MUTOS- US «mïHTBLlD VOOR S8M ES OIMi. Ons Friesland. DE DOODE MILLIONNAIK. No. 73* 60e Jaargang. Woensdag 13 September 1305. Uitgever: B. FALKENA Mzn., Singel, Sneek. Feuilleton. I rat Magnus Forteman be- Die naam volgende De bemesting der wintergranen. HOOFDSTUK XXXI. 1 Dit blad verschijnt WOENSDAGS en ZATERDAGS. ABONNEMENTSPRIJS voor Sneek f 0,40 per 3 maanden, franco per post f0,50. Abonnementen worden te allen tijde aangenomen. te van eit sn- tu I I- 42) De heeren Schmelzer en Proft wisten echter op dit punt zekerheid te geven; zij hadden Heinz Werling goed gekend. Na zijn ontslag uit de gevangenis had hij zijne kne vels wel laten groeien, maar op den avond voor zijn dood had hij die weer weggenomen, zooals duidelijk bleek uit de gevonden haren. De kleederen en alles, wat bij het lijk gevonden was, werd aan den rechter voorgelegd en de gevonden brief van Liesbeth Wer ling aan haar vader werd ook voorgelezen. Daarmede werden de laatste bedenkingen overwonnen en was er niets meer in den weg om de geneeskundige verklaring te gelooven, dat de man gestorven was aan een beroerte, vermoedelijk ten gevolge van hevige gemoedsaandoe ningen. Heinz Werling las het bericht ten einde toe. Daarna legde hij met een diepen zucht de krant uit de han den. De namen van zijne vrouw en zijne dochter waren reeds in betrekking tot deze zaak genoemd. Niet alleen was de geschiedenis zijner vroegere schande voor de geheele wereld opnieuw opgerakeld, doch in het ver volg zou de schaduw van een nog grootere misdaad het leven van zijn beminde vrouw en dochter verduis teren. En bij al den rijkdom, dien hij nu bezat, stond het niet in zijne macht, die schaduw te verdrijven. :t H Een oogenblik kwam bij hem de gedachte op naar de politie te gaan en te zeggen: Ik ben Heinz Werling ik ging tot graaf Ahlers om hem te redden, niet om hem te dooden, ik heb geen deel aan zijn dood. Bij rijp nadenken begreep hij echter wel, dat zijne vrouw en dochter daar mee niet geholpen waren; het best zou maar zijn, dat zij hem dood waanden. Zijne taak was nu den waren moordenaar op sporen; dit en dit alleen kon de wereld overtuigen zijne onschuld. Gerhard Heyl kwam spoedig tot de overtuiging, dat de plichten van zijn nieuwe betrekking zeer gemakke lijk te vervullen waren. James Walter stelde hem een aantal brieven ter hand om die te beantwoorden het waren meest beden om hulp van liefdadige vereenigingen en gestichten; ook ontbrak Let niet aan bedelbrieven van onbeschaamde personen. Doch mijnheer Waiter behandelde hem zeer vriendelijk en met belangstelling vroeg hij naar de zor gen, waarvan hij bij hunne eerste ontmoeting gespro ken had. De jonkman was blijde, dat hij zijn verdriet, hetwelk hij niet kon verbergen, aan iemand kon mededeelen. Heyl zeide, dat zijne vrees, helaas, gegrond was geble ken, en dat de jonge dame, in wie hij belang stelde, inderdaad de dochter was van den man, wiens nage dachtenis nog bezwaard werd door eene verdenking van moord. Dat doet mij leed, antwoordde de millionnair. Hebt ge de familie nog gesproken sedert uw aankomst te Berlijn? Alleen majoor Hartmann. De beklagenswaardige mevrouw Werling ligt ziek in het hotel en hare dochter verpleegt haar. En de majoor heeft nog ander leed zjjn eenige zoon is verdwenen. Zeker is er wel eenige verandering gekomen in vele landbouwbedrijven; sommige gewassen, waarvan vroe ger weinig of geen sprake was. hebben andere ver drongen, maar niettegenstaande alle veranderingen, hebben de verschillende granen, als tarwe, gerst en rogge toch nog zulk een gewichtige plaats blijven inne men, dat men in de meeste streken spreekt van de oogst, daarmede bedoelende de granen. En als de oogst goed binnen is en niet tegenvalt, dan is de zaak gezond, dan is het jaar niet slecht meer. De granen spelen dus nog een gewichtige rol in elk landbouwbedrijfgeen wonder, dat elke landbouwer dan ook dit gewas in de eerste plaats gced bemest. En het is vooral in de zandstreken, dat men voor de rogge