JII1WS- KI IWimWLAIl I VOOR W ffl 0ISTW8J. DEDOODE HILLIOOAIK. Marokko. No. 36. Zaterdag 5 Mei 1606. 60e Jaargang. Officieele Advertentie. J Uitgever: B. FALKENA Mzn., Singel, Sneek. Feuilleton. i r had ’t HOOFDSTUK III. m re Dit blad verschijnt WOENSDAGS en ZATERDAGS. ABONNEMENTSPRIJS voor Sneek f 0,40 per 3 maanden, franco per post f0,50. Abonnementen worden te allen tijde aangenomen. uw moeder? Daa heet u En uw oom was al bang, dat hij op krukken zou moe ten rondspringen. Liesbeth lachte, reikte Heyl de hand, dankte Schmel zer voor zijn vriendelijke hulp en ging toen naar bin nen om haar oom te zien. Een beeldschoon meisje, merkte Schmelzer op, toen Gerhard Heyl haar met bewondering nakeek, en zoo beminnelijk in haar geheele doen! Maar nu, als u het goedvindt, ga dan met mij mee, dan zal ik u mijne dochter Jenny voorstellen. Heel gaarne, antwoordde Heyl. Daar hoorde men geritsel tusschen de boomen aan den rand van het bosch. Heyl keek op en bemerkte een man, die den blik scherp op »De Kluis* gericht hield. Groote hemel, riep Heyl uit en hij stapte naar den man, dat is mijnheer Walter! Doch eer hij den vreem de bereikte, had deze zich omgekeerd en vluchtte het bosch in. Wat zegt ge, mijnheer Heyl? vroeg de komiek. Ge bedoelt toch den millionnair Walter niet? Neen, neen, ge hebt gelijk, dat is niet mogelijk. Wat zou die hier moeten doen? En als het mijnheer Walter geweest was, zou hij me wel geantwoord hebben. Maar het is vreemd! Ik zou er op gezworen hebben dat hij het was. Ik heb hem slechts een enkele maal gezien in zijn kantoor te Johannesburg, maar hij heeft een gelaat, dat men niet zoo licht vergeet. De heeren richtten hunne schreden naar den tuin waar Jenny op hen wachtte. Onderweg babbelde Schmelzer naar hartelust over zijne dochter, maar Heyl was met zijn eigen gedachten bezig en gaf slechts korte antwoorden. Hij kon zich maar niet losmaken van het denkbeeld, dat het toch James Walter was geweest, die daar tusschen de boomen had gestaan, toen hij afscheid nam van Liesbeth Werling. (Wordt vervolgd Afkondiging. BURGEMEESTER en WETHOUDERS van Sneek, doen te weten, dat door den Raad dier gemeente in zijne vergadering van den 28 April 11. is vastgesteld na volgend besluit De Raad der gemeente Sneek; Gezien de beschikkingen van den Minister van Bin- nenlandsche Zaken van 31 Januari 1905 no. 531, afd. B. B. en van heeren Gedeputeerde Staten van Friesland van 2 Februari 1905 no. 66, 3e afdeeling Statistiek, waarbij o. a. deze gemeente voor de verkiezing van een lid van de Tweede Kamer der Staten-Generaal en van leden der Prov. Staten verdeeld wordt in twee stem- districten Gehoord het voorstel van Burgemeester en Wethou ders Gelet op de artikels 60 en 65 der Kieswet; Besluit Vast te stellen de navolgende Verordening tot aanwijzing van de Stemloka len binnen deze gemeente voor de verkie zing van een lid van de Tweede Kamer der Staten-Generaal en van leden der Provin ciale Staten. Artikel 1. Ingeval eene stemming of herstemming voor een lid van de Tweede Kamer der Staten-Generaal of van leden der Provinciale Staten moet plaats heb ben, zal het stembureau van het eerste stemdistrict (hoofdstembureau) zitting nemen in het gebouw der Maatschappij »Amicitia«, op Leeuwenburg alhier, plaat selijk gemerkt Wijk 10 no. 8 en zal het stembureau van het tweede stemdistrict zitting nemen in het school gebouw der 2e gemeenteschool aan de Kloosterstraat alhier, plaatselijk gemerkt wijk 19 no. 182. Artikel 2. Deze verordening treedt in werking op den 15 Mei 1905. Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van den Raad der Gemeente Sneek, bij zijn besluit van den 28 April 1905 no. 5. (get.) ALMA, Voorzitter. JAC. van der LAAN, Secretaris. En is hiervan afkondiging geschied, waar het behoort, den 6 Mei 1905. Burgemeester en Wethouders voornoemd, ALMA, Burgemeester. J AC. van der LAAN, Secretaris. Er zijn tegenwoordig heel wat kwesties, die oplossing noodig hebben; de verschillende Oostersche kwesties, Kreta, de reuzenoorlog tusschen Rusland en Japan, enz. In de laatste jaren trekt ook Marokko ieders aandacht, welke attentie er in de laatste dagen niet geringer op geworden is. Immers, men dacht zoo gewoon weg, dat Frankrijk langzaam aan bezig was, deze westelijke Barbarijsche staat onder zijn invloed en heerschappij te brengen en dat niemand zich daar verder mee zou be moeien; en in de laatste dagen blijkt, dat ook de jonge dame, en trachtte den ouden heer te troosten. Laat ons hopen, dat het zoo erg niet is, mijn heer! Komaan, wij zullen u helpen; houd u maar goed aan ons vast. En beiden grepen met krachtige hand den ouden man onder de schouders en hielpen hem overeind. Hij stond echter slechts op het eene been, en staarde jam merend naar het andere. Hoe zal ik nu op een been thuis komen? riep hij wanhopig; op een been kan ik niet staan, zooals de ooievaar, en de laatste vijftig jaar heb ik niets aan het hinken gedaan. Zoo kan ik geen tien schreden hinken, laat staan een half uur; ik zou er den adem bij ver liezen, ik zou aan een beroerte sterven, mijn lijk zou in de sloot langs den weg gevonden worden en daar dank ik voor! Maar, oom, wat spreekt u toch! riep nicht, ter wijl zij Gerhard Heyl verlegen aankeek Wat moeten die heeren wel van u denken? Wij zullen uw oom behoorlijk thuisbrengenjuf frouw. Zeg ons maar, waar u woont. Dat is vriendelijk van u, heeren. Wij wonen in »De Kluis*, omstreeks een half uur van hier. Dit is mijn oom, majoor Hartmann, voegde zij er bij. En gelooft u, dat uw oom niet zoo ver loopen kan? vroeg Gerhard Heyl. Daar is geen denken aan! riep de majoor snel. Als wij hem eens naar den straatweg brachten? sloeg Schmelzer voor. Daar is misschien wel een rij tuig voor hem te krijgen. Ja, dat zou het beste zijn, zei de jongedame. Met kleine rustpoozen droegen Heyl en Schmelzer den ouden heer door het bosch naar den straatweg; daar legden zij hem in het gras en bleven wachten tot er een rjjtuig zou komen. Doch thans is ’t om Marokko te doen. Reeds jaren lang hebben vooral de Engelschen veel moeite gedaan om hunne handelsbelangen in dit rijk te bevestigen en uit te breiden. De Spanjaarden hadden nu en dan heel wat last om hunne presidio’s tegen de woeste Moorsche bergbewoners te beschermen. Ook de Franschen, die in Algiers de naaste buren van Marokko zijn, hadden vaak bemoei ingen met de lastige grensbewoners. Deze bemoeiingen waren voor Spanje en Frankrijk zeer lastig, omdat de sultan wel ’t hoofd van den staat en ook van den godsdienst zijner onderdanen is, maar overigens gedragen zich verschillende stammen, die veilig in hunne berglanden wonen, vrij onafhankelijk; daardoor hielp ’t doorgaans zeer weinig, als men bij den sultan kwam aankloppen om zijne lastige onderdanen tot rede te brengen. Het werd hoe langer hoe duidelijker, dat Marokko langzamerhand het lot moest deelen van alle overige deelen van ’t Zwarte wereld deel. Alle overige; geheel j\frika toch, bijna driemaal zoo groot als Europa, is in de macht van verschillende Europeesche Staten, van Frankrijk, Engeland, Duitschland, Portugal, Italië en Spanje. (Slechts een deeltje is vrij ge bleven, nl. het krachtige rijk der christelijke Abessiniërs, die onder hun koning Menelik voor eenige jaren de Italianen duchtig klop gaven.) Men weet uit de ge- Nu moet Marokko volgen. Maar wie zou ’t hebben? Spanje is te laksch, anders had 't reeds lang van uit zijn presidio’s aan de kus ten heele stukken van dit land ingepalmd. Engeland heeft de grootste handelsbelangen en heelt in de laatste jaren ’t meest in Marok ko geïntrigeerd. Frankrijk, dat een verbazend groot deel van Noord-Afrika onder zijn be heer heeft gebracht, zoodat de Sahara bijna eene Fransche binnen (zand)zee is geworden, had aan Marokko een naaste, maar lastige buur. Tot verwondering van zeer velen kwam voor een paar jaren een overeenkomst tusschen