t,
Stavoren.
MEIWS- ES AWËRTESTIERLiB
DEDOODE MILLIOMAIR.
f
60e Jaargang.
Woensdag 18 October 1805.
No. S3.
Uitgever: B. FALKENA Mzn., Singel, Sneek.
Uit de Raadszaal.
I,”
Feuilleton.
len
4
en
HOOFDSTUK XXXVII.
de
lis-
or
nd
nd
Dit blad verschijnt WOENSDAGS en ZATERDAGS.
ABONNEMENTSPRIJS voor Sneek f 0,40 per 3 maanden,
franco per post f0,50.
Abonnementen worden te allen tijde aangenomen.
na
51,
nst
tie
de
a-
ïd
15,
75
ral
>or
in,
ks
'■in
en
:h-
;n,
1
52)
Ja, mits hij weet, dat de persoon, bij wien gij
hem wilt brengen, niet medeplichtig is aan de misdaad
daarvan moet bij zeker wezen. Die verzekering kunt
gij hem geven, het overige neem ik op mij.
En moet ik hem hier brengen?
Ja, als gij zijne belofte hebt.
Ik zal mijn best doen doch ge moet
weten ik ken dien man volstrekt niet.
Doch zijn nicht kent ge wel. Kunt ge haar nu
gaan spreken?
Bij haar aan huis? Neen! Ik heb met de fa
milie nog geen kennis gemaakt, en zij weet nog niets
van onze verhouding. Ik zou haar wel een paar regels
kunnen schrijven en haar ergens ontmoeten; doch zou
het niet beter zijn dat ik den commissaris Schmelzer
opzocht en met hem sprak
Neen, het is beter dat wij niet rechtstreeks han
delen. Laat eerst het meisje met hem spreken en laat
zij u dan met elkaar bekend maken. Wanneer de
man in zijn ambtelijke waardigheid optreedt, kan de
zaak wellicht niet zoo gemakkelijk geregeld worden,
als ik wel wenschen zou.
Werling gaf den jonkman verder nauwkeurige voor
schriften, hoe hij geheel in de zaak had te handelen, en
daarop vertrok Richard om de moeielijke taak te ver
vullen, welke hem was opgedragen.
Louis. Maar wat helpt het u, of ik hem u aanwijs, als
hij u toch niet ontvangt?
Ik wilde u verzoeken hem aan te spreken. Ge
hebt me immers gezegd, dat hij in het hotel altijd zeer
vriendelijk jegens u geweest is
Zeker, ja zeker en wat moetik hem dan
zeggen? Mag ik hem zeggen, dat ik met u bevriend
ben, en dat ik niet heb kunnen weigeren, toen ge mij
“verzocht om bij hem een goed woord voor u te doen
Ja, best zoo! Wilt ge dat doen Als ik mjj
schriftelijk tot hem wend, antwoordt hij trotsch, dat hij
niets voor mij kan doen. In de wanhoop moet men niet
a! te kieskeurig zijn en ik ben der wanhoop nabij.
Ik moet ten spoedigste wat geld hebben, en ik weet
niemand, die mij zoo gemakkelijk zou kunnen helpen
als de vroegere compagnon van Fernand Robinet.
Denzelfden dag, toen de majoor voor den middag bij
James Walter was geweest, maakte de millionnair
's avonds een groote wandeling in gezelschap van Ger
hard Hey). Over dag waagde hij zich slechts zelden
buitenshuis, uit vrees toch eenmaal herkend te worden;
maar bij de invallende duisternis maakte hij dikwijls
lange wandelingen, die hem veel goed deden en hem
opvroolijkten.
Het had juist negen uur geslagen, toen hij met zijn
secretaris de Diergaardestraat inkwam en zijne woning
naderde.
Aan de andere zijde van den weg stonden Thérèse
Loraine en Louis Brandon, voortdurend de woning van
den millionnair in het oog houdende.
Het was een bijzonder koude avond en op straat was
bijna geen sterveling te zien.
