MI.IIWS- H IIIIEKTEJIIEDLIII VOOll SiW EJ WlSTIiEkEJ. Stavoren. I II II I I 1 I I II li I DE DOODE MILLIOMAIR. BE od. Uitgever: B. FALKENA Mzn., Singel, Sneek. Uit de Raadszaal. Feuilleton. 1 No. 85* Toen stond hij plechtig op en verdween. Wordt vervolgd. aan. HOOFDSTUK XXXIX. HOOFDSTUK XL. waagstuk, dat gij ging ondernemen maar hij deed in den nacht toen hij plotseling stierf. Hij vernam ook Dit blad verschijnt WOENSDAGS en ZATERDAGS. ABONNEMENTSPRIJS voor Sneek f 0,40 per 3 maanden, franco per post f0,50. Abonnementen worden te allen tijde aangenomen. 71o- ave, ans, 'ten, i, in >oek lerl.- flink nen- I nu Lijn- O sl. Boe- angt men ding rijen erd- ko- Daar vernam Richbertha, dat de schatmeester met zijn schip en rijke lading de haven van Stavoren was binnengeloopen. De schatmeester spoedt zich naar ’t paleis. »En gij voert mij eindelijk den onbekenden schat van in iren Ge- i G. geb. :avo NTog htb. .an- tige akt; ledi- dee- ijke, ikke icht- 50. don en en oote gra- hans feïll. ’,75. ïeld, stra- ;em- sche enz. sch, llin- lem, den, iten, kke ten, f 6. n v. d. arop 49, staarde zij op ’t stuk zeevisch voor haar; daarin zat de weggeworpen ring. Van dat oogenblik dagteekent haar verval en dat van Stavoren. Richbertha zag haar schepen vergaan, haar rijkdommen plunderen, haar marmeren paleizen door de zee verzwelgen. En ten laatste moest de trotsche weduwe bedelen om brood! Proft volhardde bij zijn denkbeeld en was zeer ver heugd den eenen schakel na den anderen te vinden in de keten van bewijzen, die hij noodig had. Hij was overtuigd dat Heinz Werling niet alleen was geweest Dat is waar, erkende Schmelzer besluiteloos, maar Hij was geheel de kluts kwijt. Heinz Werling, dien men dood gevonden en begraven had, stond frisch en gezond voor hem en leidde het leven van een million- nair. Voor een oogenblik vergetende dat hij vermoedelijk met een misdadiger te doen had, deed hij Werling allerlei vragen, om zijn nieuwsgierigheid te bevredigen. Wie was de doode man, dien wij in uw kamertje vonden Mijn tweelingbroeder, Robert Werling. Hij kwam mij bezoeken en stierf plotseling aan een beroerte. Ik verwisselde van kleeding met hem. Hij had mij verteld, dat niemand in Duitschland hem kende, dat hij dien zelfden avond deze woning zou betrekken, waar nog geen enkele bediende hem kende. Hij zei ook, dat hij het onrecht, aan mij begaan, wilde goedmaken en zijn geheele vermogen bij testament aan mij had vermaakt. Toen hij dus dood ineenzakte in mijn kamer, werden al zijn bezittingen met volle recht mijn eigendom. Als Heinz Werling bleef hij dood in mijn kamer liggen als James Walter ging ik hierheen en nam in bezit, wat mij rechtens toekwam. Als in een droom luisterde Schmelzer naar dit verhaal. Hij kon zich de zaken bijna niet duidelijk voorstellen; doch een inwendige stem zeide hem, dat Werling waar heid sprak. Gebruik makende van Schmelzer’s verwarring, ging Heinz haastig voort met vertellen. Hij verklaarde,hoe alles gekomen was, sprak over het complot dat Hollenberg hem had toegedicht, en hoe hij had toegestemd den graaf op reis te vergezellen, niet echter om hem te vermoorden, wel om hem tegen den misdadigen aanslag te beschermen, waarvan hij bestemd was het slachtoffer 54) Ik heb beloofd, zei Schmelzer, dat ik niet zou verra den, wie de man was, die mij mededeelingen