Engeland en Frankrijk tot stand. Allerlei kwesties werden geregeld, ook die van Egypte en New-Foundland. Engeland gaf aan Frank rijk ’t recht in Marokko tusschenbeide te komen, om er ter eigen beveiliging de orde te helpen herstellen. Nu weet men heel goed, wat een dergelijke uitdrukking voor ’t eerlijk hart van een groote mogendheid beteekent. Pruisen b.v. heeft nooit, zooals bepaald was, in Slees- wijk door een volksstemming laten beslissen of de bewoners van dat gewest niet liever ’t Eindelijk kwam er een boerenwagen in zicht en daar mee werd de majoor verder getransporteerd. De komiek, gaarne spoedig terug willende zijn bij zijne dochter, die in den tuin op hem wachtte, bood aan bij den majoor te blijven tot hulp, en dankbaar werd dit aangenomen. Heyl volgde te voet, met de jonge dame. Terwijl die tweeinde avondschemering naast elkaar voortgiugen, wierp de jonkman zijne tochtgenoote me- nigen bewonderenden blik toe, terwijl zij hem vertelde hoe het ongeluk gebeurd was, en dat zij met hare moeder bij den majoor woonde, die weduwnaar was en slechts een zoon had, die te Berlijn in de rechten stu deerde. Hare moeder was ziekelijk, daarom vergezelde zij altijd baar oom, die veel hield van verre wandelin gen. Hij was wat ongewoon in zijn doen en laten, doch hij bezat een goed hart. Is hij een broeder van dus ook niet Hartmann? Neen, ik heet Werling Liesbeth Werling. Een mooie naam, zei Gerhard Heyl galant. Dien zal ik zoo gemakkelijk niet vergeten, evenmin als het avontuur, waaraan ik onze kennismaking te danken heb. Wij wonen stellig niet zoo ver van elkaar. Ik ben pas kort hier en ken nog niemand. Mijn naam is Gerhard Heyl; mevrouw Below, die op »De Meierij* woont, is mijn zuster. Hé, weikelijk, riep Liesbeth verheugd uit. Mijn heer Below en mijn oom zijn goede vrienden. Dat zal oom genoegen doen als hij het verneemt. Toen zij aan »De Kluis* kwamen, stond Schmelzer voor de deur. Het gaat heel goed met uw oom, riep hij reeds uit de verte. Hij ligt reeds op de sofa, de dokter is bij hem en zegt dat het slechts een lichte verstuiking is. 5) Ik vrees erger, hij lijdt hevige pijn, en wij moe ten nog zoo’n lang eind weg, dat ik niet weet, wat ik beginnen moet. Daarop geleidde zij de beide heeren naar haar oom. Het was ’n deftig man van in de zestig jaar, met rood ge laat, witten baard en bijzonder groote, blauwe oogen, die aan het gelaat van den ouden heer een vreemde, lachwekkende uitdrukking gaven. Toen Heyl en Schmelzer den ouden heer zagen zitten, in komieke wanhoop naar zijn voet starende, terwijl zijn hoed gedeukt naast hem lag, konden zij slechts met moeite hun lach bedwingen. De oude heer keek op. Oo,ik weet nieto waar mijn nicht u heeft aangetroffen, maar ik o iko hemel!ik heb geloof ik mijn voet gebroken. O, zeg dat toch niet, oom! riep het meisje. Maar ikik moet het toch zeggen. Hoe kom ik thuis? Ik zal hier den ganschen nacht moeten blij ven. Dat is een mooi vooruitzicht. Ik zal kou vatten en mijn voet wordt dan zoo erg, dat hij moet worden af gezet, en als de dokters mij bedwelmd hebbensterf ik aan mijn hartkwaal! De komiek moest lachen en fluisterde Heyl toe: Wat een flinke kerel! Dat zou een bovenbeste coupletzanger geweest zijn. De jonkman hield meer rekening met het gevoel van Duitschland zich voordoet, als hebbende heel veel belang bij dit rijk. Marokko is een land zoo groot als Frank rijk. Het is een zuiver Mahomedaansche staat en de sultan is er als kalief in hooge achting. Steeds werd de invloed van Europeanen ge weerd. De bevolking behoort tot de Mooren of Kabylen. Het land heeft vele bergachtige gedeelten, in het zuiden vindt men woeste zandgrond, doch over het geheel is er vrij wat vruchtbare grond, voldoende om de bevolking, misschien 15 millioen menschen, te voeden. De beide hoofdsteden zijn Fez en Marokko en Tanger, tegenover Gibraltar gelegen, is de voornaamste havenstad. Spanje heeft aan de kusten van ouds de