Den Haag-Wereldhoofdstad. I i VWR SM» 11 MSTMIA MMS- ES MimiTEWIBLAI) DE DOODE MILLIOMAIE. 60e Jaargang. Woensdag 23 Augustus 1605. No. 67. t. Uitgever: B. FALKENA Mzn., Singel, Sneek. Biniienlandsch Nieuws. Feuilleton. 5 )te ite s. n. HOOFDSTUK XXVII. in an na ld: id rs tig er Dit blad verschijnt WOENSDAGS en ZATERDAGS. ABONNEMENTSPRIJS voor Sneek f 0,40 per 3 maanden, franco per post f0,50. Abonnementen worden te allen tijde aangenomen. rd 50 jie n- en Postzaken. Naar men verneemt, is binnen enkele dagen ’t Kon. besluit te verwachten, volgens hetwelk al lereerst voor het binnenlandsch verkeer de voorzijde van prentbriefkaarten voor schriftelijke mededeelingen gebezigd mag worden. Verwacht wordt dat met 1 September deze bepaling voor het buitenlandsch ver keer van kracht zal worden. Kamerverkiezingen. De minister van Binnen landsche Zaken: Overwegende dat de heeren mr. P. Rink, mr. D. Fock en mr. E. E. van Raalte, na, bij de verkiezing ter vervulling van de plaatsen van de leden van de Tweede Kamer der Staten-Geaeraal, die met den derden Dinsdag van September 1905 optreden, tot lid dier Kamer te zijn benoemd, ingevolge art. 96 der Grondwet niet als leden der Staten-Göneraal kunnen optreden, en dat derhalve ter vervulling van die open gevallen plaatsen een verkiezing van een lid van de Tweede Kamer der Staten-Generaal moet plaats heb ben in de kiesdistricten Arnhem, Rotterdam I en Rot terdam V; heeft bepaald: dat deze verkiezing zal plaats hebben op Woensdag 30 Augustus e. k., de stemming, zoo noodig, op Don derdag 7 September, en de herstemming, zoo noodig, op Donderdag 14 September e. k. (Stct.) tijd, waarin men over de groote De tijden zijn En ’t wereldtooneel Voor enkele jaren, ’t Het zou een zonderlingen indruk maken, als Hollenberg daarvoor een geheel onbekend man aan graaf Ahlers had voorgesteld. Hij kon ook niet best zeggen: »Ik heb hem poste-restante geschreven.® Na een oogenblik nagedacht te hebben, besefte hij, dat hij in dit geval gedwongen was de waarheid te zeggen. Ik moet u eerlijk bekennen, dat die heer eigen lijk niet Heinzen heet; zijn warenaam is Heinz Werling. Indertijd was hij besrokken in een zwendelarij op sport gebied, en daarom had hij volgens zijn zeggen zijnnaam gewijzigd. Heinz Werling, herhaalde de beambte zonder eenige verwondering te toonen, dan hebben wij het adres. Nu moet ik u echter met nog enkele vragen las tig vallen. De oude heer, die mij het eerst te woord heeft gestaan, vertelde mij, dat ge hier aan het diner een klein gezelschap hadt genoodigd. Graaf Ahlers en mijnheer Heinzen gingen samen weg. Wie waren de andere gasten? Zoudt ge mij hun naam en adres eens willen opgeven? Hollenberg voldeed aan dit verzoek; daat na stelde hij ook eenige vragen, daar hij gaarne iets naders omtrent den moord wilde vernemen. De beambte liet zich echter niet uithooren. Hij had geen tijd, zeide hij, want hij moest nog meer inlichtin gen inwinnen; daar was haast bij en daarom had hij de eer te groeten. Zoodra Hollenberg weer alleen was, trachtte hij zijn gedachten te verzamelen om een helder inzicht in de zaak te krijgen. Dat Werling zoo dwaas zou geweest zijn den graaf in zijn eigen huis te vermoorden, was nauwelijks te gelooven. Alleen was het mogelijk, dat zij twist hadden gekregen, waarbij door een of andere toevallige omstandigheid Werling’s bedoelingen tegen nuuaarmi den graaf aan het licht waren gekomen, en toen in woe- vervulde, dochter een kus, zeide goedennacht en ging naar zijn eigen kamer waar hij bij een pijp tabak en een stijf grog- je verder over de ontzettende misdaad kon nadenken. Nauwelijks was Hollenberg met zijn vrouw alleen of driftig begon hij: Wat heb je aan je vader gezegd? Niets, ik was nog pas kort thuis en hij vertelde mij het akelige nieuws. Je hebt toch niet gezegd, dat Heinzen niet zijn ware naam is. Neen; toen ik van den moord hoorde, was ik zoo ontsteld, datik