SIEIWS- EB lllffRTEJTIBLAD
Duitschland en Frankrijk.
liioll SM D MSTREEEA.
DEDOODE MILLIONS AIR.
60e Jaargang.
Zaterdag Q4 Juni 1605.
No. 50.
Uitgever: B. FALKENA Mzn., Singel, Sneek.
Uit de Raadszaal.
Feuilleton.
I.
I
aarde
HOOFDSTUK XIV.
Ie
s-
Dit blad verschijnt WOENSDAGS en ZATERDAGS.
ABONNEMENTSPRIJS voor Sneek f 0,40 per 3 maanden,
franco per post f0,50.
Abonnementen worden te allen tjjde aangenomen.
1,
st
VERGADERING van den Gemeenteraad
van Wymbritseradeel, op Dinsdag, den 20
Juni 1905, ’s middags te 127. uur.
Tegenwoordig zijn 12 ledenafwezig de heeren
Wesselius, van der Leij en Jorritsma.
Voorzitter de heer M. H. Tromp, Burgemeester.
Secretaris de heer J. Poppinga.
Na opening der vergadering door den Voorzitter,
wordt het gebed door den Secretaris voorgelezen.
Punten van behandeling
1. Notulen van den 3 Juni 1905.
dien hij te Kaapstad had leeren kennen, toen hij
den grondslag legde voor het reusachtig vermogen, dat
hem thans toebehoorde.
Arme Fernand, sprak hij tot zich zelf, ik kon
niet anders. In zijn overgroote eerlijkheid zou hij ons
geheele geluk vernietigd hebben. Maar ik kon niet
vooruit weten, dat de arme kerel in de gevangenis zou
sterven.
Het kwam hem duidelijk voor den geest, hoe hij zijn
geboorteland ontvlucht was en in een nieuwe wereld
naar rijkdommen streefde. Spoedig na zijne aankomst
leerde hij een jongen Zwitscher, Fernand Robinet,
kennen, die aan de Kaap zijn geluk wilde beproeven.
■Walter was de Fransche taal geheel machtig en
werd daar met hem bevriend; spoedig had hij bemerkt,
dat de jonge Zwitscher veel handelskennis en werkkracht
bezat, en daarom sloot hij met hem een overeenkomst
om samen handel te drijven. Alles ging goed in den
beginne, zoodat zij met vertrouwen de toekomst te ge-
moet gingen.
Robert Weriing of laat ons hem liever met zijn
tegenwoordigen naam aanduideuJames Walter had
op ongeoorloofde wijze diamanten aangekocht en daar
mede genoeg verdiend om de handelszaak alleen voor
zjjn eigen rekening te kunnen drijven. Ook werd Fer
nand Robinet met zijn overdreven eerlijkheid hem
lastig het kwam er dus op aan, hoe hij zich van dien
man zoo spoedig mogelijk kon ontslaan. Dit deed hij
dan ook en wel op eene wijze, die dubbel voordeelig
voor hem was. Daarmede raakte hij zijn compagnon
kwijt, en redde tegelijkertijd zichzelven uit een gevaar
lijken toestand. Behendig wist hij bij den jongen Robi
net eeuige gesmokkelde diamanten te verbergen, zoodat
die by een huiszoeking in diens kamer gevonden werden.
Het bewijs van Fernand’s schuld was zoo duidelijk,
dat men geen acht sloeg op zijne betuigingen van on
schuld, en Walter versterkte nog het geloof aan zijn
schuld. Aldus werd Robinet tot langdurige kerkerstraf
veroordeeld en weldra stierf hij in de gevangenis.
Na verloop van twee jaar, toen James Walter goed
op weg was om millionnair te worden, ontving hij een
brief uit Duitschland. Deze was geschreven door een
jonge dame, die zich bekend maakte als de verloofde
van Fernand Robinet. Zij had van haar aanstaanden echt
genoot de mededeeling ontvangen, dat James Walter
de persoon was, die hem te gronde had gericht en on
schuldig in de gevangenis gebracht had. Blijkbaar was
de brief geschreven in een toestand van hevige opge
wondenheid; hij eindigde met de bedreiging, dat zij hem
zou dooden wanneer zij hem ooit ergens mocht ontmoeten.
