■W8- tl AhVERTEiVriEBLAD Kuizen. VOOR 8JBEÏ BN OlSTRIKEiN. DEBOODE MILLIOMAIR. 60e Jaargang. Zaterdag 17 Juni]1605. No. 4S< Uitgever: B. FALKENA Mzn., Singel, Sneek. Officieele Advertentie. Feuilleton. BEKENDMAKING. NATIONALE MILITIE. dan voorheen. HOOFDSTUK XII. 17) HOOFDSTUK XIII. 1 5 (Wordt vervolgd.) Dit blad verschijnt WOENSDAGS en ZATERDAGS. ABONNEMENTSPRIJS voor Sneek f 0,40 per 3 maanden, franco per post f0,60. Abonnementen worden te allen tijde aangenomen. overga tot uiterste maatregelen. Met achting, 't Wordt Men reist te- Sally Goldstein.* Richard’s gelaat yerd aschgrauw. Mijns vaders giro! Dus, dat bedoelde hij met »valsche voorspiegeling*. Ik heb mijns vaders naam en adres op speciaal verzoek van dien schurk op den wissel gezet, als referentie noemde hij het. En nu is de schurk zoo onbeschaamd te zeggen, dat mijns vaders giro op den wissel staat en zelf heeft hij nu naar Freienwalde geschreven! Ik moet er onmiddellijk heen om uitlegging te geven. Papa moet gelooven! Maar als hij mij niet gelooftals hij denkt Met een doffen kreet zonk Richard op een stoel neer en bedekte zijn gelaat met beide handen. Hm, dat is leelijk, zei hij toen. Doch hoe kan hü dit doen? Vermoedelijk spreekt hij van «valsche voor spiegelingen*; daarmede tracht de oude schurk de jonge lui altijd bang te maken. Ja, het is niets dan schurkerij, antwoordde Ri chard met bevende lippen; doch waarom zou ik u ver velen met mijne particuliere zaken. Neem tenminste den goeden raad aan van iemand, -die uit ervaring spreekt: in een club van heeren, die u vreemd zijn, moet ge nimmer over zulke zaken spre ken. Richard vloog het bloed naar de wangen. Met zijn dwaze bekentenis had hij wantrouwen gewekt, dit zag hij nu duidelijk in. Ik ben u zeer verplicht voor uw goeden raad, antwoordde hij met eenigen trots. Ik vergat dat ge mij pas tweemaal aan de speeltafel hebt ontmoet; doch daar ge mij als gast in uw club hebt binnen geleid, hield ik het voor gepast, dat ge iets meer omtrent mij wist. Hij nam zijn naamkaartje uit zijne brieventasch en reikte het den graaf over. Hier is mijn naam en adres. Graaf Ahlers nam het kaartje aan en las .RICHARD HARTMANN. Buitenplaats »De Kluis*, Freienwalde.* Lachend stak hij het kaartje bij zich. In orde, waarde heer. Ge neemt het mij niet kwalijk, hé? Het was een goed gemeende raad. Ieder een kent den ouden Goldstein als een schurk zonder weerga; hij is niet dom, als hij dus tegen u een klacht bij de justitie kan inbrengen, dan zult ge stellig een domheid begaan hebben. Dat geloof ik zelf ook, antwoordde Richard met een zucht; maar toch heb ik niets gedaan, dat dien schurk het recht geeft tot zulke bedreigingen, ik hoop, dat ge dit zult willen gelooven. O, stellig, het spijt mij, dat ik u waarschuwde zonder dat dit noodig was, maar gij waart zelf daar van de oorzaak. Dat zie ik nu in. En thans, als gij bet goed vindt, zeg ik u goedennacht. Nauwelijks op straat gekomen, en wetende dat hier niemand hem bespiedde, voelde Richard de tranen in zijn oogen op wellen. Al peinzende over zijne zorgen, werd bij hem de herinnering levendig aan Jenny Schmelzer, aan hunne gezellige wandelingen samen, en aan hun afscheid, toen zij eischte elkaar niet meer te ontmoeten voordat hij een bezoek had gebracht aan haar vader. En nu ver gat hij den coupletzanger geheel; hij dacht slechts aan de dochter, die zoo lief en zoo beminnelijk was, en aan haar vroolijk gesnap, waarnaar hij zoo gaarne ge luisterd had. Het was over drieën, toen hij thuis kwam. Op de tafel lag een brief voor hem. Hij opende dien en las; hij was van groot gewicht voor hem. .Daar ge niet voldaan hebt aan uwe verplichtingen, ben ik zoo vrij geweest aan uw papa, den majoor, te schrijven. De wissel draagt zijn giro en daarom wensch ik hem gelegenheid te geven tot