Stavoren.
ÏIUIWS- EA AllïERTEiWIEBLAII
101)11 SUEBI EJ MSTREkEI
DE DOODE MILLIOOAIE.
Zaterdag 28 October 1805.
60e Jaargang.
No. 86.
Uitgever: B. FALKENA Mzn., Singel, Sneek.
'I
Feuilleton.
1
HOOFDSTUK XL.
Dit blad verschijnt WOENSDAGS en ZATERDAGS.
ABONNEMENTSPRIJS voor Sneek f 0,40 per 3 maanden,
franco per post f0,50.
Abonnementen worden te allen tijde aangenomen.
I
ADVERTENTIëN 4 cent per regel. Bij abonnement van 500
regels 3 cent en van 1000 regels 2% cent. Groote letters naar
plaatsruimte.
55)
Wilhelm knikte haar toe en had gaarne nog iets
gezegd, doch zijn moeder maakte een einde aan het
gesprek met de verklaring, dat zij in haar huis niets
meer wilde hooren over die zaak zij had er nu meer
dan genoeg van. Als zij over den moord wilden spreken,
konden zij naar buiten gaan, achter in den tuin,
maar zij had geen lust er bij te zitten en hun praatjes
aan te hooren.
Wilhelm prentte zich deze woorden in het geheugen;
in huis sprak hij er dan ook niet verder over, doch
toen hij in het koetshuis ging om zijn rijtuig te halen,
dacht hij verder over de zaak na.
Wanneer de politie navraag kwam doen mocht hij
daar niet over zwijgen. Hij wilde trouwen en was van
meening, dat wie zulke plannen koestert, zeer voor
zichtig moet zijn in al zijne handelingen.
Hij had in de herberg over de zaak hooren spreken
en had ook vernomen, dat de commissaris Proft in de
buurt navraag had gedaan. Daarom reed hij nu naar
het politiekantoor, liet een agent op zijn rijtuig passen
en vroeg den commissaris Proft te spreken.
B)j dien heer verontschuldigde hij eerst zjjn komst
en zei, dat het misschien geheel niet met de zaak in
verband stond; doch daarop vertelde hij van den heer,
die van zijn rijtuig gebruik had gemaakt, en van den
brief, dien hij na het uitstappen gevonden had. Over den
stroomde) had Friesland veel te lijden. Van
Stavoren tót aan de Lauwers telde men 30000
dooden, tusschen Lauwers en Eems 20000 en
in Oost-Friesland ruim 30000.
Veel land is toen verloren gegaan.
Toen Floris V, graaf van Holland, de West-
Friezen onderworpen en den dood zijns vaders
gewroken had (in 1288), toog hij met een
vloot naar Stavoren en werd door deze stad
als landsheer gehuldigd.
Ook Jan I (1296 1299) werd door Stavoren
gehuldigd; de stad stond bij hem in hoogen
gunst en kreeg bevestiging van al de door
vorige graven verleende voorrechten.
Jan II trachtte in 1300, na de West-Friezen
onderworpen te hebben, ook de eigenlijke Frie
zen onder zijn macht te krijgen.
Hij landde met groote macht te Stavoren,
doch werd zoo moedig door de Friezen ont
vangen, dat hij van alle verdere pogingen af
zag. Men weet niet of Stavoren hem getrouw
bleef en men leest ook niet, of de volgende
graaf Willem III in 1304 door de stad erkend
werd. Wel weet men, dat er 1500 Hollan
ders, waaronder vele West-Friezen, in ’t jaar
1506 in Gaasterland landden om vooreerst de
stad Stavoren te bemachtigen. Doch potestaat
Hessel Martena trok tegen hen op zoodat zij
zich haabtig weer op hun schepen begaven.
De Friezen waren nu zeer verbolgen op de
West-Friezen en een groote menigte edelen
en andere Friezen staken van Stavoren naar
Enkhuizen over en plunderden deze stad en
omliggende dorpen. Hierop zonden de Enk-
huizers brandstichters naar Friesland, waarop
de Friezen weer te Enkhuizen kwamen, er 25
huizen verbrandden en een goede buit mee
namen.
In deze troebele tijden schijnen de Staverschen
hunne buiten de stad en elders gelegen lan
derijen moeielijk te hebben kunnen bescher
men. Daarom gaven zij hunne bezittingen op
’t toen nog groote eiland Urk aan ’t St. Odul-
fus-klooster. Zoo werd dit eiland geheel het
eigendom van dit Staversche klooster.