Dat dit schrijven zoo lang onderweg was, voor hij
het in handen kreeg, meende James Walter te moeten
toeschrijven aan de omstandigheid, dat de personen, die
veroordeeld waren wegens ongeoorloofden aankoop van
diamanten van de Kaffers, naar Kaapstad werden opge
zonden. De nieuwe veroordeelden kwamen daar in
aanraking met anderen, die hun straftijd soms bijna
reeds geheel achter den rug hadden.
Hij had ook vernomen, dat onder de lotgenooten van
Robinet ’n Zwitscher was,die na afloop van zijn straftijd
naar Duitschland was vertrokken; en hij was overtuigd,
dat Robinet dien man had opgedragen zijn lot bekend
te maken aan zijn geliefde.
De brief was geadresseerd aan James Walter, te
Kimberley; maar iedereen kende hem daar, zoodat het
schrijven onmiddellijk aan hem was ter hand gesteld.
Aanvankelijk maakte hij zich zeer ongerust over dit
schrijven. Hij herinnerde zich, hoe Robinet
hem eens had verteld, dat hij zijne geliefde wilde
laten overkomen, zoodra het hem voor den wind
ging. Hij voegde er bij dat zij afkomstig was uit zjjn
geboorteland, aan het meer van Genève, en dat zij gou
vernante was bij een rijke familie te Berlijn.
Tijdens het geld verdienen had James Walter de be
dreiging vergeten, doch de brief bleef zorgvuldig weg
gesloten. Wanneer hij die Thérèse Loraine ooit mocht
ontmoeten, kon hij ’t haar lastig genoeg maken met dezen
brief. In Duitschland aangekomen, stak hij het schreven
bij zich, en wilde zoo spoedig mogelijk te weten komen
of die Thérèse nog gouvernante was te Berlijn, of dat
zij naar haar geboorteland was teruggekeerd.
Ten spoedigste wilde hij inlichtingen hebben omtrent
haar en omtrent zijn broeder Heinz. De enkele gedachte
aan zijn broeder ontnam hem alle rust. Uit de krant
wist hij, dat Heinz, na buiten eigen schuld zijn vermo
gen verloren te hebben, om andere redenen tot tucht
huisstraf was veroordeeld. Steeds had hij, James Walter,
het voornemen gekoesterd zoodra hij in het bezit van
rijkdommen mocht wezen, aan zijn broeder het geld te
rug te geven, zonder dat deze vernam waar hij verblijf
hield. De langdurige gevangenschap van Heinz bemoei
lijkte de uitvoering van dit plan. Als millionnair kon
James Walter niet in verbinding treden met een ontsla
gen tuchthuisboef, en om zich te wenden tot de vrouw
en het kind van Heinz daartoe vreesde hij te zeer,
dat «James Walter* de herinnering aan Robert Weriing
zou wakker schudden.
Doch thans, nu hij fortuin gemaakt had, nu hij in
Afrika groote rijkdommen verworven had, nu hij te Ber
lijn was teruggekeerd om er als een geldvorst te leven
nu moest in de allereerste plaats Heinz schadeloos
gesteld worden voor zijn onverdiend lijden. De zeven
jaren waren nog niet verstreken, maar het was zeer
licht mogelijk dat hij weer in vrijheid was. In elk ge
val kon hij daarnaar laten informeeren. (Wordt vervolgd.)
19)
In prettige stemming keerde James Walter in zjjn
hotel terug. Hij gevoelde zich frisscher en jonger, dan
het in jaren het geval was geweest. «Vermoedelijk
omdat ik de lucht van mjjn geboortegrond inadem«, ver
klaarde hjj lachend.
De kellner kwam en dekte de tafel.
