NIEUWS- EJi ADVERTENTIEBLAD
VOOR SSEEK ES OETREEEJ.
Stavoren.
DE DOODE MILLIOMAIR.
I1
II
Woensdag 1 November 1905.
60e Jaargang.
No. 87.
Uitgever: B.
FALKENA Mzn., Singel, Sneek.
Feuilleton.
r
;n
er
9
HOOFDSTUK XLI.
van
EL
et
el
Dit blad verschijnt WOENSDAGS en ZATERDAGS,
ABONNEMENTSPRIJS voor Sneek f 0,40 per 3 maanden,
franco per post f0,50.
Abonnementen worden te allen tijde aangenomen.
re.
Ie
is-
ta
1,
st
t e
n,
d-
u-
jr
2,
hij het Geiger «nog wel eens betaald zou zetten».
Toen hij den volgenden morgen zijn roes had uitge
slapen, dacht hij heel niet meer aan de uitgesproken
bedreiging doch de kastelein vergat zijne woorden
niet.
Bang was hij niet, o neen; vrees kende hij niet,
anders zou hij zich niet hebben ingelaten met lieden
zooals de Prins en Kalmuck. Maar hij bedacht, dat
iemand, die te veel drinkt en in dronkenschap zijn me
deplichtigen bedreigt, een gevaarlijk persoon is; Bij de
eerste gelegenheid deelde hij daarom aan den Prins
mede dat Kalmuck «dronk en babbelde»; het gevolg
was, dat men het raadzaam oordeelde Kalmuck tot
zwijgen te brengen.
De Prins, die voor zjjn eigen hoofd bezorgd was, zag
de noodzakelijkheid daarvan onmiddellijk in en begon
een plan te beramen.
Op zekeren avond trof hij Kalmuck aan en maakte
met hem de afspraak, dat zij elkaar den volgenden avond
zouden ontmoeten in een achterhuis van zekere afge
legen straat.
Ik heb voor den nacht een mooi plan, waarbij
niets te wagen valt, zeide hij tot zijn makker. Aan
het einde der Kastanjelaan woont een oude vrek, geheel
alleen in een huis; de oude dwaas stelt geen vertrouwen
in bankiers en bewaart daarom zijn geheele vermogen
in zijne woning. Van de werkster, die zijne woning
verzorgt, boodschappen doet enz., weet ik waar bij »den
aap« verborgen houdt. Wij behoeven slechts het huis
binnen te komen en het geld weg te nemen.
Is het baar geld? Geen juweelen of zulke dingen?
En is Geiger niet bij het zaakje betrokken?
Niemand dan wij tweeën en het geheele
vermogen bestaat uit papier en klinkende munt. Kom
morgenavond zeven uur in mijne werkplaats, dan
Dit ge-
de graaf erkende
Men be
was om
We-
56)
Maurits Geiger, de kastelein uit «Het Rad der For
tuin», rookte zijn sigaar achter de toonbank van de
oogenschijnlijk armoedige herberg. Hij zag er uit als
iemand, die tevreden is met het lot en niet te hooge
eischen stelt aan het leven. Zijne klanten, die hem
kenden, hielden hem voor een rijk man, die wel
zijn renten kon leven als hij dit wilde.
Geiger had zeker veel kunnen doen als hij gewild
had! Doch hij wilde liever blijven wat hij was. Sedert hij
in «Het Rad der Fortuin* woonde, was het hem zeer
goed gegaan. Een paar der grootste schurken uit de
misdadigerswereld waren zijne vrienden, doch met geen
enkelen had hij zulke voordeelige zaken gedaan als met
den Prins.
Weinige uren na den grooten diefstal bij graaf Ahlers
waren de juweelen in den kelder van «Het Rad der
Fortuin* veilig geborgen en spoedig daarna door ver
trouwde handen naar Engeland gebracht, waar zij op
de gewone manier behandeld werden. Natuurlijk bracht
de verkoop op verre na niet de wezenlijke waarde op,
en de Prins en Kalmuck waren allebei ontevreden over
hun aandeel in den buit.
Wanneer zij niet zooveel gewaagd hadden, zouden
zij ook wel minder gemopperd hebben; maar het ver
moorden van den graaf gaf hun, naar zij meenden, aan
spraak op een hoogere belooning voor hun nachtelijk werk.
Na zulk een daad als de juweelendiefstal, welke in
geheel Duitschland opzien had gebaard, meenden de
beide schurken gedurende eenigen tijd op hun lauwe
ren te kunnen rusten. Elke verdachte handeling van hen
gaf der politie gelegenheid hen gevangen te nemen, en
waren zij eenmaal in den kerker, dan kon het geringste
toeval hen verraden als de dieven der juweelen van
graaf Ahlers.
