MW8- EN ADVERTENTIEBLAD SNM KS «ÏSTMIA Vissehen. BEDOODE HILLIOMAIR. 1 60e Jaargang. Woensdag 26 Juli 1606. No. 59< Uitgever: B. FALKENA Mzn., Singel, Sneek. Feuilleton. x ij den 1., 00.- ER. - voor me HOOFDSTUK XXII. in fi rn ag de zennis- 'irma iwar- oure. Cou- Dit blad verschijnt WOENSDAGS en ZATERDAGS. ABONNEMENTSPRIJS voor Sneek f 0,40 per 3 maanden, franco per post f0,50. Abonnementen worden te allen tijde aangenomen. ig sr nds na 9.51, komst id •s Deze herkende oogenblikkelijk het horloge als het eigendom van zijn heer. Wanneer heb je het de laatste maal gezien? vroeg de graaf. Gisteravond; ik gaf het mijnheer nog. Weet je dat zeker? Hee) zeker; ik nam het van de kaptafel en stak het in mijnheer’s vestzak. En heeft hij er dezen morgen niets van gezegd, dat hij het horloge verloren had. Ik heb mijnheer niet weder gezien; hij is sedert gisteravond nog niet thuis gekomen. Schwarze keek den ouden graaf eens aan. Ik wil u volstrekt niet ongerust maken, zeide hij, maar uw zoon moet stellig bestolen zijn en daar hij sedert gisteravond niet thuis geweest is Zoudt ge denken, dat hem een ongeluk is over komen? Het komt mij althans vreemd voor wanneer ik in uwe plaats was, zou ik ten minste dadelijk de politie waarschuwen. De oude graaf aarzelde nog. Het kwam hem zoo belachelijk voor de politie te laten zoeken naar zijn zoon, omdat deze een nacht buitenshuis was gebleven; maar de geheimzinnige geschiedenis met dat horloge was toch wel een reden om nasporingen te doen. Dat kan ik wel doen, zeide hij, na even nage dacht te hebben. Als mijnheer de graaf het goed vindt, ga ik da delijk met het horloge naar de politie; dan hebben die menschen al vast iets in handen. Ja, dat is goed, oordeelde de graaf. Voor mijn zoon is het echter een bespottelijke zaak, mompel de hij. Zoodra Schwarze vertrokken was, wendde de oude in ons land nog 338 schepen voor de haring vangst gebruikt- Deze schepen worden ge woonlijk in ’t winterseizoen gebruikt voor de beugvaart (de kabeljauwvisscherij.) De Urkers, Volendammers, enz. vissehen hoofdzakelijk in de Zuiderzee en bij ’t Vlie. Verder heeft men nog ’t bedrijf in de Zeeuwsche stroomen en de visscherij vlak aan de kusten. Wel is er in de laatste jaren verandering in de wijze van vissehen gekomen, de stoomtraw lers zijn er bij gekomen, die sneller en met meer zekerheid vissehen, doch men kan nog steeds van de zeevisscherij zeggen, dat ’t een moeilijk, gevaarlijk en armoedig bedrijf is. Menigeen denkt, als hij deze visscherij hoort noemen, aan Heyerman’s »0p Hoop van Zegen». Doch laat dit «spel van de zee« een uiterste schetsen, zeker is en blijft, dat de zeevisschers een moeilijk bestaan hebben. Op hunne kleine notendopjes gaan ze de zee in, en worden vaak overvallen door kwaadweer. Hoe vaak leest men niet in de couranten een stukje met ’t op schrift «De visch wordt duur betaald». Dan weet men er weer alles van. Een storm heeft één, twee, soms tal van schepen doen verongeluk ken en een geheele visschersbevolking in rouw gedompeld. En steeds ’t mooie weer afwachten en schui len, als er kans op storm is, kunnen de vis- schers ook niet. Want het weer is te grillig en de verdienste zoo gering. Ze moeten er al tijd op uit, anders kan de schoorsteen niet roc kende blijven. Een wreed, arm bestaan! Van belang is ook de visscherij in onze bin nenwateren en op de rivieren. Doch welk een verschil met de zeevisscherij, wat leefwijze en gevaar betreft. Een eigenaardige drukte geeft ieder jaar de ansjovisvisscherij, die honderden vaartuigen, groot en klein, doet uittrekken. Wat hoop en vrees gaat met die honderden schepen mee! Zou ’t weer eens een bfest jaar zijn? Daar hangt die visschers zoo veel van af. Is ’t vissehen voor velen een beroep, voor nog veel meer personen is ’t een uitspanning. Zoo wat ieder houdt van vissehen of heeft er in zijn jeugd van gehouden. Het vissehen is den mensch als ’t ware aangeboren. Voordat de volksstammen landbouwers werden en zich in een vaste