wilde doen doch slechts onder voorwaarde, dat deze man niet medeplichtig zou wezen maar gij, Heinz Wer ling, zijt aangeklaagd wegens moord op graaf Botho Ahlers! Gij zijt mijn gevangene! Wilt gij naar mij luisteren? vroeg Werling, die wat kalmer was geworden. Gij waart mij altijd vrien delijk gezind. Gij kent de geschiedenis van mijn leven; eenmaal hebt ge vroeger medelijden met mij gehad ontzeg mij nu ook uw medelijden niet en help mij! Wat? Ik, een ambtenaar van de politie, zou ik iemand helpen vluchten, die aangeklaagd is wegens moord? Neen, niet helpen vluchten, maar bijstand ver- leenen om den waren schuldige te ontdekken. Neen, ik kan niet naar u luisteren, ik moet mijn plicht doen. Gij moet voor het gerecht uw onschuld bewijzen. Wanneer ik van mijne vrijheid beroofd word, kan ik die niet bewijzen ik zou mij zelven reeds bij het gerecht hebben aangemeld, wanneer ik niet had ingezien dat alles tegen mij is. Ik bid u ik bezweer u denk eens na: dat gij hier in deze kamer zijt, dat ik in uw macht ben, dat gij mijn geheim kent, van dat alles ben ik toch zelf de oorzaak, niet waar? Ik zelf verzocht, dat gij hier zoudt komen. dit om een onschuldige niet om een schuldige te redden. Nu kwam het er op aan een moeilijkheid te overwin nen: hoe zou hij de misdaad van Hollenberg bewijzen zonderde getuigenis van Werling? Hollenberg kon slechts gevangen genomen worden onder aanklacht dat hij, in overleg met Heinz Werling, den moord had beraamd. Wie zou nu bewijzen dat Heinz Werling geen deel had aan den moord? Toen Heinz zag dat Schmelzer bereid was alles voor hem te wagen, zeide hij: Ik smeek God, dat de geheele wereld eenmaal moge vernemen dat ik onschuldig ben aan den afschuwe- lijken moord. Wat mij ook overkome, ik wil het dragen wanneer mijn onschuldige vrouw en mijn kind slechts worden bevrijd van dien verschrikkelijken smaad. Tot bijna middernacht bleven de twee bij elkaar. Schmelzer toonde zich bereid om naar Werling’s plan te handelen. Hij moest trachten de aandacht van Proft zooveel mogelijk af te leiden van ’t spoor van den ge- heimzinnigen bezoeker in de Reichenbergerstraat en al zijn opmerkzaamheid vestigen op «den prins«, als be drijver van den moord en den diefstal. Wanneer hem dit mocht gelukken, was het overige tamelijk gemakke lijk. Maar hoe kon hij dit bereiken, zonder Heinz Werling daarin te betrekken? IV. Richbertha van Stavoren. (1200.) In deze jaren stond Stavoren aan de spits der han- delssteden van West-Europa. De groote kooplieden waren rijk en wedijverden met elkaar in het tentoon spreiden van overdadige pracht. Aan de spits dier rijkaards stond Richbertha, de weduwe van den rijksten groothandelaar en reeder der stad. Zij bezat meer dan honderd schepen. De grootste weelde spreidde zij ten toon om boven de anderen uit te blinken. In haar marmeren paleis was de vloer hier en daar met zilveren platen bedekt, de wanden lieten goud blinken en overal schitterden diamanten. Om haar ijdelheid te streelen, gaf zij de schitterendste gastmalen. Op zekeren dag bezocht een onbekende deftige vreemdeling de beroemde stad en verzocht toegang tot het paleis der beroemde weduwe. Schitterend werd hij ontvangen, want Richbertha wilde tegenover een zoo voornaam uitziend edelman al haar weelde ten toon- spreiden. Hij gaf zijn verbazing in vleienden toon te kennen over zooveel pracht. Voor ’t festijn begon, vroeg hij hoffelijk om een klein stukje brood, waarop Richbertha antwoordde: »Brood? Brood eet men hier niet; dat is de kost der armen!