allen stalmest be waart, tenminste een groot gedeelte. In de kleistreken kan men de tarwe en de gerst niet meer den stalmest geven, omdat de suikerbieten en de karwij daarvan het leeuwendeel eischen. Maar zandstreek of kleistreek, genoeg stalmest of te weinig, er heeft zich uit alle verschillende proeven, die in de laatste jaren genomen zijn, voor de wintergranen een manier van bemesten op den voorgrond gedrongen, die alle andere verdringt, een manier, die bewezen heeft, vooreerst de beste te zijn. Het is de half stal-, half /«unsimesl-bemesting. Wan neer men de resultaten van de verschillende proefvelden nagaat in de Rijkslandbouwverslagen, dan is ’t meestal deze bemesting, die de grootste opbrengsten en de hoog ste winsten geeft. Wat verstaan we door half stal-, haff kunstmest- bemesting Wanneer een landbouwer in het geheel geen kunstmest gebruikt, dus enkel stalmest, dan kun nen we als gewone hoeveelheid stalmest per Hectare rekenen 100 kar, elk van ongeveer 300 K.G. Daar het in de meeste bedrijven nu wel totaal onmogelijk zal zijn, op alle met wintergranen te bezaaien gronden, deze hoeveelheid stalmest te geven, heeft men er aan gedacht een gedeelte van dezen stalmest te vervangen door kunstmest. Door welken kunstmest? Het spreekt van zelf, dat daar, waar we een volledigen mest, na melijk den stalmest vervangen, we dit ook mceten zeker een groote geruststelling zijn voor den majoor de arme man is door het verdriet als gebroken. Goed, ik laat de behandeling van deze zaak geheel aan u over. Zoek den jonkman maar op en breng hem bij mij. Doch ga nu aan uwe brieven. Hier zag Heinz Werling de eerste kans om zijne schuld af te doen aan zijn zwager, die zich had belast met de zorg voor zijne vrouw en dochter. Hij vreesde niet, dat hij door Richard zou herkend worden. Zeven jaar geleden zagen zij elkaar voor het laatst en toen was Richard nog een schoolknaap, daarenboven was hij, Werling, zooveel veranderd in zijn uiterlijk. Gerhard Heyl nam de brieven, die hij moest beant woorden en ging er mee naar de aangrenzende kamer; doch zijne woorden»de dochter van een moordenaar* klonken Heinz Werling nog aanhoudend in de noren. »De dochter van een moordenaarDat zou ’t oordeel van de geheele wereld zijn. Het gerecht, de kranten alles klaagde hem aan als moordenaar. Allen dachten zeker, dat hij Hollenberg had overgehaald om hem met den graaf in kennis te brengen, onder voorwendsel van hem op zijne reis om de wereld te willen vergezellen, in waarheid om zich toegang tot zijn huis te verschaf fen en den diefstal te plegen, dien hij te voren beraamd had met oude kennissen dieven van beroep, met wie hij in het tuchthuis had gezeten. Dit laatste vermoeden las hij in een krant. Hij her haalde het woord «tuchthuis*, en de gedachte, die hem daarbij door het hoofd ging, perste hem een heesch ge luid uit de keel. Hij bevond zich niet meer in de Diergaardestraat neen, hongerig en zonder geld zag hij zichzelven in de Frederikstraat staan, vervuld met plannen van zelf moord om aan al zijn lijden een einde te maken. Daar raakte plotseling iemand zijn schouder aan hij her- ciëel behoeft Gelderland evenmin als Gronin gen voor Friesland onder te doen. Van de geheele oppervlakte van Nederland neemt Friesland het tiende deel in en van de bevolking ongeveer het zestiende deel. We wonen hier niet in ’t centrum; wij hebben hier geen nijverheid en handel van beteekenis en ons surplus aan bevolking gaat naar Holland. Geen Scholten of Regout heeft hier een nij verheid geschapen en nog veel te veel gronden liggen geheel of grootendeels braak. Vooral op dit laatste gebied valt hier nog veel te verbeteren. We hebben dit schetsje geschreven, niet om op eigen bodem te smalen, maar om toch aan te duiden, hoe de naam Friesland steeds in belangrijkheid daalde. en Vetkoopers strekte zich de strijd tusschen deze beide par tijen niet alleen over ons gewest, doch ook over Groningen en zelfs nog Oostelijker uit, doch Oost-Friesland raakte