Een krijgstocht tegen Boni.
1
ÏWR SHEER ES OHRERES.
KIE11WS- ES IDÏERTEHIEliLllI
DEBOOBE MILLIOMAIR.
60e Jaargang.
Zaterdag 29 Juli 1905.
No. 60.
Uitgever: B. FALKENA Mzn., Singel, Sneek.
Binnenlandsch Nieuws.
Feuilleton.
HOOFDSTUK XXII.
HOOFDSTUK XXIII.
I
Onmiddellijk werd aan alle politie-bureaux bericht
gezonden van den moord. Zoowel de commissaris
van de geheime politie Proft als zijn ambtgenoot
Schmelzer hoorden er van, en toen zij vernamen dat
de vermoorde graaf dienzelfden avond bij Hollenberg
gedineerd had, gevoelden zij dadelijk gróote belangstel
ling in den geheimzinnigen moord. Zij ontmoetten elkaar
In zijn schrik liep hij naar de deur daar viel zijn
oog op een voorbijgaanden politie-agent. Hij opende
het venster en riep den man.
Kom gauw hierdauwonze jonge meester
is vermoord Wij hebben zijn lijk gevonden.
De politie-agent trad snel het huis binnen.
Een jongmensch, die juist voprbij kwam en deze
woorden van den huisknecht hoofde, riep onmiddellijk
een huurrijtuig aan, en gaf den koetsier last hem zoo
spoedig mogelijk naar het bureau eener krant te rijden.
Nauwelijks een half uur later liepen de krantenjon
gens overal in de stad rond, luid roepende »Extra
Tijding! Laatste nieuws!» De extra tijding berichtte al
leen: »ln een der villa’s aan de Diergaardestraat is een
jonge edelman door misdadige handen vermoord.»
Bijzonderheden ontbraken, omdat de tijd had ontbro
ken voor verdere informatie. Maar de krant had toch
't geluk gehad de eerste te zijn om deze afschuwelijke
misdaad openbaar te maken.
De ontsteltenis, veroorzaakt door de vreeselijke ont
dekking, deed al het andere vergeten. Onder zenuw
achtig snikken snelde de kamenier naar den dienstbo
denkamer, terwijl de huisknecht ijlings naar den ouden
graaf liep om hem de ontzettende tijding te brengen.
De oude heer vertrouwde zijn eigen ooren niet. Mat
wankelende schreden begaf hij zich naar de leeskamer,
doch bij den treurigen aanblik, dien zijn zoon opleverde,
zeeg hij neder en moest naar zijn eigen kamer terug
gebracht worden.
Dadelijk werd een geneesheer ontboden.
Deze onderzocht het lijk nauwkeurig en verklaarde
dat de dood veroorzaakt was door een vreeselijken slag
op het hoofd, welke den schedel verbrijzeld had.
De politie-agent, die binnengeroepen was, zond be
richt naar het naaste bureau van politie. Hij-zelf bleef
in de kamer en verklaarde, dat niemand mocht binnen
komen of het lijk aanraken, voordat zijn chef alles gezien
had.
Een inspecteur van politie verscheen kort daarna;
zoodra hij het rapport van den geneesheer had aange-
Nu de Boni-expeditie begonnen is, zullen
velen met meer belangstelling de aardrijkskunde
van een deel van Indië nagaan.
Dit gaat altijd zoo. Bij den oorlog tusschen
Amerika en Spanje ging ieder al gauw West-
A1 een heelen tijd is in voorbereiding de
nu aangevangen tocht tegen het rijk van Boni
en de rijkjes die er mee samengaan. Veel
wordt hierover geschreven. De een zegt, dat
we in vroegere oorlogen met Boni te goed zijn
geweest; we waren toen eenmaal aan de win
nende hand en hadden dadelijk ons gezag voor
goed moeten vestigen; we hadden dadelijk
dien lastigen staat onder ons direct bestuur
moeten brengen en er dit bestuur op denzelf-
den leest schoeien als in de andere deelen van
Zuid-Celebes.
Een ander vindt ’t dwaas, dat we in onze
Oost nog steeds naar gezagsuitbreiding streven.
We hebben daar reeds veel teveel bezit en
moesten ons niet bemoeien met landen, waar
we niets op te zeggen hebben.
We willen hier opmerken, dat we deze laatste
redeneering alleen schijnbaar steekhoudend vin
den. We zijn nu eenmaal in Oost-Indië en
door de andere landen is onze opperheerschappij
over ’t geheele gebied, cok dat nog onafhan
kelijk is, erkend. Hoe zou ’t ons echter mo
gelijk zijn ons rechtstreeksch bezit te behou
den, als de onafhankelijke of schatplichtige
vorsten en staatjes tegenover ons bestuur
konden doen, wat zij wilden? Zouden we niet
tegenover de geheele Indische bevolking, ook
tegenover de reeds lang aan ons onderworpen
gedeelten, den indruk van zwakheid maken?