zoogenaamde presidio’s (verbanningsoorden voor misdadigers,) en overigens is ’t land geheel on afhankelijk. Marokko behoort tot de z.g. Barbarijsche staten, waartoe ook Algiers, Tunis en nog meer deelen der noordkust van Afrika behooren. Deze staten zijn vele eeuwen lang bekend en berucht geweest als de Barbarijsche roofsta ten. De brutale kustbewoners doorkruisten op hunne vlugge schepen de Middellandsche Zee en waren de schrik der zeevarenden; ja zelfs waren de Europeesche kusten niet ge heel veilig. Massa’s schepen werden vermees- terd en de bemanning op de Afrikaansche slavenmarkten verkocht. schiedenis dat keizer Karel V een tocht on dernomen heeft naar Tunis en duizenden chris tenslaven bevrijdde. Men weet ook, dat de Nederlanders, die de meeste handelsschepen bezaten, ook ’t meest met de Moorsche roovers te stellen hadden. Telkens moesten oorlogs schepen onzen handel op de Levant en de andere landen aan de Middellandsche Zee be schermen; en in den tijd van onze indomme- ling als politieke macht, in de 18e eeuw, kwam ’t zelfs voor, dat wij Spanje moesten vragen om onze talrijke handelsschepen tegen de Moo ren te beschermen. Na den Franschen tijd trok een EngelschNederlandsch eskader er op los (1816) en tuchtigde Algiers. In 1830 grepen de Franschen krachtig in; Algerie werd onder Fransch bestuur gebracht en later ook Tunis. Italië, dat door de Franschen zoo han dig buiten Tunis geschoven werd, beweert de volste rechten te hebben op Tripolis en dan zijn de van ouds Barbarijsche staten zoetjes aan geheel ingepalmd; geheel op Marok ko na. Deensch bestuur terug verlangden. Engeland heeft Egypte vcor goed in handen. Oosten rijk—Hongarije regelt nog steeds de toestan den in Bosnië en Herzegowina. Frankrijk heeft lunis geheel voor zich zelf ingepalmd. Men mocht dus verwachten, dat ’t met Ma rokko een zelfde gangetje gaan zal, als er geen andere landen tusschenbeide komen. Doch Duitschland heeft, wel wat laat, een spaak in 't wiel gestoken. Naar Tanger ging keizer Wilhelm en van Tanger naar de hoofd stad Fez gaat thans zijn gezant Von Tatten- bach. Men moet zich de reis van zoo’n ge zantschap niet als een kleinigheid voorstellen; er wordt pracht en Juister ontwikkeld en voor de bewoners van ’t land is de reis een événe ment. De sultan van Marokko moet wel hoogmoe dig worden door de belangstelling, die aan zijn persoon en zijn land wordt bewezen. Want met groote statie reizen ook de Fransche, En- gelsche en Spaansche gezanten naar Fez. Duitschland zegt op te komen voor zijn handelsbelangen. Er is echter meer verbonden aan ’t bezit van Marokko, dat toch met Gi braltar de sleutel van de Middellandsche Zee in ’t westen vormt. Engeland heeft nu eenmaal Gibraltar ruim twee eeuwen in zijn bezit en stoft op dezen onneembaren sleutel der Middellandsche Zee. Op Gibraltar heeft Engeland dus oude rechten van bezit. Maar we begrijpen niet, hoe de andere groote mogendheden niet zijn opgeko men tegen Engeland’s overheersching in Epypte, waardoor ’t Suez-kanaal den toegang naar ’t oosten verleent. Waarom hebben verschillende mogendheden bijv, tijdens den Zuid-Afrikaan- schen oorlog den Brit niet uit zijn positie al daar verdreven? En nu Marokko! Zulke poorten voor ’t wereldverkeer moesten niet aan één groote mogendheid toebehooren. Dat men in Frankrijk erg warm is voor Ma rokko kan men niet zeggen. Of de binnen- landsche kwesties daarop van invloed zijn, we ten we niet; maar zeer zeker zal men in Frank rijk niet vergeten zijn, dat de verovering van Algerië zeer veel heeft gekost; en dat de ver overing van ’t fanatieke Mahomedaansche Ma rokko nog meer kan kosten aan geld, men- schenlevens, enz. ADVERTENTIëN 4 oent per regel. Bij abonnement van 500 regels 3 cent en van 1000 regels 21/, cent. Groote letters naar plaatsruimte. 1 V

Kranten in de gemeente Sudwest-Fryslan (Bolswards Nieuwsblad, Sneeker Nieuwsblad en Friso)

Sneeker Nieuwsblad nl | 1905 | | pagina 1