James Walter had den pelskraag van zijn overjas
opgeslagen, zooals hij altijd deed wanneer hij uitging. Aan
zijn secretaris had hij gezegd, dat hij dit daed wegens
Heinz Werling was voornemens een stoutmoedigen
streek uit te voeren. Zeker zou niemand vermoeden,
onder welke buitengewone omstandigheden hij in het
bezit van zijns broeders vermogen was gekomen. Even
min zou iemand op de gedachte komen, dat de rijke
heer in deze fraaie woning eigenlijk de ontslagen ge
vangene was, die kort geleden een dakkamertje in de
Reichenbergerstraat bewoonde. Op deze gedachte zou
niemand komen noch de majoor, noch de commissa
ris Schmelzer.
Schmelzer had hem meerdere malen gezien dan de
majoor hij had hem nog kort voor den moord gezien,
daarom zou hem de gelijkenis nog meer in het oog
vallen dan met den majoor het geval geweest was. Doch
Schmelzer kende ook zijne geheele geschiedenis, hij
wist, dat Robert zijn tweelingbroeder te gronde gericht
had; hij wist dat de broeders indertijd zoo sprekend
op elkaar geleken dat zij hun baard op verschillende
wijze droegen, om niet telkens met elkaar verward te
worden.
Als Robert Werling wilde hij aan Schmelzer beken
nen, dat hij bij zijn terugkeer uit Zuid-Afrika zijn broe
der had opgezocht, en hem dan op geloofwaardige wijze
vertellen, wat Heinz hem gezegd had. Hij wilde ook
Hollenberg en Goldstein aanklagen en zeggen, dat het
doel van Heinz eigenlijk was, den graaf te redden.
HOOFDSTUK XXXVIII.
Met genoegen ben ik bereid, antwoordde Louis.
Ik ben reeds tweemaal bij dien heer James
Walter geweest, wiens adres ge mij hebt gegeven, be
gon Thérèse.
Wildet gij hem spreken?
Ja, ik ben zonder betrekking, zonder middel van
bestaan.
En gelooft gij, dat mijnheer Walter
Als hij verneemt, dat ik de verloofde was van
zijn vroegeren compagnon, zal hij tenminste niet wei
geren mij een aanbeveling te geven. En met een aan
beveling van zulk een rijk man heb ik reeds half ge
wonnen spel, gelooft ge ook niet?
O ja, hjj kent stellig vele aanzienlijke families.
Hebt ge hem reeds gesproken?
Neen. Beide keeren werd mij geantwoord
Mijnheer Walter ontvangt slechts bezoeken, voor welke
hij zelf vooruit het uur heeft aangewezen; wanneer ik
hem wilde spreken, moest ik eerst aan zijn secretaris
schrijven. Ik zou hem gaarne eens bij zijne woning op
wachten, maar dat is een moeilijke zaak, daar ik hem
niet ken. En nu wilde ik u verzoeken dezen avond met
mij naar de Diergaardestraat te gaan, om hem mij aan
te wijzen als hij in- of uitgaat.
We kunnen toch niet op zoo’n toeval wachten?
Wel zeker. Toen ik dezen morgen aan zijne wo
ning was, kwam er nog iemand die hem wilde spreken.
De bediende zeide hem dat mijnheer Walter van avond
omstreeks negen uur thuis was. De vreemdeling vroeg
nog of hij vroeger kon komen, om negen uur was hij
verhinderd; daarop antwoordde de bediende, dat mijn
heer Walter vanmiddag was uitgegaan en eerst tegen
negen uur in gezelschap van eenige heeren thuis zou
komen. En dan kunt ge hem aan wijzen, voegde zij er bij.
Ik zou hem onmiddellijk herkennen, antwoordde
II.