betaling, alvorens ik U BURGEMEESTER en WETHOUDERS van Sneek, Gelet op het besluit van den Commissaris der Ko ningin dezer Provincie van den 13 Mei j.l. no. 1189, 1 Afd. M. S., brengen door deze ter openbare kennis, dat het onderzoek over de verlofgangers van de militie te land in deze Gemeente zal plaats hebben op Woensdag, den eenentwintigsten Juni e. k., des voormiddags te 9*/, uur, in het waaggebouw alhier. Dat aan dat onderzoek zullen behooren deel te ne men alle Verlofgangers der Militie te land, voorzoo ver zij vóór den 1 Januari van dit jaar, behoudens in gevallen van overtreding bedoeld bij de artt. 124 en 131 der Militiewet 1901, in het genot van onbepaald verlof zijn gesteld, om het even tot welke lichting zij behoo ren, met uitzondering evenwel van hen, aan wie, inge volge de ter zake bestaande voorschriften, hiervan vrij stelling is verleend en van hen, die bestemd zijn om in dit jaar krachtens de artt. 108,109 of 111 dier wet onder de wapenen of in werkelijken dienst te worden geroepen of naar de Landweer overgaan Deze uitzondering geldt_echter niet voor hen, die behooren tot het korps torpedisten of tot de bereden korpsen, en evenmin voor hen, die als plaatsvervanger of nummerverwisselaar zijn ingelijfd, daar al dezen niet naar de Landweer overgaan. Dat de verlofganger bij het onderzoek moet verschij nen in uniform gekleed en voorzien van de kleeding- en uitrustingstukken, hem bij zijn vertrek met verlof medegegeven, van zijn zakboekje en van zijn verlofpas. Dat, behoudens het bepaalde in art. 117 der wet, een arrest van twee, tot %es dagen door den Militie- Commissaris kan worden opgelegd aan den verlofgan ger lo. die zonder geldige reden niet bij het onderzoek verschijnt; 2o. die, daarbij verschenen zijnde, zonder geldige reden, niet voorzien is van de hiervoren vermelde voorwerpen; 3o. wiens kleeding- of uitrusting-stukken bij het onderzoek niet in voldoenden staat worden bevonden; 4o. die kleeding- of uitrusting-stukken, aan een ander behoorende, als de zijne vertoont. Dat zij, die door ziekte buiten staat zijn ter inspectie op te komen, van hunnen toestand door de overlegging van eene geneeskundige verklaring aan den burgemees ter, moeten doen blijken. De verlofgangers worden herinnerd, dat de strafbe palingen van art. 131 der aangehaalde wet ten streng ste zullen worden toegepast op degenen, aie zonder geldige reden niet verschijnen. Sneek, den 19 Mei 1905. Burgemeester en Wethouders voornoemd, ALMA, Burgemeester. JAC. van der LAAN, Secretaris. Door de doffe ruiten van «Het Rad der Fortuin* viel een zwak licht op de straat; de kastelein gaf niets om reclame voor zijne zaak temaken en draaide het gaslicht aan den ingang nooit geheel op. «Het Rad der Fortuin* is te vinden in een smalle, slecht verlichte straat van een slecht befaamd stads kwartier. In de laatste jaren zijn daar veel oude hui zen afgebroken en vervangen door nieuwe, die meer lucht en licht laten binnenstroomen. Daarmede zijn ook vele sluipholen en dievenherbergen opgeruimd, zoodat nog slechts enkele straten door de lieden van dat licht schuwe gilde bewoond zijn. De straat, waarin «Het Rad der Fortuin* te vinden is, behoort tot de ergste van die soort, en wordt bij avond vermeden door ieder, die iets te verliezen heeft. Zij ligt te midden van een dozijn straatjes en stegen, die even slecht befaamd zijn. Alleen op den hoek der ADVERTENTIëN 4 cent per regel. Bij abonnement van 500 regels 3 cent en van 1000 regels 27, cent. Groote letters naar plaatsruimte. meer en anders gereisd wordt. Als de vrede tusschen Rusland en Japan gesloten is en de Transsibérische lijn hersteld en verbeterd, gaat men naar Japan om ’t land der Opgaande zon te bewonderen; ’t land der Opgaande zon, een juist beeld van den toestand aldaar. Als de spoor