De Prins droeg zijne teleurstelling met schijnbare
kalmte, daar hij vreesde in de eerstvolgende weken
door de politie scherp nagegaan te worden. Hij streek
zijn aandeel van den buit op, rookte zijn pijp en leefde
zeer huiselijk, tot groote verwondering van zijn vrouw,
die het vreemd vond, dat hij zoo weinig «voor zaken»
van huis moest.
Zooveel zelfbeheersching bezat Frits Kalmuck echter
op den duur niet. Hij had den grootsten streek van
heel zijn leven uitgevoerd. Hij was medeplichtig ge
worden aan een moord, en daarvoor had hij slechts
een vierde deel ontvangen van hetgeen hem volgens
zijn berekening naar recht en billijkheid toekwam.
Hierom koesterde hij echter geen wrok tegen den
Prins, integendeel, hij beschouwde dien man als
zijn lotgenoot. Zijn wrok keerde zich geheel tegen den
kastelein uit «Het Rad der Fortuin», dien hij een schurk
van de gemeenste soort noemde. Hij geloofde, dat Gei
ger de verkoopsom der gestolen juweelen veel kleiner
had opgegeven dan hij inderdaad had ontvangen, en
alzoo het grootste deel daarvan in eigen zak had ge
stoken.
In zijn verontwaardiging had hij tegenover den kas
telein ook volstrekt geen geheim gemaakt van dit ver
moeden, en toen hij op zekeren avond wat veel gedron
ken had en er geen klanten in de herberg waren,
gaf hij lucht aan zijne gevoelens, door te zeggen, dat
maken wij onze gereedschappen in orde en kunnen
omstreeks tien uur bij de Prenzlauerpoort zijn.
De Prins kende de omgeving daar zeer goed en
wist dat hij op die plek zijn medeplichtige onbemerkt
kon overvallen en tot zwijgen brengen, zonder vrees
voor storing in zijn werk. De gereedschappen moesten
echter meegenomen worden om bij Kalmuck geen wan
trouwen te wekken. Zelf droeg hij ze liefst niet
wanneer hij toevallig eens een politieagent ontmoette,
was het altijd raadzaam, dat hij de hulpmiddelen van
zijn beroep niet bij zich had. De «prins» liet zooveel
mogelijk dit gevaar voor rekening van zijn medeplich
tige, totdat zij gekomen waren op de plaats van hun
«karwei», en ook daar stelde hij zich zoo weinig mogelijk
aan gevaar bloot.
Daarom had hij ook zijn «werkplaats* genoemd als
de plaats van samenkomst. Bij zijn pogen om zelf
buiten gevaar te blijven had hij echter één zaak uit
het oog verloren.
Terwijl hij de afspraak met Kalmuck maakte in een
stille zijstraat, niet ver van «Het Rad der Fortuin»,
waggelde een beschonken vrouw langs hem heen en
leunde een oogenblik tegen den muur. Spoedig wag
gelde zij verder, totdat zij in een steegje verdween
aan het einde daarvan stond een man op zijn gemak
een sigaar te rooken.
Dien man fluisterde zij een paar woorden toe en
daarop ging zij verder. De man bleef nog een paar
minuten staan, wierp zijn sigaar weg en ging heen. Een
half uur later had hij zijn rapport reeds bij den com
missaris Schmelzer ingebracht.
In de stikdonkere steeg, waar de «prins» een kamer
had gehuurd, stonden in een nauw poortje twee flinke,
sterke mannen en spraken met een oude vrouw, die
met haar armoedige meubeltjes dien morgen een kamer
5-
hooren lezen, Salut.
nen en Mederegters van de
Froonakker Franeker), van
Heeren Duizend drie honderd
tot op dezen dag regerende.
«Opdat alle dingen, die inden tijd geschie
den, met denzelven niet vergaan, zoo is noodig,
de geschiedenissen der menschen, door brieven
en zegelen langdurig te doen blijven, ten ein
de de nakomelingen weten mogen, hetgeen
van hunne voorouders gedaan en gehandelt is.