Doch ook dit klooster, even ten Zuiden van
de stad gelegen, was niet veilig. De Enkhui-
zers gingen op Kerstnacht van 1310 scheep
en plunderden en verbrandden ’t klooster. De
burgers van Stavoren kwamen haastig te hulp
en redden ’t grootste deel van het gebouw,
terwijl nog eenige Enkhuizers, die hun schepen
te zwaar met buit beladen hadden, achterhaald
en voor ’t klooster opgehangen werden.
inhoud van den brief zweeg hij; nu hij vijfhonderd mark als
vindersloon had ontvangen, meende hij over dien inhoud
te kunnen zwijgen. Maar hij zei, dat het adres van
den brief aan James Walter gericht was, dit was de
zelfde heer, dien hij gereden had en aan wien hij dien
brief had teruggegeven. Ook zei hij, dat de sprekende
gelijkenis van dien heer met hun overleden huurder
hem zoodanig getroffen had, dat hij daarover meerma
len had nagedacht en er thuis over gesproken had.
Proft bedankte den jonkman vriendelijk voor deze
mededeeling en Wilhelm Kobitz vertrok zeer tevreden,
omdat hij als aanstaand echtgenoot zoo zijn plicht had
gedaan.
Dat is Robert Werling daar is geen twijfel
aan, dacht Proft, maar ik begrijp niet, hoe hij million-
nair kan wezen en waarom hij zich James Walter noemt.
En als hij dien avond bij zijn broeder is geweest, waarom
heeft hij zich dan niet onmiddellijk bij de politie
aangemeld? Hm, dat is duidelijk omdat hij zich
thans James Walter noemt en niet zeggen wil, dat hij
Robert Werling is, de broeder van een tuchthuisboef
en moordenaar. Dit verklaart alles! Ik zal hem eens
overvallen en hem de eer van een gesprek verzoeken.
Eerst zal ik de hulp inroepen van Dornau, ik moet
weten wanneer hij gewoonlijk uitgaat en thuis komt,
en Dornau moet eerst onderzoeken of hij de rechte man
is. Bij millionnairs mag men zich niet vergissen, want
dat loopt altijd leelijk af.
Gedurende den nacht peinsde Schmelzer over de
zaak en den volgenden morgen had hij een plan gereed.
De eenige bedenking, die hij aanvankelijk had, was
weggevallen.
Blijkbaar hadden twee personen ontdekt, dat de mil-
lionnair uit de Diergaardestraat niet was Robert Werling,
ook genaamd James Walter; die twee waren de Fransche
In dit jaar hadden de Stellingwervers en
Schoterlanders ’t te kwaad met den bisschep,
waarop Westergo en Stavoren den Hollandschen
graaf huldigden, zeker ook om van die gedu
rige twisten met de West-Friezen af te zijn.
Eenige jaren later werd de verstandhouding
echter minder.
Daarom zond graaf Willem een vloot, die
in de Zuiderzee de Friesche schepen veel na
deel toebracht, terwijl de kuststreken in de na
bijheid van Stavoren geplunderd werden. De
Friezen werden die kwellingen moede en in
1328 werd de abt van ’t St. Odulfus-klooster
met eenige afgevaardigden van Stavoren en
Westergo naar Haarlem gezonden om met den
graaf te onderhandelen. Willem III werd weer
gehuldigd. Eenige Friezen moesten samen 1500
mark Engelsch aan boete betalen, omdat zij
eertijds *s graven schouten verjaagd hadden.
Ook moesten zij te Stavoren de woningen van
Hollandsch gezinde burgers, die verwoest
waren, herbouwen.
Men denkt, dat Stavoren in dezen tijd reeds
in macht en aanzien gedaald was. Toch dreef
’t nog een belangrijken handel. Het Hanse-
verbond, dat oorspronkelijk alleen tusschen
Lubeck en Hamburg gemaakt werd (1241) om
elkaar tegen zeerooverijen te beschermen, breid
de zich steeds meer uit. In 1292 trad ook
Stavoren toe. In 1331 werden de Staverschen
door Lubeck opgeroepen om de zeeschuimers
te helpen bestrijden, waaruit blijkt, dat Stavoren
toen nog al in tel was. (Van Friesland was ook
Bolsward lid van dit verbond.)
In 1337 werd Willem IV graaf van Holland.