daaraan heelemaal niet dacht. Ach, Koert, je denkt toch niet, dat die man iets met den moord heeft uit te staan? O, wel neen! Maar de politie is hier geweest, zooals je vader zegt, en ze zal terugkomen, dat is kwaad genoeg. Ik zal moeten zeggen, wie die »Heinzen« is, want als de politie die van anderen vernam, zou dat ons in een kwaad licht stellen. Een dienstbode kwam binnen en meldde dat de po- litie-beambten er waren en mijnheer wenschten te spre ken. Hollenberg zond zijne vrouw de kamer uit en de be ambte trad binnen. Reeds de eerste vraag bracht Hol lenberg in verlegenheid. Zoudt ge zoogoed willen wezen mij het adres op te geven van dien mijnheer Heinzen, die gisteren avond in gezelschap van graaf Botho Ahlers uw huis verlaten heeft. Zeggen dat hij dien heer niet kende? Dat kon hij niet. Als de jonge lieden werden ondervraagd, die ook aan het diner hadden deelgenomen, zouden zij zeggen, dat Heinzen bij Hollenberg ten eten gevraagd was om ken nis te maken met graaf Ahlers, die een geschikt per soon zocht om hem op een wereldreis te vergezellen. 36) Het bericht van den moord, op graaf Ahlers gepleegd, had bij de heeren Hollenberg en Goldstein zeer ver schillende gewaarwordingen gewekt. Toen Goldstein de tijding in de krant had gezien, was hij met zijne gedachten reeds bezig om de vierhonderd duizend mark met zijn makker te deelen; doch Hollenberg bekeek de zaak uit een ander oogpunt. Het eerst vernam hij het nieuws op den terugweg naar huis. Toen hij thuiskwam, was zijn schoonvader juist bezig om in groote opgewondenheid aan Melly het nieuws van den moord mede te deelen. Melly verbleekte er van. O Koert, riep zij hem, bij het binnentreden, toe, heb je het verschrikkelijke nieuws al gehoord? Die arme graaf Ahlers is vermoord, en de politie heeft nauwkeurige inlichtingen gevraagd omtrent je vriend Heinzen, die met den graaf ons huis heeft verlaten. Hoe ontzettend, in zoo'n zaak betrokken te worden? Ik Haar man fronste het voorhoofd en wierp een veelbe- teekenenden blik naar zijn schoonvader. Daar hij ongaar ne in diens tegenwoordigheid iets besprak, begreep Melly hem en zweeg plotseling. Hij vreesde, dat zij in haar opgewonden toestand zijn voorschriften mocht ver geten en den naam Werling zou uitspreken. Er volgde een oogenblik van stilte, en de oude Schwichert, die gevoelde dat hij te veel was, gaf zijne ADVERTENTIëN 4 cent per regel. Bij abonnement van 500 regels 3 cent en van 1000 regels 21/, cent. Groote letters naar plaatsruimte. mogelijk stilletjes apart houden; we moeten de aandacht trekken. En er is ook een spreek woord, dat zegt: Wie een hond wil slaan, kan wel een stok vinden. Wie met iemand drukte wil maken kan altijd wel een reden vinden. Men kan ergens in onze Oost een schip laten stranden en plunderen. Men kan een paar onderdanen door onze Indische on derdanen laten gevangen nemen of desnoods opeten, enz. We zien dit thans in Marokko. Buiten geschillen kan zelfs de vreedzaamste staat niet blijven, vooral als die staat een kleine mogendheid is. Zou ’t daarom niet goed zijn voor ons land, als zich in Den Haag naast het Arbitrage-hof nog meerdere wereldinstellingen plaatsten? Zou daardoor ons land niet een soort on aantastbaar gebied worden; een soort van we- reldheiligdom, dat door elk zou gerespecteerd en ontzien worden? In elk geval zal Den Haag er ook financieel voordeel bij vinden. de ontstoken, zou Werling dan den graaf een slag moe ten gegeven hebben, die den dood had veroorzaakt. Daarna moest hij dan het lijk verborgen hebben om bij zijne vlucht zooveel mogelijk voorsprong op de politie te hebben. Dat Heinz dezen geheelen dag niets van zich had laten hooren versterkte Hollenberg in het geloof aan de schuld van den gewezen tuchthuisboef. Hollenberg besloot Goldstein te gaan spreken. Dat die brave man een levensverzekering-polis van vierhon derd duizend mark van graaf Ahlers in bezit