streek een vaste woonplaats uit kozen, waardoor ook ’t begrip »bezit« een stelli ger beteekenis kreeg, leidden ze een zwervend leven als herders, jagers of visschers. En later, Wat een verschil tusschen vissehen en vis- schen. ’t Is voor den een liefhebberij, voor den ander beroep. En dan nog ’t verschil tus schen vissehen ter zee en te land. En zelfs kan men de zeevisscherij nog in verschillende klassen verdeelen. Men heeft de kustvisscherij, de visscherij in de Zuiderzee, bij onze zeegaten en in de Noordzee. Het vissehen in verder afgelegen zeeën is bij ons al lang voorbij. En toch werd dit vroeger druk gedaan. Te Har lingen heeft men nog een tabaks- en sigaren fabriek, die 't merk «De Groenlandsvaarder» heeft; dit herinnert er nog aan, dat daar eens een groot schip werd uitgerust, dat het visch- bedrijf uitoefende in de wateren bij Groen land. Doch vroeger, voor tweehonderd en meer jaren, werd er door de Nederlanders wer kelijk druk in de afgelegen Noordelijke zeeën gevischt. Een geheele vloot trok ieder jaar naar de Noordelijke Ijszee, om daar jacht te maken op walvisschen, walrussen en andere beesten, die traan konden geven. Op Spitsber gen, de eilandengroep, die zeer ver in de Ijs zee op ligt, was ’t een paar maanden van ’t jaar zeer levendig. Daar vond men dan een geheele Nederlandsche kolonie, druk bezig met ’t koken van traan en 't vullen der talrijke va ten. Slechts een paar maanden van ’t jaar kon men er blijven, want meer dan acht maanden was ’t er één groote ijsmassa. Doch langzamer hand verminderden de walvisschen in aantal en steeds Noordelijker moesten de visschers ze zoeken. De bedrijvigheid der Nederlanders op Spitsbergen en in de zeeën bij Groenland ver minderde en hield eindelijk geheel op. De belangrijkste visscherij was voor ons land eeuwen lang de haringvisscherij. Sedert in de 14e eeuw Willem Beukelszoon van Biervliet het haringkaken begon, werd de haringvissche rij voor Nederland «de groote visscherij». In Zeeland, West-Friesland en elders werden heele vloten uitgerust, die het kostelijk zeebanket trachtten machtig te worden. Tal van zout- keeten leverden ’t noodige zout, dat door zeil schepen voor een deel als ruw zout van over zee werd aangevoerd. Later is «de groote vis scherij» achteruitgegaan, doch ze is nog steeds van beteekenis. Men zie maar eens, wat er te Vlaardingen omgaat. In ’t jaar 1876 werden ADVERTENTIëN 4 cent per regel. Bij abonnement van 500 regels 3 cent en van 1000 regels 27» cent. Groote letters naar plaatsruimte. Dit verhoor leverde weinig, maar toch eenig mate riaal op. Dat het licht in de gang was uitgedraaid, trok de aandacht, daar het anders altijd den geheelen nacht brandde. Verder verklaarde het kamermeisje, dat zij bij het opruimen van de kamer verscheiden gebruikte wijnglazen had gevonden en de asch in de aschbakjes bewees dat er gerookt was. Blijkbaar is dus uw zoon met zijn vriend hier ge weest, heeft met hem gerookt en gedronken en moet dan later weer uitgegaan zijn, sprak de ambtenaar tot den heer des huizes. In de eerste plaats moeten wij dus trachten te vernemen, wie de heer was, die hem vergezeld heeft. Hij dineerde gisteren bij een sportvriend. Mis schien was die andere heer daar ook wel genoodigd, zei de oude graaf. O, voordat ik hier kwam, had ik reeds een en ander van den knecht vernomen en daarom heb ik al een bode naar dien heer Hollenberg gezonden. Ik kan mij niet voorstellen, dat hier een mis daad zou gepleegd zijn, merkte de oude graaf op. Zoo menigeen wordt van zijn horloge ontlast, zonder dat hem iets ergers overkomt. Nu, in dit geval geloof ik toch niet aan een ge wonen diefstal, en ik zal u zeggen waarom. Een gewone dief zou niet met het horloge naar een stillen lommerd gegaan zijn, als hij het inschrift gezien had, en een volleerde dief overtuigt zich eerst, of de gestolen voorwerpen eenig bijzonder kenmerk dragen, voordat hij door de verpanding gevaar loopt van verdacht te wor den. Ik ben van meening, dat de