geheel buiten het verband der Nederlandsche gewesten en Gro ningen, dat zich om de bloeiende hoofdstad heen schaarde, bleef ook afzonderlijk. Is ’t opmerkelijk, hoe steeds de omvang van wat Friesland heette, zich beperkte, later, toen er van geen beperking meer sprake kon zijn, daalde toch nog steeds de belangrijkheid van ons gewest. Holland werd hoe langer hoe meer het centrum, de hoofdzaak van ons land. Een aardigen kijk op de verhouding tusschen Friesland en de overige deelen van Nederland (tijdens het bestaan van de Republiek der zeven vereenigde gewesten) geeft ons ’t aan deel dat elk gewest in de algemeene lasten had. Holland moest daarvan 58 pet. betalen, Friesland ruim 11 pet., terwijl bijv. Gelder land, Groningen en Utrecht nog niet eens de helft daarvan behoefden op te brengen. Hol land, dat bloeide door handel, nijverheid en landbouw en hoofdzakelijk de koloniale schat ten vergaarde, betaalde dus meer dan de andere gewesten samen, doch Friesland gold voor veel meer dan Gelderland, enz. Kom daar nu eens mee. Gelderland is nu ruim anderhaltmaal zoo groot als ons gewest en is relatief ruim zoo goed bevolkt en finan- ADVERTENTIëN 4 cent per regel. Bij abonnement van 500 regels 3 cent en van 1000 regels 2l/„ cent. Groote letters naar plaatsruimte. en hertogen aanstelde, vereerde den edelen Forteman, die in Italië zooveel roem behaalde, met den titel van potestaat van Friesland. Hij was een Friesche edelman, woonachtig te of bij Harlingen, en opende de rij der Friesche pote staten, die zoo’n eigenaardige plaats in ’t vrije Friesland bezetten. Nog lang echter na stond er verband tusschen de bewoners van ’t geheele Noorden van Nederland en ’t Noord westelijk deel van Duitschland. Men leest van de zeven Friesche Zeelanden, waarvan het te genwoordige Friesland er slechts twee vormde; men leest ook van de vergaderingen onder den Upstalboom te Aurich, dat in Oost-Fries land ligt en toen toch zeker ’t centrum van de Friesche gewesten vormde. Doch langzamerhand werd de band tusschen de Friesche volksstammen verbroken en ein delijk bleef de naam Friesland alleen bestaan voor ’t gewest, dat thans nog steeds Friesland heet. In den tijd der Schieringers Ons oude Friesland is en blijft een eigen aardige provincie. We zeggen: is en blijft; we konden eigenlijk beter zeggen: is en was. Want of ze dat blijft? Onze provincie heet Friesland, zegt genoeg. Ze herinnert er aan, dat hier ’t centrum was van t land der oude Friezen. We lezen in de vaderlandsche geschiedenis, dat Nederland oorspronkelijk bewoond werd door Batavieren en Friezen. Eigenaardig is daarbij, dat aan de Batavieren de meeste aan dacht geschonken wordt, terwijl ze toch slechts een heel kleine volksstam vormden, die al vrij spoedig opging in andere volken, zoodat zelfs de naam van Batavieren verloren ging. Aan dien naam van Batavieren werd mis schien te veel eer bewezen. Zij woonden tus schen de rivieren, dus tusschen Arnhem en Nijmegen, tusschen Utrecht en Gorinchen, dus een zeer klein gebied. En toch wordt hun naam genoemd als vorm den zij het eigenlijke Nederland. De hoofd stad van Oost-Indië, toen deze door Jan Pie- terz. Koen gesticht werd op de puinhopen van Jacatra, zou door den koenen gouverneur-ge neraal Nieuw-Hoorn genoemd worden naar zijn geboorteplaats. Doch de mannen, die boven hem stonden krachtens hun ambt, niet krach tens hunne capaciteiten, wilden dien naam niet en zoo kwam de naam Batavia te voorschijn. In den Franschen tijd werd ons land deBa- taafsche republiek. Het geheele land werd dus genoemd naar de Batavieren. Wat of de reden van deze voorkeur is? In de vaderlandsche geschiedenis lezen we ’t allermeest van de Batavieren. Zeker heeft Julius Cesar hieraan de meeste schuld. Hij veroverde geheel Gallië (Frankrijk) en België en kwam met zijn leger tot aan ’t eiland der Batavieren. Dezen hadden vernomen, hoe ’t met de naburige stammen gegaan was en von den het raadzaam, een zoogenaamd verbond met de overwinnende B