Wanneer men de geschiedenis nagaat, ont
moet men telkens strijd tusschen de West-
Friezen en de Hollandsche graven. Deze
laatsten werden telkens machtiger en bemoei
den zich ook langzamerhand met ’t eigenlijke
Friesland. Vooral toen de herhaalde stormvloe
den eene grcote scheiding maakten tusschen
West-Friesland en Friesland, m. a. w. toen van
beide gedeelten land werd afgeslagen, zoodat
de West-Friezen op kleiner grondgebied ge
heel afgescheiden werden van de Groote Frie
zen; toen moesten de Noordhollandsche Friezen
wel ’t onderspit delven. En vervolgens keken
de machtige Hollandsche graven over de nieuw
gevormde zee om ook daar invloed te krijgen.
Die strijd om de heerschappij over Friesland,
waaraan Holland, Utrecht, Gelderland en ook
Duitsche heerschappen deelnamen, is opmerke
lijk om na te gaan. En we zouden er ook
gaarne uitvoerig over willen schrijven, maar
we willen ons tot Stavoren beperken, al zal
men vooral de verhouding tusschen Stavoren,
dat als handelsstad een geheel aparte positie
innam tegenover ’t overige Friesland, en het
graafschap Holland telkens op den voorgrond
zien treden.
Doch we zullen nu maar gewoon doorgaan met
korte aanteekeningen.
In het jaar 808 verteerde het hemelvuur
den toren of tempel van Stavo, waarin nog
de beeltenis van dien afgod voorhanden was.
Deze beeltenis verbrandde mede, hetgeen zeker
’n verlies is voor nieuwsgierige menschen. Twee
kerken te Stavoren werden mede door ’t onweer
beschadigd. Op de plaats, waar de tempel van
Stavo had gestaan, is later een kerk gebouwd
aan St. Nicolaas gewijd.
In dit zelfde jaar brandde het koninklijk
paleis te Stavoren geheel af, ’t welk door Ri-
choldus in 463 gebouwd was. Men kan niet
nagaan in de kronieken, of deze brand met die
van Stavo’s tempel samenviel. Wel vindt
men vermeld, dat het paleis zoodanig vernield
werd, dat men later niet weer kon uitvinden waar
’t gestaan had.
In ditzelfde jaar kwamen ook de Noorman
nen en verbrandden Ezonstad aan de Lau-
wers.
’t oude kerkhof zien. (Deze plaats heette later
steeds het kerkhof van Stavoren.)
Uit deze tijden vindt men weer melding ge
maakt van den bloei van Stavoren, dat destijds
al een zeer uitgebreide scheepvaart bezat. Vol
gens oude aanteekeningen zouden deStaverschen
in dezen tijd, of misschien even later, voor ’t
eerst met hunne schepen de Sond doorgevaren
zijn naar de Oostzee. Omdat zij de eersten
waren, die van vreemde natiën de wateren al
daar bevoeren en handel dreven, verkregen zij
van den Deenschen koning het voorrecht om
eerst en voor alle andere schepen vertold en
doorgelaten te worden. Voor dit privilegie en
ter bewaring er van werd jaarlijks met het
eerste schip, dat de Sond doorvoer, een Leidsch
laken aan den koning van Denemaken ten ge
schenke gezonden. In latere tijden, nadat de
grootheid van de stad reeds zeer gedaald was,
bezat en handhaafde Stavoren nog dit oude
voorrecht. (De Deensche koning Christiaan IV
bevestigde het nog in het jaar 1593.)
Wordt vervolgd.
Louis, de Zwitsersche kellner, maakte van zijn vrijen
avond gebruik om zijne landgenoote te bezoeken.
Het was omstreeks zeven uur, toen hij bij Thérèse
Loraine kwam.
Ik wilde gaarne, dat ge mij een grooten dienst
bewees, sprak zij na de eerste hartelijke begroeting.
ADVERTENTIëN 4 cent per regel. Bij abonnement van 500
regels 3 cent en van 1000 regels 21/, cent. Groote letters naar
plaatsruimte.