had, zou de politie spoedig genoeg weten en wellicht zocht zij dan verband tusschen deze omstandigheid en den moord. Goldstein had reeds volledige inlichtingen ontvangen toen Hollenberg in zijn kantoor verscheen. In de och tendbladen waren alle'bijzonderheden vermeld, en daar enboven gaven zij nog eene mededeeling, vooral van belang voor hen, die bij den moord betrokken waren. Deze mededeeling luidde als volgt: Er loopt een gerucht, dat de politie gisteren laat in den avond een zeer gewichtige ontdekking heeft ge daan. De vermoedelijke moordenaar moet namelijk de hand aan eigen leven hebben geslagen. Het lijk van dien man is onder zeer eigenaardige omstandigheden gevonden; de papieren enz., welke bij hem in beslag zijn genomen, zullen waarschijnlijk leiden tot ontdek king in verband met de misdaad, welke in de Dier- gaardestraat gepleegd is. Woedend hierover, stortte Goldstein zijnhevigen toorn op Hollenberg uit. Zij waren immers overeengekomen, dat graaf Ahlers in een afgelegen streek' van een ander werelddeel den dood zou vinden, onder omstandigheden die geen verdenking kbnden wekken! Dat Hollenberg nu daarmee iemand belastte, die zijne taak zoo slecht was het werk van een dwaas. gres, de eene oorlog den anderen opvolgt, terwijl nu juist de czaar, die ’t initiatief nam tot het houden van ’t congres, in een reuzen oorlog gewikkeld zit, groeit toch dearbitrage- gedachte en tusschen verschillende groote en kleine staten zijn reeds overeenkomsten tot stand gebracht, waarin ’t inroepen van scheids gerecht bepaald werd. Men heeft nog al groote moeite gehad, om voor ’t Arbitrage-gebouw een geschikte plaats te vinden. Thans is een plaats gekozen. Doch som migen hadden een mooiere willen hebben; een plaats waar ruimte overbleef, om er nog een reeks van gebouwen bij te plaatsen. Deze heeren zijn van meening, dat er, als eenmaal ’t scheidsgerecht algemeen wordt aangenomen, nog wereldgebouwen zullen noodig zijn voor andere internationale zaken. Als die gebou wen dan op een vrije, ruime plaats verrijzen, zou men dit deel van Den Haag met eenig recht de wereldhoofdstad kunnen noemen, waar de staatkundige, oeconomische en weten schappelijke belangen der geheele wereld be handeld zouden worden. Zou dit voor ons land, met name voor ’t voortbestaan van Nederland als vrij land, scha delijk zijn? Er is een spreekwoord, dat zegt: Wie aan den weg timmert, lijdt veel bepraats. En Ne derland zal, als in onze hotstad alle geschillen, die de wereld in beroering kunnen brengen, uitgemaakt werden, aller blikken op zich ves tigen. Zou dit niet een borgstelling kunnen worden voor onze onafhankelijkheid? Of zou ’t beter zijn, als Nederland maar stilletjes, bescheiden zijn gang ging en zich alleen met eigen zaken bemoeide? Velen denken: Als men niet in opspraak komt, wordt men niet door anderen lastig gevallen en blijft men baas in eigen huis. Doch is dit wel waar? Voor eerst heeft ieder land, en vooral een land als Nederland met zooveel handel, elk oogenblik met andere landen te maken, al zou ’t alleen maar zijn inzake douane-tarieven. En dan heeft ons land uitgebreide bezittingen, die ieders aandacht moeten trekken, die de begeer lijkheid van meerdere groote landen moeten opwekken, omdat ze zoo uitgebreid en rijk zijn en zoo prachtig mogelijk gelegen. Door de zee ën van Oost-Indië gaat meer dan één groote zeeweg, zoodat elk zeevarend land er van ge bruik moet maken. We kunnen ons dus on- Nu is voor eenige jaren de Vredesconferen tie te 's-Gravenhage gehouden; daar kwamen de vertegenwoordigers van al de meedoende landen der aarde. Die conterentie, zoo groot opgezet en zoo edel bedoeld (naar we willen hopen.) baarde een Arbitrage-hof, dat in onze hofstad zich vestigde. Een der Amerikaansche rijkaards, Andrew Carnegie, schonk een mil- lioen dollars om daarvoor een waardig ge bouw als zetel voor 't Arbitrage-hof te kun nen oprichten. Merkwaardig