En wat zouden daarvan de gevolgen zijn? Zou
ons gezag niet hoe langer hoe meer ondermijnd
worden? En zouden we ook tegenover Europa,
Amerika, Japan, enz. niet den indruk maken,
dat we niet meer in staat, niet meer bevoegd
zijn, nog langer Oost-Indië te beheeren? En
wat zouden daarvan de gevolgen zijn? Boven
dien nog dit: Wanneer we de nu nog vrije
gebieden geheel aan hun lot overlieten, zouden
dan niet spoedig andere mogendheden komen,
om zich van die vrije gebieden meester te ma
ken? En waar zou dat heen gaan? Men kan
ons tegenvoeren, dat, als ’t er op aankomt, de
Nederlandsche militaire macht toch niet in
staat is te beletten, dat Japan ot een der
ADVERTENTIëN 4 cent per regel. Bij abonnement van 500
regels 3 cent en van 1000 regels 2*/, cent. Groote letters naar
plaatsruimte.
groote mogendheden zich in onze Oost wil
vestigen. Doch als men zoo doorspreekt, kan
men met evenveel recht zeggen, dat we ons
eigen Nederland toch ook niet kunnen verde
digen met kans op succes tegenover een land
als bijv. Duitschland. Neen, we moeten zorgen,
in ons geheel Oost-Indië den baas te blijven;
tegenover den inlander den indruk van kracht
maken, want dat geeft respect; we moeten aan
geen andere mogendheden kans geven, ook
maar ergens zich in ons gebied te nestelen.
Engeland heeft zich nu eenmaal in ’t Noordelijk
vierde deel van Borneo gevestigd en dat hindert
ons niets; want Borneo is groot genoeg. Doch
we zijn zoo wijs geweest te- zorgen, dat er
dadelijk een grens gesteld werd, die Engeland
niet kon overschrijden, zonder tegen ’t volkeren
recht te zondigen. Neen, we moeten ons flink
houden en zorgen, dat we den naam behouden,
dien we reeds lang hebben, dien namelijk, van
’t best koloniaal beheer gevestigd te hebben;
een beheer, dat nog steeds verbeterd kan
worden, doch ook steeds den anderen mogend
heden tot na volgens waardig voorbeeld kan
strekken.
Een derde is bang, dat we met dezen tocht
naar Boni te veel hooi op de vork nemen.
Atjeh heet bevredigd, doch dit is zoo niet en
dan is ’t op Bali niet in orde. En daar nu weer
een Boni-expeditie bij, dat gaat boven onze
macht.
We hopen, dat deze beschouwing te zwart
gallig moge blijken en dat een spoedig en gun
stig resultaat ze te niet doet, ’t Is natuurlijk
waar, ’t kan ons tegenloopen en als er nog
meer herrie in onze Oost komt, hebben we
niet te veel soldaten. Doch als men zoo door
redeneert, kan men ook wel komen met de ver
onderstelling, dat geheel Indië op staat en wat
dan? Als de hemel op ’t laatst valt hebben we
allemaal een blauwe slaapmuts op.
We wenschen dus de Boni-expeditie veel
succes.
Een minuut lang stonden de beide broeders sprake
loos tegenover elkander. Sedert zij gescheiden waren,
had ieder van hen menigmaal bij zich zelven de woor
den herhaald, die op dit oogenblik moesten gesproken
worden; doch nu ze tegenover elkaar stonden, kwam
daarvan niets over hunne lippen.
Opgesloten in zijne gevangeniscel, had Heinz dikwijls
luid de aanklacht geroepen, die hij zijn broeder in het
gelaat wilde slingeren.
Dikwijls had de millionnair bij zich zelven de be
tuigingen van berouw, de woorden van verontschuldi
ging herhaald, waarmede hij zijn broeder zou begroe
ten, waarna hij Smeeken zou het geleden onrecht zoo
veel mogelijk te mogen goedmaken doqr ruime scha
deloosstelling.
(Wordt vervolgd).'
Kamerverkiezingen. Te Helder zijn officieel candi-
daat gesteld voor het lidmaatschap van de Tweede Ka
mer (vacature-Gerritsen) de heeren mr. Z. van den
Bergh (vrijz.-dera.), te Amsterdam en A. P. Staalman,
(chr.-dem.), te Helder.
Te Zutphen zijn officieel gesteld de heeren W. P.
G. Helsdingen, te Arnhem, door de soc.-democr. arbei
derspartij, F. Lieftinck, te Haarlem, door de liberalen,
en R. P. J. Tutein Nolthenius, te Amsterdam, docr de
anti-liberalen.