De millionnair vormde zich over ieder mensch een
oordeel volgens den eersten indruk; hjj schonk zijn
vertrouwen of koesterde wantrouwen, hjj dacht onmid
dellijk gunstig of ongunstig over ieder, die hem naderde.
James Walter kreeg een goeden indruk van den kell
ner en zonder bewuste reden richtte hij telkens weer
het oog op hem.
Wat zij t ge voor een landsman? vroeg hij den
kellner na een poos.
Ik ben een Zwitscher, mijnheer.
Reeds lang te Berlijn?
Sedert zes jaar, mijnheer.
De millionnair zette het gesprek niet verder voort.
Hij had zich een oordeel gevormd «een brave, eerlijke,
openhartige jonkman. Goed opgevoed, heeft waarschjjn-
Iqk bij rijke familiën gediend. Die komt niet aan mjjn
brieven te snuffelen.*
James Walter’s geheugen bracht hem eenige taferee-
len uit het verleden voor den geest. Deze Zwitsciier-
Bche kellner herinnerde hem levendig aan een man,
ADVERTENTIëN 4 cent per regel. Bij abonnement van 500
regels 3 cent en van 1000 regels 21/» cent. Groote letters naar
plaatsruimte.
ten ook de vijandschap en Wilhelm II wist
door kleine oplettendheden de Franschen nog
wel niet voor zich te winnen, dat zou te veel
gevergd zijn! maar toch ’t wraakgevoel in
hunne harten meer op den achtergrond te drin
gen. De ridderlijke Fransoos, die gloeit voor
alles wat glorie, eer, roem, heldhaftigheid en
dapperheid toont, vindt in keizer Wilhelm II
iets, dat hem aantrekt; deze heeft iets spon-
taan-ridderlijks over zich, dat zoo echt naar ’t
hart van den Franschman is, van die plotselin
ge opwellingen, die de laatste zoo mooi vindt.
Intusschen verdwijnt met den loop der jaren de
oorlog van 1870/71 meer op den achtergrond,
’t Is nu haast vijf en dertig jaren geleden, dat
de geweldige worsteling begon en de groote
massa van ’t Fransche volk heeft geen her
innering meer aan den krijg met den Erb-
feind. ’t Worden zoo langzamerhand reeds ve
teranen, zij, die den krijg meemaakten. Voeg
hierbij de welwillendheden, door Wilhelm II
reeds zoo lange jaren getoond en dan nog iets:
Duitschland wordt te sterk tegenover zijn
westelijken buurman. In 1870 stonden de beide
landen ongeveer gelijk in bevolking en thans
60 millioen Duitschers tegenover 40 milli-
oen Franschen. Een verhouding van 3 tegen 2
en die verhouding wordt steeds ongunstiger voor
Frankrijk. Duitschland toch neemt tegenwoor
dig sterk toe in bevolking; elk jaar komen er
haast een millioen bij en in Frankrijk blijft
de bevolking zoo goed als stationnair; zelfs
waren er jaren van achteruit gaan. Toch wil
Frankrijk een leger hebben, dat tegen ’t Duit-
sche is opgewassen; zoowel in vredestijd (’t
staande leger) als op voet van oorlog.
Men begrijpt, dat dit voeten in de
moet hebben.
Er zijn op ’t laatst niet meer lotelingen dan
zoo en zooveel en om ’t getal te krijgen, moet
men soms niet zoo nauw op lichamelijke ge
schiktheid letten.
Bismarck beheerschte met zijn Driebond ’t
vasteland van Europa en Frankrijk bleef ver
laten tot ’t zich met Rusland kon vereenigen.
Doch de verhouding tot Duitschland werd er
niet minder op, tot er thans een kink in
den kabel is gekomen.
De Fransche minister Delcassé heeft, naar ’t
schijnt, jaren lang alleen gewerkt met ’t doel
Duitschland op zij te zetten. Hij behield den
Rus tot vriend, die hiervan ruimschoots op finan
cieel gebied profiteerde, doch ook werd de oude
Na lezing door den Secretaris worden ovengenoem
de notulen onveranderd vastgesteld en gearresteerd.