De regeering van Stavoren zond Everhard
Zoeninge, Herman Schuttinge, Eve Gelrids zoon
en Tiedeman Biskop met een huldigingsbrief,
waarin zij gemachtigd werden om, »voor hen
en hunne nakomelingen, poorters van Stavoren,
de hulde te doen aan graaf Willem van Hene
gouwen en Holland als hunnen rechten en
wettigen Heer; hem trouwe te zweren uit aller
naam, naar inhoud der handvesten, die zij van
des Graven voorvaderen hadden ontvangen;
belovende voor vast en bondig te houden alles
wat de vier genoemde personen in dezen zou
den doen, even alsof zij hetzelve in eigen
persoon bezworen en gedaan hadden.®
De afgevaardigden huldigden Willem IV in
Den Haag en deze bevestigde al de oude voor
rechten en handvesten der stad, en vermeerder
de hare privilegies met de bepaling, »dat zoo
wie eenen man dood slaat en de boete aan den
dame en haar begeleider, die vluchtte toen zij gevat
werd. In het eerst had hij die twee personen beschouwd
als gevaarlijk voor zijn plan, doch bij nader inzien was
hij daarvan teruggekomen. Die zouden in geen geval
hierin eene rol kunnen spelen en er slechts op be
dacht zijn om de politie uit den weg te gaan, daar
Schmelzer, toen hij de vrouw vastgreep, zich bekend
had gemaakt als politiebeambte.
Aangezien hij dien morgen werd beziggehouden
voor een andere gelegenheid, schreef hij een briefje
aan zijn ambtgenoot Proft, met verzoek hem zoo moge
lijk dien middag te komen bezoeken»hij had hem
iets bijzonders mede te deelen.*
Wel, wat is er? luidde Proft’s eerste vraag.
Hebt ge werkelijk eene gewichtige ontdekking gedaan
of laat gij u door een valsche hoop misleiden?
Neen, dezen keer heb ik zekerheid.
Zoo! Nu, ik stellig niet minder. Wat zegt ge
wel als ik u mededeel, dat ik ontdekt heb, wie de man
is, die in dien nacht bij Heinz Werling was?
Daarop deed Proft zijn verhaal, dat eindigde met de
ontdekking, dat die bezoeker de broeder van Heinz,
Robert Werling geweest was.
Verbaasd sloeg Schmelzer de handen in elkaar.
Ge zijt een kranige kerel, Proft! riep hij uit.
Wanneer gij u niet vergist, dan hebben wij onzen
man gevonden. Doch ik heb ook een prachtige ontdek
king gedaan, en daarbij moet gij mij helpen. Op grond
van mijne ontdekking kunnen wij den »prins« gevan
gennemen, en dat moet nog vandaag gebeuren. Een
zwaar stuk werk, want hij weet zich wanhopig te ver
dedigen; maar ik weet ook, dat gij daarbij niet gaarne
ontbreekt. En geloof mij, Proft, als wij hem vast hebben,
dan hebben wij den waren moordenaar van graaf
Ahlers. Wel, wel, dat zal opzien baren mooi nieuws
Graaf, aan de stad en aan de bloedverwanten
des verslagenen kan voldoen, dezelve zou niet
gedood worden, noch behoefde de stad niet te
ontruimen.*
Later vermeerderde de graaf nog de voor
rechten der stad en beschermde haar handel
overal. Zoo verleende hij bij open brief van
7 December 1340 aan Stavoren vrijheid van
tollen door geheel Holland en Zeeland en beval
tevens aan zijn onderdanen, die goederen in
pandschap hadden, welke aan poorters van
Stavoren toekwamen, al deze goederen terug
te geven.
Den 29 Nov. 1342 werd dit privilegie nog
een weinig uitgebreid. In Holland en Zeeland
hadden alle goederen, die met Staversche sche
pen aangevoerd werden, vrijdom van tollen,
onverschillig van waar deze goederen kwamen,
mits deze goederen aan Staverschen toebehoor
den.
Tevens werd er volkomen en persoonlijke
vrijheid toegezegd aan alle Friezen, die op de
schepen van Stavoren zouden varen, als zullende
volkomen vrijgeleide in ’s Graven staten ge
nieten en beschermd worden.
Dit laatste was voor Stavoren van groot
gewicht Want te voren durfden de mannen
van Westergo niet op Staversche schepen va
ren, uit vrees dat zij in Holland door den
Graaf zouden aangehouden worden. Daar
door konden de reeders hunne schepen niet vol
doende bemannen en leden schade in hun han
del. Tengevolge van ’t nieuwe privilegie konden
de Staversche reeders weer gemakkelijk zee
volk in Westergo aanmonsteren.
Om dezen tijd had er te Stavoren een nog
al beduidend oproer plaats. Eenige ingezete
nen, denkelijk behoorende tot de niet-handel-
drijvende of zeevarende klasse en zich dus
minder door den Graaf bevoorrecht rekenend,
pleegden vijandelijkheden tegen ’s graven amb
tenaren, omdat zij sommige belastingen slechts
met weerzin droegen. Hidde, de zoon van den
ambtenaar Aelkeman, schoot er ’t leven bij in.