De centrale anti-revolutionaire kiesvereeniging heeft,
naar de «Zutph. Crt.« meldt, besloten de candidatuur-
Nolthenius krachtig te steunen.
De moord in de Scheveningsche boschjes. De Haag-
sche rechtbank, Dinsdag uitspraak doende in de zaak
tegen den 18-jarigen A. A. M. Brouwers, die vóór 14
dagen terechtstond ter zake dat hij in Nov. 11. in de
Scheveningsche Boschjes mevr, de wed. Krüseman—Pot
van het leven heeft beroofd, verklaarde den beklaagde
schuldig aan «doodslag», maar heeft overwegende,
dat hij tijdens het plegen van de hem ten laste ge
legde handelingen, lijdende was aan gebrekkige ont
wikkeling en ziekelijke storing zijner geestvermogens,
en dus niet toerekenbaar is hem niet strafbaar ver
klaard en zijne plaatsing gelast in een krankzinnigen
gesticht voor een proeftijd van één jaar.
29)
Nadat de ambtenaar op zijn verzoek ook nog een
photografisch portret van den jongen graaf had ont
vangen, vertrok hij.
De gravin, die eenige uren later thuis kwam, vernam
door hare kamenier voor het eerst iets van de geheim
zinnige verdwijning van haar zoon. Haar echtgenoot
nam tegenover haar de zaak luchtig op, en daardoor
gerustgesteld, ging zij kalm een uurtje op de sofa
liggen. Omstreeks zeven uur schelde zij hare kamenier,
gaf haar den sleutel van de brandkast en gelastte het
meisje, dat zij hare juweelendoos moest brengen. Zij
was genoodigd op een klein souper en wilde daarbij
eenige van hare juweelen dragen.
Voldoende aan dezen last, had de kamenier de hou
ten deur reeds geopend en wilde zij de sleutel in de
brandkast steken, toen er een van de huisknechts in de
kamer kwam zij keek naar hem en wisselde met hem
nog eenige woorden over de geheimzinnige gebeurtenis.
Wie weet, misschien is hij wel vermoord, zeide zij.
De knecht lachte.
Dat is niet waarschijnlijk. Onze jonge meester
is een wonderlijke klant de hemel weet, waar hij
is, maar hij zal wel spoedig weer komen opdagen.
Intusschen had de kamenier den sleutel in het slot
der brandkast omgediaaid, zij trok de deur open en wilde
juist de juweelendoos grijpen, toen zij met een luiden
kreet terugdeinsde. De huisknecht kwam toeschieten
uit het donker staarde hem een wasgeel mannenge
laat aan ook hij kon een kreet van schrik niet
onderdrukken.
Groote hemel 1 Onze graaf 1
en vernamen alzoo samen de bijzonderheden. Van Koert
Hollenberg had men geen nadere inlichting kunnen
ontvangen: hij was ’s morgens vroegtijdig op reis gegaan
en nog niet teruggekeerd; zijne vrouw was uit, het
dienstmeisje wist niet waar men haar zou kunnen
vinden. Overigens kon het dienstpersoneel niets an
ders zeggen, want geen van hen had den graaf zien
heengaan.
Alleen de oude Schwichert, de schoonvader van
Hollenberg, had de heeren gezien toen ze heengingen,
doch toen liepen zij met den rug naar hem gekeerd;
hij wistall^n mede te deelen, dat de heer, met wien
de graaf was heengegaan, Heinzen heette.
Deze naam was bij de politie onbekend, maar toen
Proft dien hoorde, wierp hij Schmelzer een zegevieren
den blik toe.
Of Hollenberg bij den moord betrokken is, zal ik
laten rusten; maar dat Heinz Werlinger een rol in
speeltdaarop durf ik mijn hoofd verwedden, zeide
hij. Ik ga onmiddellijk naar de Rechenburgerstraat;
maar honderd kansen tegen één, dat de vogel reeds
gevlogen is.
hoord, liet hij het lijk in een andere kamer brengen en
onderwierp de plek van den moord met de hulp van zij
ne beambten aan een nauwkeurig onderzoek.
Volgens verklaring van den geneesheer was de dood
vijftien uren te voren ingetreden dus omstreeks twee
uur in den nacht. Het verder onderzoek bracht aan het
licht, dat alle kostbare sieraden waren verdwenen, dat
de juweelendoos was* opengebroken, terwijl de deur
der ruime kast, waarin de brandkast geborgen was,
geene sporen van geweld vertoonde, zoodat de moorde
naars die met den echten sleutel of een nagemaakten
hadden geopend.