Doen te weten, dat wij voor ons en onze na
volgers na de uitspraak van de discrete
mannen, en de Eerwaardige door de Godlijke
ontferminge Abt van Stavoren Folkerus, mits
gaders van Tjomme, Cureet te Oosterbierum,
aan beide zijden, eendragtelijk genomen, en
daartoe gestelt, dat wij die van Stavoren no
pens al hetgeen wij hen zouden hebben wil
len opdringen, uit liefde en ten aanzien van
regt en justitie verklaart hebben en verklaren
bij dezen vrij te wezen. Beloven daaromme
dat wij dezelve nu, nog tot geenen tijden
overlast of hinder zullen doen; maar dat wij
veel meer alle die van Stavoren, die wij in
onze vriendschap en verbindtenisse genomen
hebben, willen geven een vrije geleide, dat
eeuwig duren zal, zo verre onze geregtigheid
zig moge uitstrekken; gevende over zulks
mede verlof denzelven Staverschen, ’t zij te voet
ADVERTENTIëN 4 cent per regel. Bij abonnement van 500
regels 3 cent en van 1000 regels 2X/» cent. Groote letters naar
plaatsruimte.
of te scheepe; met hunne goederen en koop
manschappen te mogen havenen, staan, ver-
koopen, waartoe wij om hun profijt en oorbaar
te zoeken, aanbieden ons best te doen.
«In kennisse van dezen Brief hebben wij
denzelven met onze zegelen van de oude buur-
te, of van Froonakker, hier aanhangende, be
vestigd, In ’t jaar onzes Heeren Duizend drie
honderd vier en vijftig, ’s daags voor St. Pie
ters banden.*
Ook Albrecht van Beieren werd door Sta
voren gehuldigd. Toen Albrechts mannen op
Terschelling (dat toen tot Friesland behoorde
en veel grooter was dan nu) alles verwoest
hadden, moest hij bescherming verleenen aan
Stavoren, omdat de Friezen op wraak zonnen.
(1367.)
Het St. Odulfus-klooster.dat in 1374 zeer ver
vallen was, werd door den bisschop in de gunst
van al diens onderdanen aanbevolen. Dit
hielp wel iets, maar het klooster kreeg nooit
weer zijn vroegeren luister.
In 1382 had Stavoren geschil met den graaf
van Gelder, denkelijk om handel en tolheffing,
doch dit werd in der minne geschikt en de
Staverschen kregen opnieuw vrijen handel in
Gelder. Drie jaren later werd een geschil met
den bisschop evenzoo bijgelegd. Uit alles ziet
men, dat Stavoren enkel op uitbreiding van
zijn handel bedacht was.
In 1390 kwamen de Hollanders, staken het
St. Odulfus-klooster in brand, terwijl de stad
geplunderd werd. De inwoners wisten het
klooster gedeeltelijk te redden. Ook een paar
huizen in de stad verbrandden. (Denkelijk
waren 't Hollandsche vrijbuiters.)
In 1396 trachtte de Hollandsche graaf met
zeer groote macht de nederlaag van 1345 te
wreken. De Friezen verloren veel volk en
Hollandsche soldaten bezetten Stavoren; Al
brecht hield zoolang verblijf in ’t klooster. Een
goed deel van Friesland werd geplunderd.
Voor hij weer naaf Holland trok, liet de graaf
te Stavoren een sterk kasteel bouwen en sterk
bewapenen en bezetten. Ook op andere plaat
sen bleef nog Hollandsche bezetting. In 1397
werd echter overal de Hollandsche bezetting
weggejaagd, zelfs te Stavoren.
In 1398 werd Stavoren weer door de Hollan
ders genomen, terwijl de Vetkoopers den graaf
huldigden. Hiermede waren echter deze twis
ten nog lang niet geëindigd. Zoo hadden
de Hollanders in 1399 alleen nog Stavoren
over, dat zelfs door de Friezen belegerd werd.
De graaf kwam echter en versloeg de Friezen,
die nu weer voor een tijdje onder zijn macht
kwamen. Walraven van Brederode werd burg
graaf te Stavoren. Doch in 1400 werd Sta
voren opnieuw door de Friezen belegerd en
door de Hollanders ontzet.
Om eens aan te toonen, dat de menschen
destijds met veel minder geld toekonden, ver
melden we hier, dat in Mei 1400 door den
graaf van Holland een Jan Woutersz. tot stads
timmerman (architect) werd aangesteld op een
jaargeld van 12 Hollandsche schilden en een
nieuwen rok, of vier schilden in plaats daar
van. Met een knecht werkende, zouden ze
samen 12 grooten per dag verdienen. (Het
jaargeld van een eerste-rangs-bouwmeester
bedroeg dus 40 gld.)
In 1401 zond de graaf een hoop arbeiders,
om Stavoren van nieuwe of betere grachten te
voorzien, doch die arbeiders keerden onver
richter zake terug. In Juli zou de graaf nu
met een leger en een hoop werkvolk naar Sta
voren, doch hier kwam niets van.
Spoedig daarna werd een verdrag tot stand
gebracht: Stavoren bleef aan Holland en be
hield zijn rechten. Het St. Odulfus-klooster
moest onschendbaar blijven. In dezen vrede
waren ook Terschelling, Grind, Ameland en
de oostelijker eilanden begrepen. De onderdanen
van den graaf mochten vrij varen en handelen
op Harich, Harlingen en Holwerd, de Friezen
op Amsterdam, Hoorn en Enkhuizen. In tijd
van nood mochten de schepen ook de andere
plaatsen aandoen. Ook mochten de Vetkoo-
per-ballingen terugkeeren, zoodat de bekende
Rienk Bokkema weer te Sneek kon wonen.