2. Mededeeling van ingekomen stukken.
De Secretaris doet mededeeling van
a. Eene missive van Ged. Staten, houdende mede
deeling van de tijdstippen, waarop door de verschil
lende gemeentebesturen hunne rekeningen met bijla
gen over 1904 ter goedkeuring moeten worden inge
zonden voor deze gemeente is dat bepaald vóór of
uiterlijk op 9 September a. s.
b. Eene resolutie van*Ged. Staten, houdende be
richt dat de instructie voor den gemeente-ontvanger
door hen voor kennisgeving is aangenomen
c. Een schrijven van den heer K. van der Brug te
Doetinchem, waarbij hij, onder dankbetuiging voor het
in hem gesteld vertrouwen, zijne benoeming tot ge
meente-ontvanger aanneemt en 15 Juni in functie hoopt
te treden.
De Voorzitter herinnert, naar aanleiding van laatst
genoemd adres, dat de acte betreffende de borgstelling
van f 18000, bestaande in hypotheek op landerijen, door
den notaris Mulder te Heeg is gepasseerd. De in
functietreding, die was bepaald op 15 Juni, zal nu Don
derdag 22 dezer plaats hebben, als wanneer de boeken
enz. enz. aan den nieuwbenoemde zullen worden over
gedragen. Wijl de nieuwe ontvanger zoo spoedig geen
kantoor kon krijgen, wenscht Spr. het gevoelen van
den Raad te vernemen, om hem daartoe, gedurende
eenige weken, een der lokalen in het gemeentehuis te
verhuren tegen eene vergoeding van f 2,50.
Hiertegen geene bedenking bestaande, wordt daartoe
zonder hoofdelijke stemming besloten.
Op voorstel van den Voorzitter worden de overige
ingekomen stukken voor kennisgeving aangenomen.
3. Beëediging van den nieuw-benoemden Gemeente
ontvanger.
Op verzoek van den Voorzitter wordt de heer van
der Brug door den Secretaris binnengeleid.
De Voorzitter deelt daarop mede, dat zoo juist ter
kennis van den Raad is gebracht, dat de heer van der
Brug zijne benoeming tot gemeente-ontvanger heeft
aangenomen en uit zijne tegenwoordigheid maakt spr.
op, dat hij bereid is de vereischte eeden af te leggen.
Na voorlezing der voorgeschreven eeden door den
Secretaris, legt de heer van der Brug deze in handen
van den Voorzitter af.
De Voorzitter feliciteert den heer van der Brug met
zijne benoeming en hoopt dat hij een waardig opvolger
moge zijn van den overleden ontvanger, den heer K.
de Jong, die gedurende bijna zijn geheele leven een
trouw, vlijtig en eerlijk ontvanger voor de gemeente
was Spr. wijst hem op het gewichtige der betrekking
en deelt nog mede, dat de Raad geen bezwaar heeft
gedurende ten hoogste 3 maanden een der lokalen in ’t
gemeentehuis als kantoor af te staan, tegen eene we-
kelijksche vergoeding van f2.50.
De heer van der Brug dankt den Voorzitter voor
de goede woorden, tot hem gericht en verklaart vol
komen den ernst te beseffen die de taak van gemeente
ontvanger vraagt; hij dankt het Dagel. Bestuur en de
leden van den Raad voor het vertrouwen in hem ge
steld en blijft zich in de welwillendheid der leden
aanbevelen hij hoopt de hem toevertrouwde betrekking
naar beste weten tot genoegen van den Raad en in
het belang der gemeente te vervullen.
Velen zullen met aandacht de verhoudingen
tusschen deze beide landen volgen. Na den
oorlog van 1870/71 leefde Frankrijk eerst bij
de gratie van von Bismarck en deze moet zelfs ’t
plan gehad hebben den Franschman voor de
tweede maal te verpletteren. In Duitschland
ging men terecht groot op de behaalde suc
cessen. Duitschland was de eerste militaire
macht van Europa en Von Bismarck de wereld
staatsman,
In Frankrijk ging men zooveel mogelijk
zich herstellen van den zwaren neerslag en
leger en vloot werden verbeterd met ’t idee,
om eens revanche te kunnen nemen op den
Prussien. Revanche beheerschte den geest
van iederen Franschman, van staatsman en
burger, van generaal en soldaat. Revanche
geest ademden de artikelen der pers.