VERGADERING van den Gemeenteraad
van Wymbritseradeel, op Zaterdag, den
14 October 1905, des voormiddags te 11 uur.
Tegenwoordig zijn 14 leden; afwezig met kennisge
ving de heer H. D. Oppedijk
Voorzitter de heer M. H. Tromp, Burgemeester.
Secretaris de heer J. Poppinga.
Na opening der vergadering door den Voorzitter,
wordt het gebed door den Secretaris gelezen.
Punten van behandeling:
1. Notulen van den 7 October 1905.
Na lezing door den Secretaris, worden ovengenoemde
notulen onveranderd vastgesteld en gearresteerd.
2. Ingekomen stukken enmededeelingen.
De Secretaris doet mededeeling van
a. Een schrijven van den heer E. Hazelhoff, onder
wijzer aan de o. 1. school te IJsbrechtum, houdende
mededeeling, dat hij, onder dankbetuiging, zijne be
noeming tot hoofd der herhalingsschool aldaar aan
neemt;
b. Een schrijven van A. Faas, gemeentebode, wo
nende te Oppenhuizen, daarbij zijne groote erkentelijk
heid en dank uitsprekende voor de hem toegekende
jaarlijksche toelage van f 325, ter voorziening in zijn
levensonderhoud, nadat hij eervol ontslag zal hebben
verkregen;
c. Een schrijven van B. en W. der gemeente IJlst,
waarbij, in antwoord op een desbetreffende vraag, wordt
medegedeeld, dat van hen geen voorwaarden verwacht
kunnen worden voor de exploitatie van het tonnenstel
sel in het tot de gemeente Wymbritseradeel behoorend
gedeelte van Nijezijl;
d. Proces-verbaal der op 10 October j. 1. door B. en
W. gehouden kasopname bij den gemeente-ontvanger,
waarbij boeken en kas in orde zijn bevonden;
e. Een schrijven van A. Koldijk te Nijezijl onder
Oosthem, daarbij verzoekende, nu de opslagplaats van
grind enz. aldaar van een houten walbeschoeiing zal
worden voorzien, hem een kleine oppervlakte water
in koop af te staan, waardoor de te maken wal in
rechte richting kan worden doorgetrokken.
De Voorzitter stelt voor dit laatste adres te stellen
in handen van den gemeente-opzichter ten fine van
advies en de overige medegedeelde stukken voor kennis
geving aan te nemen.
Conform wordt besloten.
De Voorzitter herinnert, dat de termijn van goedkeu
ring der tolheffing voor de bruggen te Heeg en te
Wolsum met 1 Jan. 1906 afloopt; B. en W. stellen nu
voor de desbetreffende verordeningen ongewijzigd op
nieuw vast te stellen en daarop de koninklijke goedkeu
ring aan te vragen.
Zonder discussie en hoofdelijke stemming wordt
conform besloten.
3. Vaststelling der gemeente begrooting voor 1906.
Over een voorstel van de commissie voor het nazien
der ovengenoemde begrooting, om den post onderhoud
vaarten te verhoogen met f 1000 en alzoo te brengen
op f 1600, en in verband daarmede de post Hoofdel. Om
slag met f 1000 te verhoogen, had in de vorige verga
dering staking van stemmen plaats.
Alsnu wordt dit voorstel weder in stemming ge
bracht, waarvan de uitslag is dat er zich wederom 7
stemmen voor en 7 tegen verklaren, zoodat het voor
stel der commissie hierdoor als verworpen wordt be
schouwd.
Hierna ontspon zich, evenals in de vorige vergade
ring, ook nu eene uitgebreide discussie over het
voorstel der ovengenoemde commissie, om de tol op
den weg van Hommerts naar Heeg af te schaffen.
Eenerzijds vindt men de tolheffing onbillijk, omdat
deze slechts drukt op een zeer gering deel van de ingeze
tenen der gemeentezoo moeten o. a. karrijders uit de
dorpen Heeg, Gaastmeer enz. tol betalen, terwijl die
uit andere dorpen, welke langs andere wegen gaan, zijn
vrijgesteld.