* De vreemdeling trok de schouders op. Hij gebruikte een weinig van de heerlijke spijzen en trok al spoedig aller aandacht door de verhalen zijner avonturen. Richbertha ergerde zich, dat die vreemdeling meer de aandacht der tafelgasten vergde dan de rijkdom barer tafel. Telkens wees zij hem op de uitgezóchte schotels en eindelijk vroeg zij hem: »En wat zegt onze Oos- tersche vriend van onze Friesche maaltijden? De vreemdeling prees den rijkdom van ’t paleis. »En hoe vindt gij de spijzen en dranken?» De vreemde vond ze nergens zoo uitgezocht, maar... hij miste ééne zaak; ééne spijs, die de beste was van alles wat de aarde voortbrengt. Richbertha was woedend en bleek en sidderend vroeg zij: Welke spijze kan beter en kostbaarder zijn dan wat gij hier op tafel ziet? Wat kan hier ontbre ken De vreemdeling herhaalde nog eens zijn bewering en zei op haar aandringen, om de spijs te noemen: »Ik noem het niet. Gij bezit meer dan honderd sche pen, die overal de zeeën bevaren en het u in overvloed kunnen aanbrengen. Noemen doe ik ze niet, maar als gij het gevonden hebt, dan ziet gij mij te Stavoren weder*. VERGADERING van den Gemeenteraad van Sneek, op Maandag, den 23 October 1905, ’s voorm. ten 10 ure. Tegenwoordig zijn 13 leden; afwezig met kennisge ving de heeren Dokkum, wegens familieomstandigheden, en Veen, wegens ongesteldheid. Voorzitter de heer Mr. D. Alma, Burgemeester. Secretaris de heer Jac. van der Laan. Punten van behandeling 1. Resumtie der Notulen. Na lezing door den Secretaris, worden de notulen der op 30 September j.l. gehouden vergadering onver anderd goedgekeurd en gearresteerd, 2. Mededeeling van ingekomen stukken enz. De Secretaris doet mededeeling van: a. Eene missive van Ged. Staten, daarbij kennis ge vende, dat Z.Ex. de Minister van Binnenlandsche Za ken, krachtens machtiging van H. M. de Koningin, beschikkende op het voorstel dezer vergadering om toepassing van art. 43, 2e lid der Drankwet,' heeft ver zocht mede te deelen, dat er bezwaar bestaat aan dat voorstel gevolg te geven Eene resolutie van Ged. Staten, tot goedkeuring van het dezerzijds genomen besluit van 30 Sept 11., tot aankoop eener inschrijving op het Grootboek, groot f 2080.85 c. Een schrijven van mej. J. van Maanen alhier, dat zij hare benoeming tot onderwijzeres in de handwerken aan school no. 3 aanneemt; d. Een idem van den heer C. Houwink alhier, dat hij de voorwaarden van het raadsbesluit van 30 Sept, j.l. aanneemt; e. Een idem van het Bestuur der Sneeker Ambachts school, daarbij aanbiedende de begrooting van ontvang sten en uitgaven over 1906; f. Een idem van de commissie van de gemeentelijke Muziek- en Zangschool, berichtende op welke voor waarden zij genegen is het beheer over een Redelijk Muziekcorps te voeren; g. Een adres van H. Kanon, visscher alhier, om gebruik van gemeentegrond aan en in de Franekervaart, voor zijn visschersbedrijf; h. Een idem van den Voorzitter en den Secretaris der afd. «Sueek* van de vereeniging Volksonderwijs*, om over te gaan tot de aanstelling van een schoQl-arts; i. Een idem van A. Schurer Azn alhier, verzoekende den leeftijd lager te stellen voor den eventueel te openen cursus in teekenonderwijs op verzoek van het ADVERTENTIëN 4 cent per regel. Bij abonnement van 500 regels 3 cent en van 1000 regels 21/» cent. Groote letters naar plaatsruimte. het Oosten aan?