Volgens ’t onlangs verleende privilegie kon de
moordenaar niet aan ’t leven gestraft worden;
doch de graaf gebood en machtigde de schepe
nen der stad, om de schuldigen naar rechten
verdienste te straffen en verklaarde elk, die
zich tegen de uitoefening des rechts mocht
verzetten of de rechters mocht beleedigen,
strafbaar aan lijf en goed als verstoorders der
gemeene rust. Hierdoor schijnt de oproerige
geest geweken te zijn,
Hoe Willem IV in 1345 met een groot leger
naar Friesland overstak en daar het leven liet
met een groot deel der zijnen, zullen we in een
slot-artikel zien. Slot volgt,
voor de kranten. Daar zullen we allebei eer mee behalen.
Ge zijt een beste kerel, Schmelzer! maar ik zou
liefst ten spoedigste die geschiedenis met Robert Wer
ling ten einde brengen.
Eerst moeten wij den Prins in hechtenis nemen.
Goed! Wanneer moet dat gebeuren?
Dezen avond. Zij hebben weer iets op het oog
hij heeft langdurige beraadslagingen gehouden met
Kalmuck; door een toeval hoorde ik van hun plan, en
ik weet, waar zij dezen avond samenkomen. Het is een
gevaarlijke sluiphoek in ieder geval moeten wij een
paar flinke, sterke mannen meenemen; zonder strjjd zal
het zeker niet afloopen?
Hoe wilt ge hen aanpakken?
Ik heb Sophie Flanzer omgekocht; die zal ons
helpen. Kom tegen zes uur bij mij, wilt ge?
Best!
En doe geen stappen in welke richting ook
voor dit stuk werk afgedaan is; anders geven wjj
alles uit onze' handen! Begrepen?
Jawel om zes uur?
Om zes uur. Wanneer gij mij hebt geholpen, zal
ik u helpen bij de uitvoering van uw plan. Zoo wassche
de eene de andere schoon.
Proft knikte toestemmend en daarop scheidden zij.
Een oogenblik keek Schmelzer met een zegevierend
lachje zijn ambtgenoot na.
Daar hebt ge mij heerlijk in de kaart gespeeld,
vriend Proft! spotte hij. Je bent overtuigd, dat James
Walter eigenlijk Robert Werling is welnu, hij mag
zijn leven lang Robert Werling blijven. (Wordt verv.)
V.
Toen in 1228 de bisschop van Utrecht geen
gehoorzaamheid kon erlangen van de Dren
tenaren en Groningers, ontbood hij volk uit
geheel zijn gebied; vooral de Friesche Woud-
streken en Stavoren leverden vele kloeke man
schappen.
De Drentenaren onderwierpen zich en moes
ten een behoorlijke schatting betalen en 40
gijzelaars ten onderpand geven. Na afdanking
van ’t leger bezocht bisschop Wilbrand Stavo
ren, Harlingen, Leeuwarden en Dokkum en
werd daarna door Groningen en Drente ge
huldigd. Doch in ’t volgend jaar werden de
Drentenaren al weder oproerig en nu kwamen
ook de mannen van, Oostergo, Westergo en
Stavoren den bisschop te hulp. Opnieuw werden
de Drentenaren getuchtigd, doch in ’t volgend
jaar 1230 herhaalde zich de opstand. Bisschop
Wilbrand maakte weer alarm in ons gewest en
de Friezen vormden twee legers; de deken van
Staveren had ’t bevel over de mannen van
Stavoren en Westergo, die bij Bakkeveen la
gen. In ’t volgend jaar onderwierp Drente
zich en betaalde 2000 pond Groninger munt.
Toen graaf Willem II van Holland tot
Roomsch-koning van Duitschland gekozen was,
bracht hij eerst in ’t keizerrijk de zaken in ’t
reine en trachtte toen ook door de bewoners
van eigenlijk Friesland gehuldigd te worden.
Vooral de abt van Stavoren was Willem zeer
genegen, maar de overige Friezen onder hun
potestaat Sikko Sjaardema wilden niets van
Holland weten. Een paar jaar later (1256)
moest Willem zelfs nog tegen de West-Friezen
optrekken, waarbij hij gedood werd.
Sommige kronieken verhalen, dat nog na ’t
jaar 1260 de Vliestroom tusschen Enkhuizen
en Stavoren zoo smal was, dat een plank van
matige lengte voldoende was om er over te
gaan. Andere schrij vers begrepen echter, dat
dit onmogelijk waar kon zijn. Wel weet men,
dat in 1267, de edelman Hartman Galama, die
land bezat, waar nu zich de zee bevindt ten
Westen van Stavoren, in een put of dobbe
haring vond; hij begreep, dat het zeewater
zijn land reeds ondermijnd had en verkocht
deze gevaarlijke bezitting om zich meer land
waarts in bij Koudum te vestigen. Later bleek
dat Galama goed gezien had, want vooral
door den geweldigen vloed van 1287 (toen ’t
zeewater bijv, te Jorwerd door de kerkramen
HEE
>1
OURANT.