grietenij wekelijks een rechtdag gehouden op de recht- of weerkamer in de hoofdplaats der gemeente. Een gewichtige steun vond het gezag toen maals in de Dorpsrechters, over één groot of twee kleine dorpen, waartoe meestal de ge schiktste ingezetenen, met name de ouderwij zers, werden gekozen en aan wie vele kleine zorgen ter bevordering van ’t beheer, vrede, veiligheid en recht waren opgedragen. Tot deze Nedergerechten behoorden verder een Fiscaal, Executeur, Assistenten, enz. Minder gelijkmatig was de regeeringsvorm der Elf Friesche steden, welke in 1615, 1637, 1657 en 1788 nieuwe Reglementen van Raads- bestelling ontvingen. De verkiezing (door elec- De kaak was oorspronkelijk een ton, later een houten of steenen verhevenheid, waarop misdadigers werden te pronk of ten toon gesteld. f’De Staatsmachine is een ingewikkeld rader werk, dat zal ieder toestemmen. Ook in een provincie heeft men heel wat bestuurscolleges. Toch waren er tijdens de Republiek, van 1580 tot 1795, meer colleges in ons gewest. Thans is Friesland een deel van ’t geheel; de pro vinciën staan wel ieder op haar eigenmaar van uit Den Haag regelt de Rijksregeering bijna alles. Er komen telkens nieuwe staats bemoeiingen, die nieuwe wetten en verorde ningen eischen, maar ’t gaat allemaal van den Staat uit. ’t Provincialisme beteekent heel weinig meer en de partij-agitatie bij ’t verkie zen der provinciale besturen bestaat grooten- deels hierom, dat deze staten geroepen zijn, de Eerste Kamer samen te stellen. Welk een verschil bij de tijden der RepubliekNeem eens alleen justitie en militie, om van zooveel andere zaken maar te zwijgen. Van 1580 tot 1795 was iedere provincie meer een staat op zich zelf en alleen een onbegrij pelijk gevlochten band hield de gewesten te zaam. Dat destijds ’t provincialisme terdege bestond en de band, door de Unie van Utrecht gemaakt, uiterst b/oos maakte, is bekend. We willen eens in ’t kort de verschillende besturen en colleges opnoemen, die in den tijd der Republiek in ons gewest het bestuur vorm den. Men zou meenen, dat de tegenwoordige tijd met al zijn wetten en staatsbemoeiingen zoo veel colleges eischt, dat een vroegere tijd daar niet mee te vergelijken valt. Nu, men oordeele! De souvereiniteit van Friesland (kom nu eens met dat dikke woord werd uitgeoefend door de Staten, als gevolmachtigden, bij vrije keuze, van zoodanige vaste goederen, waaraan van ouds het stemrecht was verknocht. Er waren 30 grietenijen en 11 steden. Iedere grietenij koos twee personen: een edelman en een eigenerfde (of bezitter van een stemhebbende plaats of zathe). De regeeringen der steden, uit magistraat en vroedschap bestaande, kozen elk uit ieder dezer colleges een gecommitteerde. Zoo kwam dus de Landsdag (de Staten) uit 82 leden te bestaan, hebbende Oostergoo 22, Westergoo 18, Zevenwouden 20 en de Steden 22 leden. De zittingen werden gehouden in ’t Landshuis, naast de Kanselarij, te Leeuwar den. Als de Staten bijeen waren, kwam de Stad houder aan ’t hoofd van Gedeputeerde Staten met groote plechtigheid in hun vergadering. Laten we nu eerst zeggen, dat Oostergoo, Westergoo, Zevenwouden en de Steden ieder ook nog weer een Kamer op zich zelf vorm den dus vier Kamers vormdendie samen de Staten uitmaakten. Deze vier kwartieren kozen nog een vijfde Kamer, het Mmdergetal, bestaande uit 8 leden, twee uit elk kwartier, met den Stadhouder als Voorzitter. Dit Min- dergetal behandelde de zaken, die in de Staten moesten dienen, eerst vooraf en dan gingen de twee leden van ieder kwartier naar hunne Kamers, die dan beslisten. De Mindergetal- lers kwamen dan weer bijeen om den uitslag der stemming, die bij kwartieren ging, bekend te maken. Bij vier kwartieren kon ’t gemak kelijk twee tegen twee worden, maar dan be sliste de Stadhouder. Een Secretaris van Staat raadspensionaris) hielp het Mindergetal. Uit en door de Staten werden, evenals thans, de Gedeputeerde Staten gekozen en wel