lijn KaapstadCairo gereed is, maakt men een uitstapje naar de slagvelden, waar Boer en Brit elkaar bekampten; men zal er Slagtersnek en Spionkop gaan zien en evenals generaal Red- vers Buller over de Tugela heen en weertrek ken. Zijn de spoor- en bootverbindingen in West en Centraal-Azië gereed, dan vindt men de Alpen te gering en dringt in’t Himalaya-geberg- te door. De waterval van Laufen zal ’t moeten af leggen tegen die van Congo en Zambesi; de glet- schers van den Mont-Blanc en ’t Berner Ober land zullen haar eer en roem moeten afstaan aan die van Himalaya en Karakorum. Zoo zouden we door kunnen gaan met phan- taseeren. Doch laat men dit zoo noemen, ze ker is, dat er nu veel meer gereisd wordt dan voorheen en ’t ziet er naar uit, dat in volgen de tijden nog veel meer menschen innog stelli ger zin wereldburgers zullen worden dan thans ’t geval is. •VERGADERING van de Kamer van Koophandel en Fabrieken te Sneek, op 13 Juni 1905. Aanwezig de h.h. P. Reinouts van Haga, voorzitter, S. Henstra, A. L. Hansma, J. Smit Ez., A. Dekker, W. Nieveen, E. Priester en J. van Loon, secretaris. 1. Na opening der Vergadering worden de notulen der vorige gelezen en ongewijzigd vastgesteld. Worden gelezen de uitgegane missives: a. Advies der Kamer aan B. en W., betreffende een verzoek om subsidie uit de gemeentekas, voor den aanleg eener spoorlijn GroningenDrachtenLeeu warden, met zijtak Warga—Bozum; b. een schrijven aan den heer C. J. van der Veen, Burgemeester van Bolsward, lid van het Noorder spw. comité, meldende het ongunstig advies der Kamer, onder a genoemd; c. eene herinnering aan dé H. IJ. S. aan de voorge- nomene verbeteringen van het Station alhier, met ver zoek om uitvoering. (Zie I. S. sub f.) Worden behandeld de ingekomen stukken: men in ’t begin der spoorwegen niet aan 40 KM. per uur te denken, thans is dat een slakkengang en 60 a 70 KM. is reeds een ordinaire sneltreinsgang geworden. Men hoort reeds van 90, 100, ja van nog meer, nog veel meer KM. per uur. Ook de booten werden er vlugger op. Het is een geschiedenis op zich zelf, te beschrijven, hoe de route EuropaAmerika steeds vlugger werd afgelegd. Eerst veertien dagen reis, en steeds ging ’t sneller, zoodat men thans de record-reizen heeft van zes dagen, van vijf dagen en zooveel uren. Nieuw zijn nu weer de turbine-booten, die volgens een ander systeem zich voortbewegen en een groote toekomst voor zich schijnen te hebben. En nevens de groote spoorwegen ontwik kelden zich de buurtspoorwegen of vicinal-ba- nen. En de auto’s nemen steeds meer op gang, concurreerende in snelheid met de snelste treinen. Waar is de grens? Doch wat zijn ook de reisroutes gewijzigd. De Rijn en Zwitserland zijn nog steeds de bevoorrechte streken, maar dit komt, omdat er thans veel meer en ook van lager stand reizen De deftige reizigers en de lui, die geblaseerd zijn door *t vele reizen, trekken niet meer geregeld dien, kant uit. hun daar te ordinair en te vel. genwoordig verder, omdat men ’t verdere met gemak bereiken kan. De geldkoningen hebben evenals de werkelijke koningen hun eigen stoomjachten en maken daarmee heele tochten. Keizer Wilhelm is gaarne aan de fjordenkust van Noorwegen en Hamburgscbe booten va ren ook reeds met pleiziergasten dien kant uit, zelfs tot in de Noordelijke Ijszee ,op. Ameri kanen komen te Parijs, te Londen en waar niet al. Rijke Engelschen gaan ’s winters naar Egypte en ook anderen komen daar. Duit- sche kellners bedienen des zomers in de ho tels van Zwitserland, om ’s winters op Madeira de gasten te helpen. Het reizen naar tentoonstellingen begint al vervelend te worden. Van heel gewone expo sitions is men blasé en alleen de groote centra van weelde en beschaving kunnen nog een world’s fair, een wereldkermis, organiseeren en bekostigen met de noodige