In 1409 werd dit bestand te Stavoren ver
nieuwd.
De Friezen hadden er niet veel trek in, dat
de Hollanders steeds een bezetting te Stavoren
hielden. In 1414 werd er slappe wacht ge
houden. De Friezen wisten dit en bemachtig
den de stad den 12 Maart; de bezetting werd
later tegen losgeld vrijgelaten. De graaf van
Holland had het elders te druk om aan herove
ring van de stad te kunnen denken en zoo was
geheel Friesland weer vrij.
Koppen Jarigs, van Stavoren geboortig, had
belangrijk aandeel gehad in de twisten der Gro
ninger Schieringers en Vetkoopers. Doch in
1415 moest Koppen vluchten en werd te Sta
voren gedood.
hulde te doen en trouw te zweren,
schiedde den 14 Januari en
weer de oude privilegies der stad,
grijpt dat ’t den Staverschen te doen
vrijen handel in Holland te verkrijgen,
derzijds verleende Stavoren aan de Holland
sche schepen vrijdom van de z.g. bisschopstol-
len. (Deze tollen werden vroeger geheven ten
bate van den bisschop, doch nu ten bate der
stad.)
In 1353 sloten de Staverschen met den bis
schop een bestand, zeker naar aanleiding van
die tollen.
Vele Friezen van Westergo werden nu boos
op de Staverschen, omdat deze zich aan den
graaf onderworpen hadden; men wilde hen
zelfs uit Westergo weren. Maar Folkert, abt
te Stavoren en Tjomme, pastoor te Oosterbie
rum legden den twist bij en in een privilegie
brief kregen de Staverschen weer volle vrij
heid in hun verkeer met Westergo. Deze brief
luidde:
«Allen den genen, die dezen zullen zien of
Wij, gemeene Grietman
ende buurte
den jare des
een en vijftig
VL (Slot.)
In 1345 trok Willem IV met groote macht
naar ons gewest, want de Friezen wilden hem
niet als heer huldigen. Nu en dan stonden zij
te Stavoren tegen zijne beambten op. ’t Heet
dat er 85,000 man bijeengetrokken werd,
doch dit zal wel wat veel zijn. Op de Zuider
zee raakte de vloot met het landingsleger reeds
verstrooid. Jan van Beaumont landde ’t eerst
met de zijnen op de Zuidfenne (ten Z. van
Stavoren), die nu geheel door de zee verzwol
gen is. Hij raakte dadelijk met een troep
Friezen slaags zoiider den graaf af te wach
ten. De Friezen werden teruggedreven naar
de stad en ’t klooster, alwaar zij tot op ’t
kerkhof nagezet werden; van beide zijden vie
len er verscheidene dooden.
Doch nu werden in de dorpen de alarmklok
ken geluid en een menigte landvolk kwam op
zetten. Van Jan van Beaumont’s volk ont
kwamen nu maar weinigen. Pas was dit ge
beurd, of de graaf landde niet ver van ’t kloos
ter; hij hoorde, wat er gebeurd was en trok er
dadelijk met 600 man op los. Een dorpje bij
Stavoren werd in brand gestoken. De steeds
talrijker wordende Friezen vielen ’t leger des
graven aan en bijna allen, zoo mede de graaf
zelf, kwamen om. De overblijvende Hollan
ders vluchtten naarde schepen, doch verloren
op die vlucht nog veel volk, ’t Heet dat er
in ’t geheel 18,000 Hollanders, Zeeuwen en
Henegouwers bij dezen tocht 't leven lieten
en daaronder vele voorname edelen. Tien da
gen later zocht een afgezant van de gravin
weduwe ’t lijk des graven onder den hoop
dooden uit en begroef ’t te Oldeklooster, bij
Hartwerd.
Ter herinnering aan dezen gedenkwaardigen
slag stelden de Friezen een jaarlijksche feest
dag in, op dezen dag plechtig te Stavoren te
vieren.
De volgende graaf Willem V gaf kaper
brieven uit om de Friezen schade toe te bren
gen. Doch in 1348 kwam er een verdrag tot
stand, waarbij de Friezen onafhankelijk bleven.
In 1352 zond Stavoren drie afgevaardigden,
Tiedeman Tolnaar, Allart Ramshoorn en Rei
ner van Sudringe, naar Dordrecht om den graaf
I
1.
ia
ir-
1URANT.
I 1
I