man, die het horloge verpandde, niet op rechtstreeks oneerlijke wijze in het bezit daarvan gekomen is. Maar mijn zoon heeft het toch zeker niemand 28) Welnu, dan had hij het toch gekocht? Dat is juist het onmogelijke. Heel toevallig ken ik de geschiedenis van dat horloge; een kennis van mij kocht het, toen de nalatenschap der vermoorde vrouw werd verkocht. En nog geen twee maanden geleden vertelde hij mij, dat een voornaam adellijk heer, die belang stelde in de geschiedenis, aan het horloge verbonden, dit van hem gekocht en gezegd had, het voortaan altijd te willen dragen. Nog altijd begrijp ik niet, wat die geschiedenis mij aangaat. Wie was de jonge edelman, die het hor loge kocht? Dat was uw zoon, mijnheer de graaf. Zoo! Dat wist ik niet, antwoordde de oude heer, de schouders ophalende. En meent ge nu, dat dit horloge aan mijn zoon ontstolen is? Bij een wedren? Of op straat? Dit is wel mogelijk. Dit was ook mijn eerste gedachte, en daarom kwam ik dadelijk hier, om zeker te weten, of de jonge heer het horloge misschien uit eigen vrijen wil uit handen heeft gegeven, voordat ik naar de politie ga om aan gifte te doen. Juist zoo, dat begrijp ik; maar mijn zoon is niet thuis en ik zelf kan er u niets van zoggen. Maar wacht een oogenblik! Wellicht weet zijn knecht er iets van. Iiandbouw, enz. PLANTENVOEDING. De plantenvoeding is en blijft een der voornaamste kwesties in den landbouw. Naast de kali- en stikstofbemesting is die met phos phorzuur van buitengewoon belang. Kalizouten staan ons vooreerst nog genoegzaam uit de Stassfürter kali- mijnen ter beschikking. Anders is het met stikstof. On derzoekingen naar den salpeterrijkdom der chilivelden hebben er reeds toe geleid, naar een andere stikstof- bron uit te zien. (Kalkstikstofstikstof der lucht.) Hoe staat het nu met het phosphorzuur? Slechts zelden hoort men hierover spreken en toch is de zaak hier evenzoo gelegen als bij het salpeter. Tengevolge van het feit, dat tot heden de productie van het tho- masphosphaat altijd voldoende is geweest, zijn wij ge woon den voorraad phosphorzuur als onuitputtelijk te beschouwen. Intusschen kan de thomasindustrie haar productie in de eerste jaren niet meer verhoogen. In de laatste jaren, het laatst nog bij de onlangs plaats gehad hebbende werkstaking in Rijnland, is er een zekere daling waar te nemen in de aanbieding van thomas- slakken, welke vooreerst niet verminderen zal. Ook de grondstoffen voor het in water oplosbare phosphorzuur in superphosphaat staat niet in zoo ruime mate tot onze beschikking. Men heeft in de laatste twintig jaren, door de uitputting der lagen, aanhoudend van de eene grondstof naar de andere moeten grijpen. De verschil lende namen der vindplaatsen bewijzen dat. Sedert jaren is men reeds voor de grondstoffen van hoog gehalte uitsluitend beperkt tot Florida. De zich daar bevindende mijnen zijn echter evenmin onuitputtelijk. Een omhoog gaan der prijzen van het ruwmateriaal is het gevolg geweest en de prijzen zullen nog meer stijgen. Voor het altijd toenemende gebruik, hebben wij, evenals bjj het salpeter een plaatsvervanger noodig voor het tho- masmeel,ee« nieuwe phosphorzuurbron. Zoowel weten schappelijke als praktische onderzoekingen hebben sedert eenigen tijd er ons toegebracht, gebruik te ma ken van de natuurlijke, niet gekristalliseerde (amorphe) ruwe phosphaten als direkte meststof. In Duitschland zijn het vooral de proefstations in Bremen en München, welke door hunne onderzoekingen de groote beteekenis aan het licht gebracht hebben van rs te rden, °/o wateren meer bevorderd worden. De zee ge raakt gelukkig nog niet zoo erg uitgeput en de vissehen hebben gelukkig een verbazend voort plantingsvermogen. Maar onze binnenwaters worden te veel uitgeput en de tijd is lang voor bij, toen een dienstbode bij ’t aanvaarden van een dienst als conditie stelde: Niet vaker dan twee keer per week zalm. toen de beschaving vorderingen maakte, bleven toch de jachtendevisscherij gewilde