* vroeg zij juichend. De man antwoordde: «JaIk heb eindelijk, na veel zwerven, ’t rijkste voortbrengsel der aarde gevonden!* «En wat is het? Hoe noemt gij het?* «Edele vrouwe! het is de tarwe van de Oostzee- landen!* Richbertha was als van den donder getroffen. En toen hij haar zijn reis uitlegde en de rampen, die hem getroffen hadden, toen meende zij nog, dat de schat meester misschien schertsen kon. Zij zag hem smee- kend aan en riep: «Ach, ik had moeten begrijpen, dat gij uit kortswijl van tarwe spreekt; maar noem mij nu ’t kostbaarste kleinood en groot zal uw belooning zijn «Edele vrouwe! Ik spreek de zuivere waarheid en ik hoop dat ook u de oogen open gaan, om te begrij pen, dat tarwe de kostbaarste schat is!« Richbertha, bijna stikkende van woede, riep: «Langs welke zijde van het schip hebt gij de tarwe ingeladen?* «Aan stuurboord, edele vrouwe!* Gebiedend stak zij den arm uit en riep krijschend: «Dan, werp ze terstond aan bakboord weer in zee!* En toen de schatmeester haar het zondige daarvan onder ’t oog bracht, riep zij: «Zwijg! Wien behoort de tarwe? Werp ze in zee en spoed u uit mijn oogen!* En Richbertha ging zelf naar de haven om te zien, of haar bevel volbracht werd. Morrend en vloekend schepten de schepelingen de tarwe in zee, terwijl de armen der stad de vrouwe omringden en brood voor hun kinderen vroegen. Maar des te woedender dreef zij de matrozen aan: «Schept uit en rep u wat! In zee! Ik gebied het u, ik!«- Toen stond eensklaps de onbekende vreemdeling in Oostersch gewaad voor haar en sprak plechtig: «Gij ziet, dat ik woord houd. Uw schatmeester heeft in waarheid het kostbaarste, het edelste voortbrengsel der aarde u aangevoerd en gij versmaadt en verwerpt het in dollen overmoed. Weet, o vrouwe! eens zult gij ge brek lijden aan wat ge thans met zooveel verachting in zee werpt.- Krijschend klonk de schaterlach der trotsche we duwe: «Wie zijt gij, vermetele vreemdeling, om mij te durven hoonen? Zou ik ooit gebrek kunnen lijden? Neen, gij zult mij niet ten tweeden male bedriegen" Ziehier mijn kostbaarste ring; eer brengt de zee mij dezen ring terug, dan dat ik gebrek zal hebben aan één korrel graan!” En zij slingerde het kleinood in zee en betrad vol bitterheid weer haar paleis, gevolgd door de verwen- schingen van matrozen en armen. Weinige dagen later zat Richbertha aan den maal tijd en werd eensklaps bleek als een doode: bevend Richbertha’s geluk was verwoest. Geheel Stavoren wist nu, dat zij, hoe rijk en machtig ook, toch’t kost baarste voortbrengsel der aarde niet bezat, ja, zelfs niet bij name kende. Moest zij onderdoen voor den ge- ringsten vorst in ’t Oosten? Wat kan haar dan ont breken? En is zij niet rijk genoeg, om dat ontbrekende zelfs met volle scheepsladingen aan te voeren? Zal zij niet langer de alvermogende Richbertha van Stavo ren zijn? Zij zendt haar schatmeester met een harer beste schepen, waarop het beste scheepsvolk geplaatst is, om alle zeeën in ’t Oosten te bevaren, de hoven en kasteelen aldaar te bezoeken. Geld krijgt hij in over vloed mee! Rijkelijk wordt het schip van uitnemenden