Doch sedert is er veel veranderd. In 1888
kwam de toen 29-jarige Wilhelm II op den
Duitschen keizerstroon. De eerste gedachte,
die men kreeg bij zijn optreden, was een groote
vrees voor oorlog. Wilhelm II, de vurige
jonge man, die dweepte met zijn sterk leger,
zou wel niet lang in vrede kunnen leven; daar
voor was hij te hartstochtelijk, dacht men zoo.
En wat bleek nu reeds 17 jaren lang? Niemand
heeft meer gedaan om in Europa den vrede
te bewaren dan de Duitsche keizer en zijne
staatslieden. Of laten we deze laatste er maar
alleen als helpers bij noemen, want de keizer,
die zoo spoedig den ijzeren kanselier uit zijn
ambt verdreef, bleek zijn eigen kanselier te
willen zijn. De door hem gekozen kanseliers
waren natuurlijk flinke, bekwame mannen, doch
zij moesten juist andersom zijn dan Von Bis
marck, die zelf de eigenlijke regeerder van
Duitschland was. Zij, de opvolgers van den
schepper des Duitschen rijks, zij moesten meer
de galante hovelingen zijn, die bekwaamheid
hadden om ’s keizers wil uit te voeren.
Keizer Wilhelm II is dus persoonlijk de man,
die den Europeeschen vrede zoo goed wist te
bewaren.
Doch gaan we nu zijn houding tegenover
Frankrijk na. Allereerst bemerkte de Fransch
man in hem een zekere vorstelijke hoffelijk
heid. Kleinigheden onderhouden de vriend
schap, zegt men. Doch kleinigheden verzach-
vijandschap van Italië in goede buurschap ver
keerd en hij wist met Engeland heel wat
af te sluiten. Frankrijk met Engeland! Wie
had ’t ooit kunnen denken na Fashoda en
den Boeren-oorlog.
Met Engeland werd ook geregeld, dat de
Franschen zoowat geheel Marokko onder hun
macht zouden mogen nemen. Dit liep alles
uitstekend, tot voor eenigen tijd de Duit
schers op den voorgrond traden. Ligt ’t aan
de nederlagen van Rusland, dat Wilhelm zoo
stout optreedt? We weten ’t niet, maar wel
weten we, dat de Franschen onlangs inzagen,
dat Delcassé hen met zijn anglomanie op een
gevaarlijk terrein bracht. Delcassé moest
wijken en de premier Rouvier ging zelf van
financiën naar buitenlandsche zaken over om
’t met Duitschland in orde te brengen. Ieder
zal zich verheugen dat ’t goed afloopt, want
een twee.de krijg tusschen de beide groote
machten zou nog iets anders te zien geven
dan 1870/71. Zooveel meer manschappen,
zooveel beter en verschrikkelijker wapenen.
De oorlog, die thans woedt tusschen Rusland
en Japan, leert ons al ’t vreeselijke van een
modernen oorlog en men mag vast aannemen,
dat een strijd tusschen Duitscher en Fransch
man nog veel vreeselijker zou worden.
Dezer dagen schreef de Fransche generaal
Zurlinden een artikel, waarin hij stoft op de
kracht van ’t Fransche leger en beweert dat
Duitschland zijn in 1870/71 veroverd gebied
weer zou moeten verliezen. Doch dit zal ieder
wel voor overdrijving aanzien. De meesten,
ook de Franschen, zullen wel gelooven aan
een overwinning der Duitschers.
En ’t is voor Europa beter, dat Parijs den
Duitschen heerscher als reise-kaiser binnen zijn
muren ziet komen, dan aan 't hoofd van een
victorieus leger.
f.
ia
RCOURANT