Enkelen spreken zich uit voor afschaffing van alle
tollen op wegen en op bruggen.
Anderzijds acht men ’t billijk dat voor het gebruik van
wegen en bruggen, welke zooveel onderhoud eischen,
iets wordt vergoed.
De Voorzitter herinnert nog dat de weg van Heeg
naar Hommerts met de brugoverde Wymerts geheel
op eigen kosten is gemaakt, waarvoor bij Kon. besluit
eene tolheffing werd goedgekeurd. Andere wegen
werden aangelegd met'een provinciaal subsidie van 15,
20 of 30 pet., onder voor waarde dat geen tol geheven
mocht worden. Bovendien, zegt spr., bedraagt, bij
opheffing der bedoelde tol, het nadeel voor de gemeente
minstens f 1000, daar dan een brugwachter aangesteld
en gesalarieerd moet worden.
Ten slotte wordt een voorstel van den heer A. H.
Tromp, om den post opbrengst van de tol op den weg
van Hommerts naar Heeg te laten staan, doch inmid
dels, in elk geval nog in de eerste helft van 1906, een
rechtskundig advies in te winnen om, zoo mogelijk, tot
De Friezen, vooral de Staverschen, waren
op weerwraak bedacht. Stavoren wist te be
werken dat Bolsward en Dokkum gezamenlijk
met hem oorlogsschepen uitrustten, om ook
eens Denemarken te teisteren. Veertien sche
pen gingen onder zeil; 6 roofden en plunder
den op de kusten van Jutland (Denemarken),
doch verloren ook veel volk; de 8 andere be
zochten de kusten van Noorwegen, waar zij
weinig anders konden doen dan enkele dorpen
in brand steken. Op den terugweg beliep de
hereenigde vloot een storm, waardoor 4 schepen
vergingen en de 10 overige te Stavoren bin
nen liepen.
Kort daarna kwamen de Noormannen weer
en brachten veel schade. De Staverschen,
die ’t meest tot den Noorschen tocht hadden bij
gedragen, kregen nu van de andere Friezen de
schuld van deze Noorsche wraakneming. Doen
Stavoren stelde de anderen tevreden door
de aanbieding van een goed deel van den be
haalden buit, terwijl Stavoren alleen de geheele
vlootuitrusting zou betalen.
Kort daarop veroverden de Staverschen
weer 4 Noorsche schepen (2 op de Eems en
2 op de Lauwers) en verdeelden den buit
onder al degenen, die bij den jongsten inval ver
lies hadden geleden. Stavoren behield alleen
de 4 schepen.
Als men de lijst der bisschoppen nagaat, die
op den zetel van Utrecht geplaatst werden,
(Utrecht was toen ’t eenige bisdom in Neder
land en de bisschop bezat ook groote wereld
lijke macht,) dan vindt men er verscheidene
Friezen onder. (Een er van geboortig uit
Gauw.) Zoo was omstreeks het jaar 837 Fre-
derik van Adelen bisschop. Hij behartigde
zeer den bloei der kerk in dit zijn geboorte
land. In 838 zond hij kanunnik Odulphus
(Odolfus, Odulfus) met last om zich te Stavo
ren als leeraar te vestigen en om van daaruit
toezicht over het geheele gewest te houden.
Deze priester was de eerste vaste leeraar in
Stavoren. Hij deed veel om de geloovigen in
de goede paden te houden en stichtte aan den
westkant van Stavoren een klooster, dat eerst
met 12 personen bevolkt werd. Dit St. Odul-
fus-klooster is later zeer in bloei toegenomen,
doch door de verwijding van de zee moest
het in 1319 verplaatst worden en later is ’t
naar Hemelum overgebracht. Bij een zeer lage
ebbe kon men in 1430 en nog enkele malen
later de overblijfselen van de kloosterkapel op
voor siffi es ommi
g-
i.
11
KEEKER COURANT.