leeftocht voorzien. Men stak in zee, zwierf overal, deed al de Oostersche havens aan, maakte verre tochten in ’t binnenland op, bezocht de aanzienlijkste hoven en prachtigste kastee len. Doch nergens vond de schatmeester een gerecht, dat kostbaar mocht heeten, of ’t was in overvloed op de tafel van Richbertha te vinden. Slechts één bijzonderheid merkte hij in den begin ne op, maar later werd er niet meer op gelet: overal werd hem bij ’t binnentreden brood en zout aangebo den. Dat scheen een eigenaardig gebruik, maar hij had er niets mee te maken. Immers brood en zout zijn volstrekt niet ’t beste; zout was steeds op Richbertha’s tafel en brood noemde zij ’t voedsel der armen. Bitter teleurgesteld ving men den terugtocht Schatten gouds uitgegeven en niets gevonden. Nu braken er hevige stormen los en stortzeeën ver nielden alles op ’t dek en de meeste proviand was door 't zeewater bedorven. Allengs begon ’t zoute vleesch tegen te staan. Men begon er van te walgen en werd ziek. Het scheepsvolk schreeuwde om brood. Nu besloot de schatmeester een haven op te zoeken om eenigszins tot herstel te komen. Hij liep een Oost- zeehaven binnen en zijn eerste werk was brood te koopen. En als hij zelf, uitgeput en ziek, de eerste bete broods in den mond stak, ging hem een licht op: Brood, ja, dat was de edelste spijs! En dat ontbrak nooit op de tafels der Oostersche vorsten! Zijn besluit was genomen: hij kocht een lading van de beste tarwe en nam welgemoed de terugreis aan. 1 te worden. Hij vertelde van zijn laatste bezoek bij den graaf, en hoe hij volstrekt geen vermoeden had gehad van hetgeen er gebeurd was, totdat hij er over gelezen had in de kranten. Toen hij alles verhaald had, was Schmelzer ten volle overtuigd van zijn onschuld. Hij sloeg ook geloof aan Werling’s zeggen, dat deze een onderhoud met hem als ambtenaar van politie gevraagd had, omdat hij hoopte door te gaan voor zijn broeder Robert, en op die wijze toch aan de ontdekking der waarheid kon mede werken. Toea Heinz hem verhaalde van het voorstel, dat de «Prins* hem had gedaan, twijfelde Schmelzer volstrekt niet meer, wie de eigenlijke moordenaar was. Nadat Werling vertrokken was, waren de «Prins* en een van zijn makkers het huis binnengedrongen, bij den juweelendiefstal door den graaf overvallen en had den hem gedood. Thans dooizag Schmelzer de geheele zaak en ook dat Proft gelijk had met zijn meening betreffende de ver dwenen cognacflesch. Hij had oprecht medelijden met den man, dien hij nimmer als een slecht mensch had beschouwd. Eigenlijk zou hij hem gevangen moeten nemen, dat was zijn plicht. Doch bezield door het veMangen om zijn eigen inzicht van de moordgeschiedenis ten slotte erkend te zien als de ware en ook om Heinz Werling te vrijwaren tegen het smadelijke, dat eene gevangenneming moest na zich sleepen, besloot Schmelzer alles te wagen en voorloopig het toevertrouwde geheim te bewaren. En als hij op het spoor kwam van de raadselachtige misdaad en den moordenaar aan de justitie kon over leveren, dan was dit een gevolg van Werling’s mede deelingen met deze overweging trachtte hij zijn geweten gerust te stellen. Het was een wanhopig 1 1 I iwe, :W0- I

Kranten in de gemeente Sudwest-Fryslan (Bolswards Nieuwsblad, Sneeker Nieuwsblad en Friso)

Sneeker Nieuwsblad nl | 1905 | | pagina 1