beroepen. En dit is zoo in alle deelen der aarde, waar maar voldoende water is. De Roodhuiden en Eskimo’s van Noord-Amerika gaan ter visch- vangst. In Oost-Indië behoort visch haast even goed als rijst of sago, tot ’t dagelijksch voedsel. De Japanner en de Chinees doen druk aan vissehen even als de onbeschaafde bewo ners van de eilanden der Stille Zuidzee. Zooals we zooeven zeiden, is in onze streken het vissehen voor de meesten een sport. De «Leidsche peueraar» van «Hildebrand», een der juweeltjes uit de klassieke «Camera Obscura» geeft ’t zoo mooi aan, met hoeveel hartstocht deze sport beoefend wordt, 't Is werkelijk sport. Men moet weten, wanneer ’t weer geschikt is, veel zorg besteden aan hengel en aas, precies bepalen, hoe diep de hoek in ’t water moet zit ten, juist de goede vischplaats uitzoeken, in de practijk van ’t ophalen volkomen onderlegd zijn. De echte sportvisschers offeren gaarne een deel van de noodzakelijke nachtrust op om maar te kunnen vissehen. Zij kunnen zich niet voor stellen, hoe iemand geen liefhebber van ’t werk kan zijn. Het vissehen is bij hen een harts tocht geworden. In ons Friesche waterland wordt ’t genot van »e vissehen nog verhoogd, doordat het genot van een zeil- of roeitochtje er aan verbonden is. Zij, die niet kunnen vissehener geen am bitie voor hebben, kunnen zich niet voorstel len, hoe iemand uren lang op een dobber kan zitten turen, na lang wachten toch eens beet krijgt en dan vaak zonder succes ophaalt, om ten slotte met verbrand gezicht en weinig of geen visch thuis te komen. De niet-visscher vergelijkt al heel gemakkelijk zoo’n visscher bij een echten volgeling van Mahomed’s leer, ergens in de velden van Noord-Afrika, van Per- zië of Voor-Indië. Die kan ook uren aaneen zich aan ’t zalig-niets-doen overgeven en daarin ’t tot een bewonderenswaardige capaciteit bren gen. Ten slotte zij nog even opgemerkt, dat goede visch over ’t algemeen een zeer gezond en goed verteerbaar voedsel is. Nu wordt de bevolking der aarde steeds talrijker en de vischrijkdom minder. Het is daarom te hopen, dat er steeds meer gedaan worde aan bevordering van de vischcultuur. Juist om de groote waarde als voedsel voor den mensch moet de vischrijkdom der binnen graaf zich to!- den knecht en zeide: Lorenz, je spreekt met niemand hierover, hoor! Voorloopig behoeft niemand er iets van te weten dan wij. Ga nu naar het politie-bureau en verzoek den commissaris zoo spoedig mogelijk hier te komen. Hoe langer de oude graaf nadacht over het verdwij nen van zijn zoon, hoe angstiger hij werd. Hij zat nog in gepeins verdiept, toen Lorenz met een ambtenaar van politie terugkeerde. Nadat de amb tenaar het geheele verhaal van den knecht had aange hoord, had hij onderweg reeds van de dienstdoende politie-agenten vernomen, dat de jonge graaf omstreeks één uur in den nacht was teruggekeerd in gezel schap van een heer, met wien hij in vriendelijk ge sprek was. Is hij dus thuis gekomen? vroeg de graaf. Vermoedelijk wel, antwoordde de ambtenaar. Het is mogelijk, dat hij met dien heer hier in de nabijheid besloot nog ergens heen te gaan, maar dan moet hij later toch thuis gekomen zijn! Het is toch vreemd, sprak de graaf. Meent ge. Het gestolen horloge werpt zeker een vreemd licht op de zaak. In ieder geval moet hier ernstig wórden opgetreden en het raadselachtige verdwijnen openbaar gemaakt worden. Zou dit laatste niet achterwege kunnen blijven? vroeg de graaf. Ik houd er niet van, dat mijne fami- lie-aangelegenheden in de krant worden uitgebazuind. De ambtenaar schudde het hoofd. Het is de kortste weg om tot het doel te ge raken, zeide hij; maar, als gij het wenscht, kan ik daar mede nog een paar uren wachten en vooraf verdere inlichtingen zien te krijgen. Als ge het goedvindt, onderwerp ik in de allereerste plaats uw dienstperso neel aan een verhoor. OOtd- OURANT. -

Kranten in de gemeente Sudwest-Fryslan (Bolswards Nieuwsblad, Sneeker Nieuwsblad en Friso)

Sneeker Nieuwsblad nl | 1905 | | pagina 1