lang is er ge draald, tot thans eindelijk een prijsvraag voor ’t gebouw is uitgeschreven. Met eenigen grond meg men nu verwachten, dat met een paar jaren ’t Arbitrage-paleis er is. Den Haag heeft dan een gebouw, dat voor de geheele wereld dienst doet, waarin de ge schillen tusschen alle landen der aarde kunnen uitgemaakt worden, als er geen oorlog uitbreekt. In zeker opzicht is onze hofstad dan de hoofdstad der wereld; de bekwaamste mannen van de verschillende rijken komen er bijeen om over verschillende kwesties te spreken. Terwijl thans, en vooral na ’t Vredescon- Het is tegenwoordig een 1 als leek heelemaal niet meer politiek durft te spreken. De tijden zijn zoo zeer veranderd. En ’t wereldtooneel veran dert nog sneller. Voor enkele jaren, ’t was in ’t laatst van den Boerenoorlog, schreven we, dat er op dat moment eigenlijk vier groote mogendheden in de eerste toekomst waren: Amerika, Engeland, Duitschland en Rusland. Frankrijk, ’t land, dat zich concentreert om de Ville-lumière, om Parijs, moest zijn rang als eerste-klas-groote-mogendheid verliezen, ’t Land is rijk genoeg, ’t ligt prachtig mooi, ’t heeft een beste, grootendeels zuinige bevol king, maar de mannekes zijn er niet in voldoend aantal. De bijna 40 millioen Fran- schen, die bijna niet in aantal vermeerderen, kunnen niet meer opwegen tegen de 60 mil lioen hervorragende Duitschers; tegen het Brit- sche wereldrijk, dat op ’t eigenlijke eilanden rijk ver over de 40 millioen inwoners telt, enorm rijk is en ontzaglijke koloniën heeft, die gedeeltelijk nieuwe Britsche vaderlanden vormen, terwijl de taal gelijk is aan die van ’t groote Amerika (de United States) met een bevolking, die de 100 millioen nadert en op eigen gebied onaantastbaar is; tegen ’t geweldige Russische rijk met zijn meer dan 120 millioen inwoners. De keizer van Duitschland had reeds lang zijn schilderij >het Gele gevaar® rondgevent en toch dorst niemand daarover te denken, zooals men er nu wel over denken moet. Men kende in geheel Europa en Amerika de on waking van Japan. Men wist, hoe ’t zich de Europeesche krijgswetenschappen, oor logswerktuigen, enz. eigen maakte; men zag voor z’n oogen de ontwikkeling van ’t land der Rijzende Zon; men zag, hoe de dwerg- menschen de krijgswetenschappen opdeden bij de Duitschers en bij anderen, hoe ze heel druk de Duitsche hoogescholen bezochten; men stond verbaasd over de vlugge zege, die zij op China bevochten; enz., enz.; maar men had niet verwacht, dat Japan zóó haastig op den voorgrond zou treden. We willen hier niet over doorspreken, maar alleen even schrijven over ons kleine land, dat tegenover de verschillende groote machten weerloos staat. De kleine landen leven bij de gratie der groote en blijven bestaan door den onderlingen naijver tusschen de grooten. Met Nederland lijkt ’t ons misschien zóó toe: Als Duitschland ons inpalmde, gingen onze bezittingen aan andere landen verloren. Als ons land vrijwillig bij Duitschland zich aan sloot, zou ’t denkelijk even zoo gaan. En zelf ons gebied verdedigen, onze bezittingen in Oost en West, dat kunnen we toch niet. Wanneer ’t met Oost-Indië was gegaan in ’t groot, als met West-Indië in ’t klein, wan neer daar een bevolking gekomen was, die (als in Canada, de Vereenigde Staten, Nieuw- Holland, Nieuw-Zeeland, waar alles Engelsch werd), geheel Nederlandsch werd, wat taal, hoofdmassa der bevolking, enz. betrof, dan had den we in de Oost een vaste steun, die zelfs ons eigen Nederland de zelfstandigheid kon waarborgen. Maar dit is zoo niet. Oost-Indië is en blijft een rijk met Oostersche bevolking, waarin zeer weinig Nederlanders wonen, die in aantal verre beneden ’t aantal Chineezen staan. On geveer dezelfde verhouding als de Engelschen in Engelsch-Indië. iS- 3. COURANT.

Kranten in de gemeente Sudwest-Fryslan (Bolswards Nieuwsblad, Sneeker Nieuwsblad en Friso)

Sneeker Nieuwsblad nl | 1905 | | pagina 1