voor drie jaren ieder der plattelandskwartieren koos 2 leden, ’t kwartier der steden koos 3 leden. Samen dus 9 leden. Zij hadden ’t dagelijksch bestuur over Frieslands veiligheid, den water staat, de politie, ’t krijgswezen, de geldmidde len, den godsdienst, ’t onderwijs, enz. De Stadhouder (lieutenant, plaatsbekleeder van den afwezigen vorst; ’t woord is dus nog uit den Spaanschen tijd) moest door zijn aanzien en invloed maken, dat ’t al te veelhoofdige bestuur toch een schijn van éénhoofdigheid had. Hij was voorzitter van Gedeputeerden en deelde met dezen de uitvoerende macht. Tevens was hij opperbevelhebber over ’t krijgs volk en had hij ’t beleid van den oorlog te land en te water. Met betrekking tot de ge- heele Republiek had hij zitting in den Raad van State te Den Haag. Voorts kon hij zit ting nemen in ’t Hof van Justitie en in de Rekenmaker. Hij stelde jaarlijks in de steden de magistraats personen aan en besliste in dezer geschillen. Verder had hij nog meer rechten en deze, ge voegd bij ’t aanzien zijns persoons, maakten, dat hij een vorstelijke macht bezat, al heette hij dan ook der Staten dienaar. Het Hof van Justitie. De hertogen van Saksen hadden in 1499 een Provincialen Raad te Franeker ingesteld, en die in 1504 vervan gen door ’t Gerechtshof te Leeuwarden. In 1571 had dit Hof de bekende Kanselarij tot zetel betrokken. Bij de omwenteling van 1580 werden echter aan dit Hof alle burgerlijke bestuurszaken ontnomen, zoodat ’t alleen de civiele en crimineele justitie overhield. Voor de eerste was ’t Hof het hoogste ressort. Het be stond uit 12 Raadsheeren, welke de Stadhou der uit een nominatie van ieder der vier kwar tieren koos, benevens een Procureur-Generaal en een Griffier, ieder met een substituut (hulp); dan behoorden er bij een Rollarius, een Ont vanger der Kanselarij-gerechtighedeneen Sportelmaander, 6 Deurwaarders, 8 Boden, enz. ’t Hof hield dagelijks twee zittingen. Het Blokhuis diende als huis van voorarrest, en ’t Landschaps Tucht- of Werkhuis na 1661 als strafgevangenis. De Rekenkamer bestond uit 4 Rekenmees ters, uit elk kwartier een; zij had natuurlijk ’t toezicht over ’s lands penningen en de zorg voor de zaken der (in-1765 opgeheven) Munt. Dit college had een secretaris, een pensionaris, benevens een Kamer van Financiën met een Commies-Generaal. In ’t bijzonder had zij de zorgen over de Lands (Frieslands natuurlijk) Kantoren. Er waren 4 Lands Kantoren en 4 Provin ciale Ontvangers, n.l. 1. Het Kantoor der Flo- reenen (floreenbelasting, hoofdgeld, schoor- steengeld, belasting op bezaaide landen, horen- geld en paardegeld.); 2. Het Kantoor der Consumption (belasting op zout, wijn, bier, koffie, thee, zoete waren, laken, klein zegel, havenrechten, enz.); 3. Het Kantoor der Losse Renten (zorg voor geldleeningen en de rente daarvan; belasting op geslacht en gemaal, turf, brandhout, brandewijn, waag, passage-geld, registratie, enz.); 4. Het Kantoor der Lyfron ten (belast met ’t beheer op ’s lands geld, enz.; heffingen op de huren der vastigheden. Tot 1766 was er ook nog een Kantoor der Domeinen (Het Bildt en de kloostergoederen.) Friesland stuurde 4 leden (1 voor elk kwar tier) naar de Staten-Generaal te ’s-Hage. Soms stuurden de steden er nog een lid bij. Doch ’t stemmen ging altijd bij gewesten. Ons ge west moest 112/3 gld. van elke f 100 rijksbe- lasting betalen, dus wel wat heel veel. In den Raad van State had ons gewest 2 van de 12 leden; ook 2 leden in de (Generaliteits) Reken kamer. Verder had Friesland één van de 5 Admiraliteits-colleges^GirGmrsg&a. behoorde ook tot ons college, dat in 1596 gevestigd werd te Dokkum, in 1645 te Harlingen (thans de H. B. School.) We hadden hier 4 FLonster-Com- missanssen, (een voor elk kwartier), die voor monstering van krijgsvolk, krijgsvoorraden, sl 8

Kranten in de gemeente Sudwest-Fryslan (Bolswards Nieuwsblad, Sneeker Nieuwsblad en Friso)

Sneeker Nieuwsblad nl | 1905 | | pagina 1