clou’s, om de reizigers te lokken. De tijden zullen komen, dat er nog heel wat Wie gaat in den tegenwoordigen tijd als lid van de beschaafde wereld niet eens op reis? Ja, er zijn er nog enkelen, zult ge zeggen, die in achterhoeken wonen en er zoo niet aan denken, de wereld eens rond te gaan. Maar dat zijn enkelen, en zulke zullen er misschien nog lang blijven. Welk een verschil bij vroeger. Toen, voor ■een paar eeuwen, waren het de enkelen, die op reis gingen en de groote massa deed er niet aan. In den bloeitijd van Holland, toen de Nederlanders door hun uitgebreiden han del en ’t verwerven van groote koloniale be zittingen den blik van uit hun kleine land wel over de wereld moesten richten, werden er na tuurlijk ter zee groote en vele reizen ge maakt, doch dat waren geen pleizierreizen. Deze laatste werden echter ook wel gedaan. Evenals Van Lennep den jongen Ferdinand Huyck, den zoon eener deftige Amsterdamsche familie, als jongeling een reis naar Italië laat maken, was ’t destijds de gewoonte, dat deftige jonge mannen, voor zij voor goed in de zaken kwamen en in hymen’s bootje stapten, eerst hun wereldkennis trachtten te vermeerderen door een vrij langdurige en kostbare reis door Duitschland, Frankrijk en Italië, soms ook nog door andere landen. Dan werden kunstschat ten bewonderd, volksgewoonten opgemerkt en men leerde zich in dè wereld redden. Zoo’n reis scheidde de vlegeljaren van den mannelij- ken leeftijd. Teruggekeerd in de vaderstad, werd de jonge man voor vol aangezien. Maar dit waren de lui, die in de wereld moesten wezen, die ’t buitenland moesten kennen. Voor de groote massa, de gewone menschen, was reizen iets vreemds. Een tocht van Sneek naar Amsterdam was toen een le vensgebeurtenis. De stoom heeft langzamerhand de groote verandering gebracht. Spoediger en veiliger kon men reizen en daardoor breidde 't vervoer zich uit. Men kreeg meer gelegenheden om te reizen en men wist, dat er vaste tijden van aankomst en vertrek waren. Langzaam aan werden niet alleen de gele genheden talrijker, breidde zich niet alleen ’t net van spoor- en stoomvaartlijnen uit, maar ook werd er veel vlugger gereisd. Durfde straat is een lantaarn, verder op schijnt slechts weinig licht uit de vensters, en daardoor is een vreemdeling hier hopeloos verloren, wanneer hij zich zonder leids man ’s avonds in het hol waagt, waarde gevaarlijkste klasse van menschen hare woonplaats heeft gekozen. »Het Rad der Fortuin* is in volslagen duisternis ge huld. Wie zich niet wil blootstellen aan de blikken der voorbijgangers, kan vertrekken door een achter deur, die toegang verleent tot een binnenplaats, van waar men op een tweede binnenplaats kan komen, en verder loopt dit uit in een doolhof van huizen, waarin alleen iemand, die er goed bekend is, den weg kan vinden. Hier waagt zich geen agent van politie wanneer hij alleen is; zij komen altijd in troepjes van vier of vijf, en dan nog slechts zonder opzien te verwek ken. Er is weinig drukte in »Het Rad der Fortuin*; de gasten, die daar komen, gebruiken er slechts bij uit zondering het een of ander. Wel komen er enkele mannen en oude vrouwen, verloopen opgeschoten knapen en een paar onfrissche meiden binnen om een glas jenever te drinken, maar van vroolijk vertier is geen sprake. Dan slechts is het gesprek er levendig, als eenigen van de bende in de straat gevochten hebben met an dere gauwdieven uit de buurt; dat geeft een kleine extra-drukte. Gewoonlijk staan de klanten echter in kleine groepen in het rond om de toonbank, spreken zacht en toonen veel ontzag voor den kastelein, een klein, ineengedrongen man met 'gevulde wangen en bakkebaarden. 71 o 3. R. COURANT

Kranten in de gemeente Sudwest-Fryslan (Bolswards Nieuwsblad, Sneeker Nieuwsblad en Friso)

Sneeker Nieuwsblad nl | 1905 | | pagina 1