Het kwam er nu allereerst op aan te vernemen,
waar de vermoorde zijn tijd had doorgebracht, nadat hij
het huis verliet, waar hij als gast had gedineerd.
Stellig kon de heer, die hem had vergezeld, die hier met
hem gedronken en gerookt had, de gewichtigste inlich
tingen geven; immers hij kon zeggen, wanneer hij af
scheid had genomen van den jongen graaf, en of dezen
toen thuis gebleven was, dan wel weder met hem het
huis verlaten had.
Het was ook mogelijk, dat de jonge graaf de twee
biljetten van vijfhonderd mark, die hij blijkbaar zelf
uit zijn kamer had gehaald, aan zijn gast had overhan
digd; in aanmerking nemende, dat hij door de wedren
nen en in speelholen veel in aanraking kwam met per
sonen van twijfelachtig karakter, was het ook mogelijk,
dat die gast zelf medeplichtig was aan de misdaad.
Het kon wel afgesproken werk geweest zijn, dat een
van de schurken met den graaf in huis ging om zijn
medeplichtige, die den tweeden sleutel in handen had,
te kunnen binnensmokkelen.
Indië en de Filippijnen na.
Met den oorlog in Zuid-Afrika kenden de
meeste menschen al spoedig heel wat plaat
sen in dat werelddeel.
Thans spreekt menigeen over Port-Arthur,
Moekden en tal van kleinere plaatsen, alsof
hij er geboren en opgevoed is.
Nu moet men niet denken, dat we de Boni-
expeditie met een dezer oorlogen willen ver
gelijken. Maar we bedoelen er mee, dat, als
deze expeditie wat veel tijd en offers zal vor
deren, velen zich behoorlijk zullen oriënteeren.
Boni is een staatje op ’t eiland Celébes en
zoo goed als geheel onafhankelijk. Velen zul
len denken: hoe kan dat?
Kijk eëns: er zijn in Indië deelen, die geheel
onderworpen zijn, zooals het belangrijke Java,
deelen van Sumatra (Padang, Palèmbang) de
Minahasse. Hier regeeren Nederlanders, ter
wijl voorname inlanders de lagere betrekkin
gen vervullen en den band vormen tusschen
’t Nederlandsche opperbestuur en de inlanders.
Doch er zijn ook deelen van Insulinde, die
slechts schatplichtig zijn aan Nederland, of
waar we slechts een schijn van susereiniteit
bezitten of heeten te bezitten. Tot dezen
behoort ook Boni.
Men weet, dat van de groote eilanden Java
«verreweg ’t belangrijkste voor ons is en het
dichtst bevolkt. Ook Sumatra, dat 13 maal zoo
groot is als ons land, wordt steeds meer van
groot belang (petroleum, tabak, peper, koffie,
enz.) Het reusachtige Borneo is uiterst
vruchtbaar, doch dun bevolkt en weinig van
belang. Celébes is 5 Va maal zoo groot als
Nederland, doch er wonen misschien slechts
een millioen menschen, van verschillend ras.
Twee deelen van dit eiland staan onder ons
rechtstreeksch bestuur, n.l. de Minahasse (Mena-
do) en ’t gebied bij Makassar; ’t eerste in het
Noorden, ’t laafste in het Zuiden. Makassar
is een flinke plaats, de voornaamste handels-
plaats van ’t Oosten der Archipel; het is een
stad, bijna als Leeuwarden, waar een kloek,
met de zee vertrouwd volk woont; men kan ’t
de stapelplaats noemen van den handel in
geheel ’t Oostelijk deel van Insulinde; het is
de hoofdplaats der tripang-visscherij en de
zeilprauwen van Makassar varen door half In
sulinde.
Nu, aan ’t gebied van Makassar grenst het
gebied van Boni, ’t Is vrij klein en eindigt
(met de bijbehoorende staatjes), ongeveer, waar
’t Zuidelijk schiereiland in ’t breede middendeel
v^n Celébes overgaat. (De lezer herinnere zich
nog, dat onze vroegere stadgenoot, de heer
Fennema, in dit middendeel is omgekomen bij
den overtocht van ’t Posso-meer.)
Wij hopen, dat de thans aangevangen expe
ditie spoedig en gelukkig moge afloopen; dat
er geen vrouwenstrijd noodig zal zijn als in de
Gajoe-landen (Atjeh), dat er weinig bloed
moge vloeien en een stevig gegrondvest be
stuur moge gevestigd worden, waarin de Ne-
derl.-Indische regeering tot heil van den Bo-
niër kan werken.
Dit blad verschijnt WOENSDAGS en ZATERDAGS.
ABONNEMENTSPRIJS voor Sneek f 0,40 per 3 maanden,
franco per post f0,50.
Abonnementen worden te allen tijde aangenomen.
i
COURANT.