omeinen te sluiten. Ju lius Cesar nu heeft belangrijke geschriften na gelaten, waaraan wij een goed deel onzer ken nis van de oude Germanen ontleenen. Was hij, zooals later Drusus, ook tot in 't land der Friezen doorgedrongen, dan was er zeker ook meer aandacht aan dezen gewijd. De Batavieren woonden in ’t hartje van ’t tegenwoordige Nederland en daaraan zullen ze voor een deel ook de eer te danken hebben, door de meeste Nederlanders als onze voorou ders beschouwd te worden. Later ging, zooals we zeiden, de naam Bata vieren, geheel verloren; het kleine volk ging op in de grootere volkeren-groep, die Franken (vrijen) heetten. En uit het Oosten, uit Duitschland drongen de Saksers op. Zoo had men dus in de vierde en volgende eeuwen drie hoofdstammen, de Friezen, de Sak sers en de Franken. De Friezen, bewoonden ’t eigenlijke Friesland niet alleen, doch ook ’t land, dat nu door de zee verzwolgen is, (Zui derzee, Wadden,) en verder Noord-Holland, een deel van Zuid-Holland, Utrecht en Zeeland, en dan Groningen en buiten onze tegenwoor dige landpalen, ’t uitgestrekte gebied van Oost- Friesland. Het land der Friezen was dus zeer uitge strekt. Doch de Franken werden machtiger; dezen stichtten langzamerhand een rijk, dat zich over ’t Zuiden van ons land, over Belgie, ’t Noorden van Frankrijk en een deel van Duitschland uitstrekte en later door Clovis en Karei den Grooten nog verder uitgebreid werd. Ook de Friezen en Saksers moesten zich bui gen onder ’t gezag van de o verwinnende Franken. Men weet eigenlijk te weinig van de oude Friezen af, die toch zeker voor de helft van ons land onze voorvaderen kunnen genoemd worden. In oude kronieken leest men van een koning Friso, die uit Indië heette te zijn gekomen. Hij en zijn nakomelingen beheerden ’t land der Friezen. Maar wat is hiervan waar? Men weet, dat de Batavieren, ongeveer honderd jaren voor Christus, uit Duitschland naar ’t midden van ons land afzakten. Maar wanneer zijn de Friezen hier gekomen? Men weet het niet en gist slechts hun herkomst. De zee heeft voor een goed deel schuld aan de inperking van wat nog Friesland bleef heeten; de zee verslond een belangrijk deel van ’t erf der Friezen en scheidde de West- Friezen (Noord-Holland) van de hoofdmassa. Eigenaardig is en blijft, dat de Friezen toch steeds een aparte plaats in de geschiedenis in namen. Karei de Groote, die overal graven Verdwenen? Ja, verdwenen, naar het schijnt, wegens moeie- lijke financieele aangelegenheden. De majoor toonde mij zijn afscheidsbrief. Daarin zegt hij alleen, dat hij heenging om hier of daar eene betrekking te zoeken doch het komt mij voor, dat bij hoofdzakelijk zich heeft verwijderd om aan den drang van lastige schuldeischers te ontkomen. En die jonge dame is zij weet zij heeft zij reeds gehoord van haars vaders dood Ja. Het arme meisje Haar oom wilde ’t voor haar verborgen houdendoch in het hotel krijgt zij een krant in handen, waarin zij haar eigen brief vindt afgedrukt, dien zij eenmaal aan haar vader had ge schreven o, het is verschrikkelijk Verschrikkelijk, herhaalde de millionnair, en hij keek een poos peinzend voor zich. Daarop wendde hij zich weder tot den jonkman en vroegWaart ge met haar verloofd Neen, wij kenden elkaar nog te kort doch nu gevoel ik, dat ik haar beminde met geheel mijn hart. Ik hoopte haar eenmaal tot vrouw te krijgen. En nu? Heyl zuchtte diep. De dochter van een moordenaar, zeide hij zenuw achtig. 0, het is wreed, het is vreeselijkIk kan het bijna niet gelooven. Weder keek James Walter eene wijle voor zich. Toen sprak hij Ik heb er reeds over nagedacht, hoe ik die onge lukkige familie zou kunnen helpen. De zoon bijvoor beeld misschien kan zijn vader hem wel terugvin den als de jonkman dan tot mij komt, kan ik wel licht iets voor hem doen. O, als u dat eens wilderiep Heyl. Dat zou J- 1. ’i V 4 OURANT. it I

Kranten in de gemeente Sudwest-Fryslan (Bolswards Nieuwsblad, Sneeker Nieuwsblad en Friso)

Sneeker Nieuwsblad nl | 1905 | | pagina 1